3

Die zaterdagmiddag verscheen Dissie niet op de squashbaan met een gestreepte trui en een bermudabroek, maar droeg hij een witte korte broek, een pastelkleurig shirt en witte linnen schoenen. Met zijn getaande huid zag hij eruit als iemand die zijn leven op een zeilboot had doorgebracht. Hij reageerde op Myriams keurende blik door zich zo slank mogelijk te maken.

‘Kom,’ zei ze, ‘vijf minuten opwarmingsoefeningen.’

Ze kregen onmiddellijk het goede ritme te pakken. De stuitende bal en de zwiepende rackets klonken als muziek. Aan het geluid en het ritme ervan hoorde Myriam dat het een goede wedstrijd zou worden. Toen ze een paar minuten bezig waren, kwam uit het luidsprekertje boven de deur de vervormde stem van de uitbater. ‘Telefoon voor Myriam.’

Ze onderbrak het spel. ‘Een ogenblikje.’

In het kantoortje lag de hoorn naast het toestel.

‘Je weet toch dat ik geen telefoongesprekken aanneem als ik op de squashbaan ben’, zei ze tegen de uitbater.

‘Het is Jake Corbelle. Hij zegt dat het belangrijk is.’

Ze pakte de hoorn en probeerde haar stem vlak te houden. ‘Hallo, Jake?’

Zijn stem klonk opgewekt. ‘Ik wilde je bedanken, Myriam.’

‘Is dat je dringende boodschap?’ vroeg ze koel. ‘Waarom deed je dat niet toen ik je gisteren belde? Of was je te zeer buiten adem?’

‘God nee, Myriam. Dat was een flauwe grap van m'n vrouw.’

Ze werd nijdig. ‘Het klonk niet als haar stem.’

‘Het spijt me.’

‘Goed. Totziens.’

‘Wacht even, Myriam. Je moet me nog een keer helpen. Wil jij maandag voor mij…?’

Ze liet hem niet uitspreken. ‘Vraag dat maandag. Ik heb nu geen tijd.’

Hij liet zich niet uit het veld slaan. ‘Maandagmiddag vlieg ik naar Wenen. Toe nou, liefje. Al wat ik van je nodig heb, is dat je me voor m'n vertrek het originele waste-contract met Abu Dhabi even laat inkijken.’

‘Waar is dat goed voor?’ vroeg ze. ‘Je hebt er een kopie van in je eigen archieven.’

Hij lachte schaapachtig: ‘Je zult me niet geloven. Mijn kopie is verdwenen. Iemand heeft die verkeerd opgeborgen.’

‘Vraag Richard of Witman om een nieuwe kopie.’

‘Ik wil hen daarmee niet lastigvallen, liefje.’

Ze aarzelde. ‘Ik zal er maandag met Richard over spreken.’

‘Nee, liefje. Vooral dat niet. Denk erom. Je beloofde me je medewerking.’

Ze gaf toe. ‘Goed. Ik zal zien.’

‘Doe het, liefje. En nog iets. Het was echt m'n vrouw aan de telefoon.’

Ze werd opnieuw nijdig. ‘Verdomme, Jake. Ik ben je liefje niet meer. Jij slaapt met wie je wilt. Net als ik.’ Ze gooide de hoorn op de haak en liep met korte driftige pasjes terug naar de squashbaan.

Dissie stond in zijn eentje oefenballen te slaan.

Ze pakte haar racket en toste ermee. ‘Jij mag serveren. Laat maar eens zien waartoe je in staat bent.’

Hij begon met een rustige lob-service. Na haar gesprek met Jake had Myriam geen zin om de man te sparen. Met een bijna dierlijke kreet sloeg ze de bal zo onverwacht hard en snel vlak boven het tin, dat hij niet meer terug te slaan was. Genadeloos bleef ze haar tegenstander afmatten en onder druk zetten. Vijftien minuten later had ze de eerste set gewonnen, zonder dat Dissie meer dan een paar punten had gescoord.

De tweede set wilde ze hem verder afmaken. Ze wist dat het onrechtvaardig was en dat ze bezig was om Jake te slaan op de rug van een ander, maar Dissie begon weerstand te bieden. Hij ging nu volleren wanneer het maar mogelijk was en ze kreeg het gevoel dat hij haar even scherp in de gaten hield als een roofdier zijn prooi. Het werd nu evenzeer een mentaal als een lichamelijk gevecht.

Omdat ze hem niet meer kon overweldigen met superieur spel, zocht ze naar zijn zwakheden met afwisselend lange, minder lange of dwarse slagen en drop shots. Maar het was Dissie die haar blinde vlek vond in de let, de onbesliste slag die een speler mag vragen als hij meent dat hij belemmerd wordt door zijn tegenstrever. Meer en meer ging hij zich zo opstellen dat ze geen goed zicht op de bal had of, als ze de bal zou slaan zoals ze wilde, hem met het racket zou raken. De referee liet begaan en Myriam had er een hekel aan haar recht op een nieuwe slag op te eisen. Zelf ging hij – bijna brutaal – naar iedere bal en als ze niet snel genoeg de baan ruimde, drukte hij haar ruw opzij. De tweede set duurde bijna een uur en bleef spannend tot het einde. Tot ze de stand van 18-18 bereikten. Toen maakte Dissie twee keer na elkaar een beoordelingsfout bij de servicereturn. Dat betekende voor hem de nederlaag, maar Myriam hield er een onbevredigd gevoel aan over.

Ze dankten de referee en schudden elkaar de hand.

‘Gefeliciteerd’, zei Dissie. ‘Je bent te sterk voor mij.’

Myriam was daar niet van overtuigd. ‘Die laatste twee returns’, zei ze weifelend. ‘Het leek wel of je er de brui aan gaf.’

In zijn ogen verscheen een gele glans. ‘Dat doe ik nooit’, zei hij fel. ‘Je won omdat het de wil was van…’

‘Van wie?’ vroeg ze verward. ‘De referee?’

‘Nee, nee. Jouw wil. Je was gewoon sterker.’

Dit keer vertoonde zijn shirt donkere plekken van transpiratie en hij verspreidde een lichte, bijna dierlijke geur. De geur van een roofdier, dacht ze. Een gedachte die haar nerveus maakte.

‘Zullen we eerst douchen?’ vroeg ze. ‘Daarna praten we er nog over.’

Hij glimlachte een brede rij tanden bloot. ‘Ja. De verliezer betaalt. Dat is toch het gebruik, nee?’

Myriam bleef een hele tijd in de kleedkamer. Met de kleine handdroger had ze moeite haar lange haar helemaal droog te krijgen. Ten slotte bond ze het bijeen in een paardenstaart. Ze trok een gestreept katoenen T-shirt met rechtopstaande kraag aan, een nauwsluitend kort rokje en zwarte tricot kousen. Het waren jonge, speelse kleren.

Met zijn donkere zomerpak van Italiaanse snit viel Dissie onmiddellijk op tussen de T-shirts en de spijkerbroeken aan de bar. Hij glimlachte opgelucht. ‘Gelukkig. Ik dacht dat je al weg was.’

Ze wilde hem zeggen dat het niet haar gewoonte was mensen in de steek te laten, maar deed het niet.

‘Een biertje?’ vroeg hij. ‘Jullie maken heerlijk bier in dit lage landje.’

Dat landje irriteerde haar. ‘Nee. Een kruidenthee.’

Iemand legde zijn hand op haar schouder. ‘Dag Mynam. Ik zie Jake nergens.’

Geërgerd schudde ze de hand van zich af en ging aan een tafeltje zitten. Even later stond Dissie met de drankjes voor haar. ‘Mag ik naast jou zitten?’

‘Je kunt moeilijk blijven staan.’

Hij schoof naast haar, zorgvuldig iedere aanraking vermijdend. ‘Je bent toch niet boos om die twee domme punten, ja?’ vroeg hij op een toon of hij er spijt van had.

‘Goeie hemel,’ zei ze, ‘alsof die belangrijk zijn.’

‘Neenee, natuurlijk niet.’ Hij pakte zijn glas en dronk met lange teugen. ‘Wat denk je van maandag? Heb je dan nog een uur vrij voor mij?’

‘Het spijt me. Ik geef alleen les op vrijdag en zaterdag.’

Hij keek haar vragend aan. ‘Hoezo?’

‘Ik heb een deeltijdse baan, van maandag tot donderdag op een onderzoekscentrum in Mol. Dat is zestig kilometer van hier.’

Hij knikte begrijpend. ‘Jammer.’

Ze bestudeerde hem van opzij. Opnieuw kwam het profiel met de brede neus haar bekend voor.

‘Hebben we elkaar al ontmoet?’

Hij veegde wat schuim van zijn lippen. ‘Ja,’ zei hij min of meer verlegen, ‘ik heb jouw binnenkant gezien.’

‘Binnenkant? Waar heb je het over?’

‘Eh… wervelkolom.’

Opeens wist ze het. ‘De norse dokter. Bij Wilfrieds. Hij noemde je Daizy.’

Hij keek nog meer verlegen. ‘Het is Dissie, maar wordt eigenlijk Ditzy uitgesproken.’

‘De specialist in beenmergtransplantaties. Daarvan zul je in dit landje niet veel opsteken.’

Hij negeerde de toespeling. ‘Dat zou ik niet durven zeggen. Dokter Wilfrieds is een wijdvermaard specialist, voor wie we zelfs in de States ons hoofd ontbloten, eh… de hoed afnemen.’

‘Dat verklaart meteen je accent.’

‘Accent?’

‘Of woordkeuze. Je bent dus Amerikaan. Waar heb je Nederlands geleerd?’

‘Ik ben geen…’ Hij onderbrak zichzelf. ‘De universiteit van Detroit heeft een leerstoel Nederlands.’

Een groepje volleybalspelers met hun aanhang vulde de gelagzaal. Hun opgewonden stemmen brachten haar opnieuw uit haar humeur. Ze wilde weg, maar had geen zin alleen thuis te zitten.

‘Ik dacht dat je me ging uitnodigen voor een etentje.’

‘Etentje?’ Dissie glimlachte opeens breeduit. Een aardige, sympathieke glimlach.

Met Myriams Volkswagen reden ze naar Tops, een café-restaurant aan de Scheldekade met een jong en sportief publiek. Dissie was de hele tijd aan het woord. Hij was een uitstekend causeur en toen ze het drukbezette café bereikten, had hij haar boze bui om Jake bedolven onder een stortvloed van Smalltalk en anekdotes over ziekenhuizen en universiteiten. In het café hing een diffuus licht van rood-witte lampenkappen aan de wanden en flakkerende oliepitjes op de tafels. Ze zaten dicht tegenover elkaar aan een klein vierkant tafeltje, zodat hun knieën en voeten elkaar voortdurend raakten.

Dissie raadpleegde een beduimeld menu. ‘We drinken champagne, ja?’

Myriam dronk zelden alcohol. Ze wilde weigeren, maar in plaats daarvan vroeg ze: ‘Waarom? Wat valt er te vieren?’

‘Onze kennismaking’, zei hij glimlachend.

Ze zocht in zijn ogen naar scherts, maar zijn glimlach had plaatsgemaakt voor ernst.

‘Goed’, zei ze, zich opnieuw bewust van de dierlijke kracht die hij uitstraalde. ‘Maar soms is het beter iemand niet te goed te kennen.’

Zijn mond plooide zich in een kwajongensachtige lach die hem opeens veel jonger maakte.

‘Een joods spreekwoord zegt dat je elkaar beter kunt neuk… eh liefhebben, dan kennen.’

Ze lachte zonder verlegenheid. ‘Je bent toch niet joods?’

‘Nee, nee’, zei hij hoofdschuddend. De lach verdween van zijn gezicht. ‘Lijk ik op een jood?’

Ze keek verward. ‘Ik zou het niet weten. Ziet een jood er anders uit?’

Hij staarde haar aan met een vreemde uitdrukking op zijn gezicht. Toen knikte hij langzaam. ‘Soms wel. Soms wel.’

Ze keek hem na terwijl hij naar de tapkast liep en met de uitbater praatte. Hij kwam terug naar het tafeltje en spreidde zijn handen in een gebaar van onmacht.

‘Geen champagne. Hier drinkt men bier of vin du patron.’ Hij ging zitten en stootte met zijn knie tegen de hare.

‘Verontschuldig me, ja?’

‘Hemeltje,’ zei ze, ‘ga jij je iedere keer verontschuldigen als je me aanraakt?’

Zijn stem klonk verwachtingsvol: ‘Aanraken?’

‘Dansen, Yankee. Ik weet een leuke disco voor straks.’

Ze aten lamskoteletten, bereid met veel look, en dronken er een jonge koppige landwijn bij. De rook in het café was om te snijden en de stemmen rondom hen werden luider. Myriam kwam in de ban van de vreemde verteltrant van Dissie, waarin zinnen zich voortdurend ritmisch herhaalden en ze was zich intens bewust van zijn sterke, bewegende handen. Haar omgeving vervaagde en haarwaarnemingsveld spitste zich toe op zijn ogen, die een hypnotiserende invloed op haar gingen uitoefenen.

Het was halftwaalf toen ze het café verlieten. Door de koele nachtlucht voelde ze zich wat duizelig worden en ze overhandigde hem haar contactsleutel. ‘Wil jij rijden?’ vroeg ze, steunend op zijn arm. ‘Ik ben niet gewend wijn te drinken.’

In een lichte trance ging ze naast hem zitten en sloot haar ogen. Zijn woorden hadden een therapeutische uitwerking op haar gehad en alle hinderlijke gedachten of herinneringen weggewerkt.

Ze hoorde hem de auto starten en wegrijden, zonder haar de weg naar de disco te vragen. Dissie was een fascinerend man, hij gedroeg zich hoffelijk, discussieerde zonder enige terughoudendheid over cultuur en politiek en wist zich gelijktijdig te omringen met een mystiek die ze niet onder woorden kon brengen. Hij was een man van wie ze beslist meer wilde weten, al was het maar omdat het haar de episode met Jake zou doen vergeten. Ze opende haar ogen.

‘Ben je moe?’ vroeg hij bezorgd. ‘Wil je naar huis?’

Ze lachte. ‘Nee hoor. Wie weet wat voor verrassingen de nacht nog inhoudt.’

Hij stuurde de wagen de Quinten Matsijslei op en stopte voor een luxueus flatgebouw. ‘Ik heb hier een flat’, zei hij. ‘Van Dr. Wilfrieds, maar ik mag hem hebben voor de duur van m'n verblijf.’

Zonder te antwoorden stapte Myriam uit de auto en bleef onder de luifel op Dissie staan wachten.

Ze stond in het donker bij het raam en zag diep beneden haar de lichten van de lantaarns weerkaatsen in de vijver van het stadspark. Ze hoorde hem uit de badkamer komen, maar draaide zich niet om. Hij stak zijn hand uit en maakte de sluiting van haar beha los.

‘Je bent mooi, Myriam,’ fluisterde hij, ‘God, wat ben je mooi.’

Hij draaide haar om en trok haar naar zich toe. De haren op zijn borst raakten haar tepels. Het gaf haar een kriebelig gevoel.

Opeens wilde ze het uitstellen. ‘Nee!’ Met haar handen duwde ze tegen zijn borst om van hem vandaan te komen. Hij greep haar ruw vast en drukte haar omlaag zodat ze languit op het tapijt viel. Hij liet haar niet overeind komen, maar hield haar gevangen onder zijn gewicht. Ze schreeuwde het uit, beangstigd door de hitte die hij uitstraalde en die zich nu ook – op een wijze die ze nooit had gekend – van haar lendenen meester maakte.

Toen ze zich weer van haar omgeving bewust werd, lag ze alleen. Haar lichaam voelde pijnlijk aan en haar ademhaling ging gejaagd, maar stilaan werd die rustiger en een diep gevoel van welbehagen maakte zich van haar meester. Achter haar hoorde ze hem bewegen en ze keerde zich om. In het halfduister leek hij veel jonger. Hij stond met gespreide benen en keek op haar neer.

‘Was het lekker?’ vroeg hij.

‘Het was anders’, zei ze met een vreemd soort eerbied in haar stem. Toen sperde ze haar ogen wijd open. ‘Wel allemachtig! Hoewel je geen jood bent, heb je toch iets dat er sterk aan doet denken.’

Ze lagen op het bed, de lakens teruggeslagen. Myriam draaide zich op haar zij. In het licht van de bedlamp zag ze dat de haren op zijn borst grijs waren. Met haar hand streelde ze het kale deel van zijn schedel.

‘Vind je het erg?’ vroeg hij.

‘Wat?’

‘Dat ik m'n haar verlies.’

‘Goeie genade, nee. Het windt me op.’

Zijn witte tanden blonken in het schemerlicht.

‘Hoe oud ben je?’ vroeg ze.

‘Achtenveertig.’

‘Schaam je. Misbruik maken van mijn jeugd.’

Hij keek haar aan met een dromerige, tevreden glimlach.

‘Mohammed zei: De vrouwen zijn uw akker; gaat op uw akker hoe en wanneer gij wilt.’

‘Ik ben baas in eigen buik, vreemdeling.’

Hij trok een plechtig gezicht. ‘Helemaal niet, dame. Lees de koran. De tweede soera. Dat is het tweede hoofdstuk. Daarin geeft hij de mannen onbeperkte beschikkingsmacht over het lichaam van de vrouwen.’

Ze lachte. ‘Dat was vóór ik geboren werd.’

De telefoon rinkelde. Hij slingerde zijn benen uit het bed en liep naar de aangrenzende kamer. Zijn bewegingen deden haar opnieuw aan een roofdier denken.

Ze hoorde hem praten door de gesloten deur. ‘ Yes… No… NOT NOW!’ Daarna dempte hij zijn stem en ging over in een taal met vreemde keelklanken.

Toen hij binnenkwam, ging ze rechtop zitten. ‘Wie ben jij eigenlijk?’ vroeg ze. ‘Je bent besneden als een jood en je spreekt als een moslim.’

Zijn lichte ogen stonden kalm toen hij zijn blik op haar vestigde.

‘Mijn naam is Arafat bin Moestafa Dissie’, zei hij en zijn stem klonk rustig. ‘Bin betekent zoon van. Ik heet dus Arafat zoon van Moestafa Dissie.’

Zonder haar antwoord af te wachten draaide hij zich om en liep de kamer uit.

Ze staarde hem na.

Arafat?

Het was gewoon belachelijk.

Ze begon bijna te lachen, maar in plaats daarvan voelde ze tranen in haar ogen opwellen.

Godallemachtig, een Arabier!

Wie werd er nou verliefd op een Araher?