Eenendertig

RAS TABA (NEGEVWOESTIJN), 3 AUGUSTUS 1978

De PLO-vertegenwoordiger in Parijs, Ezzedin Kalak, wordt aldaar vermoord.
(Kroniek van de 20ste eeuw)

De Hercules klom gestadig.

Simon Hofman zat met zijn rug tegen de wand van de cabine. De hoogtemeter aan zijn pols wees vijfduizend voet aan; ze waren ongeveer halverwege het afwerppunt. Door het raampje aan de overkant zag hij de blauwe lucht boven de Negev. De khamsin, een hete, droge en harde woestijnwind, was sinds de vorige dag gaan liggen en had plaatsgemaakt voor een lichte crosswind vanuit het zuidoosten, die de hoog drijvende vederwolken meevoerde in de richting van de Golf van Eilat. Om zijn handen een bezigheid te geven, controleerde hij nogmaals zijn uitrusting: de handgrepen, de liessingels, de schoudergespen. Alles was correct afgesteld, dat kon ook niet anders, want de ‘fitting’ was vóór het instappen terdege gecontroleerd door de spronginstructeur.

De dropper, de meester aan boord wat het springen betreft, liet zich naast Simon op de bank vallen. ‘Over de parachute hoef je je geen zorgen te maken, Sasja. De sergeant-foerier heeft beloofd dat je hem mag omwisselen als hij het niet doet zoals het hoort.’

Het was een afgezaagde mop onder parachutespringers. Simon glimlachte plichtmatig.

‘Zenuwachtig?’

‘Altijd voor een sprong,’ antwoordde Simon. ‘Het liefst zou ik nu achter de stuurkolom zitten.’

‘Verbazend,’ zei de dropper. ‘Je bent de beste vrije-valspringer die ik ken. Daarom moet jij de plaatjes schieten.’ Hij voelde of het Canon-fototoestel stevig op Simons helm vastzat. De belichting stond op volautomatisch. ‘Waarom ben je gestopt met parachutespringen?’

Simon maakte een veelzeggend gebaar. ‘Ach, je weet wel. Moeders.’

‘Ik ken dat. Hoe dan ook, bedankt om voor sergeant Meyer in te vallen. Je weet dat de finale een combinatie is van formatiespringen en precisielanden?’

‘Ja.’

‘En denk eraan, Sasja. Geen laagtrekken. Wie in vrije val lager dan 2000 voet gaat, wordt gediskwalificeerd.’

‘Wees gerust.’

‘Mooi.’ De dropper stond op en gaf Simon een klapje op de schouder: ‘Mazzeltov.’

Simon trok de vilten handschoenen aan. Op tienduizend voet kon het behoorlijk koud zijn. Een halve dag lang hadden ze de bewegingen en de figuren die ze in de lucht moesten uitvoeren, op de grond ingestudeerd. Ze waren met zijn negenen en op een spronghoogte van tienduizend voet hadden ze vijftig seconden de tijd om de voorgeschreven figuur te vormen. Tien seconden daarvan hadden ze nodig om de juiste valsnelheid van 200 km/u te bereiken, twee seconden om de parachute te openen, dus bleven er maar…

Prepare for action!

Het waarschuwingssignaal zoemde en iedereen stond op, rustig, alsof ze de bushalte naderden en zich klaarmaakten om uit te stappen. Simon had het gevoel dat hij de enige was die zenuwachtig was. Een laatste keer voelde hij of alles goed zat: riemen, kabels, bril, helm. Het signaal zoemde twee keer kort na elkaar, de rode lamp floepte aan.

Action station!

In strakke cadans begaf de gereedstaande stick zich in de richting van het luik.

Stand by!

Het luik ging open; de luchtstroom zweepte Simon in het gezicht. De vijf mannen en vier vrouwen drongen bij elkaar om zo gegroepeerd mogelijk te springen. De dropper controleerde de vluchtas en gaf door de boordtelefoon zijn laatste instructie aan de piloot. ‘Cut!’

Het toerental van de motoren verminderde drastisch.

Green!

De springers sloten nog dichter aaneen.

Go! Go! Go!

Simon sprong als laatste in het ijle.

Adembenemend!

Angstaanjagend!

Hij oriënteerde zich.

De acht anderen leken al onbereikbaar ver onder hem. Hij nam een duikvluchthouding aan om hen in te halen. De negatieve G-krachten deden zijn wangen uitzakken zodat het leek alsof hij breed grijnsde, maar dat deed hij niet: hij schreeuwde van angst; hij jubelde van genot.

Wind!

Wind!

Hij remde af door zijn armen te spreiden. De formatie begon zich te vormen. Hij zwenkte naar rechts, zijn afgesproken plaats omdat hij de zon daar in een betere hoek kreeg, drukte af, schoof dichterbij voor close-ups van de grijnzende gezichten, drukte opnieuw af, een hand sloeg om zijn linkeronderarm, met een crawlslag trok hij zich naar rechts en hij sloot de formatie.

Grandioos!

Als vrije vogels in de lucht. Dit kon eindeloos doorgaan.

De mannen en vrouwen van de binnenste ring gaven met scharende benen het afgesproken teken.

Break!

Een voor een, rustig, alsof het een dagelijkse oefening voor een waterballet betrof, lieten ze elkaar los en draaiden ze met de klok mee, weg van de anderen, op zoek naar een veilig plekje in de oneindige ruimte om hun parachute te openen.

Pull out!

Zijn tanden klapten op elkaar toen het valscherm openschoot.

De wereld onder hem kwam tot rust. Twee minuten. Hij remde af, stuurde bij; zeshonderd meter vooruit lag de witte pijl die wees naar het target, een cirkelvormig uitgegraven oppervlakte, weer opgevuld met ronde keitjes om de landingsschok af te remmen. In het midden daarvan lag het dead center, een rond wit plaatje. Hij speelde met de remmen, wachtte tot een hoogte van honderd meter voor hij in de wind draaide. Zijn blik hechtte zich aan het ronde plaatje. De grond schoot op hem af, bliksemsnel. Op het laatste ogenblik trok hij zich op aan de achterste hangriemen, zodat hij horizontaal hing.

Hij kwam op de grond neer in stand-up, alsof hij van de treeplank van een koets afstapte, op twaalf centimeter van het plaatje.

Nadat ze gedoucht hadden en een schoon uniformhemd hadden aangetrokken, kwamen ze bijeen in een tent waarin een kantine was ingericht en waar straks de uitslag bekend zou worden gemaakt. Amelia Jackson zong I'll fly away en de vrouwen die bij het opstijgen zo beheerst waren geweest, kwetterden met haar mee en floten op hun vingers, zoals tieners tijdens een rockconcert. De mannen stonden in groepjes bijeen, dronken bier en zetten een gezicht alsof ze net het meest alledaagse karwei hadden geklaard. Simon hield zich wat afzijdig. Nu de adrenaline was uitgewerkt, voelde hij zich loom en leeg, als na een vrijpartij.

De journaliste, een brunette met een permanent wave en lange oorbellen van jade die bij de kleur van haar ogen pasten, kwam naast hem staan. Ze had een moeilijke naam, die hij nooit kon onthouden, maar hij wist wel dat ze er altijd bij was als het iets met vliegen of vliegtuigen te maken had. Ze droeg schoenen met dikke zolen en haar veelkleurige hemd hing los over haar spijkerbroek.

‘Mooi werk, Sasja,’ zei ze. ‘Proficiat. Je was het sluitstuk.’

‘Bedankt, eh… Nina?’

Ze glimlachte begrijpend. ‘Niasa Charazavour. Een Turkmeense naam. Het geeft niet, hoor.’ Ze had een mollig figuur en blozende kaken. Ze was wat ouder dan hij, vijf jaar schatte hij, en had iets moederlijks over zich.

Hij glimlachte terug. ‘Waarom noem je jezelf niet Nina Schwarz of zo?’

‘Nee, nee. Dat is te gewoon. Dan zouden de mensen me pas vergeten.’ Ze pakte hem vrijpostig bij de hand en trok hem mee naar de uitgang. In het voorbijgaan pakte ze twee blikjes Maccabee uit een krat en gaf er een aan Simon.

De rust buiten deed hem goed. De zon lag als een bloeddoorlopen oog laag boven de horizon en zette de woestijn in brand.

‘Mooi, hé?’ Ze trok het lipje van haar blikje en mikte het met een geroutineerde polsbeweging in een leeg vat dat als vuilnisemmer dienstdeed. ‘Hoe gaat het met het vliegen? Lukt het een beetje?’

Simon kneep de lippen op elkaar. Als het haar bedoeling was iets te weten te komen over het nieuwe Phantomtype, dan was ze aan het verkeerde adres.

Ze wees naar zijn linkerhand. ‘Ik bedoel je hand, Sasja. Je bent bij mijn weten de enige piloot die twee vingers mist en toch met Phantoms mag vliegen.’ Ze had een lage stem, als van een altzangeres.

‘O, dat.’ Hij grijnsde wat schaapachtig. ‘Een kwestie van relaties.’

Net voor de Russische SAM-6 zijn Skyhawk vernietigde, had hij zich met zijn schietstoel weten te redden. Hij was zwaargewond ergens in de Sinaï neergekomen en zou daar gestorven zijn, als hij niet was gevonden door een sergeant van de artillerie, die met een jeep de woestijn in was gevlucht nadat de manschappen van zijn observatiepost waren gesneuveld. In het ziekenhuis had hij een week tussen leven en dood gezweefd, maar hij had het uiteindelijk gehaald. Het enige zichtbare letsel was, dat het hem pink en ringvinger van zijn linkerhand had gekost.

Niasa dronk klokkend van het bier en boerde licht. ‘Sorry.’

Simon grijnsde.

‘Ik was vorige week op de luchtvaartshow in Engeland,’ zei ze terloops.

Hij was op slag geïnteresseerd. ‘Farnborough?’

‘De Russen demonstreerden er een nieuwe Tupolev, de TU-26 Backfire. Een strategische bommenwerper voor middellangeafstand met een vierkoppige bemanning. Het toestel haalt op grote hoogte met gemak Mach 2.’ Gedurende een vijftal minuten onderhield Niasa hem uitvoerig over nieuwe ontwikkelingen in de luchtvaart.

Simon luisterde geïnteresseerd. Niasa sprak met verstand van zaken, maar niettemin had hij het gevoel dat haar uitgebreide verslag slechts een inleiding was voor wat haar werkelijk op de lippen lag.

Niasa gooide haar hoofd achterover en dronk haar blikje leeg. ‘Ik ontmoette in Farnborough een Amerikaan uit Alaska,’ zei ze nonchalant. ‘Een opmerkelijk man. Zijn naam is Fariman.’ Ze veegde haar lippen af en keek hem aan. ‘Zegt die naam je iets?’

Hij zag zijn moeder opspringen en gesticuleren tegen de man met het vriendelijke gezicht en de verfijnde trekken, behalve dan de neus, want die leek gebroken. Ze had iets geroepen wat hij nauwelijks had verstaan. Terroristen! Ze zullen iedereen vermoorden, had ze geroepen.

Niasa keek hem onderzoekend aan. ‘Is er iets?’

‘Nee. Eh… die Amerikaan, hoe zag die eruit?’

‘Een knappe man. Donker haar, behalve aan de slapen. Opmerkelijke ogen. Zacht. Grijsgroen van kleur. Leeftijd vijfenveertig à vijftig jaar, zou ik zeggen. O, ja. Er was iets met zijn neus. Die is gebroken geweest, denk ik. Maar het maakte hem er niet lelijker op.’

Simon schudde het hoofd. ‘De naam zegt me niets.’

Niasa deed een stapje achteruit en keek Simon met half dichtgeknepen ogen aan, zoals een schilder zijn schilderij bekijkt. ‘Weet je, je hebt wel wat van hem weg. Dezelfde lichaamsbouw, dezelfde kleur van ogen, hetzelfde haar.’ Ze raakte met het topje van haar wijsvinger zijn neus aan. ‘De neus weet ik niet.’

‘Een joods type dus.’ Simon voelde een opkomende hoofdpijn. Hij drukte het bierblikje tegen zijn voorhoofd voor koelte. ‘Je doet alsof ik hem zou moeten kennen. Waarom? Kent hij mij?’

‘Dat heeft hij niet gezegd. Maar hij kent wel Sharon Hofman. Hij vroeg naar haar adres. Sharon Hofman is de moeder van Simon Hofman.’

Simon bestudeerde de kleine lettertjes op het bierblikje. ‘En?’

‘En wat? Je denkt toch niet dat ik mesjoche ben? Een jood geeft een goj geen informatie over een andere jood.’

‘Vanzelfsprekend.’ Simon was even stil. ‘Wie is Simon Hofman?’

Niasa keek Simon recht in de ogen. Ze glimlachte. ‘Kom nou, Sasja,’ zei ze zacht. ‘Ik weet immers wie je bent. Ik was achttien toen ik in Schönau door jouw vader uit de brand werd gered. Mijn oudere broer had minder geluk.’

Simon verstijfde. ‘Ik herinner me niet jouw naam op de lijst van overlevenden te hebben gezien.’

‘Die vind je onder Tredjakov,’ zei ze. ‘Charazavour is de naam van de man met wie ik twee jaar getrouwd ben geweest. Het huwelijk stelde zo weinig voor dat ik er toch iets uit wilde overhouden.’

‘Wat doet je denken dat ik Simon Hofman ben?’

‘Bij onze eerste ontmoeting dacht ik al dat ik je ergens van kende, maar pas na het gesprek met Fariman bracht ik je in verband met de Hofmans uit het doorgangskamp. Ik ben op onderzoek uitgegaan. Over de dood van je vader, Samuel Hofman, bestond geen twijfel, maar niemand van de overlevenden die ik heb ondervraagd, heeft het lichaam van zijn zoon gezien.’

Simon ademde diep in. ‘Ik ben Samuel Hofmans zoon niet. Simon is dood.’

Haar blik werd zacht. ‘We zijn allemaal gevangenen van het verleden, Sasja. Je hoeft niet bang te zijn. Ik houd mijn mond wel.’

Simon tuurde naar de roodbruine rotsen aan de horizon. ‘Wat had Fariman nog meer te vertellen?’

‘Dat hij je moeder erkentelijkheid verschuldigd is voor iets wat lang geleden gebeurd is. Na de aanslag op het vluchtelingenkamp was hij jullie uit het oog verloren.’

‘Wat weet je nog meer over hem?’

‘Dat hij stinkend rijk is. Hij was in Farnborough met een eigen straalvliegtuig. Een Learjet 35A Executive. Hij is eigenaar van A.A.D., wat staat voor Alyeska Air Development, en heeft medezeggenschap bij Humble Oil Alaska en bij TAPS, het Trans-Alaska Pipeline System. Met andere woorden: een oliebaron. Tussen haakjes: Alyeska is de eskimonaam voor Alaska.’

‘Je hebt je huiswerk goed gemaakt.’

‘Beroepsmisvorming, Sasja.’

‘Vanwaar die belangstelling? Je gaat toch niet van iedere rijke Amerikaan de stamboom na.’

‘Nu je het zegt, dat was het wat mijn aandacht trok. Zijn afkomst. Fariman is een Oudiraanse naam en komt ook wel eens voor in Turkmenistan. De twee landen grenzen immers aan elkaar.’ Ze kwam dichterbij staan en hij voelde haar warme adem op zijn gezicht. ‘Via een vriend bij de New York Times, die dan weer een vriend in Washington heeft, kwam ik te weten wat officieel over hem bekend is. Hij is geboren in 1925 in de Perzische stad Kermansjah en groeide op in een intellectueel milieu. Zijn vader, Fazzolah Fariman, studeerde in Frankrijk en zou in 1944 in botsing gekomen zijn met de Britse bezetter, waarna hij met zijn gezin zou zijn uitgeweken naar de Verenigde Staten. De jonge Fariman groeide in Amerika op en was al vroeg bezeten van alles wat met vliegtuigen en de luchtvaart te maken heeft, maar onder druk van zijn vader studeerde hij economie in Zürich en Los Angeles.’

Simon staarde over de snel donker wordende woestijn. Toen hief hij zijn hoofd op. ‘Zou zijn uitgeweken, zei je?’

‘Ja. Toen mijn vriend van de New York Times bij de immigratiediensten wilde checken hoe en wanneer Fariman Amerika is binnengekomen, werd de informatie hem geweigerd. Het betrof een afgehandeld dossier.’

‘Niet zo uitzonderlijk voor een oliebaron. Die lui worden beschermd.’

‘Zeker. Maar het wordt wel boeiend als zo'n rijke stinkerd zich plots voor een arme joodse piloot gaat interesseren. Of niet soms?’

Achter hen in de tent barstte een gejubel los, toen de jury de winnaars van het formatiespringen bekendmaakte.

Simons mond bewoog, alsof hij met zichzelf een debat voerde. Toen hij haar weer aankeek, had hij zijn beslissing genomen.

‘Ik ken geen Fariman,’ zei hij. ‘En ik voel er niets voor het verleden op te rakelen, alleen maar omdat hij mijn moeder heeft gekend.’

Niasa kneep het bierblikje in elkaar en mikte het met een haakworp in de vuilnisemmer. Ze was vast ooit een sterspeelster in het Turkmeense nationale basketbalteam geweest. ‘Ik begrijp je, Sasja. De volle honderd procent.’ Met twee vingers haalde ze een visitekaartje uit het borstzakje van haar hemd. ‘Hij gaf me dit telefoonnummer voor het geval ik ooit Simon Hofman tegen het lijf zou lopen.’

In de tent werd zijn naam geschreeuwd: ‘Sasja! Sasja! Sasja!’

Hij aarzelde, maar pakte het kaartje toch aan. ‘Wat moet ik ermee?’

Ze gaf hem een moederlijke kus op zijn voorhoofd. ‘Als je ooit hulp nodig hebt in verband met Fariman of zo, bel dan naar de Jerusalem Post. Die weten me wel te vinden.’

Haar achterwerk schuddend als een starlet op de Promenade des Anglais, beende ze de tent in. In het voorbijgaan pakte ze nog een blikje Maccabee uit het krat. Twee seconden later werd ze door de feestvierende meute opgeslokt.

De zon was ondergegaan, en de maan hing aan het uitspansel als een enorme zilveren schijf, die met de losse stenen en de zachte aarde van de woestijn een spel van licht en donker speelde. Simon werkte zich door een ondiep ravijn en over een lage bergkam die steil naar het strand van Ras Taba afliep, waar hij met opgetrokken knieën en nietsziende ogen op een zwaar geërodeerde rots naar het kolkende schuim van de branding bleef zitten turen.

Herinneringen spoelden over hem heen, zoals de golven die op de rots uiteenspatten.

Beelden van zijn moeder, die hem, toen ze in Israël woonden, 's avonds hielp met zijn huiswerk. Hij was geen uitzonderlijk goede leerling geweest, behalve als het iets met vliegtuigen te maken had. Alles wat vliegen betrof, kende hij uit een vorig leven.

In zijn gedachten zag hij haar in het uniform van het stadsziekenhuis in Kfar Saba, waar ze als medisch assistente werkte. Hij zag haar voor zich, hoe ze bij een bezoek aan de kibboets, aan het Meer van Galilea, 's avonds met Nanne, haar vijf jaar jongere zuster, bij het kampvuur met de andere jonge mannen en vrouwen lachend en met rode wangen van opwinding de Hora danste. Dat waren enkele van de weinige vrolijke momenten in haar leven geweest.

Hij herinnerde zich haar als een jonge, knappe vrouw, die op hoge hakken en in een strakke rok over de fraaie promenade van Hayarkon Street in Tel Aviv paradeerde. De mannen staarden haar na en een groepje jonge rekruten begon, toen ze passeerde, ‘Standing on the corner, watching all the girls go by’ te fluiten. Hij was toen twaalf, een leeftijd waarop je niet naast je moeder loopt. Die dag was hij jaloers en tegelijk trots op haar geweest.

Hij probeerde soortgelijke beelden van zijn vader op te roepen, maar dat lukte niet. Bij hem hoorden andere beelden. Samuel Hofman was getekend door de shoah, de holocaust. Hij had zijn ouders en broers zien wegvoeren naar de vernietigingskampen van nazi-Duitsland. Zelf was hij ondergedoken en hij had de rest van de oorlog als lid van een verzetsgroep joodse vluchtelingen via Zwitserland of Spanje naar Engeland geholpen. Daarna kende hij nog maar één doel in zijn leven: een veilig thuisland helpen bouwen voor de joden. Meestal was hij maanden aan een stuk van huis en als hij dan thuiskwam, nam hij zijn zoon mee naar Yad Vashem, het sobere monument gewijd aan de zes miljoen joden die zijn gestorven door toedoen van de nazi's. Of hij nam hem mee naar Massada, een vesting op de top van een 440 meter hoge rots in de heuvelachtige, dorre steenwoestijn van Judea, waar het joodse verzet tegen de Romeinen na de val van Jeruzalem drie jaar had standgehouden en waar de belegerden ten slotte de zelfmoord hadden verkozen boven de slavernij. Zijn vaders leven was gekarakteriseerd geweest door de filosofie van ‘Massada zal nooit meer vallen’.

Een intense vermoeidheid dreigde Simon te overmannen. Hij strekte zich uit en sloot zijn ogen.

Het was een lange periode van schrijnende pijn, waarin duisternis en licht elkaar afwisselden zonder dat hij zich van de tijd bewust was. Hij hoorde de deur opengaan en maman kwam binnen met haar schoenen in de hand en haar tas onder haar oksel geklemd.

Hij ging rechtop zitten en hoestte bloed op.

Het is oké, maman. Vader mankeert niets,’ zei hij langzaam en met veel inspanning, maar ze hoorde hem niet. Ze draaide hem op zijn zij en wreef de doorgelegen plekken met iets in. De dokter kwam nu ook hun kant uit en riep in het Ivriet dat ze hem drie cc tetracycline moest geven en dat ze moesten gaan liggen want dat de terroristen achter hen op de loer lagen.

En telkens als hij wilde omkijken om te weten wie het op hen gemunt had, werd de pijn ondraaglijk en verspreidde een verdovend gevoel zich bliksemsnel door zijn lichaam, zodat de communicatie tussen zijn hersenen en zijn perifere zenuwstelsel werd lamgelegd.

Hij werd wakker door de scherpe kanten van de rots die in zijn nek drukten. Lang had hij niet geslapen, want de maan had zich maar een paar graden naar het oosten verplaatst. Hij ging op zijn hurken zitten en masseerde zijn nek.

De herinneringen aan de laatste dramatische ogenblikken in Schönau en aan zijn verblijf in het ziekenhuis waren altijd vaag en verward gebleven.

De Aliyah Beth had hem onder haar hoede genomen. Hij kreeg een nieuwe identiteit: Sasja Tsoerov. Zijn echte naam, Simon Hofman, werd samen met die van zijn vader opgenomen in de lijst van omgekomen slachtoffers, die wereldwijd werd bekendgemaakt. Hij werd met een militair vliegtuig naar Israël gevlogen. De eerste weken hing zijn leven aan een zijden draad en daarna volgde een langdurige periode van herstel in het Hadassah Ein Kerem-ziekenhuis in Jeruzalem. De lijfelijke pijn maakte langzaam plaats voor een onbestemd soort van pijn, die zijn bewustzijn verdoezelde. Hij probeerde niet eens te weten te komen wat er precies was gebeurd, de verschrikking was te groot. De eerste jaren leed hij meer onder de depressieve toestand van maman dan onder het verlies van zijn vader. In die gemoedstoestand legde hij de gelofte af de zaak te laten rusten.

Nadat hij uit het ziekenhuis was ontslagen, werd hij bij tante Mitra in het gezin opgenomen. Zijn tante woonde toen al twaalf jaar in Haifa onder de naam Weisman en dat werd door de Aliyah Beth als een voldoende dekmantel beschouwd. Op zijn zestiende nam hij dienst bij de luchtmacht. De luchtmacht werd zijn vader en zijn moeder, de cockpit van het vliegtuig zijn thuis.

Het veeleisende bestaan van beroepspiloot bij de luchtmacht verdrong Schönau an der Donau naar de achtergrond. Op sommige dagen had hij het moeilijker, zoals op Jom Kippoer of Rosj-Hasjanàh, het joodse Nieuwjaar, wanneer zijn kameraden voor de rituele bezinning naar huis trokken. De beste therapie was dan in zijn Phantom F4 boven de kale hoogvlakten en imposante kraters van de Negevwoestijn te vliegen of boven de Golanhoogte de geluidsmuur te doorbreken.

Simon zag hoe de blauwzwarte zee door het maanlicht naar haar golftoppen toe steeds transparanter werd. Het gesprek met Niasa over haar ontmoeting met Fariman had de oude wond opnieuw opengereten. Hij had het gevoel dat ze dit keer niet vanzelf zou helen.

Misschien wel voor het eerst ging hij bewust nadenken over de uren die aan de aanslag waren voorafgegaan. Van het gesprek met zijn moeder, terwijl ze naar het kamp reden, herinnerde hij zich slechts wat onsamenhangende flarden. Hij wist nog dat Fariman de piloot was van een helikopter die met twee passagiers in het Zagrosgebergte was neergestort. In het klooster van Pa Nesar had zijn moeder hem medische zorgen verstrekt.

Simon dwong zijn onwillige geest nog meer prijs te geven. Er was iets met een Perzische machthebber geweest. Had zijn moeder een naam genoemd? Hij kon het zich niet herinneren. Wel dat die machthebber haar ervan had verdacht een tegenstander van de Perzische monarchie te zijn. Daarom liet hij haar vervolgen. Zelfs veertien jaar daarna nog.

Simon sprong op en schopte in het zand. Wie was zo haatdragend dat hij zich na al die jaren nog zoveel moeite getroostte? En wie was daar machtig genoeg voor? Simon keek naar zijn schoenen. Een van de veters zat los en hij strikte hem langzaam en weloverwogen.

Alleen de sjah van Perzië had zoveel macht.

Was het mogelijk dat de twee passagiers sjah Reza Pahlavi en koningin Soraya waren geweest? Simons moeder had iets gezegd over een volksoproer in Teheran. Kon het zijn dat de sjah voor de opstand op de vlucht was geslagen en boven het Zagrosgebergte was neergehaald?

Zijn moeder was bij de sjah in ongenade gevallen. Waarom? Waarom had Fariman haar geholpen weg te komen? Hij had haar helpen ontsnappen, maar waaraan dan?

Simon hoorde motorgeluid, in de verte. Het kwam zijn kant uit. Hij sprong overeind en liep langs het strand in de richting van de Egyptische grens. Het water spoelde over zijn schoenen, maar hij nam daar geen notitie van.

Hij hoorde opnieuw de wanhopige uitroep van zijn moeder. Maar Simon toch! Begrijp je dan niet dat het hun om jou te doen is?

Had het met bloedwraak te maken? Zoals de vendetta in Sicilië? Wilden ze haar treffen via haar zoon?

Hij bleef een ogenblik staan, raapte een stuk hout op en gooide het in de aanrollende branding. Hij liep weer verder. Hele zinnen schoten hem te binnen. Er zijn zaken die tegen je eigen zoon moeilijk onder woorden te brengen zijn, Simon.

Het leek wel of ze zich schaamde.

We praten er verder over als je vader erbij is.

Hij weigerde die gedachtegang te volgen. Vader was er niet meer. Er was niemand meer.

Bestond er een verband tussen de aanslag in Oostenrijk en het incident met zijn moeder en de sjah van Perzië? Hij had ooit wraak gezworen. Maar wat kon hij, een eenvoudige joodse jongen, uitrichten tegen een rijk en machtig monarch, die over een van de best bewapende legers ter wereld beschikte? Zijn luchtmacht telde meer F-16 gevechtsvliegtuigen en AWACS-radarvliegtuigen dan die van al de Europese NAVO-landen samen. De sjah stond bekend als westersgezind en onderhield diplomatieke relaties met Israël. Zou zo'n man een heel vluchtelingenkamp laten uitmoorden, alleen om een vrouw te straffen die hem in zijn waardigheid had gekrenkt?

Het leek hem onwaarschijnlijk.

Simon concentreerde zich op wat hij wist over Fariman. Volgens zijn moeder stamde hij af van een rijke Perzische familie en was hij naar Amerika uitgeweken om het toenemende fundamentalisme van de islamitische samenleving te ontvluchten. Wanneer? Volgens Niasa in 1944. Hoe kon hij dan negen jaar later als privé-piloot van de sjah in Teheran opduiken, midden in een minirevolutie?

De enige verklaring daarvoor was dat Fariman een agent van de CIA was. Het was algemeen bekend dat de putsch van 1953 het werk was geweest van de CIA.

Tenzij natuurlijk de Fariman van Pa Nesar en van Wenen niet dezelfde persoon was als de oliebaron die Niasa in Farnborough had ontmoet.

Simon bleef staan.

Er was maar één man die hem wijzer kon maken: Fariman zelf.

Traag, heel traag, begon het beeld van de man die hij in Wenen had ontmoet, in zijn geest vorm te krijgen.

En tegelijk herinnerde hij zich dat er tussen Fariman en zijn moeder iets was geweest wat hij niet begreep. Hij zag weer hun vertrouwelijke manier van omgaan, de kleine aanrakingen, waaraan hij zich min of meer had geërgerd, omdat hij zich buitengesloten voelde.

‘Het is oké, maman. Vader mankeert niets.’

Sharon lachte door haar tranen heen. Ze nam Simon in haar armen en kuste hem en woelde met een hand door zijn haren.

Simon schreeuwde het uit.

Hij schopte zijn schoenen uit en trok zijn kleren van zijn lijf. Naakt en op zijn blote voeten rende hij over het rotsachtige strand, de pijn aan zijn voetzolen negerend, en hij dook met een rauwe kreet in het water.

De golven beukten hem tegen een uit het water oprijzend rotsblok en hij haalde zijn handen en zijn knieën eraan open toen hij zich afduwde en verder zwom, weg van het eindeloze gevecht om zeggenschap en macht, vrijheid en onafhankelijkheid, dood en ellende.

Een halfuur later kroop hij uitgeput uit het water.

Niasa stond hem bij zijn kleren op te wachten. Hij liep naar haar toe, zich niet bewust van zijn naaktheid. Ze vroeg niet wat hem scheelde – ze was Demeter, godin en moeder aarde – en ze opende haar armen en hij vlijde zijn hoofd tegen haar boezem en toen ze hem in haar schoot geleidde, realiseerde hij zich pas dat ze de hele tijd naakt was geweest. Ze sprak kleine, troostende woorden en in haar armen voelde hij zich veilig en geborgen. Hij groeide tot twee meter groot en toen hij zich in haar uitstortte, kuste ze het zoute water uit zijn ogen, dat niet alleen van de zee afkomstig was.