Zeventien
CHINVAT (TEHERAN), 22 MEI 1967
Fariman zette de veldkijker naast zich neer en leunde met half toegeknepen ogen in de armstoel, die alleen op de twee achterste poten steunde. Darius en Cyrus hadden het moeilijkste deel van de afdaling achter de rug. Nu kon hij hen met het blote oog volgen.
Zijn broer hield niet langer een monoloog, want af en toe boog hij het hoofd opzij om het antwoord van Cyrus beter te kunnen verstaan. Ze hadden vermoedelijk een nieuw thema aangesneden, want Cyrus had de beleefd-afstandelijke houding die hij soms kon aannemen, laten varen.
Cyrus maakte een sprongetje in de lucht en Fariman vroeg zich af wat zijn broer gezegd kon hebben om Cyrus zo geestdriftig te laten reageren.
Vader en zoon verdwenen achter de bakstenen muur van de omheining.
Fariman beet op zijn onderlip. Hij was speciaal overgekomen om het naujote bij te wonen, maar zijn vliegtuig had vertraging gehad en zijn broer had niet op hem gewacht. Vroeger zou Darius dat wel hebben gedaan, maar sinds Pa Nesar was zijn broer nooit meer dezelfde geweest. Farimans gedachten dwaalden af naar wat nu al bijna veertien jaar geleden was gebeurd.
Fariman hoorde het tinkelen van instrumenten die op de roltafel werden gelegd. Hij opende zijn ogen. In het flakkerende schijnsel van de olielampen zag hij hoe een monnik in een blauwe kiel, met om zijn buik een touw, waaraan een paternoster bengelde, een kruisbeeld van de grond opraapte en aan de muur hing. Vaag stond het hem voor dat het kruisbeeld als wapen gebruikt was om iemand de hersens mee in te slaan, maar hij was er niet zeker van of hij de dader of het slachtoffer was.
Met enige moeite draaide hij zijn hoofd opzij.
Op het bed lag een man die eruitzag alsof hij dood was. De monnik stond over hem heen gebogen en lichtte een voor een de oogleden van de man op. Pas toen de monnik zich opgericht had, zag Fariman wie het was.
God, o God, het is mijn broer! Ik heb mijn broer gedood!
De monnik knikte Fariman geruststellend toe. ‘Il va bien,’ zei hij. ‘Il dort.’
Daarop verliet de man de kamer.
Fariman piekerde erover hoe hij ertoe gekomen was zijn broer neer te slaan. Zoals op een foto in een ontwikkelingsbad figuren geleidelijk zichtbaar worden, begon zich langzaam in zijn gedachten een beeld te vormen van wat er was gebeurd. Hoe duidelijker het beeld werd, hoe meer hij ervan overtuigd raakte dat hij een rechtvaardige daad had verricht: hij had niet zijn broer neergeslagen, maar de demon die hem had bezeten. Als hij dat niet had gedaan, zou de demon de spenta hebben vernietigd met wie hij een verbond had gesloten.
Dichtbij, in de gang, werd een begrafenispsalm ingezet. Onsterfelijke, altijd nieuwe woorden werden door twee mannen en een vrouw gedempt maar luid genoeg gereciteerd.
De stoet verwijderde zich: ‘Ga heen, rust wel en herrijs voor uw bestemming…’
Het duizelde hem. De op spreektoon gezongen woorden verplaatsten zich naar het grensgebied van zijn bewustzijn.
Darius schudde hem wakker. ‘Waar is ze naartoe?’
Fariman had tijd nodig om bij zijn positieven te komen. ‘Wie?’
‘Sharon Stern. De vrouw die jou heeft geopereerd. Waar is ze?’ Darius' woede was beangstigend.
Door het raam van de cel sijpelde daglicht naar binnen. Er moest bijna een dag verlopen zijn sinds hij zijn broer buiten westen had geslagen.
‘Ik weet het niet.’
Darius sloeg met zijn vuist op de rand van de operatietafel. De brute beweging was blijkbaar meer dan zijn geteisterd hoofd kon verdragen, want hij vertrok zijn gezicht in een grimas en tastte behoedzaam naar zijn achterhoofd. Opeens keek hij Fariman wantrouwig aan. ‘Wie was het, Fariman? Ik weet zeker dat jij het weet. Wie heeft me die streek geleverd?’
Fariman sloot zijn ogen, niet in staat te antwoorden.
Darius boog zich over hem heen. ‘Als ik de dader te pakken krijg, laat ik zijn handen afhakken,’ siste hij. ‘Het kan me niet schelen wie het is.’
Vanuit de deuropening klonk de stem van de monnik. ‘Het was haar vader, Agha.’
Darius richtte zich zo heftig op dat hij door duizeligheid werd overvallen en steun moest zoeken aan de instrumententafel. Zijn hand omklemde een scalpel. ‘Breng hem hier! Ik zal met hem afrekenen.’
‘De arme man is dood, Agha. God hebbe zijn ziel. De emotie was hem te veel.’
Darius hield het ontleedmes onder de neus van de monnik. ‘Ik geloof je niet.’
De monnik bleef kalm. ‘Ik kan u zijn graf tonen, als u dat verlangt.’
‘En de vrouw? Waar is ze?’
‘Vertrokken, Agha. Ze is ver buiten uw bereik.’ De monnik richtte zijn ogen op het kruisbeeld aan de muur. ‘God heeft haar onder zijn hoede genomen.’
Darius was een paar ogenblikken sprakeloos bij zoveel brutaliteit. Met een woest gebaar gooide hij het scalpel tegen de muur. ‘Dat denk je maar,’ snauwde hij. ‘Ik zal haar krijgen. Al moet ik er de hele wereld voor op zijn kop zetten.’
Fariman zag dat de paleiswachters de ingangspoort openden om Darius en Cyrus binnen te laten. Toen vader en zoon naast elkaar onder de poort door liepen, werd boven hun hoofden het symbool van God – een mannelijke romp met de vleugels en de staart van een vogel – kortstondig door een gouden gloed omringd. Het verschijnsel werd veroorzaakt door de ondergaande zon, maar voor Fariman leed het geen twijfel dat zijn broer zijn aankomst precies zo had getimed, dat het leek of God hem verwelkomde. Darius liet zelden iets aan het toeval over.
Darius en Cyrus liepen verder in de richting van het hoofdgebouw, met verende pas, alsof ze een kort wandelingetje door de tuin hadden gemaakt en niet net de Tharis hadden beklommen. Wat verder bleven ze staan en ze glimlachten naar elkaar. Fariman hield zijn blik op hen gericht. Hij wist niet van wie van de twee hij het meest hield.
Toen ze opnieuw in beweging kwamen, merkte Fariman op dat Cyrus aan Darius' rechterkant liep, wat in Perzië de hoogste ereplaats is. Vroeger had Fariman die plaats af en toe bij een staatsiediner mogen innemen.
Er was veel veranderd sinds Pa Nesar en de geboorte van de troonopvolger.
Aesma, de aartsdemon van razernij en moordlust, had zijn broer in zijn macht en liet hem door de gangen rennen, roepend en tierend als een bezetene. Toen Darius er ten slotte van overtuigd raakte dat Sharon niet meer in het klooster was, wilde hij haar met de jeep achternagaan. De jeep stond buiten de poort, in het contactslot zat geen sleutel.
Darius stak een hand uit naar abbé Ricardine, de handpalm naar boven gericht. ‘De sleutel?’
De monnik schudde het hoofd, maar voor hij een woord had kunnen uitbrengen, pakte Darius zijn linkerhand beet en brak hij zijn pink.
De monnik steunde. ‘Er is geen…’
Darius ontwrichtte Ricardines duim.
Met zijn tanden op elkaar gebruikte de monnik zijn andere hand om de sleutel uit een zak van zijn kiel te vissen. ‘Maar u zult niet ver komen, Agha. Er is niet voldoende…’
De rest van zijn woorden ging verloren in het lawaai van de motor die aansloeg. Darius ging ervandoor in een wolk van stof en opspattend grind.
De jeep verdween achter de bocht. Fariman kon hem niet zien maar hoorde hoe Darius de motor en de versnellingsbak martelde. Drie minuten later sloeg de motor af.
Fariman stond naast de monnik bij de poort. Ook broeder Dieter had zich bij hen gevoegd. In de ijle berglucht hoorden ze hoe Darius bleef proberen te starten tot de batterij leeg was.
Het duurde een hele tijd voor Darius van achter de bocht te voet tevoorschijn kwam. Toen hij abbé Ricardine zag, vertrok zijn gezicht van woede.
‘Ik probeerde het u te zeggen voor u wegreed, Agha,’ zei de monnik verontschuldigend. ‘Er was geen benzine genoeg.’
‘Haal een jerrycan en vul de tank bij.’
Abbé Ricardine klemde zijn pijnlijke linkerhand onder zijn oksel. ‘We hebben geen druppel meer in huis, Agha. Het spijt me.’
Darius balde zijn vuisten en even zag het ernaar uit dat hij de oude man in elkaar zou rammen.
‘Vergeet die vrouw nu maar, Darius,’ zei Fariman. ‘Laten we liever een middel bedenken om hier weg te komen.’
Darius kalmeerde. Hij keek peinzend naar zijn broer. ‘Je weet dus niet wie mij heeft neergeslagen?’
De monnik antwoordde in Farimans plaats. ‘Ik zei al dat het haar vader was, Agha. Hij lag in de ziekenkamer een paar cellen verder. Hij hoorde dat zijn dochter in nood verkeerde en kwam haar te hulp. Hij sloeg u met een kruisbeeld op het hoofd.’
Fariman dacht dat Darius opnieuw in woede zou uitbarsten, maar zijn broer wist zich te beheersen. ‘Waar is hij?’
‘In de hemel, naar ik hoop, Agha. Onder de hoede van zijn Heer.’ De monnik sloeg met zijn gezonde hand een kruisteken.
‘Ik geloof je niet. Een oude vent met een hartinfarct.’
‘We hebben hem begraven. Ik zal u het graf tonen.’
‘Je zult nog meer doen. Je zult hem opgraven.’
De monnik keek geschokt op. Voor hij kon protesteren werden ze opgeschrikt door het floepende lawaai van een helikopter. Ze keken allemaal gelijktijdig omhoog. Een S-55, nog in de groen-wit-rode kleuren en met de kentekens van de Anglo-Iranian Oil Company, kwam van achter een bergwand tevoorschijn en bleef als een reusachtige spin boven hun hoofden hangen, op zoek naar een landingsplaats.
‘De wereldheerschappij der Perzen.’
De eerzuchtige woorden van Darius Razdi deden Fariman de ogen openen. Zijn broer en Cyrus waren tot op een meter of twintig genaderd en bleven staan. Fariman richtte zich half op met de bedoeling ongemerkt het terras te verlaten, maar toen drong de betekenis van het gesprek dat hij ongewild afluisterde tot hem door. In plaats van weg te gaan liet hij zich dieper in zijn stoel zakken. Darius had Cyrus niet alleen haoma leren bereiden, hij had hem blijkbaar ook deelgenoot gemaakt van zijn idee-fixe om zijn macht over de rest van de wereld uit te breiden.
Fariman klemde zijn kaken op elkaar. Tot nu toe was hij de enige geweest die door Razdi in vertrouwen was genomen. Hij sloot zijn ogen weer en vroeg zich af hoe en waarom hij dat vertrouwen verspeeld had.
De eerste maanden na hun terugkeer in Teheran zag het ernaar uit dat Darius het incident met Sharon vergeten was. Voor Farimans broer volgden er eerst een paar tumultueuze weken, waarin Mossadegh ten val werd gebracht en generaal Zahedi als hoofd van de regering werd geïnstalleerd. Fariman bracht het grootste deel van die tijd door in een ziekenhuis, om zijn arm weer bruikbaar te laten maken en zijn gezicht wat te laten fatsoeneren.
Zodra de toestand in Iran zich enigszins gestabiliseerd had en Razdi via de Raad der Vaderen het gezag in handen gekregen had, begon voor hem de echte strijd om de heerschappij: de zeggenschap over de Iraanse olie.
Sinds Mossadegh in 1951 de nationalisering van de oliesector had doorgevoerd, was door de internationale boycot de olieproductie vrijwel stilgevallen.
Nu Mossadegh uitgeschakeld was, wilde BP, de vroegere Anglo-Iranian Oil Company, de klok terugdraaien. De Engelsen maakten aanspraak op hun oude olieconcessies, maar de Amerikanen, die Darius bij de putsch met geld en manschappen hadden geholpen, maakten aanspraak op nieuwe. Farimans broer nam de tactiek van Mossadegh over: geen druppel olie mocht het land uit, tenzij via een staatsorganisatie die door hem werd gecontroleerd.
De onderhandelingen sleepten aan. In die periode deed Fariman alles wat in zijn vermogen lag om zijn broer bij te staan. Hij was tegelijkertijd zijn piloot, zijn persoonlijke secretaris, zijn klankbord en zijn vertrouwensman.
Samen leerden ze hun eerste belangrijke les: de oliemaatschappijen stonden niet te springen om de Iraanse olie op de wereldmarkt te zien terugkeren, tenzij ze daaraan zelf een flinke stuiver konden verdienen. De enige eigenschap die olieproducerende landen met elkaar gemeen hadden, was hun ongebreidelde hebzucht. Maar geen van hen had een verheven doel, in tegenstelling tot Darius Razdi, die daar de kracht uit putte om tijdens de onderhandelingen tegenover de Engels-Amerikaanse delegaties hard en onwrikbaar te blijven.
Het gevolg was dat de internationale olieboycot gehandhaafd bleef en dat Iran door het Westen verder werd uitgehongerd.
Het was Fariman die ten slotte een eind maakte aan de patstelling.
In de jaren dat hij in Texas gestudeerd had, was hij bevriend geworden met Howard W. Page, een directeur van Standard Oil of New Jersey. In hun vrije tijd hadden ze samen verscheidene disciplines van sportvliegen beoefend en ook nadat Fariman naar Iran was teruggekeerd, hadden ze contact gehouden.
Fariman bracht Darius en Page bij elkaar.
Page was een veteraan in het uitwerken van ingewikkelde en verraderlijke concessies. Hij bracht de zeven grootste oliemaatschappijen – De Zeven Zusters – samen in een consortium dat voor rekening van de Iraanse Staatsorganisatie NIOC de olie zou oppompen. De NIOC zou deze olie op haar beurt dan weer via de afzonderlijke handelsmaatschappijen van het consortium op de markt brengen. De Iraanse regering zou vijftig procent belasting innen op de winst.
Hoewel De Zeven Zusters daarmee op het eerste gezicht een licentie kregen om geld te drukken, was het toch Darius' eerste belangrijke overwinning op het Westen. Het beheer van de nationale bodemschatten bevond zich voortaan in Perzische handen en bovendien kreeg hij, dankzij ingewikkelde clausules in de overeenkomst, via commissarissen een vinger in de pap bij de dochtermaatschappijen van het consortium. Een andere geheime overeenkomst zorgde ervoor dat hij – in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Raad der Vaderen – door middel van royalty's een van de rijkste mannen van het Midden-Oosten zou worden.
Het verdrag werd in augustus 1954 door de Majlis goedgekeurd. Zijn zoon Cyrus was toen drie maanden oud.
Darius Razdi had zijn zoon tot dan nauwelijks te zien gekregen. Volgens een Oudperzisch gebruik komt een kind vóór zijn vijfde jaar zelden onder de ogen van zijn vader, maar leeft het in de vrouwenvertrekken. Fatimeh was opnieuw zwanger en Darius begon al uit te kijken naar een nieuwe vrouw of een sigha, toen hij ternauwernood aan een moordaanslag van de fedayin wist te ontsnappen. De fedayin was een uitgesproken antiwesterse, religieus-politieke beweging, die een islamitisch bewind op basis van de koran en de sharia nastreefde, en was sinds de uitschakeling van Mossadegh Razdi's belangrijkste tegenstander geworden. Darius opende een verbeten jacht op de fedayinleiders en kende geen rust voor ze allemaal ter dood veroordeeld en terechtgesteld waren.
Drie dagen na de laatste terechtstelling bracht Fatimeh een dochter ter wereld.
Een uur na de geboorte van het meisje riep Darius Fariman bij zich in de bibliotheek. Toen hij binnenkwam, stond Darius van achter zijn schrijftafel op en ging hij met zijn handen op zijn rug voor de brandende open haard staan. Met een hoofdknik wees hij naar een armstoel bij een met ivoor ingelegde kaarttafel. ‘Ga zitten.’
Fariman gehoorzaamde. ‘Gefeliciteerd met je dochter, Darius,’ zei hij plichtmatig. ‘Moge zij vele kleinkinderen ter wereld brengen.’
Darius gromde iets dat een woord van dank moest voorstellen. Hij pakte een cederhouten kistje van de schoorsteenmantel en hield dat geopend aan zijn broer voor.
Hoewel Fariman weinig rookte, nam hij een sigaar uit het kistje. Hij wachtte tot Darius de zijne had aangestoken en de tafelaansteker van gedreven zilver naar hem toeschoof.
Darius zoog aan zijn sigaar en blies een ring blauwe rook uit die slechts langzaam opsteeg. ‘Ik wil dat je Sharon Stern voor me opspoort,’ zei hij.
Fariman, die net de eerste trek aan zijn sigaar genomen had, verslikte zich in de rook en begon te hoesten. Het duurde even voor hij in staat was te antwoorden. ‘Hoe wil je haar nu nog terugvinden?’ vroeg hij ten slotte. ‘Er is twee jaar overheen gegaan.’
Darius wees met zijn brandende sigaar naar Fariman alsof hij een pistool op hem richtte. ‘Vlieg er met je nieuwe helikopter naartoe. Naar Pa Nesar, bedoel ik. Verhoor de monniken. Misschien weten zij waar die Sharon zich bevindt. Als de monniken niet willen meewerken, laat je ze maar arresteren.’
‘Is dat wel verstandig, denk je? De monniken zijn Fransen. Als we hen laten arresteren, riskeren we een diplomatiek incident.’ Fariman zei er niet bij dat hij op eigen houtje al een onderzoek had ingesteld. Andere monniken hadden de plaats van Ricardine en Dieter ingenomen en niemand in het klooster had ooit van Sharon gehoord.
Darius balde een vuist. ‘Ze hebben onderdak verleend aan voortvluchtige misdadigers. Er zijn ook burgers die haar bij haar vlucht hebben geholpen. Laat uitzoeken wie.’
Fariman liet peinzend zijn vingers langs de brug van zijn neus glijden. ‘Dat zal niet meevallen, Darius. In die streek hebben de autoriteiten hun handen vol aan lokale opstandjes van bergbewoners. Ik vrees dat ze er niet veel voor zullen voelen een klopjacht te organiseren op een vrouw die vermoedelijk al lang het land uit is. Als ze al niet dood is.’
Darius klemde zijn lippen opeen. ‘Ze leeft nog.’ Het was duidelijk dat hij niet van plan was op zijn besluit terug te komen.
‘Stel dat ik haar vind. Wat dan?’
‘Dan breng je haar naar Chinvat. Met of tegen haar zin.’
Fariman knikte langzaam, waarbij zijn hoofd nauwelijks bewoog. ‘Wat trekt je zo aan in die vrouw?’ vroeg hij. ‘Ze is nauwelijks mooi te noemen.’
Darius ging zitten en leunde achterover in zijn stoel. Peinzend wreef hij langs zijn nek en hij tuurde naar de gelaagde nevel van blauwe sigarenrook die zich onder het plafond had gevormd. ‘De vrouw is niet belangrijk.’ Hij zweeg even en dacht na. ‘Die dag was de Spenta Manjoe in mij. Ik heb die dag Cyrus verwekt. Het is niet uitgesloten dat die vrouw eveneens een zoon van mij heeft.’
De sigaar smaakte Fariman opeens niet meer. Als Sharon een zoon heeft, is hij van mij, dacht hij. Ze is mijn spenta. Tegelijk besefte hij hoe absurd die gedachte was en hij drukte met een geërgerd gebaar de sigaar uit in een asbak. ‘Ik begrijp je niet, Darius. Iedere jonge vrouw in Iran zou zich gelukkig prijzen als ze jouw kind mocht baren, en jij stuurt me achter een hersenschim aan.’
Darius schoof zijn stoel achteruit en stond weer op. ‘Noem een gesprek met de Profeet geen hersenschim, Fariman.’ Zijn stem klonk hard. Fariman wilde iets terugzeggen, maar Darius bracht zijn hand omhoog. ‘Je vertrekt vandaag nog.’ Hij gooide zijn sigaar in de haard en staarde in de vlammen. Zijn stem klonk nu zachter. ‘Stel me niet teleur, Fariman. Na een zoon is een broer de hoogste waarde in het leven.’
Fariman vertrok naar Pa Nesar.
Zeven dagen later keerde hij onverrichter zake terug. Hij kon weinig meer vertellen dan dat de monniken Ricardine en Dieter naar Frankrijk waren teruggekeerd en dat een ondervraging van de bewoners van de omliggende dorpen niets had opgeleverd. Over de kleine ronde steen die hij op het graf van Sharons vader gevonden had, zei hij liever niets. Dat Sharon een jodin was, zou zijn broer misschien nog meer van streek maken.
Uw zoon Cyrus zal de goddelijke weiden bewandelen en nemen wat hem toekomt.
Deze door zijn broer vol pathos uitgesproken woorden brachten Fariman terug tot de werkelijkheid. Darius en Cyrus stonden nu onder de balustrade, vlak onder de plaats waar Fariman zat.
Door de stijlen heen zag hij de glimlach waarmee Cyrus zijn vader aankeek. ‘Vooral dat nemen wat me toekomt, vind ik mooi,’ zei Cyrus lachend. ‘Zal ik misschien toch maar wat langer in Teheran blijven?’
‘Haal je niets in je hoofd, jongeman,’ antwoordde Razdi koel. ‘Morgen vertrek je naar Zwitserland. Het wordt tijd dat we het peil van je studies wat opdrijven.’
‘Daarvoor hoef ik toch niet naar Zwitserland. Desnoods laat u professoren uit Frankrijk of Engeland hierheen komen.’
‘Nee. Wat jij nodig hebt, is concurrentie. In een school voor superbegaafde leerlingen als het Institut Suisse des Sciences Modernes zal je niet zo makkelijk primus inter pares zijn als in de school voor verwende rijkeluiskinderen waar je nu bent. En nog iets. Je gaat niet alleen. Riccardo Mattei gaat met je mee.’
‘Riccardo Mattei?’ vroeg Cyrus verbaasd, maar tegelijk verheugd. ‘Als wat?’
‘Als student en tegelijk als je lijfwacht. Een bodyguard die bij je in de klas zit.’
‘Een vechtmachine, dat wel,’ stemde Cyrus in. ‘Vooral als het om een lijf-aan-lijfgevecht gaat. Maar studeren?’ Hij monkelde. ‘Is hij daar niet te oud voor?’
‘Hij is pas vijfentwintig en helemaal niet dom. Hij past in onze strategie. Bovendien ben ik het aan zijn vader verplicht om voor zijn toekomst te zorgen.’
‘Waarom? Was zijn vader een vriend?’
‘Enrico Mattei had geen vrienden, Cyrus. Maar hij was wel een trouwe bondgenoot. Hij was president van de ENI, de Italiaanse nationale oliemaatschappij. Hij had als bijnaam de horzel, omdat hij geen gelegenheid liet voorbijgaan het Engels-Amerikaanse olieblok te dwarsbomen. Dat deed hij bijvoorbeeld door goedkope Russische olie aan het Westen te verkopen, waardoor hij zich de vijandschap van Standard Oil of New Jersey*, dat in Europa onder de naam Esso International werkte, op de hals haalde. Na de val van Mossadegh hielp hij mij de westerse olieboycot te overleven door massaal Iraanse olie aan te kopen zodat ik in mijn gevecht tegen de Engels-Amerikaanse combinaties meer ademruimte kreeg. Hij heeft zijn sympathie voor onze zaak met de dood moeten bekopen.’
‘Werd hij vermoord? Dat wist ik niet.’
‘Zijn vliegtuig spatte uit elkaar nadat hij in oktober 1962 opgestegen was van een vliegveld op Sicilië.’
‘Een tijdbom?’
‘Daar moet je geen seconde aan twijfelen. Door wie die werd geplaatst, is nooit aan het licht gekomen, maar in de directiekamers van Standard Oil of New Jersey waren weinig bedroefde gezichten te zien toen het nieuws bekend werd.’
‘Lopen we geen gevaar dat ons hetzelfde overkomt?’
‘Niet als we de richtlijnen van Zarathoestra ter harte nemen.’
‘Maar…’
Razdi stak zijn hand omhoog om de stroom vragen van zijn zoon af te weren. ‘Genoeg voor vandaag. Ik hoef je niet te zeggen dat dit alles tussen ons blijft. Je praat er met niemand over. Zelfs niet met de andere leden van de Raad der Vaderen.’
‘Ook niet met oom Fariman?’
‘Oom Fariman is wat anders. Hij is mijn broer. Als je een broer hebt, moet je die kunnen vertrouwen. Als Zarathoestra de architect is van mijn plan voor wereldheerschappij, dan is Fariman de bouwheer. Maar in de nabije toekomst zal hij zijn handen zo vol hebben met Alaska, dat hij zich tijdelijk daar zal moeten vestigen.’
‘In Alaska?’ vroeg Cyrus verbaasd. ‘Wat moet hij daar? Ik dacht dat de goldrush al lang voorbij was.’ Als knaap had hij de boeken van Jack London over vechtende goudzoekers en rokerige speelholen aan de Yukon-rivier verslonden.
‘Er is ook olie.’
‘Ja, dat weet ik. In het gebied van Cook Inlet in het zuiden. Maar ik dacht dat dat niet veel voorstelde.’
‘Dat klopt. Maar aan de noordkust bij Prudhoe Bay is BP in het grootste geheim met proefboringen begonnen. Hun verwachtingen op enorme olievoorraden te stuiten, liggen zeer hoog.’
‘Geheimhouding is blijkbaar niet BP's sterkste kant.’
‘Hoezo?’
‘U weet het. Oom Fariman weet het. Ik nu ook.’
Razdi glimlachte. ‘Juist, Cyrus. Een echt geheim kent God alleen.’
‘Ja, pedar,’ zei Cyrus met gevouwen handen. ‘Wat voert oom Fariman dan uit in Alaska? Op beren jagen?’
‘Voorlopig alleen maar landingsstroken aanleggen bij eskimodorpen.’
‘Waarvoor?’
‘Als we de olieputten niet kunnen kopen, is het altijd nuttig de weg ernaartoe te controleren.’
‘Ja, maar hoe…’
‘Genoeg daarover voor vandaag, Cyrus. Oom Fariman zal het in Alaska best naar zijn zin hebben. Als het maar met vliegen te maken heeft, mag je hem desnoods op de noordpool stationeren.’
‘Inderdaad. Ik wou dat ik met hem mee kon. Met een vliegtuig over de noordpool vliegen. Stel je voor.’
‘Misschien komt dat later nog wel. Laat eerst maar eens zien hoe goed je bent op school.’
Cyrus liet zijn vingers knakken. ‘Akkoord.’
‘Mooi.’ Darius tuurde naar de onherbergzame hoogte van de Tharisberg. ‘Zodra we verenigd zijn, zullen we samen naar boven klimmen om in de ruïne op de top het vuur aan te wakkeren.’
‘Verenigd zijn met wie?’ vroeg Cyrus.
‘Wij vieren,’ antwoordde Razdi dromerig, zonder zijn ogen van de bergtop af te wenden. ‘Ik, jij, mijn broer, jouw broer.’
‘Maar ik heb geen broer,’ zei Cyrus verbaasd.
Razdi draaide langzaam zijn hoofd om. ‘Iedereen heeft een broer,’ zei hij duister.
Fariman leunde ver over de balustrade en klapte zachtjes in de handen. ‘Mooie klimpartij.’
Cyrus keek blij verrast op. ‘Hé, oom Fariman. Je bent thuis. Sinds wanneer?’
‘Jullie waren juist vertrokken.’
‘Jammer. De volgende keer klimmen we allemaal samen, zegt pedar.’
‘Afgesproken. Kunnen we meteen zien wie het eerst de top bereikt.’
‘Knetter. Ben je vanavond vrij? Misschien kunnen we met de helikopter…’
‘Ik vrees van niet, Cyrus. Ik moet kolonel Kzan op de luchthaven afhalen.’ Fariman richtte zich op en keek zijn broer aan. ‘Kzan heeft van op de luchthaven van Wenen gebeld, vlak voor hij in het vliegtuig naar Teheran stapte. Hij heeft belangrijk nieuws, zei hij.’
‘Dan maar niet,’ zei Cyrus, een beetje teleurgesteld. ‘Eigenlijk wilde ik alleen maar een paar vrienden bezoeken. Wie weet hoe lang het duurt voor ik hen terugzie.’
‘Zeg maar gerust dat je een afscheidsfuif wilt organiseren,’ zei Razdi op een toon alsof hij daar wel begrip voor had. ‘Goed. Ga je gang maar. Moestafa zal je brengen waar je wilt. Maar haal geen dwaasheden uit. Die ene misstap heeft me geld genoeg gekost.’
Cyrus klemde zijn lippen opeen alsof hij iets wilde terugzeggen, bedacht zich en zei: ‘Ja, pedar.’ Hij draaide zich op zijn hielen om en maakte zich uit de voeten met lange, glijdende passen, alsof hij voor zijn vertrek nog dringend iets te regelen had.
_________________________
* Het latere Exxon Corporation.