HOOFDSTUK X

 

Besluit

 

Het liep tegen het middaguur toen de Nachthavik en Roger Moore bij het huis van de Scotts aanklopten.

De kleine Annet Scott deed open, monter en opgewekt. „Wel, Annet, hoe gaat ’t met jou?” vroeg de Nachthavik verbaasd.

„Ik voel me fijn, mister Smith,” antwoordde het meisje met haar hoge stemmetje. „Ik heb gisteren toch zo iets raars beleefd. Ik ben ergens geweest... daar kreeg ik wat te drinken, best lekker... toen ben ik in slaap gevallen en... en vanmorgen ben ik in m’n eigen bed wakker geworden. Zou ik ’t gedroomd hebben, denkt u?”

„Dat zou ’t weleens kunnen zijn,” beaamde de Nachthavik glimlachend, met een knipoogje naar Moore. „Dat zijn de rare dingen die je soms droomt.”

„Ja, dat geloof ik ook. Maar komt u binnen. Ze zijn er allemaal... vader en mister Brown en mister Welsh... en Bill, en Ronny natuurlijk, die staat overal met z’n neus vooraan!”

In de achterkamer volgde de begroeting en toen stelde Brown de vraag die hen allemaal had beziggehouden: „Heeft Stone bekend?”

De Nachthavik knikte.

„Ja! Aanvankelijk ontkende hij diep verontwaardigd dat hij iets met de treinberovingen te maken had gehad. Hij wist er zelfs niets van. Maar hij had meer dan honderdduizend dollar in zijn portefeuille die ik hem vannacht afhandig maakte en de nummers van de grote biljetten, dat waren er zo’n negentig, kwamen allemaal voor op de lijst die Moore hier van de Bank had gekregen. Toen beweerde hij dat het geld de opbrengst was van veeverkoop in Mexico.”

„Nogal veel,” bromde Bill Studson.

„Die opmerking maakten wij ook. Toen kregen we het over de brandstichtingen. Stone ontkende daar iets van te weten en beweerde dat Arizona op zijn eigen houtje moest zijn bezig geweest. We haalden er Arizona bij en dat was een goeie greep, wan toen volgden de beschuldigingen over en weer. Arizona was boos over het geld en beschuldigde Stone ervan dat hij de jongens, die meegedaan hadden, niet hun rechtmatig aandeel had gegeven en hij riep daarbij een paar kerels die ook in de cel zaten tot getuigen.”

De Nachthavik lachte luidkeels, terwijl hij weer aan de situatie in het kantoor van de sheriff terugdacht.

„Het slot van het liedje was, dat Stone, van alle kanten in het nauw gedreven, een volledige bekentenis aflegde. We weten nu wie betrokken waren bij de treinroven, bij de veediefstallen en bij de brandstichtingen en het is nu zo, dat we drie kerels hebben laten gaan omdat ze er weinig mee te maken hebben gehad en dat Stone, Arizona en nog twee anderen in de cel zitten. Er zijn er nog een paar op vrije voeten maar die krijgen we nog wel, als ze niet naar Mexico zijn uitgeweken.”

„Dan zullen we van Stone verder geen last meer hebben,” constateerde Brown. „Een mooie opruiming. Zei hij nog iets over zijn ranch?”

Moore grinnikte.

„Hij beschuldigde ons ervan dat wij hem in de fik gestoken hadden!”

„Hij weet niet wie ’m dat geleverd heeft?”

„Nee!”

„Ik weet ’t,” zei de Nachthavik.

„Wie was ’t dan?”

„Dat was de wraak van Speed Robson,” antwoordde de Nachthavik en hij vertelde van zijn ontmoeting met Robson en Baker. „Robson was woest op Stone omdat die hem ontslagen had na dat schietpartijtje met mij. Bij het gesprek, dat ik met ’m had, zinspeelde hij erop. Hij wilde daar niet weg want hij had nog iets te doen. Wat hij te doen had, heeft Stone vannacht aan den lijve ondervonden!”

„Waar zou die nu zijn?”

„Hij zal ook de grens wel zijn overgestoken.”

„En daar hoeven we ook al niet rouwig om te zijn,” verklaarde Brown nuchter. Hij keek de Nachthavik aan en grijnsde goedmoedig.

„Je hebt aardig huisgehouden in de paar dagen dat je hier bent. De gouverneur kan tevreden zijn.”

De Nachthavik lachte.

„Dat dacht ik ook. Niet iedereen slaagt erin om in een paar dagen tijd sheriff te worden en half-eigenaar van een bloeiende ranch.”

„Zonder huis,” kwam plotseling de stem van Ronny Scott.

„Niet lang, son,’’ antwoordde de Nachthavik. „Weet je, volgens Roger Moore hier, ben ik de man die de gestolen centjes weer heeft teruggevonden en, je kunt me geloven of niet, maar daar schijnt een beloning aan vast te zitten van tien procent, zodat de firma nu zo’n tienduizend dollar rijker is. Dat bedrag ga ik steken in m’n ranch, see. Daar zetten we nieuwe gebouwen van neer. Zo vlug mogelijk. Wat zeg je daarvan, son?”

Ronny keek verbouwereerd en zei niets, maar de tranen stonden in zijn ogen.

De Nachthavik liep naar de stoel waarin Dave Scott zat weggedoken en legde zijn arm om diens schouder.

„Wat zeg jij ervan, partner?” vroeg hij met warme stem.

De rancher keek naar hem omhoog en zijn mond mompelde een woord.

„Blijf!”

De Nachthavik schudde lachend het hoofd.

„Dat zal niet gaan,” zei hij. „Ik heb m’n eigen ranch, die al m’n aandacht vraagt en bovendien moet ik zo nu en dan nog andere akkevietjes opknappen. Nee, ik ben bang dat we geen compagnons kunnen blijven. Maar wel blijven we vrienden.”