Tweede hoofdstuk

KERMIS IN MEERHOUT

Twee dagen later stond er in de krant welke renners waren uitgekozen voor de Nederlandse ploeg in de Tour de France. Hun portretten waren opgenomen met een vermelding van hun belangrijkste prestaties uit de laatste jaren. En natuurlijk vond je in de krant ook al advertenties, die vertelden welk merk scheermesjes de renners gebruikten en welke pakjes soep of koffie. Dat soort dingen hoorde er nou eenmaal bij. Grote firma's, die heel goed wisten hoe populair de Tourrenners waren, gingen naar hen toe om hun te vragen of hun namen bij advertenties gebruikt mochten worden — natuurlijk tegen vergoeding. Die advertenties waren dus niet iets om je over te verbazen. Maar wat wel opmerkelijk was, dat was het tiental renners dat gekozen was. Want daar was Hein van der Made niet bij, Hein, die notabene het vorig jaar achtste was geworden in het eindklassement en die twee etappes had gewonnen. De laatste maanden waren er wel eens berichten in de krant verschenen dat Huub van Santen, de ploegleider, er weinig voor voelde dit jaar Hein van der Made mee te nemen. Niemand had dat serieus geloofd, want van der Made was een bijzonder populaire renner, van wie men altijd opvallende prestaties kon verwachten. Bas begreep best dat er altijd kritiek geweest zou zijn, hoe de keuze van de ploeg ook uitgevallen was. Heel Nederland bemoeide er zich zo ongeveer mee wie er naar Frankrijk zou moeten. Op kantoren en fabrieken, in scholen en werkplaatsen werd er over gepraat en iedereen had er zijn mening over en zijn eigen bepaalde favoriet, ook al had hij die nog-nooit zien rijden en al kon hijzelf nog geen meter op een racefiets vooruitkomen. Maar vrijwel iedereen — zeg maar 98% van de Nederlanders — zou het erover eens zijn geweest dat Hein van der Made mee had gemoeten. Nee, Bas kon zich best voorstellen dat hierover wel eenstormpje zou opsteken en dat Huub van Santen heus nog iets te horen zou krijgen over het passeren van Hein van der Made. Dat gebeurde overigens al sneller dan Bas had verwacht. Nog diezelfde morgen — na het bericht in het ochtendblad — belde Heiligers Bas op.
„Vanmiddag kom ik bij je langs rijden. We gaan naar het zuiden, voor een reportage in verband met de Tour. "
„Wat moeten we er doen?" vroeg Bas, die altijd graag wilde weten waar hij aan toe was.

„Man, d'r is zo'n beetje opstand in het zuiden. Ze hebben me er net over opgebeld. Ze zijn woedend, omdat Hein van der Made niet is gekozen. Vooral in Warnegem, dat is de plaats waar van der Made vandaan komt, schijnen ze ziedend te zijn. "
Heiligers had werkelijk niet overdreven. Ze reden nog kilometers voor Warnegem, toen ze hier en daar al spandoeken zagen hangen. „Wat willen die jongens nou beginnen? Zonder Hein kunnen ze niet één etappe winnen?" stond er op een doek en op een volgende: „In zijn eentje telt Hein al voor twee. Daarom moet hij zeker mee. " Verderop stonden weer borden langs de weg: „Heepoppelepee, onze Hein moet mee!"
In het dorp stonden de mensen opgewonden met elkaar te praten. Het leek wel of er iets ontzettends gebeurd was. Heiligers zette de auto aan de kant, pakte zijn camera en liep naar de groepjes mensen toe om opnamen te maken. „Is het voor de krant?" vroegen de dorpsbewoners en toen de fotograaf bevestigend antwoordde, zeiden ze: „Vertel de lezers maar dat we woedend zijn. Waarom mag Hein niet mee? Is hij soms niet goed genoeg? D'r is er geeneen die aan hem tippen kan. Maar nou moet Jan Westers natuurlijk op de voorgrond komen, hè. Daarom mag Hein niet mee. Maar zonder Hein begint Jan ook niets. Geen schijn van een kans heeft hij. " En zo ging dat maar door.
Op een of andere manier scheen de aanwezigheid van de fotograaf de dorpsbewoners tot actie te prikkelen. Toen erwat later — het liep al tegen de avond — nog een auto arriveerde van de televisie om opnamen te maken, was het hek helemaal van de dam. De mannen van Warnegem voelden zich genoodzaakt daden te stellen. Ze wilden Nederland iets laten zien. Prachtig dat het op de televisie kwam. Wat zou je je beter kunnen wensen? In één slag zou heel Nederland zien hoe dom het was geweest dat Hein van der Made was gepasseerd.
Achteraf kon niemand meer zeggen wie er op het idee was gekomen, maar toen het was geuit, joeg het als een windvlaag door heel het dorp: ze zouden naar Meerhout gaan, de woonplaats van de ploegleider Huub van Santen, om er te protesteren.
Tien minuten later zaten een vijftig mannen van Warnegem op de fiets. Heiligers kon weinig anders doen dan in zijn Citroen de optocht narijden en de mannen van de televisie volgden zijn voorbeeld.
Die van Meerhout waren op niets verdacht, zo leek het tenminste. Er was kermis en alle inwoners schenen op de kermis te zijn. Al van ver hoorde je het gedreun van de kop van Jut, het gejengel van draaiorgels en het lawaai van luidsprekers. Draaimolens dreunden rond en autootjes hotsebotsten tegen elkaar. Het was een lawaai als een oordeel. De straten van Meerhout waren leeg. Van van Santen geen spoor, ook niet bij hem thuis. Het dorp leek wel uitgestorven. Maar toen ze op het marktplein aankwamen... Meerhout was maar een klein dorp, maar er stond een kermis voor een grote stad. Vijf, zes, zeven draaimolens telde Bas, er was een reuzenrad en er stond een achtbaan en wat al niet meer. Tientallen stands en kramen, waartussen de bewoners van Meerhout zich verdrongen.
De mannen van Warnegem zetten hun fietsen langs de kant en vlogen dan als een horde boze bijen het feestterrein op. Ze deden het met zoveel gretige haast dat Bas zich afvroeg of het hun soms om de kermis te doen was en helemaal niet om Huub van Santen.
De eerste minuten hadden die van Meerhout niet door wat er aan de hand was, verkeerden ze in de veronderstelling dat hun buren inderdaad ook kermis kwamen vieren. Maar toen kregen ze argwaan, want de mannen van Warnegem renden van de ene stand naar de andere. Ze sprongen op de draaimolens en liepen de vermakelijkheidstenten binnen. De spul-lebazen probeerden ze tegen te houden, want ze veroorzaakten overal wanorde en het betalen van entreegeld was er natuurlijk niet bij. Maar de overmacht van de mannen van Warnegem was te groot.
Huub van Santen konden ze niet vinden. Toch moest hij hier wel zijn. Thuis was hij niet en heel het dorp was uitgestorven. Hij moest hier dus ergens uithangen. Maar waar? Die van Warnegem zochten verder. Maar intussen was het die van Meerhout duidelijk geworden waarom het hun buren te doen was. De eer van het dorp stond op het spel. Hé, wat dachten die van Warnegem? Dat hun Hein van der Made van meer belang was dan van Santen, toe nou... Die Hein kon nou wel heel aardig fietsen, maar zonder hun Huub zou hij niets klaarmaken. Huub dat was een man met een kop erop. Die kon denken, die maakte zijn plannetjes en dan kon Hein fietsen en een etappe winnen. Nou en als Huub dan vond dat Hein dit keer maar eens thuis moest blijven omdat hij teveel praatjes kreeg, dan had Huub gelijk. En wie zei dat dit niet waar was, moest dan maar eens opkomen. Wie had er lef?
Bas had zich tegelijk met Heiligers op het kermisterrein gewaagd. Daar was hij in de drukte de fotograaf kwijtgeraakt. Nu liep hij verloren rond. Of lopen was het eigenlijk niet meer. Je werd van de ene kant naar de andere geduwd en je had alle moeite in dat gedrang een stap te verzetten. Dreigend stonden nu hier en daar groepjes mannen van de beide dorpen tegenover elkaar. De kermis draaide nog op volle toeren, maar niemand had daar aandacht voor. Alle tenten en stands stroomden leeg. In een flits zag Bas hoe een van de cameramensen van de televisie boven op een draai-molen geklauterd was en daar rustig stond te filmen. Overal waren nu groepjes mannen van Warnegem omringd door mannen uit Meerhout. En daar begon het. Het werd geen gevecht op de vuist, zo erg was het nu ook weer niet. Maar die van Meerhout zouden die van Warnegem wel eens ' mores leren. Hup, daar pakten ze een tiental mannen van Warnegem beet en smeten ze in de schuitjes van de draaimolen. De spullebaas protesteerde en liep jammerend in het rond.
Rustig, rustig maar, zeiden die van Meerhout, wat moest zo'n ritje kosten? De man noemde zijn prijs en die werd betaald, maar dan moest de spullebaas de draaimolen ook op volle snelheid laten draaien. Wild zwierden de schuitjes in het rond. Die van Warnegem probeerden er nog uit te komen, maar dat was te riskant. Hoger zwierden de schuitjes en sneller. Die van Meerhout praatten weer even met de spullebaas, overhandigden opnieuw geld, de kermisman glunderde over heel zijn gelaat en hij voerde de snelheid nog iets op. Aan alles viel te merken dat hij de molen voorlopig nog niet stil zou zetten. En de ongelukkige mannen, die in de schuitjes zaten, die draaiden maar en draaiden in het rond tot ze sterretjes, zonnen en manen voor hun ogen zagen. De molen zwierde: draaien, draaien, altijd maar draaien... Er waren mannen die er niet langer tegen konden. Als vaatdoeken hingen ze in de schuitjes en het was onmogelijk eruit te klauteren of te springen...
Andere tegenstanders werden in de wagentjes van de achtbaan gezet. Ratelend trokken de karretjes naar boven en tsjoep, daar werden ze de diepte in geduwd. Rammelend en hotsend gingen ze omlaag, maakten steile bochten, schoten wat omhoog en stoven weer de diepte in. De mannen kregen geen kans om uit te stappen. Meteen werden ze weer op transport naar boven gezet.
Maar niet alle mannen van Warnegem hadden ze zo te pakken gekregen. Er waren er een twintig, vijfentwintig die de dans ontsprongen waren en zij waren nog steeds op zoek naarHuub van Santen. Ze hadden zich bij elkaar aangesloten en die van Meerhout durfden die grote groep niet aan te vallen. De Warnegemers zochten en vonden... Het was de eigen schuld van van Santen. Hij had in een schuitje van het reuzenrad zijn toevlucht gezocht. Nieuwsgierig keek hij eens naar beneden hoe de situatie daar was. Meteen werd hij door een der mannen uit Warnegem ontdekt. Er ging een gehuil op.
Maar nu? Van Santen bevond zich in een der hoogste schuit" jes en het rad stond stil. De eigenaar bleek nergens te vinden. Zekerheidshalve hield die zich kennelijk hier of daar schuil. De mannen van Warnegem duwden tegen de schuitjes die beneden waren, om zo beweging in het rad te krijgen, maar kennelijk was het mechanisme op een rem gezet, want de schuitjes gaven niet mee.
Besluiteloos stonden de Warnegemers daar te kijken. Wat moesten ze? Een waaghals klom in de stangen, blijkbaar met de bedoeling naar van Santen te klauteren, maar toen hij halverwege was, bedacht hij zich. Hij zou van Santen moeilijk mee naar beneden krijgen, dus... Onder het hoongelach van de Meerhouters liet hij zich weer omlaagglijden. De Warnegemers kregen versterking van dorpsgenoten met glazige ogen en groene en gele gelaatskleuren. Het waren degenen die men eindelijk had vrijgelaten uit draaimolens en achtbaan. Ze stonden nog altijd een beetje wezenloos te kijken.
Het was stil geworden op de kermis. De muziek zweeg en de verschillende draaimolens en de andere apparaten waren tot rust gekomen. Huub van Santen zat daar veilig hoog in het reuzenrad. Die van Meerhout hadden het grootste plezier. Hun opzet was geslaagd. Door hun snelle actie hadden ze de aandacht weten af te leiden en intussen had van Santen gelegenheid gekregen een schuilplaats op te zoeken. Wie zou hem daar wat doen?
Die van Warnegem keken machteloos omhoog. Ze konden niets ondernemen. Ze fluisterden wel wat met elkaar en erwerd opgewonden geknikt, maar wat wilden ze? De mannen van Meerhout bleven voor alle zekerheid op hun qui-vive. Je kon niet weten of hun tegenstanders toch nog niet plotseling een actie zouden ondernemen... De situatie was nu op dit moment zo dat van Santen zich daar hoog in het reuzenrad bevond. Hij zat daar op zijn gemak in zijn schuitje een pijp te roken. Beneden stonden die van Warnegem in een dichte kring om het rad. De mannen van Meerhout vormden daaromheen weer een gesloten cirkel. Ze hadden zich dicht aaneengesloten om elke aanval van de Warnegemers te weerstaan. Maar die deden niets, helemaal niets. Ze gingen er zelfs op hun gemak bij zitten... En toen begon het langzaamaan te dagen bij de mannen van Meerhout. De lach gleed van hun gelaat. Ze kregen door wat er aan de hand was: Huub van Santen zat daar gevangen. Die van Warnegem konden weliswaar niet bij hem komen, maar van Santen kon niet omlaag... Daarom deden de mannen van Warnegem niets. Ze hielden eenvoudig hun plaats om het rad bezet, zodat van Santen niet bevrijd zou kunnen worden.
Dat beleg duurde en duurde. Zwijgend zaten en stonden de tegenstanders tegenover elkaar. In de stilte klonk opeens een opgewonden geroep.
„Laat me eruit! Laat me eruit!" Eerst dachten ze allemaal dat het van Santen was en die van Meerhout schaamden zich al over hun dorpsgenoot die zich niet had weten te beheersen. Maar hij was het niet. Het bleek de eigenaar van het rad te zijn, die zich ook in een schuitje daar ergens in de hoogte bevond. Hij had daar kennelijk zijn toevlucht gezocht toen hij de stormloop van de Warnegemers zag. Maar wie had dan de motor van het rad stilgezet? Dat was een raadsel. Niemand maakte haast om het op te lossen. Ieder hield zijn plaats bezet en niemand deed een stap. De spullebaas hield maar op met schreeuwen. Het haalde toch niets uit. Overigens bleek er zich nog iemand in een der schuitjes te bevinden. Het was een der televisiemensen, die rustig stond te filmen...
Uren later, misschien zelfs wel de volgende dag zouden die beide groepen er nog gestaan hebben, als het weer niet tussenbeide was gekomen. De lucht was zwaar betrokken. Donkere, dreigende wolken hadden zich aan de avondhemel geformeerd. Ineens spatten de eerste druppels omlaag, van die grote druppels die als guldens zo grote plekken op de bodem aftekenden. Even leek het of de bui nog over zou drijven, maar dan brak de hemel open en ratelde het water als een stortvloed omlaag. In een oogwenk was iedereen doornat. Van Santen, de spullebaas en de televisieman brulden nu om het hardst dat zij omlaag wilden. Maar daar beneden leken twee groepen standbeelden te staan. Niemand wist er eigenlijk goed wat hij wilde. Konden die van Warnegem eisen dat van Santen zou beloven iemand van de gekozenen uit de ploeg voor de Tour de France te zetten en Hein van der Made er alsnog in op te nemen, voor ze hem zouden vrijlaten? Ze wisten dat een dergelijke toezegging onmogelijk voor hem was. Wat dan?
Die van Warnegem en die van Meerhout keken elkaar eens aan. Het water sloeg nog steeds omlaag. Hun kleding kleefde aan hun lichaam en doornatte haren hingen hun voor de ogen. Wie zou het eerste dekking zoeken voor het noodweer? Geen wilde minder zijn dan de ander. Halsstarrig bleven beiden staan in het spervuur van de regen. Toen doken er tussen de linie van de mannen van Meerhout drie jongetjes op, zo van die knulletjes van een jaar of tien met helblond haar en in een geruit boezeroen. Ze grijnsden eens. Ze waren kletsnat als honden die net uit het water komen. Ze grijnsden nog eens.
„We hebben al jullie fietsbanden leeg laten lopen, " zei er een heel triomfantelijk. Je kon duidelijk zien dat er een schok ging door de linie van de mannen van Warnegem. Maar nog hielden ze manmoedig stand. De woordvoerder van de jongetjes grijnsde nog eens extra aanminnig. Zijn hele gezichtje trok er scheef van.
„We hebben alle pompen, die er op jullie fietsen zaten,weggehaald en verstopt, " deelde hij met verschrikkelijk veel plezier mee.
Het was werkelijk bewonderenswaardig hoe ze pal bleven staan, die mannen van Warnegem. Hun rij mocht wel even wankelen, maar in een sekonde was dat voorbij. Och, ze zouden die pompen wel weer te pakken krijgen... Dat die apen van jongens de waarheid spraken, daar hoefde je overigens niet aan te twijfelen. Kijk maar eens hoe ze gnuifden. Niemand had nog enige aandacht voor het drietal dat zich daar in de hoogte bevond. Niemand keek nog naar Huub van Santen om wie het eigenlijk allemaal begonnen was. Het offensief van de jongetjes was nog niet ten einde. Kijk, dat ene knaapje deed zijn mond al open om iets te zeggen. Maar hij had zo'n plezier dat hij in de lach schoot en geen woord uit kon brengen. Roerloos wachtten die van Warnegem. Het zou de jobstijding worden, dat begrepen ze. Het zou de klap op de vuurpijl worden. Maar ze zouden zich werkelijk niet door die knulletjes laten kennen. Ze zouden stand houden. Weer deed dat ene kereltje zijn mond al open, maar nu stootte een van zijn vriendjes hem aan en het drietal barstte weer uit in een gierend gelach. Die van Warnegem hadden de knapen wel de woorden uit de mond kunnen trekken, maar zonder ook maar een spier te bewegen bleven ze staan. Een van de jongetjes kroop wat weg tussen de mannen van Meerhout. Zijn groezelige hand dook in zijn broekzak. De woordvoerder opende weer zijn mond.
„En we hebben alle ventieltjes eruit gehaald!" klonk het dan, bijna onverstaanbaar door zijn gierend gelach. Het kereltje, dat tussen die van Meerhout was gekropen, dook nog verder weg. Alleen zijn groezelige hand was nog te zien: vol ventieltjes, die daar lagen als een massa krioelende wormen. Dat was teveel. Die van Warnegem wisten dat ze verslagen waren, verslagen door drie van die snotneuzen. Als een meute wilde honden vlogen ze op het jongetje met de ventieltjes af. Maar die van Meerhout hadden zich tot een onneembaar bolwerk om het knulletje aaneengesloten. De strijd was ver-loren. Tien kilometer naar huis lopen met de fiets aan de hand en dan nog in de stromende regen, dat was teveel voor de mannen van Warnegem.
Huub van Santen tegen vijftig fietsventieltjes, de mannen van Warnegem moesten wel in die uitwisseling toestemmen. Een van de mannen van Meerhout kwam naar voren met een sleutel en bracht de motor van het rad op gang. Al filmend kwam de televisieman omlaag en hij maakte prachtige opnamen van de druipendnatte verslagen aanvallers. Heel Nederland, dat de volgende avond naar de televisie keek, dacht dat het niet meer zou bijkomen van de lach, toen het deze scène zag en de opname van het jochie, dat de vijftig ventieltjes de lucht in gooide zodat de mannen van Warnegem aan het grabbelen sloegen.
De spullebaas stapte uit, mopperend om zijn pak dat bedorven zou zijn door de regen, mopperend om het feit dat het rad een uur lang niet had kunnen draaien. Tenslotte kwam Huub van Santen uit zijn schuitje. Rustig verliet hij het kermisterrein. Die van Warnegem hadden geen moment aandacht voor hem. Die waren nog aan het grabbelen naar de ventieltjes. Pas minuten later ontdekten ze dat het jochie niet alle vijftig ventieltjes had neergegooid. Prompt ontstond er een wilde jacht om het knaapje nog te pakken te krijgen. De laatste opname die de televisie van de gebeurtenissen in Meerhout liet zien was die van het bijna op springen staande gelaat van een reus van een man, die met een miniatuurpompje de banden van zijn fiets probeerde op te pompen en de scheve grijns van een der jongetjes, die op een afstand stond toe te kijken.
Daarna bracht de televisie een cabaretprogramma. Maar daarbij werd niet zo gelachen...