NEGENDE HOOFDSTUK

Teuntje sloeg haar handen van verrukking in elkaar toen ze voor ‘The Great Adolfo’ uit door de draaideur tolde en, halfstruikelend over de dikke kokosmat weinig elegant het restaurant betrad.
‘Wat een tent! Te gek!’ riep ze opgetogen uit en ze negeerde de portier in generaalsuniform die met opgehouden hand terzijde stond.
De portier trok afkeurend zijn wenkbrauwen op, maar de afkeurende blik maakte plaats voor een stralende glimlach toen de goochelaar een bankbiljet in zijn handpalm liet vallen.
‘Dank u zeer, m’neer,’ mompelde de portier, terwijl hij het bankbiljet naar zijn zak liet verhuizen. ‘The Great Adolfo’ schonk hem een beminnelijk glimlachje en liep rakelings langs hem heen. Een fractie van een seconde later had hij zijn tientje weer terug. Was hij goochelaar of niet?
De gerant kwam het merkwaardige paar tegemoet en ‘The Great Adolfo’ zei autoritair: ‘Ik wens een rustige tafel. Wij willen ongestoord kunnen praten.’
Teuntje keek om zich heen en zei: ‘Ik zie alleen maar rustige tafels. Er zit hier geen sterveling. Zou het eten hier toch niet zo best zijn?’
De gerant wierp haar een vernietigende blik toe en zei op afgemeten toon: ‘Pardon... wij zijn door Michelin onderscheiden met twee sterren!’
‘Ik heb een neef, die heeft drie sterren,’ zei Teuntje, die zich door niets en niemand liet overdonderen. ‘Hij is pas kapitein geworden.’
De gerant onderdrukte een zucht en bracht hen naar een tafeltje in een verre uithoek van het restaurant, waar ze zo goed als schuilgingen achter een paar stoffige palmen die hun beste tijd achter de rug hadden. De palmen, wel te verstaan.
‘Knus hoekje,’ merkte Teuntje op. ‘Alleen een beetje donker. Ik zie graag wat ik eet. Jij niet, Heinzi?’
‘The Great Adolfo’ snauwde kribbig: ‘Ik heet Heinz, Tonia... vergeet dat niet! Heinzi klinkt mij zéér onaangenaam in de oren.’
‘En ik heet Teuntje,’ zei het meisje. ‘Je noemt mij toch ook Tonia... Wanneer bestel je eindelijk eens wat?’
Sluipend op vilten zolen doemde een ober bij hun tafeltje op.
‘Gebruiken mevrouw en meneer vooraf een aperitiefje?’ vroeg hij beleefd.
‘Ik heb liever eerst wat te drinken,’ zei Teuntje. ‘En ik ben geen mevrouw, hoor. Dat zou-ie wel willen dat ik zijn vrouw was. Ik ben zijn assistente. Hij goochelt, in het circus. Hij laat van alles verdwijnen, dus pas maar goed op je vorken en messen!’
Ze schaterde het uit en de goed getrainde kelner glimlachte beleefd mee.
‘Klets niet zo!’ viel de goochelaar een ogenblik uit zijn rol.
Hij keek op naar de kelner: ‘Twee sherry en de kaart!’
‘Twee sherry en de kaart!’ herhaalde de ober en hij verdween in het struikgewas.
‘Het zal hier wel wat kosten,’ merkte Teuntje op, terwijl ze nieuwsgierig om zich heen keek. ‘Het is weer eens wat anders dan een gehaktballetje uit de muur... Heb je een sigaretje voor me, Adolf?’
De goochelaar keek het meisje wantrouwig aan. ‘Waarom noem je mij nu opeens Adolf?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Zo heet je toch op het toneel? Daar wil ik vast aan wennen. Ik wil me niet vergissen als ik in mijn glitterpakje voor het publiek sta, snap je?’
‘Ja... ja, ik begrijp het,’ mompelde ‘The Great Adolfo’.
‘En nog iets,’ ratelde Teuntje verder, nadat ze de door Heinz aangeboden sigaret had opgestoken, ‘die zwarte netkousen kun je wel vergeten, hoor. Daar begin ik niet aan... ’
‘Waar heb je het in vredesnaam over?’
‘Je loopt toch niet met watjes in je oren, wel?’ informeerde Teuntje.
‘Beslist niet,’ verzekerde de goochelaar haar.
‘Dan is het goed,’ zei Teuntje tevreden. ‘Je hebt het gehoord en nu niet meer vergeten... geen zwarte netkousen!’ De kelner kwam met hun sherry en legde twee kaarten neer.
‘Ik bestel zelf wel, hoor,’ zei Teuntje, terwijl ze een van de kaarten opnam. ‘Maar eerst een slokje... proost, Adolf!’
‘Prosit,’ mompelde ‘The Great Adolfo’.
‘Zo,’ zei Teuntje verlekkerd, ‘nu eens even kijken... wat neem jij, Dolfje? Ik begin met een lekker soepje... Ik denk aspergesoep... en daarna een garnalencocktail... dat heb ik laatst op de bruiloft van mijn moeders oudste zuster gegeten ... Nou, en dan de grootste biefstuk die ze in huis hebben en als toetje neem ik een toeter ijs met een berg slagroom. ’
‘Jij denkt geloof ik dat ik miljonair ben,’ zei ‘The Great Adolfo’.
‘Eh, eh... ons Dolfje mag niet gierig zijn!’ zei Teuntje bestraffend. ‘Toe, neem zelf ook wat lekkers.’
De goochelaar zuchtte. Het laatste waar hij op dit ogenblik behoefte aan had, was een uitgebreide maaltijd.
Hij was hierheen gekomen om rustig te kunnen nadenken over zijn plannen. Over de zet die hij zou doen om die twee speurneuzen, die onverzorgde kerel en die blonde jongen in een val te lokken. Hij moest zich van die twee ontdoen, vóór het circus van Maastricht naar Den Bosch vertrok. En voor alles moest hij erachter zien te komen of deze kleine veelvraat, die hij had meegetroond, die twee spionnen hand- en spandiensten verleende. Was ze zo argeloos, of speelde ze op een bewonderenswaardige wijze komedie? Was ze door de vijand op hem afgestuurd om hem tot onvoorzichte uitspraken te verlokken? Het zou kunnen, maar waarschijnlijk leek het hem niet. Uiteindelijk had zij hem niet opgezocht.. . hij was uit eigener beweging aan haar tafeltje gaan zitten.
Maar hoe dan ook, ze was bevriend met die blonde jongen ... Jammer overigens dat die tot de vijanden behoorde.
‘The Great Adolfo’ staarde peinzend naar Teuntje, die de spijskaart zat te lezen alsof het een boeiende roman was. Een vals glimlachje speelde omzijn mondhoeken. Hij dacht wel te weten hoe hij het moest aanpakken. Hoe hij zich van zijn twee achtervolgers kon ontdoen. ‘The Great Adolfo’ twijfelde er niet aan of die twee hadden hem en het meisje gevolgd. Ze waren allesbehalve stom. Waren ze dat wel geweest, dan waren ze niet zo snel achter de waarheid gekomen.
Hij keek naar Teuntje en vervloekte haar inwendig omdat ze zo’n uitgebreid menu had besteld. Zijn tijd was kostbaar. Hij had nog veel te doen. Het werd de hoogste tijd dat er weer eens een slachtoffer viel in het circus. Herr Kraxe had al te lang van zijn gemoedsrust kunnen genieten.
Maar eerst moest dat meisje worden geofferd. Ze wist het niet, maar straks zou ze haar galgemaal voorgezet krijgen...

‘In dat restaurant, daar moeten ze zitten,’ wees Bas.
Ze hadden de Eend op het Vrijthof laten staan en waren door de drukke binnenstad naar de straat gelopen, tot waar Bas zijn prooi had gevolgd.
Ze stonden op de hoek van de straat om geen risico te nemen als het duo een tafeltje voor het raam had genomen en hen zou kunnen zien.
‘Zozo,’ mompelde Heiligers. ‘Het ziet ernaar uit dat ‘The Great Adolfo’ diep in de geldbuidel zal moeten tasten. Tenzij hij het bij twee uitsmijtertjes houdt.’
‘Dat betwijfel ik,’ grinnikte Bas. ‘Ik denk niet dat Teuntje daar genoegen mee neemt. Wat doen we, Heiligers? Hier wachten?’
‘Wat kunnen we anders doen?’ zei Heiligers, terwijl hij een sigaret opstak. ‘We kunnen moeilijk die zaak binnenstormen en tegen onze vriend de goochelaar zeggen: Kip, ik heb je!’
Bas vroeg met enige aarzeling: ‘Is het nodig, dat we hier samen wachten? Waarom doen we het niet anders? Een van ons tweeën zou bijvoorbeeld naar het circusterrein kunnen gaan om de woonwagen van ‘The Great Adolfo' te doorzoeken. Mogelijk vinden we daar iets dat als bewijs tegen hem kan dienen.’
Heiligers schudde zijn hoofd. ‘Reken daar maar niet op. Zo stom zal hij heus niet zijn. En wie van ons tweeën zou er dan moeten gaan? Ik, neem ik aan. Ik heb de auto. Nee, beste jongen, ik laat jou hier niet alleen achter om de kastanjes uit het vuur te halen. Samen uit, samen thuis.’
‘Jij hoeft niet te gaan,’ zei Bas. ‘Er rijden hier taxi’s, als je het nog niet wist.’
‘Het is me al jaren bekend,’ zei Heiligers. ‘Maar ik voel niets voor dat plan van jou. Als iemand een van ons op heterdaad betrapt bij het doorzoeken van die woonwagen heb je de poppen aan het dansen. Natuurlijk, we kunnen ons rechtvaardigen... Hofman en Herr Kraxe zijn op de hoogte, maar hoe minder opzien we baren hoe liever het me is. We wachten hier rustig om te zien wat er gaat gebeuren. Want dat die Edelgermaan iets in zijn schild voert, dat is wel zeker!’

‘Wat een lekker mals biefstukje is dat,’ zei Teuntje genietend. ‘Grote klasse, hoor.’
‘Dat mag dan ook wel,’ zei ‘The Great Adolfo’, die om de kosten zoveel mogelijk te drukken zelf met een paar Frankforter worstjes genoegen had genomen. ‘Ik weet niet of je het weet, Tonialief, maar voor dat armzalige stukje vlees berekenen ze me dan ook wel meer dan twintig gulden.’
Teuntje werd er niet warm of koud van. Ze vroeg tussen twee happen door: ‘Waarom was jij eigenlijk zo geïnteresseerd in dat vriendje van me?’
‘Ik ben geïnteresseerd in al mijn collega’s,’ loog Heinz Krüger glimlachend. ‘En jij leek meer over hem te weten dan ik, vandaar.’
‘O juist,’zei Teuntje. ‘Mag ik de jus even...? Dank je...’
‘Ik had hem nog niet eerder ontmoet,’ ging ‘The Great Adolfo’ verder. ‘Het verbaasde me toen jij me vertelde dat hij met tijgers werkt... hij moet nog maar kortgeleden geëngageerd zijn...’
‘Nou moet je geen Frans gaan praten,’ zei Teuntje, terwijl ze een bloemig aardappeltje prakte om haar laatste plasje jus weg te werken.
‘Ik bedoel dat de circusdirecteur hem pas kortgeleden moet hebben aangenomen,’ legde Heinz uit. ‘Hij is nog opvallend jong voor dat werk.. .het is gevaarlijk werken met tijgers.’
‘Dat geloof ik graag,’ zei Teuntje. ‘Jij werkte liever met duiven, hè? Ik vind duiven toch zo lief, hè... mijn moeder niet... die heeft altijd wat te mopperen over de duiven van onze buurman, omdat ze altijd de was bevuilen als die aan de lijn hangt te drogen... Ha, daar komt mijn ijsje aan!’
Heinz zuchtte en keek steels op zijn horloge. En toen hij naar de enorme coupe ijs met slagroom gluurde, schatte hij dat Teuntje wel een kwartiertje nodig zou hebben om dat allemaal naar binnen te werken.
Hij had Teuntje onderschat; ze presteerde het binnen tien minuten.
‘Dank je wel,’ zei ze tegen haar gastheer en ze likte de lepel af, ‘dat heeft heerlijk gesmaakt. Voorlopig hoef ik niets meer te hebben.’
‘Mooi, dan zullen we nu maar eens opstappen,’ zei hij.
‘Wat een haast... eerst nog even een sigaretje,’ zei Teuntje. ‘Gezellig natafelen, daar houd ik van...’
‘The Great Adolfo’ knikte berustend, en bedacht dat een ter dood veroordeelde altijd recht heeft op een laatste gunst.
Hij wenkte de ober en terwijl ze een sigaret uit zijn koker opstak, rekende hij af. De rekening werd hem discreet opgevouwen, keurig op een zilveren dienblaadje gepresenteerd, maar dat nam niet weg dat hij bleek om zijn neus werd toen hij het eindbedrag zag. Tegen beter weten in hopend dat iemand een rekenfout had gemaakt, telde hij alles drie keer na, maar het bleek tot op de cent te kloppen.
Teuntje zag het met genoegen aan. Ze staarde naar de goochelaar door de wolkjes rook, die ze door haar neusgaten in zijn richting blies, en ze vroeg zich af of hij nu werkelijk dacht dat ze zo dom was. Dat ze niet met haar klompen aanvoelde dat hij iets met haar van plan was. Wat, dat wist ze niet, maar wel dat het niet veel goeds zou zijn.
‘The Great Adolfo’ trok zuchtend zijn portefeuille en telde een klein weekloon op het zilveren dienblaadje uit. Hij wist dat hij dat geld voorgoed kwijt zou zijn. Hij zou het niet kunnen terugrollen, zoals hij bij de portier had gedaan. Dat zou een wat al te in het oog lopende truc zijn.
‘Het valt best mee, hè?’ zei Teuntje, toen ze haar peuk in de zwaar verzilverde asbak uitdrukte. ‘Ze zetten je hier in ieder geval niet af.’
Heinz Krüger had daar zijn eigen mening over, maar hij liet het maar zo.
‘Zullen we nu dan maar gaan?’ vroeg hij.
‘Laten we maar gaan,’ zei Teuntje.
Ze glipte als eerste door de tollende draaideur naar buiten en stond al op straat toen ‘The Great Adolfo’ nog in zijn zakken stond te zoeken naar kleingeld voor de portier, die hem ongenaakbaar als een blok beton de doorgang versperde.
‘Merkwaardig,’ zei de portier, terwijl hij Heinz met een achterdochtige blik opnam, ‘ik meen toch zeker te weten dat meneer mij eerder een briefje van tien in mijn hand drukte. En laat ik het nu kwijt zijn.’
Heinz schudde zijn hoofd en zei vermanend: ‘Je zult toch beter op de kleintjes moeten passen, beste man... het groeit ons tenslotte niet op de rug, hè?’
Teuntje, innig dankbaar voor het kleine oponthoud, keek snel om zich heen en ze zag nog juist hoe Bas en Heiligers op de hoek van de straat de wacht hielden.
Net op tijd doken ze weg, maar niet zó vlug of Bas had gezien dat Teuntje duidelijk een gebaar maakte dat als waarschuwing was bedoeld.
Nauwelijks een paar tellen later kwam ‘The Great Adolfo’ naar buiten.
Hij kwam naast Teuntje staan en pakte haar bij haar arm.
Ze keek naar hem op en zei verontwaardigd: ‘Knijp niet zo hard, wil je? Je vergeet geloof ik dat je met een dame te doen hebt!’
‘Neem me niet kwalijk,’ zei de goochelaar, en hij grijnsde gemeen. ‘Soms ken ik mijn eigen kracht niet.’
Hij nam niet eens de moeite om zich heen te kijken, want hij wist dat zijn achtervolgers in de nabijheid waren en al zijn bewegingen volgden.
Hij verslapte zijn greep op Teuntjes arm en zei kort: ‘Kom mee!’
‘Waarheen?’ wilde Teuntje weten.
‘Dat blijft nog even een verrassing,’ antwoordde ‘The Great Adolfo’.
‘Als het dan maar een leuke is,’ zei Teuntje.
‘Wat dacht je?’ zei Heinz glimlachend.