Epiloog

 

Een kleine, stoffige man in een kleine, stoffige kamer. Zo dacht ik altijd aan hem. Hij was opgesprongen toen ik de kamer binnenkwam, greep mij bij mijn gezonde arm en hielp mij naar de stoel voor zijn bureau. De teruggekeerde held werd vorstelijk binnengehaald, ik had er heel wat onder durven verwedden dat hij nooit eerder zo iets gedaan had. 'Ga zitten, ga zitten, kerel.' Het grauwe, gegroefde gezicht was van zorg vervuld, in de starre, waakzame groene ogen weerspiegelde zich een bezorgdheid die deze man bijna nooit had getoond. 'God, Bentall, je ziet er vreselijk uit.’ Dat klopte. Mijn linkerarm in een zwarte linnen doek, in mijn rechterhand de dikke stok met behulp waarvan ik mij voortbewoog, bloeddoorlopen ogen en bleke ingevallen wangen met een grote, loodkleurige striem van mijn slaap tot mijn kin. 'Het lijkt erger dan het is, kolonel. Ik ben alleen maar moe.' God alleen wist hoe moe ik was, in de twee dagen die het mij gekost had van Suva naar huis te vliegen had ik geen twee uur geslapen. 'Heb je gegeten, Bentall?' Ik vroeg mij af wanneer zijn kamer voor het laatst een dergelijk vertoon van bezorgdheid had aanschouwd. 'Nee, kolonel. Nadat ik op het vliegveld had opgebeld ben ik rechtstreeks hier gekomen. Ik heb geen honger.' 'Juist.' Hij liep naar het raam, 'dus Marie Hopeman is dood.' 'Ja,' zei ik. 'Ze is dood.’ 'Het zijn altijd de besten die gaan,' mompelde hij. 'Altijd de besten. Waarom had een oude, nutteloze man als ik niet in haar plaats kunnen gaan? Maar zo gaat het nooit, nietwaar? Als het mijn eigen dochter was zou ik…' Hij hield in en staarde op zijn handen. 'We zullen Marie Hopeman nooit meer terugzien.' 'Nee, kolonel, we zullen Marie Hopeman niet meer terugzien.' 'Hoe is ze gestorven, Bentall?' 'Ik heb haar gedood, kolonel. Ik moest wel.' 'Je hebt haar gedood.' Hij zei het alsof het de gewoonste zaak ter wereld was. ik heb je telegram van de Neckar gehad. Ik heb van het ministerie van Marine een ruwe schets gehad van wat er op Vardu gebeurd is. Ik weet dat je prachtig werk hebt gedaan, maar verder weet ik niets. Vertel me alles wat er gebeurd is.’ Ik vertelde hem alles wat er gebeurd was. Het was een lang verhaal, maar hij hoorde mij aan zonder een vraag te stellen of mij in de rede te vallen. 'Fantastisch,' mompelde hij toen ik klaar was. ik heb hier vreemde verhalen horen vertellen, maar…' Hij hield in, greep zijn pijp en zijn pennenmes en begon weer aan zijn uithollingwerkzaamheden. 'Prachtig werk, prachtig werk - maar tot welke prijs. Alle toespraken, alle bedankjes ter wereld zouden nooit loon genoeg zijn voor wat je gedaan hebt, kerel. En voor ons soort werk krijg je geen medailles, hoewel ik het al voor elkaar heb gemaakt dat een heel speciale… uh… beloning krijgt voor wat je hebt gedaan, en wel heel gauw.' Een klein trekje in zijn mondhoek, ik werd geacht daaruit op te maken dat hij glimlachte. 'Je zult het, denk ik, bepaald verbijsterend vinden.' Ik zei niets, en hij vervolgde: ik heb je natuurlijk honderd-en-één vragen te stellen en jij hebt mij ongetwijfeld één of twee precieze vragen te stellen over een kleine teleurstelling die ik je bereiden moest. Maar dat kan allemaal tot morgen wachten.' Hij keek op zijn horloge. 'Goeie hemel, het is halfelf. Ik heb je te lang opgehouden, veel te lang, je ziet er uit als een lijk.' 'Het is goed,' zei ik. 'Het is niet goed.' Hij legde zijn pijp en mes neer en keek mij met zijn ijsbergogen van onder tot boven aan. ik weet heel goed wat je geleden hebt, en niet alleen lichamelijk, van wat je hebt doorgemaakt. Wil je, Bentall, na dit alles nog bij de dienst blijven?' 'Meer dan ooit, kolonel.' Ik trachtte te glimlachen, maar het was de moeite die het mij kostte niet waard, dus ik gaf het op. 'Herinnert u zich wat u zei over die stoel, vóór ik wegging. Ik zou er op een dag nog steeds graag in willen zitten.' 'En ik heb besloten dat je er in zult zitten,' zei hij rustig, ik ook, kolonel.' Ik stak mijn rechterhand in de doek om mijn arm wat losser te maken. 'Maar dat is niet de enige beslissing die wij delen.’ 'Nee?' Zijn grijze wenkbrauwen gingen een millimeter omhoog.'Nee. We hebben allebei iets anders besloten. We hebben beiden besloten dat de ander deze kamer niet levend zal verlaten.' Ik haalde mijn hand uit de doek en liet hem mijn revolver zien. 'Die Luger onder uw stoel. Laat die waar hij is.' Hij staarde mij aan, zijn mond werd langzaam strak. 'Heb je je verstand verloren, Bentall?’ 'Nee, ik heb het pas weer teruggevonden, vier dagen geleden.' Ik kwam onhandig overeind en strompelde naar de kant van het bureau waar hij zat. 'Ga uit die stoel.’ 'Je bent overspannen,' zei hij rustig. 'Je hebt te veel doorgemaakt…’ Ik sloeg hem over zijn gezicht met de loop van mijn revolver. 'Ga uit die stoel.' Hij veegde wat bloed van zijn wang en kwam traag overeind. 'Leg de stoel op zijn kant.' Hij deed wat hem gezegd werd. De Luger zat er inderdaad nog, vastgehouden door een veer met een klem. 'Haal hem er met de wijsvinger en de duim van je linkerhand uit. Bij de loop vastpakken. En leg hem op het bureau.' Weer deed hij wat hem gezegd werd. 'Ga terug naar het raam en draai je om.' 'Wat is er in 's hemelsnaam…’ Ik deed een stap naar hem toe, zwaaiend met mijn revolver. Hij liep snel achteruit, vier stappen, tot hij de gordijnen achter zich voelde, en draaide zich om. Ik keek neer op de Luger. Zware geluiddemper, veiligheidspal eraf, geladen. Ik deed mijn eigen revolver weg, nam de Luger en zei hem zich om te draaien. 'Die verbijsterende beloning zou ik heel gauw krijgen, hè?' vroeg ik. 'Een kogel uit een 7.65 Luger midden in je buik zou iedereen verbijsteren. Ik was alleen niet zo argeloos als de laatste arme duivel die je vermoordde toen hij in die stoel zat, hè?’ Hij ademde met een lange, geruisloze zucht en schudde zijn hoofd, heel langzaam. 'Je weet waarover je praat, Bentall?' 'Ongelukkig voor jou, ja. Ga zitten.' Ik wachtte tot hij de stoel overeind had gezet en was gaan zitten, en leunde toen tegen een hoek van het bureau aan. 'Hoe lang heb je dit dubbele spel gespeeld, Raine?’ 'Waar heb je het in 's hemelsnaam over?' vroeg hij vermoeid, ik neem aan dat je weet dat ik je zal doodschieten,' zei ik. 'Met deze mooie Luger met geluiddemper. Niemand zal er iets van horen. Het gebouw is verlaten. Niemand zag mij binnenkomen: en niemand zal mij naar buiten zien gaan. Ze zullen je morgenochtend vinden, Raine. Dood. Zelfmoord, zullen ze zeggen. Je verantwoordelijkheden waren je te zwaar.' Raine likte zijn lippen. Hij zei niet meer dat ik gek was. ik neem aan dat je je hele leven in dienst van het verraad bent geweest, Raine. God weet hoe je er zo lang mee door hebt kunnen gaan, je moet er talent voor hebben gehad, anders zouden ze je jaren geleden al te pakken genomen hebben. Wil je me er het een en ander over vertellen, Raine?' De grote ogen schitterden van haat in de mijne. Hij zei niets. 'Heel goed,' zei ik. 'Dan zal ik het je vertellen. Ik zal het je vertellen als een verhaaltje voor het slapen gaan. Luister goed, Raine, want het is het laatste verhaaltje dat je zult horen vóór je voor het laatst gaat slapen.’ "Vijfentwintig jaar heb je in het Verre Oosten doorgebracht, Raine, de laatste tien jaar als hoofd van de contraspionage. Ik neem aan dat je al die tijd twee partijen te vriend hebt gehouden, alleen God weet hoeveel tragiek en lijden je daar veroorzaakt hebt, hoeveel mensen er door jouw hand gestorven zijn. Toen kwam je, twee jaar geleden, weer terug.’ 'Maar vóór je terugkwam werd je benaderd door een van de machten waarvoor je werkte en men vroeg je zoveel mogelijk te weten te komen over het Engelse onderzoek naar de vaste raketbrandstof. Je accepteerde. Ik beweer niet te weten wat ze je beloofd hebben, macht, geld, de hemel mag het weten.' 'Noch beweer ik te weten hoe je je spionagedienst precies georganiseerd hebt. Contacten in Europa kon je gemakkelijk leggen en het eigenlijke doorgangshuis was Istanbul, waar mijn onderzoekingen mij ten slotte heenbrachten. Ik vermoed dat je je inlichtingen inwon door bij de Dienst Voorraden en Materieel en de Dienst Brandstofonderzoek in Hepworth, de dienst van het strengst geselecteerde personeel in heel Groot-Brittannië, mensen te plaatsen die je zelf, volgens je officiële bevoegdheden, zorgvuldig "gezift" had.''De maanden verliepen en de gegevens werden geleidelijk aan verzameld, naar Istanbul gezonden en doorgegeven naar het Verre Oosten. Maar je voorganger kreeg de lucht van wat er gebeurde, begon te dicht bij de waarheid te komen en zijn vliegtuig stortte in de Ierse Zee neer. Hij werd voor die vlucht uitgeleide gedaan door jou. De een of andere tijdbom in zijn bagage, denk ik - onze bagage is immuun voor douane-onderzoek. Het was jammer dat er nog dertig anderen in dat vliegtuig zaten, maar dat was eigenlijk niet van belang, nietwaar, Raine?' Toen werd je bevorderd. De keus lag voor de hand, een briljant en toegewijd man, die er zijn leven aan had besteed zijn land te dienen. Toen bevond je je in de bizarre positie agenten te moeten uitsturen om jezelf op te sporen. En je móest het natuurlijk doen. Eén man die je uitzond ontdekte te veel. Hij kwam hier terug en ging de kamer binnen met een revolver in zijn hand om je met de bewijsstukken te confronteren. Hij wist niets van die verborgen Luger, nietwaar, Raine? En toen bracht je dat verhaaltje in omloop dat hij overgelopen was en bevel had gekregen je dood te schieten. Hoe vind je mijn verhaal, Raine?' Hij had er geen commentaar op. 'Nu begon de regering zich werkelijk zorgen te maken. Je overtuigde hen ervan dat de moeilijkheid lag in de samengestelde aard van de technische gegevens die werden doorgegeven, die alleen een geleerde werkelijk kon begrijpen. Je eigen agenten, de eerlijke, waren op hun manier betrouwbaar, maar ze hadden één groot bezwaar - ze waren er zo verduiveld goed in van alles te ontdekken. Dus nadat je de regering voor de gek had gehouden keek je rond tot je de stomste geleerde had gevonden die je maar vinden kon. De geleerde die de minste kans van slagen scheen te hebben. Je nam mij. Ik kan me voorstellen waarom.' 'En je nam Marie Hopeman. Je trachtte mij ervan te overtuigen dat zij een eersterangs agente was, hard, bekwaam en zeer ervaren. Zij was niets van dat alles. Ze was gewoon een aardig meisje, met een knap gezichtje en een goed figuur, en een aanzienlijk en goed van pas komend acteertalent. Maar dat was alles wat ze had. Geen behoorlijke intelligentie, geen opvallend hoge graad van vindingrijkheid, zeker niet de geestelijke hardheid en fysieke taaiheid die nodig zijn om in dit beroep te slagen.' 'Dus je zond ons beiden naar Europa om zo veel over dat lek in het brandstofonderzoek te weten te komen als we maar konden. Je moet ervan overtuigd zijn geweest dat als er één stelletje ter wereld was dat nooit iets zou kunnen vinden, dat Marie Hopeman en ik moesten zijn.’ 'Maar je maakte een fout, Raine. Je overtuigde je van de graad van mijn intelligentie en vindingrijkheid en dacht dat je wat dat betrof niets te vrezen had. Maar je vergat je van andere dingen te vergewissen: hardheid en meedogenloosheid. Ik ben hard en kan volkomen meedogenloos zijn. Dat zul je merken als ik deze trekker overhaal. Ik zal nergens voor terugdeinzen om af te maken waaraan ik begonnen ben. Ik was begonnen met van alles te ontdekken, veel te veel. Je werd bang en riep ons terug.’ Kolonel Raine reageerde op dit alles niet. Zijn groene, starre ogen lieten mijn gezicht niet los. Hij wachtte, wachtte op een kans. Hij wist dat ik ziek was en zeer vermoeid. Eén verkeerde beweging, één langzame reactie en hij zou zich op mij storten als een exprestrein, en ik voelde mij die nacht zo dat ik nog geen teddybeer van mij af had kunnen slaan. 'Dank zij mijn activiteiten,' ging ik voort, 'was het lek in het brandstofonderzoek bijna gestopt. Je Oosterse vrienden begonnen zich zorgen te maken. Maar je had nog een pijl op je boog, nietwaar, Raine? Een paar maanden daarvoor had de regering een proefstation voor de "Zwarte Kruisvaarder" ingericht op Vardu. Veiligheid was een eerste vereiste en jij was natuurlijk de man die verantwoordelijk was voor alle veiligheidsmaatregelen. Je regelde het met professor Witherspoon om het eiland voor bezoekers af te sluiten, om een volmaakt goede en onschuldige reden; je regelde het dat de geleerden en hun vrouwen naar Australië gingen zonder dat er verdenking rees; je regelde het dat kapitein Fleck een bewijs van betrouwbaarheid kreeg - mijn God, wie anders dan jij kon die schurk ooit een bewijs van betrouwbaarheid hebben verleend? - en toen vertelde je je Oosterse vrienden onder leiding van LeClerc het eiland te bezetten en Witherspoon uit de weg te ruimen en te vervangen. Ten slotte regelde je, waarschijnlijk door ze te vertellen dat ze hun echtgenoten gingen bezoeken en na ze allemaal de noodzaak van volstrekte geheimhouding op het hart te hebben gedrukt, het transport van de vrouwen der geleerden naar Vardu. Maar ze werden aan de verkeerde kant van het eiland aan land gezet, nietwaar, Raine?' 'Dus nu had je twee pijlen op je boog. Als je je vrienden niet alle bijzonderheden over de nieuwe brandstof kon verschaffen, kon je ze de brandstof zelf verschaffen. Er was echter één moeilijkheid: dr. Fairfield zelf kwam om het leven en je moest iemand anders hebben om de raket klaar te maken.''Het was een briljant idee, geef ik toe. Twee vliegen in één klap. Ik had al te veel ontdekt in Europa en je wist dat ik er de man niet naar was op te houden vóórdat ik de oplossing gevonden had. Je vertelde Marie Hopeman dat ik de enige man was waar je ooit bang voor zou kunnen worden en misschien heb je toen voor één keer niet gelogen. Ik wist te veel en ik moest uit de weg worden geruimd. En Marie Hopeman ook.’ 'Maar vóór ik uit de weg zou worden geruimd, een taak die je voor je vriend LeClerc had weggelegd, moest ik de leidingen in de "Zwarte Kruisvaarder" leggen.’ 'Je had me rechtstreeks naar de raket-installatie kunnen sturen, op een volkomen openlijke manier, terwijl de marine daar nog was. Maar je wist dat ik zo achterdochtig als de hel zou zijn als ik uit een geheim karwei werd gehaald om aan een ambtelijk baantje gezet te worden. Ik zou dubbel achterdochtig zijn omdat er meer geleerden in het land zijn dan ik. En dan zou er natuurlijk geen reden zijn om mij door Marie Hopeman te laten vergezellen. En je wilde ook haar dood hebben. Dus je liet die laatste valse advertentie in de Daily Telegraph opnemen, liet hem aan mij zien, speldde ons dat verhaaltje op de mouw en stuurde ons naar de Grote Oceaan.’ 'Er zou zich nog maar één moeilijkheid kunnen voordoen, er was één vitale kwestie waar al het andere van afhing, en de psychologische manier waarop je het aanlegde was perfect. De moeilijkheid - en als je er geen oplossing voor gevonden had zou alles verloren zijn geweest - was hoe je mij ertoe zou kunnen krijgen de leidingen en de ontsteking in de "Zwarte Kruisvaarder" aan te brengen. Het lam dat je gevangen had was gebleken een tijger te zijn. Je wist toen al wel hoe hardnekkig en meedogenloos ik kon zijn. Je vermoedde dat bedreigingen met marteling of werkelijke marteling mij er niet toe zouden brengen. Je wist dat ik, als ik het belangrijk genoeg vond, erbij kon staan en toezien hoe anderen gemarteld en met de dood bedreigd werden, en het dan nog niet doen zou. Maar je wist dat een man die verliefd is alles zal doen om de vrouw te beschermen van wie hij houdt. En je regelde het zo dat ik verliefd werd op Marie Hopeman. Je hield het ervoor dat niemand twee dagen in vliegtuigen naast Marie Hopeman zou kunnen zitten, een nacht met haar in dezelfde kamer doorbrengen, een nacht en een dag in het ruim van een schip opgesloten zitten, een nacht tegen elkaar aangedrukt op een klip zitten en nog twee dagen naast elkaar in dezelfde hut zou kunnen liggen zonder verliefd op haar te worden. Mijn God, je dreef het zelfs zo ver dat je de pseudo-Witherspoon liet proberen mij jaloers te maken. Je gaf ons de tijd, bracht ons in de situatie en bood ons elke gelegenheid om verliefd op elkaar te worden. En we deden het. Ze martelden haar en lieten me haar zien. Ze dreigden dat ze het weer zouden doen. En daarom, God sta me bij, heb ik de leidingen in de "Zwarte Kruisvaarder" gelegd. En God zal ook jou bijstaan, Raine, want het is voor Marie dat je zult sterven. Niet voor alle doden waar je de schuld van bent, de ellende, het hartzeer, het leed. Maar voor Marie.’ Ik kwam pijnlijk van het bureau af en strompelde rond tot ik minder dan een meter van hem af stond. 'Je kunt hier niets van bewijzen,' zei Raine schor. 'Daarom moet ik je hier doodschieten,' gaf ik onverschillig toe. 'Geen enkel gerechtshof in het land zou mijn geval ontvankelijk verklaren. Er zijn geen bewijzen, maar er waren veel dingen die op je schuld wezen, Raine, dingen die ik niet zag tot het te laat was. Hoe wist Fleck dat Marie een revolver in de dubbele bodem van haar tasje had? Vrouwen van geleerden plegen geen revolver bij zich te hebben. Waarom zei LeClerc - die ik toen nog onder de naam Witherspoon kende - dat we nog niet lang getrouwd waren, omdat we ons daar niet naar gedroegen? Waarom toonde hij zich later niet verrast toen ik hem vertelde dat wij niet getrouwd waren? Hij zei dat ik een fotografisch geheugen had - hoe voor de duivel kon hij dat weten tenzij jij hem dat verteld had? Waarom probeerden LeClerc en Hewell mij kreupel te maken met een zware brandkast? Zij wisten dat ik agent van de Inlichtingendienst was, jij hebt het hun verteld en zij wilden niet dat ik ging rondsnuffelen. Van wie kreeg Fleck zijn bewijs van betrouwbaarheid uit Londen? Hoe wisten ze dat de "Zwarte Kruisvaarder" op het punt stond getest te worden als het niet uit Londen was doorgegeven? Waarom werd er geen aandacht geschonken aan het S.O.S.-telegram dat ik naar Londen stuurde, waarom werd er geen actie ondernomen? LeClerc hing een verhaal op over een tweede bericht waarmee hij het eerste had geannuleerd, maar je weet dat op ieder bericht aan dit bureau, gecodeerd of niet, mijn identificatiewoord "Bilex" ergens in het midden moet staan. Waarom werd er in het Grand Pacific Hotel niet naar ons gezocht toen we verdwenen waren? Ik heb het op weg naar huis nagegaan en noch het gouvernement, noch de politie heeft een verzoek ontvangen een onderzoek in te stellen. De waarnemer die geacht werd in het vliegtuig met ons mee te reizen heeft onze verdwijning nooit gerapporteerd - want er was geen waarnemer, nietwaar, kolonel Raine? Alleen maar aanwijzingen, geen bewijzen: je hebt gelijk, ik zou niets kunnen bewijzen.' Raine glimlachte; de man scheen geen zenuwen te hebben. 'Hoe zou je je voelen, Bentall, als je me dood zou schieten en ontdekte dat je volslagen ongelijk had gehad?' Hij leunde voorover en zei zacht: 'Hoe zou je je voelen als ik je duidelijk bewees, hier en nu, dat je volslagen, verschrikkelijk ongelijk hebt?' 'Doe geen moeite, kolonel Raine. Hier komt het.' 'Maar verdomme, man, ik kan het bewijzen!' schreeuwde hij. ik heb het bewijs bij de hand. In mijn portefeuille.’ Hij tilde met zijn linkerhand zijn linkerrevers op, stak zijn rechterhand in zijn binnenzak; de kleine zwarte revolver kwam uit zijn jasje te voorschijn en zijn vinger lag om de trekker toen ik hem zonder verdere plichtplegingen door zijn hoofd schoot. De revolver viel uit zijn handen. Hij schokte heftig achterover in zijn stoel, viel toen naar voren en zijn hoofd en zijn schouders kwamen met een zware slag op het stoffige bureau neer. Ik haalde mijn zakdoek te voorschijn en trok een stukje papier mee dat op de grond fladderde. Ik liet het liggen. Met de zakdoek in mijn hand raapte ik de gevallen revolver op, deed hem weer in mijn binnenzak, veegde de Luger schoon, drukte hem in de hand van de dode, drukte zijn duim en zijn vingers tegen de kolf en om de trekker en liet toen de revolver en de hand losjes op de tafel vallen. Toen veegde ik de deurknoppen, de armleuningen, alles wat ik had aangeraakt af en raapte het gevallen papiertje op. Het was het briefje van Marie. Ik vouwde het open, hield het aan een punt boven Raines asbak vast, streek een lucifer aan en zag het langzaam verbranden, het kleine vlammetje kroop onverbiddelijk over het papier tot het de woorden onderaan bereikte: 'Jij en ik en de lichten van Londen,' tot ook deze, één voor één, waren verbrand, zwart geworden en vergaan. Ik stampte de as in de asbak fijn en ging weg. Ik deed de deur zacht achter mij dicht en liet hem daar liggen: een kleine, stoffige man in een kleine, stoffige kamer.