6

‘Het is zo leuk,’ zei Ellie, ‘om eens echt gezellig te kunnen kletsen. Het is eeuwen geleden dat wij elkaar voor het laatst zagen. Ik had nog contact op willen nemen, na de begrafenis. Maar het is zo'n gedoe, die verhuizing naar mijn nieuwe appar tement en zo.’

‘Ja, dat zal best,’ antwoordde Phyl. ‘Neem nog een scone, Ellie.’ Ze was niet van plan om hier verder op in te gaan, want ze was totaal niet geïnteresseerd in Ellies verhuisverhalen.

‘Nee bedankt. Ze zijn heerlijk, maar nee. Je hebt ze vast zelf gebakken, of niet? Je bent ook zo'n goeie huisvrouw.’

Phyl glimlachte. ‘Ik zet nog even wat water op, want ik lust nog wel een kop thee. Jij nog?’

‘Graag.’

Phyl zette de waterkoker aan, met haar rug naar Ellie gekeerd, en ze probeerde te bedenken wat ze er eigenlijk van vond dat de ex van haar man hier bij haar in de keuken stond. Ze had haar zelf uitgenodigd – ze kon moeilijk anders, want Ellie had gebeld dat ze ‘in de buurt was’ – en nu zat ze hier dus. Hadden ze elkaar eigenlijk wel iets te melden? Nessa. Ze konden het hebben over haar aanstaande scheiding, dacht Phyl. Poppy had even wat afleiding geboden. Ellie maakte het soort geluidjes dat je moest maken als je een klein kind ontmoette, maar uit haar lichaamstaal kon Phyl opmaken dat ze zich absoluut niet op haar gemak voelde bij zo'n onvoorspelbaar en mogelijk destructief wezen. Ze kromp zelfs ineen toen ze het kind knuffelde, en dat vond Phyl wel amusant. Precies zo'n soort fysiek terugdeinzen zag ze soms in de kliniek, als mensen zich niet op hun gemak voelden bij dieren. Poppy zat nu aan de andere kant van de keuken, waar ze vrolijk aan het spelen was met een of ander ingewikkeld spelletje met twee poppen, een lepel en wat lege yoghurtbakjes. Haar gemompel werd doorspekt met wat echte woordjes, en Phyl vond het een geruststellend geluid.

‘Matt is er niet, ben ik bang,’ zei ze. ‘Die zit vandaag in Parijs.’

‘Parijs! Mijn hemel,’ antwoordde Ellie. ‘Wat moet hij daar, in vredesnaam?’

‘Hij is met Lou, en ze zijn bij iemand op bezoek… Het is een lang verhaal. We hebben verleden weekend een brief gevonden. Van een Franse mevrouw die zegt dat ze de tante is van John Barrington.’

‘Echt? Wat spannend! Dus we krijgen straks allerlei onthullingen te horen? Ik vond John altijd al zo geheimzinnig. Hij was veel te stilletjes, vond je ook niet?’

‘Daar heb ik nooit bij stilgestaan, eerlijk gezegd. Hij was Matts vader, en hij zei nooit echt veel tegen mij, maar daar heb ik me nooit druk over gemaakt. En ik heb ook nooit gedacht dat hij iets te verbergen had. Ik nam gewoon aan dat hij een stil type was.’

‘Hm. Nou,’ zei Ellie terwijl ze zich samenzweerdiger naar voren boog, ‘ik kreeg juist altijd de indruk dat hij ons van alles had kunnen vertellen, als hij maar had gewild.’

‘Misschien heeft hij dat wel allemaal in zijn boeken verwerkt. Volgens Lou is Blinde maan erg goed.’

Ellie trok haar neus op. ‘Ik heb het wel eens gelezen, jaren geleden toen Matt en ik elkaar pas leerden kennen. Ach, je kent dat wel – dan wil je alles weten wat ook maar iets met je geliefde te maken heeft, toch? Dus stel, je bent verliefd op een schaker, dan wil je ook leren schaken, ook al vind je er zelf niets aan. Nou, ik dacht dat ik dichter bij Matt zou komen te staan door de boeken van zijn vader te lezen.’ Ze moest lachen. ‘Zat ik er even naast!’

Phyl gaf geen antwoord. Ze vond het niet prettig dat Ellie het over Matt had als haar ‘geliefde’. Ze had het uiteraard over een tijd die allang voorbij was, maar toch, het gaf haar een gevoel van… van wat eigenlijk? Verontrusting, zou je kunnen zeggen. Niet prettig. Ellie kletste maar door. Als die eenmaal bezig was kon je er nauwelijks nog een speld tussen krijgen.

‘Ik kan me niet zoveel meer herinneren van Blinde maan, tussen ons gezegd en gezwegen. Absoluut niet mijn ding. Dat jongetje, in een land waar ik niets van begreep. Noord-Borneo of zo? Het was in elk geval ergens in het Verre Oosten, en ik weet ook nog wel dat ze vreselijk hebben geleden tijdens de oorlog, in die Japanse kampen. Weet je wel, die hadden ze ook in die film, Empire of the Sun, maar de avonturen en gedachten van een jongetje van acht, nou ja… Ik vind het raar om van volwassen mensen te verlangen dat ze een boek lezen dat is geschreven vanuit het standpunt van een kind.’

‘Het schijnt heel indrukwekkend te zijn,’ mompelde Phyl. ‘Heel ontroerend. Triest.’

‘Ja, precies. Dat was het ook, maar wie zit er nou te wachten op een boek waar je je ellendig bij voelt? Ik vind dat dus gekkenwerk.’

‘Het eindigt kennelijk wel hoopvol. Het kind – dat jongetje gaat naar Engeland met de vriendin van zijn moeder. Die adopteert hem.’

‘Wat John verder ook heeft gedaan…’ Ellie sloeg haar samenzweerderige toontje weer aan. ‘… een succes is het niet bepaald geworden, toch? Constance zei altijd dat die boeken geen stuiver opleverden.’

‘Geld is niet de maatstaf voor succes,’ zei Phyl.

‘Nee, maar het zegt wel iets.’

‘Nou,’ zei Phyl, ‘John had duidelijk het gevoel dat hij die boeken moest schrijven. Ik neem aan dat hij er ook plezier in had. Wat afleiding.’ Ze zocht naar een manier om het gesprek een andere wending te geven. Ze had zelf ook geen verstand van literatuur, zeker niet genoeg om er met Ellie over te kunnen praten. En ze gunde het haar niet om het met haar eens te zijn, hoewel Blinde maan ook niet bepaald haar smaak was, en ze het daarom nooit had uitgelezen. Dat was een van de redenen waarom ze zo overstuur was toen Constance Lou de auteursrechten had nagelaten. Phyl vond het een waardeloze erfenis, maar dat zei ze natuurlijk nooit hardop. Ellie gooide het nu zelf over een andere boeg. Ze be gon weer over Parijs.

‘Maar vertel, die Franse vrouw, wat beweerde die dan allemaal? Zou het echt waar zijn?’

‘Daar zal Matt nu wel achter komen, denk ik. Ze zegt dat ze de zuster is van Johns echte moeder.’

‘Spannend! Ik zal Matt zeker even bellen om te horen wat ze te vertellen had.’

Dus ze zou Matt binnenkort bellen. Phyl vroeg zich af hoe abrupt ze kon overstappen op een ander onderwerp. Niet geschoten, altijd mis. Dus haalde ze diep adem en vroeg: ‘Hoe is het met Nessa? Dat was ook onverwacht, vind je niet?’

‘Nou…’ Ellie nam een slok thee, om zich op te laden, nam Phyl aan, voor weer een nieuwe woordenvloed. Ze droeg een vestje van lichtblauw kasjmier op een crèmekleurige blouse, die eruitzag als zijde. Haar schoenen hadden duidelijk nog nooit zoiets ordinairs gedaan als op een echte vloer lopen. Haar make-up was onberispelijk, en wat haar nagels betreft… Phyls eigen handen, met hun doodgewone, recht afgeknipte nagels die ze al zo droeg sinds ze op school zat, behalve dan dat ze nu hier en daar een levervlek vertoonden. Die handen zaten duidelijk te springen om wat Ellie ongetwijfeld ‘lekker vertroetelen’ zou noemen. Ze legde ze in haar schoot, uit het zicht, veilig onder tafel. Heel even wenste ze dat ze iets anders had aangetrokken toen Ellie die ochtend belde, maar Poppy eiste haar ontbijt en toen moest er nog een luier verschoond, en toen moest ze kiezen: ofwel scones, versgebakken en zo uit de oven, óf een halfuur spenderen aan haar uiterlijk. De scones waren heerlijk, en ze zou toch nooit zelfs maar in de buurt komen van Ellies stijlvolle verschijning, en dus vond Phyl nu dat ze de juiste keuze had gemaakt. Ze probeerde te luisteren naar wat Ellie te vertellen had. Het ging nog steeds over Nessa, dus ze had nog niet veel gemist.

‘Het is natuurlijk moeilijk in het begin, maar ze zal er wel aan wennen. En ik weet zeker dat ze binnen de kortste keren weer getrouwd is, denk je ook niet? Ze gaan co-ouderschap doen. Tussen jou en mij: ik denk dat ze het vreselijk zal vinden als Tamsin bij Gareth is. Je weet toch hoe stapelgek ze op dat kind is? Het verbaasde mij eerlijk gezegd dat Nessa zo moederlijk is.’

Phyl zei: ‘Ach, we zijn niet allemaal hetzelfde, hè.’ Terwijl ze eigenlijk had willen zeggen: Geen wonder dat jij zo verbaasd bent, want in dat opzicht lijkt ze helemaal niet op jou.

Ellie lachte. ‘Moet ik nodig zeggen, hè? Ik heb werkelijk geen greintje moederlijkheid in me, dus zij is in dat opzicht echt totaal anders.’

‘En ze heeft het bedrijf, natuurlijk. Voor de afleiding, bedoel ik. Dat ze niet steeds aan haar problemen hoeft te denken.’

‘En om wat mee te verdienen, mag ik hopen. Gareth betaalt voor het levensonderhoud van Tamsin, maar het is maar goed dat Constance Nessa dat geld heeft nagelaten. Hoewel het niet half zoveel is als je zou denken, maar daar ben jij ongetwijfeld ook al achter gekomen. Het grootste deel van het fortuin zit in het huis, en Justin geeft geen strobreed toe.’

‘Jij zou toch ook wat van je juwelen kunnen verkopen,’ zei Phyl onschuldig. ‘Als je Nessa financieel zou willen helpen.’

‘Niet nodig, gelukkig. Hoewel ik misschien de minder mooie stukken ga verkopen om wat van mijn hypotheek af te kunnen lossen. Je moet echt eens langskomen, Phyl, samen met Matt. Het is echt snoezig, heel klein natuurlijk, maar voor mij heeft het genoeg ruim te, nu ik alleen ben.’

‘Eén slaapkamer?’ vroeg Phyl.

‘Nee, twee. Je wilt natuurlijk wel logees kunnen ontvangen.’

‘Tamsin, neem ik aan?’ Phyl kon het niet helpen. De verleiding om Ellie van haar stuk te krijgen was te groot. Terwijl Ellie aan het kletsen was, raakte Phyl steeds geïrriteerder. Hoe durfde ze te klagen over Nessa's financiële moeilijkheden, die volkomen denkbeeldig waren, als ze wist dat Lou geen cent te makken had. Misschien denkt ze wel dat wij bijspringen. Ja, dat doen we natuurlijk wel, maar Lou wil onze hulp vaak helemaal niet aannemen. Phyl wist dat haar dochter onafhankelijk wilde zijn, maar toch vroeg ze zich af of ze de basale dingen wel in orde had. Of ze bijvoorbeeld wel genoeg te eten had. Ze zou nooit op Poppy's eten bezuinigen, maar het was niet onwaarschijnlijk dat Lou zelf soms een maaltijd oversloeg. Als ze moest kiezen tussen een film zien of eten, dan won de film altijd. En als ze uitging, moest ze de oppas betalen, en daar mocht Phyl haar ook nooit geld voor geven. En dan begon Ellie een beetje te zaniken over die verdomde Nessa. Kalm zei ze: ‘Wat heerlijk voor je dat je kleindochter nu kan ko men logeren. Ik vond het vroeger altijd zo leuk om bij mijn oma te slapen.’

Bingo! Je zag Ellies afgrijzen bij het idee alleen al. Ze trok wit weg, en was even stil voor ze antwoordde: ‘Nou, ja, ik ben natuurlijk heel vaak weg.’ Ze stond op. ‘Ik moet opschieten, Phyl. Ontzettend bedankt voor die goddelijke scones, daar wil ik echt het recept een keertje van.’

‘Hm,’ zei Phyl. Poppy was onder de keukentafel vandaan gekropen en stak haar armpjes uit. ‘Op! Op!’ zei ze.

Ze liepen naar de voordeur en Phyl rook een vlaag van Ellies parfum terwijl ze elkaar gedag zoenden. Toen de auto de oprit af gereden was, wendde ze zich tot Poppy en zei: ‘Wat vind jij nou van zulke mensen, Poppy? Daar wil ik echt het recept een keertje van. De kans dat Ellie ooit scones gaat bakken is net zo groot als de kans dat ze mij vragen voor het Nationaal Ballet. Wat een onzin.’

‘On on onzin!’ schalde Poppy, en Phyl moest lachen. Ze zette haar in de kinderstoel en gaf haar een halve scone om te eten, of te verkruimelen, waar ze maar zin in had. Toen raapte ze het speelgoed van de grond. Waarom zou Ellie haar eigenlijk gebeld hebben, vroeg ze zich ineens af. Toch niet alleen om mij dwars te zitten? Of om me in te peperen hoe succesvol Nessa was? Ach, misschien ook wel, maar het meest waarschijnlijke was dat ze Matt had willen spreken. Dat geklets van ‘we hebben elkaar niet meer gesproken sinds de begrafenis,’ zoog Ellie gewoon uit haar duim. Ik had haar helemaal niet hoeven uitnodigen, bedacht Phyl zich. Maar dat zou wel erg ongastvrij zijn geweest. Alsof ik haar helemaal niet wilde zien. Ze zuchtte. Wat natuurlijk ook waar was. Ellie had iets wat Phyl op de zenuwen werkte. Ze was nooit zichzelf bij haar in de buurt en ze was blij weer alleen met haar kleindochter te zijn.

‘Waarom,’ vroeg ze aan Poppy die haar scone uiterst nauwlettend onderzocht, ‘waarom heb ik niet gewoon gevraagd wat ze van Matt wilde? Nu gaat ze nog een keer bellen.’

Poppy murmelde en mompelde iets door een mondvol kruimels. Phyl lachte. ‘Jij bent echt ideaal om mee te kletsen. Je geeft op jouw manier antwoord en je luistert, en je zegt nooit iets waar ik het niet mee eens ben. Perfect.’

‘Perrrrrrrrrrrfect!’ zei Poppy.

‘Inderdaad, guppie,’ zei Phyl lachend. ‘Inderdaad.’

Ze handelden eerst de papierwinkel af. Mme Franchard had Matt instructies gegeven over hoe hij de geboorteakte van haar zuster kon vinden, en ze wees hem de juiste stapel papier. Daar moest hij in spitten tot het document boven water was. Het verbaasde Lou totaal niet dat haar methodische vader ook opa's geboorteakte bij zich had, die de oorlog en alle toestanden tijdens zijn jeugd op miraculeuze wijze had overleefd. De namen kwamen overeen. De geboortedata kwamen overeen. Naam moeder: Louise Martin geboren Franchard. Naam vader: William Martin. Hoelang had het geduurd voordat opa gewend was geraakt aan de naam Barrington? Miljoenen vrouwen raakten uiteindelijk gewend aan de achter naam van hun man, maar die verloren hun eigen naam toch niet helemaal. Lou zou het Phyl eens vragen. Zelf was ze absoluut niet van plan om haar naam te veranderen, mocht ze nog eens gaan trouwen. Als dat al ooit al zou gebeuren, verbeterde ze zichzelf

Mme Franchard nam de tijd, want er moest eerst ruimte worden gemaakt waar zij konden zitten, voor ze wilde beginnen. De bank lag letterlijk bedolven onder de boeken en de papieren, en Mme Franchard hield zeer doortastend toezicht op de opgraving.

‘Wil je dat alsjeblieft hier neerleggen, en die papieren daar op de grond…’ Het ging allemaal niet zo snel, maar uiteindelijk was er vol doende verschoten rood fluweel vrijgemaakt zodat Lou en haar vader konden gaan zitten, ook al zaten ze nu bijna bij elkaar op schoot.

Toen Mme Franchard vond dat ze er goed bijzaten, pakte ze een tas die eruitzag als een ouderwetse dokterstas: zwart leer, met een koperen slot bovenop. Mme Franchard slingerde de tas op haar schoot en deed hem open. Er zaten nog meer documenten in… Lou had het gevoel alsof ze in een surrealistische film was beland. Ze dacht aan Eraserhead, de film van David Lynch, en aan The Trial van Orson Welles. Zoveel papier, dat was niet normaal. Het zou ronduit griezelig zijn geweest, zelfs als de oude dame niet zo nuchter en redelijk had geklonken, zich ondertussen verontschuldigend voor haar slechte Engels.

‘Ik sprak ooit Engels goed,’ zei ze. Het klonk alsof ze zaten te luis teren naar een oude machine die weer langzaam in beweging kwam. ‘Maar je vergeet het, als je het niet gebruikt. Zoals metaal. Je wordt – hoe zeggen jullie dat ook weer – roesterig.’

‘Roestig, inderdaad,’ zei Matt vriendelijk.

C'est ça. Roestig. Ik ben erg roestig voor het Engels. Maar het is fijn om een verhaal te vertellen dat ik al zo heel veel jaar heb willen vertellen. Ik zoek jouw vader al veel jaar.’

Lou zei: ‘Mijn grootmoeder, de vrouw van John Barrington, heeft hem uw brieven nooit laten zien. Ze heeft ze voor hem verstopt. Deze brief heb ik bij toeval gevonden. Het is de enige die ik kon vinden. Hebt u meer dan één brief geschreven?’

‘Ik heb vele, vele brieven geschreven.’ Mme Franchard haalde haar schouders op, en Lou moest bijna giechelen om dat stereotype Franse gebaar. Constance moest al die andere brieven hebben vernietigd… Hoe durfde ze, verdomme! ‘N'importe. Jullie zijn nu hier, en dat vind ik gelukkig. Ik ben niet gelukkig dat ik mijn neef niet kan zien, maar u bent zijn zoon.’ Ze boog voorover om Matt een klopje op zijn knie te geven. ‘En uw dochter is als mijn zuster, en dat doet mij zo goed.’

Ze stak haar gezicht in de tas en rommelde erin – allerlei papieren, documenten en wat er verder ook tussen mocht zitten – tot ze vond wat ze zocht: een platte, zwartleren portefeuille, ongeveer ter grootte van een A5-envelop. Daar haalde ze een stuk papier uit, dat zo klein opgevouwen was, dat het bij de naden bijna stuk was. Toen ze het openvouwde, viel het haast uit elkaar.

‘Dit is de enige brief die ik heb van mijn zusje. Ze schrijft vanaf Noord-Borneo. De datum is 1942, dus vlak voor ze het kamp in ging met haar zoon. Ze verwacht nog een kind.’

Matt nam de brief van haar aan, en Lou las met hem mee. Het papier was dun van ouderdom, en de inkt was zo vervaagd, dat ze de woorden maar met moeite kon lezen. Uiteraard was de brief in het Frans gesteld.

‘Ik zal jullie vertellen wat er staat,’ zei Mme Franchard. ‘Ik ken hem namelijk uit mijn hoofd. Ze zegt: alles is zwaar, want binnenkort moeten ze naar het kamp. Ze vertelt dat ze verdrietig is dat ze me zoveel jaar niet heeft geschreven. Ze zegt dat ze nu heel veel naar me zal schrijven en al haar gedachten zal vertellen. Ze zegt dat haar zoon een prachtige jongen is, en dat ze zou willen dat ik hem kon zien en dat hij mij kon zien. Ze wil graag het graf van onze vader bezoeken.’

Mme Franchard zuchtte en bette haar ogen met haar zakdoekje. ‘Ik kan er nog altijd om huilen. Het had niet zo moeten gaan. Mijn vader, hij vergeeft niet. Nooit. En ik vergeef ook niet. Ik ben al zoveel jaren boos. Maar ik mis haar ook zo erg. Dus uiteindelijk, ik schrijf en ik schrijf naar haar, maar zij geeft geen antwoord.’

Lou zag dat haar vader iets meer rechtop was gaan zitten. Hij wilde haar onderbreken en wachtte op een mogelijkheid om iets te zeggen. Zodra er even een korte stilte viel in het verhaal, sprak hij, heel langzaam, om er zeker van te zijn dat Mme Franchard begreep wat hij zei.

‘Madame, er zijn dingen die ik niet begrijp. Zou u het erg vinden om bij het begin te beginnen? Waarom waren uw vader en uw zuster van elkaar vervreemd geraakt? En u en uw zuster ook? Ik bedoel: waarom sprak u elkaar niet meer?’

‘Ah! Dat kwam door mij. Wij toen wonen in ons huis in Bretagne. Het grote huis, voor we verhuisden naar het kleinere huis bij Penmarc'h. Mijn vader is een goede winkelman. Epicier, kruidenier. Een heel mooie winkel in de stad. We zijn welvarend. Hij betaalt een Engelsman om ons les te geven, mij en mijn zus. Hij wil dat wij goed Engels leren praten en hij kan het betalen. Mijn zusje is ouder dan ik. Ik voel passie voor onze leraar. Hij is knap. Lang, met donker haar, en donkere ogen, zo intens… C'est un prince, en effet. Ik vertel het Louise, maar verder niemand. Zelfs William – dat is zijn naam, William Martin – weet dit niet. Ik hou van hem, maar ik spreek er niet over. Louise is mooier dan ik. En iets ouder. En ze is charmant en praat met glimlach en ik vind het moeilijk om dan ook iets te spreken. Ik ben dan verlegen.’

Mme Franchard zweeg een poosje en liet haar hoofd op haar borst zakken. Zoveel te praten moest erg inspannend zijn voor iemand zo fragiel als zij. Het enige geluid in de kamer kwam van de kat, die nog altijd lag te slapen, en van het tikken van de klok aan de muur. Lou keek haar vader vragend aan en vroeg zich af of ze iets zouden moeten zeggen.

‘Ik stop niet,’ zei Mme Franchard, terwijl ze haar hoofd weer optilde. ‘Mijn vader vindt Louise en William samen in bed, en gooit hem het huis uit. Louise huilt en huilt en zegt dat ze van hem houdt en mijn vader zegt tegen haar, nee, jij blijft niet in dit huis als mijn dochter als je hem ziet. En Louise, zij is koppig, en ze gaat. Pouf! Zo maar – ze pakte haar valise en loopt weg van het huis. Ik smeek haar, ga niet. Blijf. Ik ben verscheurd, hoe kan ze mij dit aandoen terwijl ze weet sinds een lange tijd hoeveel ik hou van William? Ik vraag haar, ik zeg: jij weet dat ik hou van hem. Hoe kan je met hem vrijen als je weet dat het mijn hart zal breken?’

De klok tikte en tikte. Lou zag het voor zich: de zusters, die elkaar aankeken, huilend – had Louise ook moeten huilen, of was Manon de enige? Waar speelde de scène zich af? In een van de slaapkamers? Buiten, in de tuin? Aangezien het in Bretagne was, waren ze misschien gaan wandelen, en stonden ze op een klif… Lou riep zichzelf tot de orde. Waar was ze mee bezig? Dit was geen filmscript, dit was echt. Het was deze vrouw overkomen. En nu, zestig jaar later, leed deze vrouw er nog steeds onder.

‘Ze houdt me vast, ze kust mijn haar en ze zegt: ik kan er niets aan doen. Ik hou ook van hem, en hij houdt van mij. We gaan trouwen. Vergeef me. Vergeef me alsjeblieft, ik kan het niet helpen. Maar weet u, ik vergeef haar niet, want in mijn hart ben ik gebroken. Ik schreeuw tegen haar. Ik zeg: ga dan en kom nooit meer terug en schrijf mij nooit, nooit, want ik wil niets meer van jou horen. Dus gaat ze, en ik ben een stijfkop en jong en dom en ik vergeef niet. Een vriendin vertelt mij over Louise, wat er is gebeurd met haar. De vriendin vertelt dat ze naar Noord-Borneo gaat – dat is zo ver weg. Mijn vader is verdrietig en hij gaat heel snel dood. Een grote aanval van het hart. Hij schrijft ook niet naar Louise. Haar vriendin van school is degene die schrijft om te vertel len van onze vaders begrafenis, maar ze komt niet. En dat was het. We vinden elkaar nooit meer terug.’

‘En toen,’ zei Matt, ‘hebt u de roman van mijn vader gelezen. Blinde maan.’

‘Ik vond het per ongeluk. Vele jaren na de oorlog. U ziet dat ik boeken verzamel. Ik denk: dit is Louise. Het lijkt op haar, in het verhaal. Dus ik schrijf. Wat een toeval, n'est-ce pas?’

‘Ik weet precies welke dingen in het boek u op die gedachte hebben gebracht,’ zei Lou. ‘Het was goed dat u contact opnam.’ Ze knielde voor Mme Franchard neer en pakte haar hand vast. ‘Het is zo'n verschrikkelijk droevig verhaal. Ik vind het heel erg. Wat vreselijk dat u uw zusje nooit meer hebt gevonden. Dat u uw neefje nooit hebt gevonden. Het is verschrikkelijk. Echt verschrikkelijk.’

‘Maar nu zijn jullie hier! Jullie allebei, en dat is goed. Ik ben nu gelukkig. Vertel mij alstublieft van John Barrington. Ik wil het zo graag horen.’

Terwijl haar vader sprak, raakte Lou bijna in trance. De moeder uit grootvaders roman was een schimmig karakter, en Lou had beslo ten om alle verwijzingen naar haar achtergrond weg te laten toen ze met haar script begon. Ze wilde dat alles in het hier en nu speelde, en dat het voor de ogen van het publiek gebeurde, zonder flashbacks. Maar nu ik iets meer weet over het verhaal van opa's echte moeder, dacht ze, lees ik de roman met heel andere ogen. Hoe precies had John Barrington zijn Annette gebaseerd op zijn moeder? Maakt het wat uit voor wat ik van een karakter vind als ik er meer van weet?

‘Tamsin, lieverd. Wil je alsjeblieft even gaan zitten?’

Tamsin bleef bij de deur staan en trok een chagrijnig gezicht. Ze had haar schooluniform nog aan. ‘Maar ik wilde me net omkleden, mam. Kan het straks niet?’

Nessa antwoordde: ‘Nee. Want straks is papa weg, en we willen iets met je bespreken. Samen.’ Ze deed haar best om monter en toch ernstig te klinken, en dat viel nog niet mee. Ze keek even naar Gareth en trok een zuur gezicht, waarmee ze wilde zeggen: Zeg jij ook eens wat, lul. Dit is allemaal jouw schuld, dus doe goddomme ook eens je best.

‘Kom eens even bij me zitten, schatje,’ zei Gareth vanaf de bank, en hij stak een arm uit, klaar om haar te omhelzen. Ze liep onwillig naar de bank en ging naast hem zitten. Hij gaf haar een knuffel. ‘Hoe gaat het met mijn kleine Tamsy?’ vroeg hij.

Nessa werd er mis selijk van. Al dat schattige gedoe zou hem niet helpen als hij straks vertelde wat er aan de hand was. Deze bijeenkomst volgde op zeer uitgebreide onderhandelingen. Het leek net een vredes top voor het Midden-Oosten, of zoiets. Een van de dingen die daarbij was besloten, was dat Gareth het zou vertellen. Nessa genoot ervan om te zien hoe moeilijk hij het hiermee had. Hij haalde zijn arm van de schouders van zijn dochter, stond op en keek haar aan. Ja, dat was waarschijnlijk een goed idee. Het was bijna onmogelijk om iets te zeggen tegen iemand die je zo dicht tegen je rechter zijde geklemd hield.

‘Tamsy, heb je eigenlijk gemerkt dat ik tegenwoordig niet meer thuis ben?’

‘Hm,’ zei Tamsin. ‘Mama zei dat je extra hard moet werken, en dat je meer op kantoor moet zijn.’

‘Heb je me gemist, schatje?’

Nessa ging rechter zitten en keek Gareth fronsend aan. Die was onder de gordel, die vraag naar haar emoties. Hadden ze niet beslo ten om het zakelijk af te handelen en om de emoties er zoveel mogelijk buiten te laten?

‘Ja hoor.’

‘Nou… Mama en ik wilden vanavond met je praten, want we denken dat je groot genoeg bent om te weten wat er aan de hand is.’

‘Wat is er dan aan de hand?’ Tamsin leek nu toch geschrokken.

Jemig, schiet eens op, man, dacht Nessa. Zeg het dan gewoon.

‘Niks. Nou, nee, niet niks. Er is wel degelijk iets aan de hand. Natuurlijk…’

Bla, bla, bla, dacht Nessa.

‘Ahum… Nou, het zit dus zo. Ik ga het huis uit, schatje.’

‘Waar ga je dan wonen?’ wilde Tamsin weten. ‘En waarom ga je trouwens het huis uit? Gaan jullie scheiden, of zo?’

‘Eh, ja, inderdaad. Hoe weet je dat?’

‘Duh!’ zei Tamsin boos. ‘Dat was niet zo moeilijk. Iedereen gaat scheiden. Ik weet heus wel hoe dat gaat. Chloé's vader en moeder zijn gescheiden, en die van Brett ook. En die van Freddy.’

‘Maar één ding is heel belangrijk om te weten,’ zei Gareth, ‘en dat is dat we nog steeds evenveel van jou houden als altijd, en dat we willen dat jij gelukkig bent, en dat jij hier helemaal niets aan kan doen. Het is niet jouw schuld dat we hebben besloten om uit elkaar te gaan.’

Nessa ontspande een beetje. Dat was er tenminste uit. Maar het kon nog wel wat meer nadruk gebruiken, en dus zei ze: ‘Papa heeft gelijk, Tamsin. Absoluut. We houden allebei van jou en we zullen ontzettend ons best doen om te zorgen dat jij gelukkig bent en dat jij het eens bent met hoe wij het allemaal regelen, oké?’

Tamsin knikte, en het begon langzaam tot haar door te dringen wat dit nieuws allemaal betekende. Gareth ging op de bank zitten en begon haar weer te knuffelen. Zoals gebruikelijk werd ze hier niet vrolijker van, eerder minder vrolijk. Haar gezicht vertrok op een manier die aangaf dat er tranen aan zaten te komen. Nessa stelde haar vlug gerust.

‘Je hoeft echt niet verdrietig te zijn, liefje. We zullen papa nog heel vaak zien. Je mag daar heel vaak logeren, toch, Gareth?’

‘Tuurlijk,’ zei Gareth. ‘Ik ben bezig om een heel leuk huisje te kopen, vlak bij school. En je mag zo vaak langskomen als je maar wilt, echt waar. Dan heb je twee kamers, dat is toch leuk?’

Maar Tamsin zei: ‘Ik zou liever willen dat het allemaal blijft zoals het is. Waarom kan dat niet?’

‘Omdat je vader niet meer van mij houdt zoals vroeger,’ zei Nessa. Het kind moest de waarheid weten. Waarom moesten ze deze bittere pil zo nodig in zoete woorden verpakken? ‘Dat gebeurt nu eenmaal soms, met grote mensen. Dan komen ze iemand anders tegen, en daar worden ze dan verliefd op. Dat is wat er is gebeurd. Je vader is verliefd op iemand anders. Melanie heet ze.’

‘O,’ zei Tamsin, die deze informatie verwerkte en met nogal viezi ge vingers aan de zoom van haar rokje plukte. ‘Is ze leuk?’

‘Ik weet zeker dat je haar leuk vindt,’ zei Gareth vlug. Hij keek naar Nessa alsof hij verwachtte dat die dat tegen zou spreken, maar ze zei niets.

‘Wanneer kan ik haar zien?’ vroeg Tamsin. Nessa vond haar haast een tikje onbehoorlijk. Haar dochter leek nu al minder verdrie tig. Ze had een enorme klap gehad, maar het leek erop alsof ze dit gesprek door zouden komen zonder de tranen en het gejammer die Nessa had verwacht. Ze had genoeg bladen en kranten gelezen om te weten dat de littekens van de scheiding vaak heel diep zaten, en dat de wonden zich op allerlei manieren konden aandienen. Laten we hopen dat ik er zonder al te veel kleerscheuren voor Tamsin mee weg kan komen, dacht ze. Ik vind het vreselijk als ze verdriet heeft. Als Gareth en ik dit beschaafd doen, dan kunnen we voorkomen dat Tamsin te zeer beschadigd raakt. Ze had eigen lijk wel zin gehad om een scène te schoppen, zijn pakken aan stukken te knippen en zo, gillen om wraak en tekeergaan als een feeks, maar als ze heel eerlijk was, had ze nooit genoeg van Gareth gehouden om een plotselinge uitbarsting van woeste passie te rechtvaardigen.

‘We moeten snel maar eens samen uit eten gaan, goed?’ Gareth straalde, opgelucht omdat het ergste nu achter de rug was.

‘Naar McDonald's?’ Tamsin keek alweer veel vrolijker.

‘Nee, iets veel en veel lekkerders,’ antwoordde hij met een enorme grijns.

Ontzettende domoor. Hij had geen idee dat er in Tamsins beleving geen lekkerder restaurant was dan McDonald's. Maar goed, hij zou binnenkort nog wel meer dingen leren waar hij geen flauw idee van had. Nessa was van plan om hem vrije omgang met Tamsin te gunnen. Ze vroeg zich af wat Melanie ervan vond dat hun doch ter deel uit zou maken van haar nieuwe gezinnetje. Ze zou haar handen meer dan vol hebben aan haar baby. Nessa glimlachte bij het vooruitzicht, al voelde ze ook medelijden met die arme Melanie. Ja, die kreeg het heel wat drukker dan ze het op kantoor ooit had gehad. En Gareth zou met iedereen problemen krijgen. Wat een heerlijke gedachte.

Lou zat in haar appartement aan tafel, met Blinde maan open voor zich. Ze had net gegeten: een pitabroodje met houmous, een tomaat en een paar olijven. Een dezer dagen zou ze toch echt weer eens iets moeten koken. Ze had haar bord en bestek in de gootsteen gezet – het moment dat ze zich het meest alleen voelde. Dit was het moment dat ze het ergst naar Poppy verlangde. Haar moeder zou haar nu in bad stoppen, en in bed, en liedjes voor haar zingen, en haar kleine lijfje vasthouden en haar heerlijke babygeurtje besnuffelen, en haar schone haartjes. Lou maakte een kop koffie en nam die mee naar de tafel. Ik moet eerst dit script afmaken. Dat wil ik, en het is ook goed. Echt goed. Dit besef drong tot haar door in zo'n plotselinge vlaag van zelfvertrouwen, die ze af en toe had… Momenten waarop de herinneringen aan de woorden die ze had opgeschreven haar een trots gevoel gaven. Dat gebeurde niet vaak. Meestal werd ze midden in de nacht wakker en herkauwde ze wat ze die dag had gedaan en dan was het alsof de moed steeds verder in haar schoenen zonk, zodat ze zich nogal ellendig voelde.

Ze sloeg de bladzijden om tot ze de passage had gevonden waar ze naar op zoek was. Toen ze het boek voor het eerst las, wist ze niet goed wat ze met dit stukje aanmoest. Ze had zich afgevraagd wat opa hier precies mee bedoelde, met dit – hoe noem je zoiets? – dit intermezzo. Hij had het ingevoegd tussen het verontrustende en het ronduit hartverscheurende stuk, een soort tussenstuk vol vrede en koelte in de verzengende hitte en het oorverdovende lawaai. Peter komt erachter dat hij de andere jongens in het kamp verhalen kan vertellen. Hij ziet wat dit voor effect heeft; hoe het hen kan kalmeren en troosten en, dat is nog het mooiste, hoe het hen even buiten de omheining van de gevangenis brengt waarin ze allemaal opgesloten zitten. Hij kan hen naar een andere plek brengen met zijn verhalen. Een mooiere plek.

Het meest hielden ze van verhalen over de zee. Er waren eens twee meisjes, vertelde hij, en die woonden bij de zee. Derek en Nigel vroegen: ‘Waarom moeten het nou meisjes zijn? Kunnen het geen jongens zijn?’ En Peter zei: ‘Nee, dat kan niet, want in dit verhaal zijn het meisjes. Zo heeft mijn moeder het mij verteld, dus zo vertel ik het ook.’ Hij ging rechter op zijn mat zitten en staarde naar de lichamen van al die kinderen in de hut. Buiten in het kamp waren de bomen zwart en de lucht was ook zwart, maar ze konden de vormen van de bomen nog steeds zien. Iedereen was stil. Ze zaten ademloos naar hem te luisteren. Niemand huilde zolang hij aan het woord was.

Peter zei: ‘Dit is een verhaal over twee meisjes die aan zee woonden. De zee was donkerblauw, met wit schuim op de golven, en in de winter werden die golven heel hoog. Op een dag gingen de meisjes wandelen langs de zee. Ze klommen op de rotsen en plukten zeewier uit poeltjes water en keken naar krabben die het strand op krabbelden en wegliepen voor het water. De zusjes woonden in een klein wit huis met een rood pannendak en blauwe luiken. Hun moeder was dood. Ze waren gelukkig, maar er was iets wat zij niet wisten. Zij wisten namelijk niet dat hun vader een tovenaar was, en hij hen betoverd had.

‘Hoe had hij ze dan betoverd? Wat voor betovering dan?’ Dat vroegen ze altijd, en Peter zei: ‘Ze konden daar niet weg, uit dit huis met het rode pannendak op die rots boven het strand. Want als ze weg zouden gaan, dan gingen ze dood.’

‘Maar het huis is fijn en het strand is fijn,’ zei een van de jongens. ‘Waarom zouden ze dan weg willen?’ Daar had Peter geen antwoord op. Hij had het zijn moeder een keer gevraagd, en die zei: ‘Je hebt gelijk. Er is geen enkele goede reden om weg te willen.’

Lou stelde zich voor hoe Mme Franchard die passage had gelezen. Het moest toch over hen gaan: Louise en Manon, die over het strand renden en op de rotsen klommen… Misschien had hun huis inderdaad een rood pannendak gehad en blauwe luiken. Als ik de volgende keer in Parijs ben, zal ik het haar vragen. De gedachte aan Mme Franchard gaf Lou een blij gevoel. Op de terugweg had ze het met papa gehad over deze verbijsterende ontwikkeling: een nieuw familielid – wat zouden ze daar verder mee doen? Kon Mme Franchard langskomen en Milthorpe bekijken? Zou ze dat wel willen? Ze hadden besloten dat Lou binnenkort nog een keer langs zou gaan, en ze had laten vallen dat ze dan graag een vriend mee wilde nemen. Dat had papa kennelijk niet verstaan… Hij luisterde vaak niet zo goed als eigenlijk zou moeten. Soms dwaalden zijn gedachten af en dan kon je hem niet meer bereiken. Lou wilde aan Harry vragen of die soms met haar mee wilde. Ze vroeg zich af of ze de moed zou hebben om hem uit te nodigen. Was dat niet een beetje té? Ze glimlachte. Misschien wil ik alleen dat hij weet hoe leuk ik hem vind. Het kan natuurlijk zijn dat hij niet mee wil. Het kon, maar ze wilde daar niet te lang bij stilstaan, want dan kon ze er niet meer zo heerlijk over dagdromen, wat ze de laatste tijd steeds deed.

Matt zat in zijn kantoor en dacht aan Mme Franchard. Zijn mobieltje, dat in zijn zak zat, begon te trillen en te rinkelen tegelijkertijd. Hij werd nog altijd een beetje zenuwachtig van een mobiele telefoon. Jarenlang had hij kunnen vermijden om er eentje aan te schaffen, en hij vertelde altijd aan iedereen hoe overbodig ze waren. En wat een plaag, in het openbaar vervoer – niet dat hij zo vaak met het openbaar vervoer reisde. Maar vooral hoe ongezond ze waarschijnlijk waren. Hij zei altijd dat hij zich voorstelde dat er elke dag afschuwelijke golven van een of andere blauwachtige straling naar duizenden oren vlogen, en dat de eigenaar van de telefoon elke dag een beetje minder zichzelf werd. Nee, hij zou geen mobieltje kopen. Nooit.

Hij was van gedachten veranderd toen Ray Lou zo slecht begon te behandelen. Ineens was het absoluut noodzakelijk dat hij vierentwintig uur per dag bereikbaar was. Hij wilde zeker zijn dat zijn geliefde dochter hem zou kunnen vragen of hij haar kwam redden. Dat had ze weliswaar nooit gedaan, maar dat schreef Matt toe aan haar vastberadenheid en moed. Het kwam niet bij hem op dat Lou zich misschien wel schaamde, en dat ze hem daarom niet durfde te bellen. Phyl, die zag hoe haar man gekweld werd door die relatie, zei altijd: ‘Als je je zo bezorgd maakt, bel haar dan gewoon, dan weet je het,’ maar hij wist dat hij niet zo goed was, aan de telefoon – niet zichzelf – en dus probeerde hij dat zoveel mogelijk te vermijden. Phyl en Lou hingen altijd eindeloos met elkaar aan de telefoon, maar zijn gesprekjes met Lou duurden hooguit een paar minuten. Het feit dat Phyl die telefoontjes van haar en Lou als ‘bijkletsen’ beschouwde, gaf al aan dat zijn vrouw volkomen anders dacht over communicatie per telefoon. Hij beschouwde het als een manier om informatie over te brengen en afspraken te maken. Het was in zijn optiek geen vervanging voor een echt gesprek.

Hij had zijn mobieltje heel lang met grote omzichtigheid gebruikt. Hij belde wel eens iemand, en hij werd soms gebeld door die paar mensen die hij zijn nummer had gegeven. Maar dat was het. Hij wist wel dat er zoiets bestond als sms – dat kon je niet zijn ontgaan, want iedereen zat de hele tijd te sms'en – maar hij piekerde er nooit over om er zelf aan te beginnen. Dan dook hij net zo lief van de rotsen van Beachy Head.

Daar had Ellie verandering in gebracht. Zij was helemaal verzot op sms'en en mobieltjes, en had er eentje met ‘alle toeters en bellen’, zoals ze dat noemde. Een elegant, ontzettend duur zilveren rechthoekje met een onnatuurlijk blauw schermpje en een ringtone die altijd veel te veel aandacht trok. Een elektronische versie van Händels “Water Music” – waarom zou iedereen dat in 's hemels naam elke paar minuten willen horen? Hij zou er stapelgek van worden.

Zijn eigen ringtone leek gewoon op een rinkelende telefoon. Toen Ellie hem voor het eerst een sms'je stuurde, sprong hij bijna tegen het plafond van schrik. Dat was tijdens een vergadering. Hij had zich uitbundig verontschuldigd en zijn telefoon toen uitgezet. Dat zou hij later wel afhandelen.

Maar hij kon aan niemand vragen hoe dat moest. Phyl zou hem natuurlijk zo kunnen laten zien hoe je je berichten moet openen, en hoe je ze kunt beantwoorden, maar hij was absoluut niet van plan haar te laten weten dat Ellie hem berichtjes stuurde. Misschien was het wel de nieuwigheid, maar hij vond deze manier van berichtjes ontvangen nogal erotisch: en dat was niet een gedachte die hij graag met zijn vrouw wilde delen. Het kostte hem een paar uur, maar toen was hij er dan ook achter hoe het werkte. Wekenlang was hij al korte berichtjes aan het intoetsen, maar in de trein terug uit Parijs had Lou hem laten zien hoe de woordenboekfunctie werkte, en dat maakte het allemaal een stuk gemakkelijker. Hij was nu, nou, snel kon je het nog steeds niet noemen, maar hij kon er aardig mee overweg, dat zeker.

Lou had hem ook die trilstand gedemonstreerd – ongelofelijk! Hij klapte zijn telefoontje open en las het bericht. Hij wist meteen al dat het van Ellie was, want die was de enige die hem ooit een sms stuurde. Hij vroeg zich af wat de mobiele telefoon had bijgedragen aan het overspelige leven van mannen en vrouwen. Hij gooide alle berichtjes die ze hem stuurde weg zodra hij ze had beantwoord, en onlangs kwam hij erachter dat hij ook zijn verstuurde berichten moest wissen. Niet dat hij overspel aan het plegen was, en niet dat hij zulke onbehoorlijke tekstjes verstuurde, maar toch.

Hoe was parijs wil dolgraag weten bel me 4 lunch xxx

Ellie was niet zo van de interpunctie, en Matt nam maar aan dat er een vraagteken achter het zinnetje had moeten staan. En dat van die ‘4’ vond hij toch wel zo aanstellerig. Dankzij het woordenboek stond het hele woord er zo. Hij zuchtte en tikte zijn antwoord in.

Bel je morgen, Matt.

De drie xxx die Ellie achter al haar berichtjes zette vond hij spannend, maar waarschijnlijk deed ze dat bij iedereen. En misschien deden alle mensen dat trouwens wel. Als Phyl en hij een briefje aan elkaar schreven, zetten ze daar ook altijd een kruisje onder. Had dat iets te betekenen? Misschien wel, misschien niet. Hij zou Ellie wel bellen, maar moesten ze nou echt weer met elkaar lunchen? En wat kon hij haar vertellen over Parijs? Toen hij terugkwam, was hij een beetje in de war. De ontmoeting met zijn oudtante had gevoelens bij hem losgemaakt die hij al jaren vergeten was. Hij was verdrietig om zijn vader op een manier zoals hij dat nog nooit was geweest toen John Barrington nog leefde. Wat walgelijk van Constance, om zoiets te doen: zijn brieven bij hem weghouden. Godallemachtig. Hij wist het niet zeker, maar hij nam aan dat het nog wettelijk verboden was ook. Knoeien met de post. Dat zal ik haar echt nooit vergeven, dacht Matt. Hoe meer hij erover nadacht, des te gemener vond hij het. Mijn moeder was een kreng, dacht hij, en zelfs die gedachte schokte hem, maar toch was het waar. Door wat zij Lou had aangedaan, begon hij gedesillusioneerd te raken wat betreft zijn moeder, en dit bevestigde alleen maar dat hij gelijk had.

Mme Franchard was heel frêle. Hij had het met Lou gehad over de mogelijkheid om haar hier te logeren te vragen, om haar mee te nemen naar Milthorpe House, maar hij dacht eigenlijk niet dat dat ooit zou kunnen. Ze leek wel vastgesoldeerd aan haar stoel, en je had het idee dat ze zou verpulveren tot grijs stof als je haar zou verplaatsen. Haar verstand was nog scherp genoeg, maar hij had wel gezien hoe dicht ze de brief bij haar ogen moest houden, en Solange had hem verteld dat ze amper genoeg at ‘om een holle kies mee te vullen’. Matt wilde graag weten wat haar financiële situatie was, en of hij misschien iets zou kunnen bijdragen aan het levensonderhoud van zijn nieuwe oude familielid, maar het leek hem niet tactvol om dat meteen bij het eerste bezoek al te vragen. Lou zei dat ze snel weer naar Parijs zou gaan, maar hij moest zelf ook nog een keer bij Mme Franchard langs. Misschien kon hij haar leven op de een of andere manier wat gemakkelijker maken, en hij voelde zich verplicht om dat op zijn minst te proberen.

Zijn vader was geen familieman. Telkens als Matt hem er als kind naar vroeg, probeerde John de vragen te ontwijken, en trok hij zich terug in zijn rol van ‘ik ben een schrijver, dus stoor mij niet’. Matt vermoedde inmiddels dat hij die rol gebruikte als een onzicht baarheidsmantel als hij het niet over een bepaald onderwerp wilde hebben. Ik ben zelf trouwens geen haar beter, dacht hij. Het had hem verrast te merken hoe geschokt hij was door de ontdekking dat er een oudtante was, van wie hij nog nooit had gehoord. Voor een deel was hij geïntrigeerd, verwonderd, maar ook geïrriteerd dat dit nieuwe familielid hem niets kon vertellen over Johns moeder, los van wat hij al wist, behalve dan wat achtergrondinformatie over haar jeugd in Frankrijk. Maar hij was vooral bezorgd. Nu Mme Franchard tegen wil en dank deel uitmaakte van zijn familie, voelde hij zich verantwoordelijk. Ik moet wel terug, dacht hij. Ik kan Phyl meenemen voor een weekendje, als we tenminste Poppy niet hadden. In zijn achterhoofd kwam het beeld op van hem en Ellie, wandelend langs de Seine, en hij deed ontzettend zijn best om zich op Phyl te concentreren. Phyl en ik, wandelend langs de Seine. Matt zuchtte. Waarom paste zijn vrouw niet in dat romantische cliché, en Ellie wel? Omdat ik de kans niet heb gehad om weer dichter tot Phyl te komen, sinds Poppy bij hen was. Het was natuurlijk heel belangrijk dat Lou kon doen wat ze moest doen. Hij had wel een flauw vermoeden wat dat zou kunnen zijn, want al toen ze klein was, had ze al voortdurend in een schriftje zitten krabbelen. Ongetwijfeld was ze bezig met een boek, en voorzover hij het zich kon herinneren van zijn vader was dat een lang en moeizaam proces. Wat nu als het haar een jaar zou kosten? Of twee jaar? Hij rechtte zijn schouders en besloot om het er die avond met Phyl over te hebben.

Hij wierp een blik op zijn horloge. Het was bijna tijd om te lunchen. Hij zou wel even naar de pub verderop in de straat gaan. Dan bel ik Ellie daar wel, uit de telefooncel, en dan vertel ik haar over Mme Franchard. Hoe zou dat eigenlijk voor haar zijn geweest, om haar hele volwassen leven gescheiden te zijn van haar zuster en alleen maar te kunnen raden naar wat er met haar was gebeurd? Hij had zich al vaak afgevraagd hoe het zou zijn om een broer of zus te hebben. Volkomen onverwacht kwam er een herinnering bij hem op – een dag die hij helemaal was vergeten kwam tot in detail bovendrijven. Ze waren samen een dagje weggeweest, Matt en zijn vader, om te vissen. We hielden allebei niet van vissen, dacht hij nu, dus waarom gingen we dan? Hij had geen idee. Misschien wel gewoon om thuis weg te kunnen. Hoe dan ook, daar zaten ze, in de zon, aan de rivier. Ik had een hoedje op, herinnerde hij zich. Een blauw katoenen hoedje en ik droeg een blauw met witte korte broek die ik haatte omdat ik hem meisjesachtig vond. Hoe oud zal ik toen geweest zijn? Zes? Zeven misschien? Hij wist het niet meer. Wat hij nog wel wist, was waarover ze gepraat hadden. Hij had zijn vader gevraagd: ‘Waarom heb ik geen broertjes of zusjes?’

‘Dat hebben sommige mensen nu eenmaal niet. Jij bent enig kind. Dat is niet zo erg, hoor.’

‘O nee? Het is anders wel een beetje eenzaam. Als ik een broertje had, dan konden we samen spelen.’

‘Ik had ook geen broertjes of zusjes.’

De stilte die toen viel leek wel een eeuwigheid, vond de kleine Matt. Toen slaakte zijn vader een zucht en zei: ‘Nou ja, ik had wel een zusje, maar die is doodgegaan. Weet je nog wel? Ik heb het wel eens verteld. We zaten met zijn allen in zo'n kamp, tijdens de oorlog.’

Zelfs op die leeftijd had Matt al wel over de oorlog gehoord. Hij wist hoe afschuwelijk het moest zijn geweest om een dood zusje te hebben, maar toch vond hij het jammer dat hij zelf geen zusje had. Hij nam aan dat zijn vader uitgepraat was, maar dat was niet zo.

‘Iedereen zei dat er niks aan te doen was, dat mijn zusje doodging, maar ik vond… Nou ja, ik vond dat het mijn schuld was dat ze stierf.’

‘Hoezo? Waarom was het jouw schuld?’

‘Dat is moeilijk. Je hoeft het niet te begrijpen, denk ik, en ik geloof ook niet dat ik het je kan uitleggen. Ik had alleen het gevoel dat… Soms vond ik dat ik beter had kunnen doodgaan in haar plaats. Dat gebeurt wel eens als je heel erg verdrietig bent. Dat verandert hoe je tegen dingen aankijkt.’

Nu hij terugdacht aan deze dag, vroeg Matt zich af wat echte herinneringen waren en wat hij erbij had verzonnen – maar het klopte allemaal wel. Hij wist zelfs nog dat hij medelijden met zijn vader had, om zijn dode zusje. Hij had hem er nooit meer naar gevraagd, niet uit gebrek aan nieuwsgierigheid, maar omdat hij aanvoelde dat John Barrington het er liever niet meer over had. Hij had al jaren niet meer aan die dag teruggedacht, maar toen hij jong was – waarschijnlijk nog voor hij Ellie had leren kennen – kwam de gedachte nog af en toe op, en daarom stond het hem nu nog zo helder voor de geest. Hij vroeg zich af wat zijn vader precies had bedoeld. Waarschijnlijk had hij last van overleversschuld, want dat was, zo wist hij, niet ongebruikelijk: het gevoel dat je geen recht had om te leven als iemand van wie je veel hield gestorven was.

‘Deze zijn mooi,’ zei Nessa, en ze raakte een van de handgemaakte zijden bloemen aan die in een la lag van een kast die leek op een archief kast. Zo'n kast met heel veel brede, platte compartimenten, wel een stuk of twintig. Zij en Mickey waren samen naar Dorset gegaan, naar iemand die Clarrie Armitage heette – zal wel een afkor ting zijn van Clarissa, dacht Nessa, of misschien van Clarice –, want Mickey had haar handwerk zien staan in een oud nummer van Country Life, bij de tandarts. Clarrie bleek een dame van middelbare leeftijd van het soort dat zichzelf altijd zo zou noemen: dame, in plaats van vrouw. Ze woonde in een kleine cottage, twee onder een kap, in een beeldig dorpje. Ze droeg haar staalgrijze haar in een knotje, en langs de zoom van haar nogal boerse rok van bordeauxrode wol waren bloemen geborduurd in felle tinten paars en bleekroze. Haar vissersbloes van roze corduroy flatteerde haar borsten niet bepaald, want die waren daar net iets te fors voor. Een v-hals zou haar veel beter staan, dacht Nessa, terwijl Clarrie hen voor ging naar haar atelier waar bloemen in alle stadia van hun ontwikkeling uitgespreid lagen op een gigantische tafel die bijna de hele ruimte in beslag nam. De archiefkast nam bijna een hele muur in beslag, en ze waren al een uur bezig om de inhoud van die kast te bekijken. Clarrie had dan wel geen verstand van flatterende bloesjes, haar bloemen waren wondertjes van schoonheid. Elk blaadje was perfect en precies, en toch op de een of andere manier net niet als een natuurlijke bloem… Ze waren kunst geworden, juist door de kleine details: hier een subtiel glittertje, daar een randje fluweel. De tinten waren ook natuurlijk, maar net wat verfraaid of veranderd, en omdat deze bloemen van zijde waren, stond Clarrie een oneindig kleurenpalet ter beschikking, waar ze graag gebruik van maakte. Nessa's oog viel op een zwarte roos, van zijde en afgezet met fluweel. Voor zoiets kunnen we een fortuin vragen, dacht ze, en het zou stormlopen. Nessa was er namelijk van overtuigd dat hoe duurder iets was, des te meer mensen het zouden willen hebben.

Terwijl Clarrie in de keuken thee aan het zetten was, bespraken Nessa en Mickey fluisterend of ze de bloemen in hun assortiment konden opnemen. Ze waren totaal anders dan de andere producten die Paper Roses verkocht, maar dat hoefde geen probleem te zijn.

‘Ze is de enige die zulke dingen maakt,’ zei Mickey. ‘We kunnen maar een heel beperkt assortiment opnemen.’

‘Geeft niet. Zelfs al hebben we er maar een paar – vooral als we er maar een paar hebben – dan vliegen ze weg. Wacht maar. We benadrukken dat het handwerk is. Misschien met een foto erbij van Clarrie, terwijl ze ermee aan de slag is. Exclusief. Geen twee bloemen die hetzelfde zijn. Je weet wel.’

‘Hoeveel rekenen we er dan voor?’

‘Clarrie vraagt zelf twintig pond per bloem. Dat is echt niks. Ik vind veertig pond een redelijke prijs.’ Nessa fronste. ‘Misschien kunnen we zelfs vijftig vragen. Als we haar kunnen overhalen om alleen aan ons te leveren en nergens anders te verkopen. Wat denk jij? Zou ze dat willen?’

‘Misschien. Hoeveel zal ze er anders per jaar verkopen? Als wij garanderen dat wij alles afnemen wat zij maakt, en als we haar een betere prijs geven dan ze kan vragen op handwerkbeurzen, waarom zou ze dan weigeren?’

Nessa ging aan tafel zitten. ‘Misschien heeft ze geen zin in de druk van aan ons te moeten leveren. Misschien is ze bang dat ze niet aan de bestellingen kan voldoen.’

‘Dan moeten we benadrukken dat er helemaal geen druk is. Ze maakt er precies zoveel of zo weinig als ze zelf wil, en wij verkopen ze. Ze kan er flink aan verdienen, want wij geven haar veel meer per bloem dan ze ergens anders kan krijgen.’

Nessa voorzag nu al problemen. ‘Maar als ze er geen zin meer in heeft? Als ze ermee stopt? Of als ze artrose in haar vingers krijgt…’

‘Dan stoppen wij met de verkoop. Dat is het hele punt. Ze blijven niet eeuwig voorradig. Clarrie is niet zo heel jong meer. Als we een foto van haar erbij doen, dan krijgen de potentiële kopers die boodschap heus wel door, op subtiele wijze.’

‘Ik weet niet,’ zei Nessa, ‘of ik wel geloof in subtiel. Ik ben meer van luid en duidelijk. Wat denk je, zou ze met ons in zee willen?’

‘We vragen het gewoon. Ze zijn wel echt waanzinnig mooi, hè?’ Mickey pakte de zwarte roos op en hield die bij Nessa's gezicht, waarbij haar vingers haar gezicht net raakten. ‘Je bent prachtig, zo,’ zei ze. ‘Ik koop deze voor je als cadeautje, om je op te vrolijken. Dat zal Clarrie leuk vinden.’

Op dat moment kwam hun gastvrouw het atelier weer in met een blad vol theespullen. Mickey nam het van haar over, en Clarrie haalde voorzichtig wat bloemen weg om ruimte te maken.

‘Clarrie,’ zei Nessa, ‘we willen je een aanbod doen.’

‘Dat geeft me toch zo'n kick, om zo'n deal te maken,’ zei Mickey terwijl ze door het dorp reden. De zon ging onder. De lucht was abrikoos en lila gestreept, en witte wolken stonden prettig symmetrisch langs de horizon. ‘Ik heb zin om het te vieren. Jij ook?’

‘Hoe dan? We gaan toch nu naar huis? Gareths moeder past op Tamsin, maar ik moet morgen dingen doen op kantoor. Helmut zou morgenochtend bellen.’

‘Helmut is een zakenpartner. Als hij ons niet op kantoor treft, dan probeert hij het later wel, hoor. Hij denkt vast dat we voor het werk buiten de deur zijn, en dat is ook zo, in zekere zin.’

‘Wat wil je dan doen? Ergens wat eten, of zo?’

Mickeys glimlach veranderde haar anders nogal scherpe trekken, vond Nessa. Ze was bijna mooi, zo. Vanwege haar jongensachtige, slanke figuur en haar heel blonde, korte haar, zou Nessa haar anders nooit als mooi omschrijven, maar nu het late zonlicht de auto binnen stroomde leek het wel alsof er een stralende aureool rond haar hoofd hing. ‘Je lijkt wel een engeltje, zo,’ zei Nessa hardop, en ze bloosde. Ze had haar gedachte uitgesproken zonder erbij na te denken.

‘Laten we gaan logeren in een geweldig hotel,’ zei Mickey. ‘We kunnen wel wat verwennerij gebruiken. Jij zeker.’

Nessa dacht er even over na: een heerlijk etentje. Een lang bad, een zacht bed en niks om haar aan huis te herinneren, of aan haar debiel van een echtgenoot, of haar hebberige broertje, of de rest van haar familie. Ze zou zelfs haar geliefde Tamsin even vergeten. Ze zou even helemaal alleen zijn. Alleen met Mickey. ‘Maar we hebben geen kleren bij ons, zelfs geen tandenborstel.’

‘Die kunnen we kopen. En dan slapen we wel in ons blootje.’

Nessa zei helemaal niets. Het idee dat ze naakt zou slapen in een hotel terwijl niemand wist waar ze precies uithing maakte haar een beetje giechelig. ‘Waarom ook niet,’ zei ze. ‘We doen het. Maar als er helemaal geen leuk hotel in de buurt is?’

‘O, maar dat is er wel. Ik heb al gekeken toen ik wist dat we deze kant op zouden gaan.’

‘Jij bent echt een stiekem duiveltje.’ Nessa lachte.

‘En net was ik nog een engel.’

‘Je bent het allebei.’ Nessa had ineens een eigenaardig gevoel, alsof er iets fladderde onder haar ribben.

‘Ik vind dat heel oneerlijk van je. Onredelijk,’ zei Phyl. Toen ze besefte dat ze scherper uit de hoek kwam dan ze van plan was geweest, voegde ze eraan toe: ‘Ik weet ook wel dat het zwaar is voor jou, Matt. Dat begrijp ik, maar vind je niet dat we het Lou verplicht zijn om haar even wat uit handen te nemen? Jij bent er in Parijs achter gekomen dat ze iets aan het schrijven is, en toen ik haar laatst sprak, heb ik natuurlijk gevraagd of ze Poppy al terug wilde. En natuurlijk wilde ze dat ook dolgraag, maar aan de andere kant is het voor haar veel gemakkelijker om te werken, waar ze ook maar mee bezig is, als ze niet ook voor Poppy hoeft te zorgen.’

‘Het is verdomme háár taak om voor Poppy te zorgen, niet die van ons, Phyl.’

‘Dat weet ik, maar toch.’ Ze ging verder met het opruimen van het speelgoed dat op de grond lag. Ze stopte het in een doos die ze in de zitkamer had neergezet, om het zich wat gemakkelijker te maken.

‘Kom hier, Phyl,’ zei hij ineens op een heel andere toon. ‘Ik wil met je praten. Serieus.’

‘Jemig.’ Ze ging naast hem op de bank zitten. ‘Dat klinkt dreigend.’

‘Nee. Niet echt. Alleen, nou ja… ik weet niet goed hoe ik dit moet zeggen, Phyl. We praten nooit…nou ja, we praten over van alles en nog wat, maar nooit over dit soort dingen. Nooit gedaan, ook…’

‘Wat voor dingen?’ Ze had wel een idee waar hij het over had. Zou hij dan echt…

‘Seks,’ zei hij na een korte stilte. ‘We hebben geen… Ik bedoel, het is nu alweer weken geleden dat we…’

‘Dat weet ik, dat weet ik. Het spijt me zo, lieve Matt. Maar… maar het is niet omdat ik er geen zin in heb, dat weet je best.’

‘Dat weet ik wel, maar ik vind het toch moeilijk. Ik voel me… ik voel me niet geliefd.’

‘Maar dat is helemaal niet zo! Hoe kun je dat nou zeggen? Ik hou meer van jou dan van wie dan ook.’ Phyl had het gevoel alsof er een steen door haar lichaam viel. Wat eigenaardig. Ze voelde de moed letterlijk in haar schoenen zakken. ‘Het spijt me, maar je hebt natuurlijk gelijk. We hebben het inderdaad veel minder gedaan, sinds Poppy hier is, maar hoe kan ik nu tegen Lou zeggen dat ze haar maar moet komen ophalen?’

‘Ik doe het wel en ik heb een excuus. We gaan naar Parijs. Lijkt je dat niet leuk? Ik moet Mme Franchard binnenkort nog een keer spreken. Vlug al. We hadden geen tijd om alle dingen te bespreken die we moesten bespreken. Ik wil zeker weten dat het goed met haar gaat… financieel gesproken. Ik wil mijn steentje bijdragen. Zo vaak vind je geen oude familieleden terug. En jij wilt haar toch ook ontmoeten, of niet?’

Phyl knikte. Het zou fantastisch zijn om naar Parijs te gaan. En Matt had gelijk: zo kon het ook niet doorgaan, elk nacht wakker gemaakt worden door de baby. Het was doodvermoeiend. Ze wist dat ze zelf overdag veel minder energie had dan normaal, omdat ze uit haar slaap werd gehaald. ‘Oké,’ zei ze. ‘Jij mag het vertellen. En dan spreek ik haar daarna wel…’

‘Zal ik het nu meteen maar doen?’

‘Uitstellen heeft geen zin, denk ik.’

Terwijl Matt het nummer draaide, was ze toch een beetje verdrietig. Het maakte niet uit met hoeveel redelijke argumenten haar man kwam, of dat het misschien zelfs beter voor Poppy was om weer gewoon bij haar moeder te zijn. Zij, Phyl, zou diepbedroefd zijn. Ze zou het missen, iemand om zich heen, die lachjes en – ook al zou ze dat nooit aan iemand toegeven – wat ze vooral zou missen waren die kostbare momenten midden in de nacht, als Poppy warm en slaperig tegen haar schouder lag terwijl ze haar uit haar bedje haalde voor een flesje en een schone luier. Ze zou het missen om liedjes voor haar te zingen in haar donkere slaapkamertje, en om te zien hoe haar kleindochter dan uiteindelijk in slaap viel, met haar lievelingsknuffel, een ijsbeertje, tegen zich aangedrukt. In ruil daarvoor zou ze veel vaker met Matt kunnen vrijen. Nou, dat was best leuk, maar Phyl moest toegeven dat de gedach te haar niet meer zo opwond als vroeger, en daar voelde ze zich onmiddellijk schuldig over. En dan die brede glimlach waarmee Poppy haar elke ochtend begroette, die zou ze ook moeten missen. Het allerergste was wel het feit dat ze het kind niet zou zien opgroeien en veranderen. Als ze Poppy de volgende keer weer zou zien, was het alweer een heel ander kind. Ze probeerde te luisteren naar wat Matt zei.

‘Niet dat we niet stapeldol zijn op Poppy, natuurlijk. Dat weet jij ook wel, lieveling… Ja, natuurlijk. Natuurlijk, dan kom je elk weekend langs, als het maar even kan. Ik zal je nog wel even laten weten wanneer mama en ik naar Parijs gaan.’ Hij zweeg en luisterde een poosje naar wat Lou te zeggen had. Ze was kennelijk lang aan het woord, en Matt hield de hoorn bij zijn oor en knikte af en toe. Toen zei hij: ‘Goed. Dat is uitstekend. Kom dan vrijdag hier. Rond een uur of zes, goed? Prima, prima. Bel dan even als je wegrijdt van Victoria Station, dan pikken we je op van het station. Ja… ja, bedankt schat. Ik wist wel dat je het zou begrijpen.’

Phyl zwaaide naar hem en wees naar de telefoon en toen naar zichzelf. Hij zei: ‘Wacht even, schat. Mama wil je ook nog even spre ken. Ja, ja, doe ik. Slaap lekker, liefje.’

‘Hallo, lieve Lou. Je vader loop net de kamer uit… wacht even.’

‘Jemig, mam, wat erg. Is het zo vreselijk voor jullie?’ Lou klonk heel ver weg, en Phyl hoopte maar dat haar mobieltje niet raar ging doen, wat soms gebeurde.

‘Vreselijk? Welnee, hoe kom je daar nou bij. Eerder het tegenovergestelde. Ik zal haar verschrikkelijk missen, dat weet je ook wel. Maar je vader, hè. Niet dat hij niet dol is op Poppy, want dat is hij echt wel, maar hij wil dat het kalm en vredig is in huis. En hij vindt, nou ja, dat hij me tegenwoordig niet meer zo vaak alleen ziet als hij zou willen. Hij vindt dat ik altijd maar druk ben met Poppy.’ Phyl moest lachen. ‘Hij heeft natuurlijk gelijk. Dat ben ik ook echt. Bovendien wil hij me meenemen naar Parijs, om Mme Franchard te ontmoeten. Dat lijkt me enig.’

‘Ik wil zelf ook weer bij haar langs. Dan ga ik wel een keer in een weekend als jij tijd hebt om op Poppy te passen. Misschien kun je wel hier komen logeren, als ik weg ben. Dan ga ik een dagje op en neer. Hoewel het leuk zou zijn om een heel weekend te gaan en ook een beetje de toerist uit te hangen. Dan kan ik iemand meenemen, of zo.’

Wat was het in Lous stem dat bij Phyl de alarmbellen deed rinkelen? Was het de warmte waarmee ze het woord ‘iemand’ uitsprak? Had ze het soms over een man? Zou ze het vragen? Ze besloot het erop te wagen. ‘Een vriendin?’

‘Nee, niet echt.’

‘Heb je… Ben je…’

‘Hou op met dat omzichtige gedoe, mam. Je wilt gewoon weten of ik een vriendje heb, en het antwoord is absoluut nee – maar ik heb wel een gewone vriend, en die zou ik best mee willen nemen.’

‘O,’ zei Phyl, en ze probeerde niet al te teleurgesteld te klinken.

‘Je klinkt teleurgesteld.’

‘Nee, hoor. Echt niet.’ Phyl vroeg Lou naar haar werk, maar werd onderbroken.

‘Ik moet ophangen, mam. Ik ga even wat eten, buiten de deur.’

‘Met die iemand die je vriendje niet is?’

‘Niet zo nieuwsgierig!’ Lou lachte.

‘Oké, nou, dag!’ zei Phyl, die ineens vol optimisme was. Lou klonk echt heel vrolijk. Dat was goed.

Plastic lucht. Dat had je in hotels, dacht Nessa, terwijl ze in haar eenpersoonsbed lag in een kamer die weliswaar niet voldeed aan Mickeys beeld van een idyllisch hotelletje op het platteland, maar dat er van buiten helemaal niet zo slecht had uitgezien. Maar op de een of andere manier was het meeste geld in de publieke ruimten gaan zitten, en dat kon je merken in de kamers. Heel even raakte Nessa verzonken in een dagdroom over het soort hotel dat zij wel zou willen runnen. Ze zou ervoor zorgen dat de kamers zowel luxe als eenvoud uitstraalden. Veel wit. Lichtgrijs en abrikoos voor de gordijnen, misschien. Bedrukt fluweel, chenille… iets met een hoge aaibaarheidsfactor. Overal heel veel bloemen van Paper Roses. Het zou een gimmick kunnen zijn: takken kunstbloemen in alle kamers. Zou je daarmee wegkomen? Ze zuchtte en ging rechtop zitten, knipte het lampje naast haar bed aan, keek naar de beige met rode aankleding, de opgehaalde gordijnen met ruches, de lampenkampen die veel te overdadig waren, en vroeg zich af of het de moeite was om op te staan om een kop thee te zetten. Ze kon niet slapen. Dat naakt slapen had er ook iets mee te maken. Ze was rusteloos. Ze was net nog naar de wc geweest en weer in bed gekropen, maar nu vroeg ze zich af of iets te drinken misschien zou helpen.

Mickey lag in de kamer naast haar. Het hotel bleek verdacht onderbezet toen ze incheckten, ook al was het midden in de week, en ook al zat je hier midden op het platteland. Niemand zei er iets van dat ze helemaal geen bagage bij zich hadden. Het eten was heerlijk ge weest. Alleen het feit al dat ze rustig met iemand kon praten, zonder lastige vragen. Mickey was grappig en stelde precies de goede vragen. Ze praatten over van alles: de scheiding, Tam sin, Justin, en ook over Ellie. Misschien, dacht Nessa, is Mickey ook nog wel wakker. Misschien stuur ik haar even een sms'je… maar dan wordt ze wakker, als ze slaapt. Hoewel ze meestal pas laat gaat slapen.

Ze lag nog steeds te overwegen wat ze zou doen toen haar eigen telefoon, die ze in haar hand had, trilde. Ze liet hem pardoes vallen, op de grond naast het bed. Even sloeg de schrik haar om het hart. Was er iets met Tamsin? Wie stuurde haar in godsnaam een sms, midden in de nacht? Ze las de boodschap: Wakker? M. Mickey, gelukkig. Ze sms'te terug: Kan niet slapen, verveel me suf. Kom anders op visite. N.

Snel daarna werd er op de deur geklopt. Nessa sloeg de bloemetjessprei om zich heen en deed open. Mickey stond op de gang met een fles wijn en een doos Pringles. Ze had haar jas aan, een trenchcoat, maar daaronder droeg ze helemaal niets, realiseerde Nessa zich. Net als zij, onder haar sprei.

‘Nachtfeestje,’ fluisterde Mickey, en Nessa deed de deur verder open, zodat ze naar binnen kon.

‘Hoe kom je aan die fles?’

‘Ik ben even naar de bar geweest, en toen heb ik zitten slijmen bij de barman.’

‘Echt waar?’

‘Echt waar.’

‘Voor- of nadat je je kleren uit had gedaan?’ Nessa giechelde.

‘O, daarna, uiteraard. Als beloning heb ik hem even mijn borsten laten zien.’

‘Ik bewonder je ten zeerste. En ik ben een beetje geschokt. Dat zou ik nou nooit doen. Maar bedankt, het is precies wat ik nodig heb. Ik kon niet slapen.’

‘Ik ook niet,’ zei Mickey. ‘Mag ik op het bed zitten?’

‘Ja, tuurlijk.’

‘Ik zal eerst even de wijn inschenken.’ Ze liep naar de badkamer en kwam terug met het glas dat daar stond. ‘Moeten we wel delen, vrees ik.’

‘Geeft niet,’ zei Nessa. Ze lag alweer in bed en was zich ineens heel erg bewust van haar lichaam. Ze voelde het laken overal op haar huid.

Mickey overhandigde haar het glas en zei: ‘Jij eerst.’ Ze liep naar de andere kant van het bed en strekte zich naast Nessa uit.

Ze bleven een poosje zo liggen en zeiden geen woord, maar dron ken om beurten uit het glas. Zo ging de wijn net iets te snel op.

‘Pringle?’

‘Nee, bedankt,’ zei Nessa zachtjes.

‘Ben jij al moe?’

‘Niet echt. Ik ben geloof ik een beetje dronken. Eerst de wijn bij het eten, en nu deze… Mickey?’

‘Hm?’

‘Zit je aan mijn haar?’

‘Vind je het erg?’

Het voelde heerlijk, Mickeys hand door haar haren. Ze streelt me, dacht Nessa, en ze sloot haar ogen. Echt. Ik ben al in geen jaren meer door iemand gestreeld. Had Gareth haar haar ooit zo aan geraakt? Het werd steeds mistiger in haar hoofd, maar ze kon zich niet één keer herinneren dat hij… O, wat voelde dit heerlijk.

‘Wil je dat ik stop?’ fluisterde Mickey.

Ze heeft zich op haar zij gedraaid, dacht Nessa. Ik voel haar adem tegen mijn wang. Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, niet stoppen.’

Nessa durfde haar ogen niet open te doen, bang dat alles voor haar ogen zou oplossen: zij en Mickey op het bed, Mickey die haar haren streelde, de wijn die zo'n warm gevoel gaf, het beddengoed tegen haar huid. Mickeys vingers leken zich nu naar haar gezicht te bewegen. Ze trokken een lijntje langs haar profiel en bleven even liggen op haar lippen, en gingen toen verder naar haar kin tot ze het laken raakten. En nu? Zou ze… zou ze nog verder gaan? Wat doe ik als ze het vraagt? Stel dat ze nu iets zegt? Wat moet ik dan antwoorden? Plotseling huiverde Nessa, en ze kreeg kippenvel… O, niet stoppen, alsjeblieft, zei ze geluidloos. Ga door. Raak me aan… en dat deed Mickey. O god, ze raakt mijn borst aan…o…

‘Nessa.’ Mickeys mond tegen haar oor. Nessa dacht dat ze zou flauwvallen. ‘Ik wil je overal aanraken. Mag dat? Mag ik je overal aanraken?’

Nessa kon geen woord uitbrengen; wilde geen woord uitbrengen. Nu iets zeggen zou gevaarlijk zijn. Dan zou ze moeten toegeven hoe ze zich voelde: alsof ze smolt. Haar lichaam was als een kaars, voor een deel vloeibaar, in brand, dansend onder de aanraking van Mickeys vingers. Die vingers, ze waren hard maar ook zacht – hoe kon dat nou? Hoe deed ze dat? De handen bleven haar maar aanraken tot Nessa's hele lichaam in brand stond en klopte, en toen haalde Mickey de dekens weg en kroop tussen Nessa's benen. Meteen barstte er een geluid los uit haar keel. Het was tegelijkertijd een schreeuw en een snik. Ze voelde zich helemaal elektrisch, alsof ze door de bliksem was getroffen, en meteen daarna was ze slap en nat en huilde ze voluit. Ze klampte zich aan Mickey vast, die haar hoofd op Nessa's schouder had gelegd, en haar naakte lichaam om dat van haar had geslagen.

‘Nessa?’

‘Hm.’ Nessa had geen idee wat ze moest zeggen. Absoluut geen benul van wat ze nu moest doen. Ze wilde zelfs haar ogen niet openen, omdat ze niet wist waar ze moest kijken, en dus bleef ze liggen, met haar ogen stijf dichtgeknepen.

‘Kijk me aan, Nessa.’

‘Moet dat echt?’

‘Wil je dat dan niet?’

Nessa zei: ‘Ik weet niet wat ik… Ik heb geen idee hoe…’

‘Je moet me aankijken. Met me praten.’

Nessa deed haar ogen open. ‘O, Mickey…’ zei ze.

Mickey bracht haar mond vlak bij Nessa's oor en fluisterde: ‘Geneer je je?’

Nessa knikte. ‘Een beetje. Ik heb nog nooit… Ik wist helemaal niet…’

‘Nu ga je me vertellen dat je altijd hetero bent geweest en dat je nog nooit iets voor een vrouw hebt gevoeld, dat je niet snapt hoe je het in je hoofd haalde, en dat het door de wijn kwam. Dat soort dingen, toch?’

‘Ik ben ook echt altijd hetero geweest, maar…’

‘Maar wat?’

‘O, Mickey, dat was zo lekker. Ik… ik geloof niet dat ik me ooit zo… En jij, jij bent me zo dierbaar, Mickey. Je bent mijn allerbeste vriendin, al eeuwen. Het is zo verwarrend. Ik ben in de war. Ik weet niet wat ik moet denken of wat ik moet voelen, maar het was geweldig, Mickey. Ik dacht ik zou sterven van genot.’

‘Je moet niet zoveel denken, Nessa. Niet nu. Het is laat, tijd om te gaan slapen.’

‘Je gaat toch niet weer terug naar je eigen kamer, hè?’ Plotseling was Nessa bang om helemaal alleen in bed achter te blijven.

‘Wil je dat ik ga, dan?’

Nessa schudde haar hoofd.

‘Ik hou van je, Nessa,’ fluisterde Mickey.

‘Zeg dat nou niet, Mickey. Alsjeblieft niet zeggen!’

‘Waarom niet? Het is zo: ik hou van je. Ik ben niet bang om dat toe te geven. Toen ik je voor het eerst zag, was ik meteen verliefd op je. Maar je was getrouwd en je was hetero, dus kon ik niet… Nou ja, we waren vriendinnen en daar moest ik maar tevreden mee zijn. Maar vanavond… ik kon het niet helpen, Nessa. Ik verlang al zo lang zo ontzettend naar jou. Het was vreselijk.’

‘Had dan iets gezegd.’ Nessa draaide zich om, zodat ze naast Mickey lag, en haar in haar blauwe, blauwe ogen keek.

‘Dan was je keihard weggerend. Je vindt het waarschijnlijk nog steeds een schandelijk idee, om met een vrouw te zijn. Geef maar toe.’

‘Ja, een beetje. Ik heb wel het gevoel dat ik heel erg superstout heb gedaan – maar dat maakt het des te spannender, op de een of andere manier. Ik heb een beetje vlinders in mijn buik.’

‘Ik ga je nu zoenen, Nessa. Heb je wel eens een vrouw gezoend?’

‘Nee,’ zei Nessa hees. Hun monden waren heel dicht bij elkaar. Ze voelde de adem aan Mickeys lippen ontsnappen tegen haar eigen huid. Ze deed haar ogen dicht en voelde een hand in haar hals, die zachtjes aan haar trok tot hun monden elkaar zachtjes raakten. Nessa deed haar lippen van elkaar en liet zichzelf opgaan in de kus. Ze kon Mickey proeven. Voelen. Het was totaal, totáál anders dan gekust worden door een man. Mickey rook naar zichzelf: een combinatie van huis en zeep en het parfum dat ze altijd droeg: Boudoir, van Vivienne Westwood. Haar huid was zacht, en haar slanke lijf was glad en haar haar voelde als zijde. Ik raak haar haren aan, dacht Nessa. Echt. Ze drukte Mickey stevig tegen zich aan, omdat ze wilde dat hun lichamen in elkaar op zouden gaan. Ze wilde zelf verzwolgen worden, en toen wilde ze ineens, o, zo overweldigend graag, zo ontzettend graag dat zij degene was die aanraakte; dat zij degene was die streelde. Nessa bracht haar mond naar Mickeys borst en begon die te likken. Het was Mickeys beurt om te kreunen en te zuchten, en Nessa voelde zich machtig en liefhebbend en ging door met aanraken en aanraken en strelen en aaien totdat Mickey ook huiverend klaarkwam en glimlachend terugviel op de lakens.

‘Zeg,’ fluisterde Nessa, terwijl ze zich naar voren boog om Mickey zachtjes op de mond te kussen. ‘Nu zou ik wel een Pringle lusten. En we hebben ook nog een slok wijn over.’