1

Lou Barington hield al sinds haar achtste niet meer van haar grootmoeder. De afgelopen tijd waren er wel momenten geweest waarop ze hoopte dat er iets zou kunnen veranderen aan de kille relatie die er tussen hen was ontstaan, maar nu was Constance dood en begraven en dus was het te laat. Lou had haar best gedaan, maar ze had jaren gewacht op iets van verzachting, op iets van een verandering bij haar grootmoeder. Die was nooit gekomen.

Terwijl Lou de gang door liep, bedacht ze dat Milthorpe House veranderd was. Ze vond dat het zijn hart en zijn warmte had verloren, na het overlijden van haar grootvader, en nu was zelfs juffrouw Hardy er niet meer om haar aan haar jeugd te herinneren. Juffrouw Hardy had tot een paar jaar geleden de huishouding geleid, maar sinds haar dood had papa via een bureau mensen ingehuurd die zowel voor het huis als voor zijn moeder moesten zorgen. Juffrouw Hardy was altijd heel aardig geweest, totaal anders als mevrouw Danvers in Rebecca, maar je kon erop rekenen dat alles wat je in haar bijzijn zei linea recta werd doorgebrieft aan Constance. Ze waren heel close, die twee, dus je moest op je tellen passen.

Lou was verteld dat ze in de bibliotheek moest wachten. Het was er donker, op deze bewolkte dag, en dus knipte ze het licht aan toen ze naar binnen ging. Vanessa en Justin, haar broer en zus, zaten er al. Waarom hadden die niet even een lichtje aangedaan? Hadden ze soms niet in de gaten hoe akelig donker het was? Voor de hoge ramen hingen gordijnen van bordeauxrood brokaat. Aan weerszijden van de haard stonden de vazen waar ze al van kinds af aan dol op was. In die tijd torenden ze nog boven haar uit. Ze vond ze prachtig en bewonderde de slanke halzen, de ronde buikjes en de wirwar van draken, bloemen en diverse andere Chinese mo tieven waarmee ze bedekt waren. Nu ze er nog eens naar keek, vond ze ze eigenlijk bijna lelijk: veel te groot en ongelofelijk onpraktisch.

Justin draaide zich om en begroette haar glimlachend. ‘Hé, Lou,’ zei hij. ‘Ik zeg net tegen Nessa dat Constance hier bijna nooit kwam, toch?’ Hij liet zijn handen over de ruggen van de boeken glijden zonder er echt naar te kijken.

Lou hield van de vensterbank in deze kamer. De kussens die erin lagen, waren al sinds haar tiende niet meer opnieuw bekleed. Hier had ze als kind gezeten als het buiten regende. Dan keek ze uit over de borders en de appelboom met het bankje rondom de stam die bij het hek achter in stond, en dan verder naar de glooiende South Downs. Dan voelde ze zich alsof ze verdwaald was in de eerste bladzijden van Jane Eyre. Er was altijd een klein reepje lucht tussen de glooiende heuveltop en de bovenkant van het raamkozijn, en wolken zweefden door deze heldere ruimte. Ze raakte altijd helemaal in trance van die beelden. ‘Nee,’ antwoordde ze. ‘Constance was niet zo'n lezer, eigenlijk.’

Nessa kwam naar hen toe en tuurde naar een van de planken, waarbij haar donkere haar over haar wenkbrauw viel. In haar grijze wollen trui en met de ragfijne, vuurrode sjaal om haar hals zag ze er nog ongrijpbaarder uit dan anders. Ze was niet echt knap, maar ze was wel heel slank en ze droeg altijd prachtige, elegante kleding. Lou voelde zich naast haar altijd een beetje lomp en onbeholpen. ‘Waar zijn grootvaders boeken?’ vroeg ze. ‘Die stonden altijd hier beneden, toch?’

‘Ja, naast de Dickens-verzameling,’ antwoordde Lou. ‘Staan ze daar niet, dan?’

‘Die heeft ze zeker al weggegeven. Niet dat iemand ze ooit heeft gelezen. Nu niet, en niet toen hij ze had geschreven, die arme grootvader!’ Nessa lachte. ‘Ik denk dat jij de enige bent die ze zelfs maar heeft opengeslagen sinds ze zijn uitgegeven. Dus dat Constance ze naast Dickens op de plank had gezet, kwam voort uit beetje ijdele hoop.’

‘Ik heb ze allemaal, thuis,’ zei Lou. Wat ze er niet bij vertelde was dat ze de boeken koesterde. John Barrington had haar zijn eigen exemplaren nagelaten, en nu, ook al had ze ze nog nooit echt goed gelezen, brachten ze de eindeloze uren die haar grootvader met haar had doorgebracht in herinnering. Ze hadden het dan altijd over de dingen waar verder niemand in geïnteresseerd leek: verre landen en voorbije tijden en verbazingwekkende mensen. Verhalen, verhalen en nog eens verhalen. Ze herinnerde zich dat hij haar stukken voorlas uit zijn eerste roman, Blinde maan, toen ze nog heel jong was. Het enige wat ze zich daar nu nog van kon herinneren was dat het ging over een jongetje, Peter, en de avonturen die hij beleefde in een Japans interneringskamp. Daar werden ook andere kinderen gevangengehouden en het boek ging over de held en zijn vrienden en de manier waarop ze de bewakers om de tuin wisten te leiden. Maar wat ze zich vooral herinnerde was de sfeer die sprak uit wat haar grootvader haar voorlas: de hitte, het donker, en het beeld van de maan, waar Peter zo bang voor was omdat die leek op het gloeiende, bleke oog van een blinde die op hem neerkeek vanuit de inktzwarte, nachtelijke hemel.

Ook al was hij al oud, grootvader was nog altijd een knappe man geweest, en een van de dingen die Lou het liefste deed was met hem door de fotoalbums bladeren vol met afbeeldingen van een lange, sterke, jonge man. Ze zei: ‘Ik neem aan dat Constance de boeken die hier stonden heeft weggegooid.’

Justin lachte. ‘Zij vond boeken maar stofnesten. Dat heeft ze wel eens tegen me gezegd. Het verbaast me dat ze de bibliotheek verder zo heeft gelaten. Ze had er makkelijk iets anders mee kunnen doen. Zou ik zelf wel gedaan hebben.’

Lou was geschokt door die opmerking, maar ze schrok wel vaker van de dingen die Justin en Vanessa zeiden. Dat was misschien ook niet zo verbazingwekkend, aangezien ze geen familie van haar waren, althans, niet echt. Zij waren de kinderen van haar vaders eerste vrouw, Ellie, en diens eerste man, die vlak na Justins geboorte was overleden. Papa was Ellies tweede echtgenoot, en ze hadden Lou haar hele leven voorgehouden dat ze Justin en Vanessa moest zien als haar oudere broer en zus, en meestal voelde het ook zo. Ze hadden dezelfde achternaam als zij, omdat papa hen vlak na zijn huwelijk met hun moeder had geadopteerd. Maar toen Ellie een blik had geworpen op Haywards Heath en ze zich realiseerde wat voor leven ze daar zou krijgen, deed ze twee dingen. En wel onmiddellijk. Ze begon een affaire met iemand die in Londen woonde en ze liet papa achter met de twee kleintjes. Toen was hij met Phyllida getrouwd, Lous moeder. Dat gebeurde een paar maanden na Ellies vertrek, en toen Lou eenmaal oud genoeg was om zulke dingen te begrijpen, had ze zich wel eens afgevraagd of Phyllida vooral zo aantrekkelijk had geleken omdat ze kon worden ingezet in de kinderopvang.

Ach nee, dat was niet eerlijk tegenover haar ouders. Mama was niet zo'n glamourtype als Ellie, maar ze was lief en vrolijk. En ook al kon je haar niet echt mooi noemen, mensen keken graag naar haar en als zij naar je glimlachte, dan glimlachte je vanzelf terug. Een jaar nadat haar ouders getrouwd waren, werd Lou geboren. Nessa was toen tien, en Justin zes. En nu zaten ze hier de tijd te doden, wachtend tot ze binnengeroepen werden voor het voor lezen van Con stances testament.

‘Kom maar.’ Matthew, Lous vader, stak zijn rood aangelopen hoofd om de deur. Ze liepen achter hem aan de gang door, de zitkamer in, en Lou keek naar het schitterende Turkse tapijt met de blauwe en rode vogels tegen een beige achtergrond. Ze vlogen met rechthoekige vleugels van en naar denkbeeldige bomen, die bedekt waren met vreemd gevormde bladeren. Het kleed lag op de parket vloer en zag er precies zo uit als altijd. Het heette elke bezoeker aan Milthorpe House een warm welkom.

Echt iets voor Constance, om dit allemaal zo theatraal op te zetten, dacht Lou terwijl ze om zich heen keek. Mama moederde als gewoonlijk over papa. Ze was niet zo dol geweest op Constance, maar ze zou haar ware gevoelens nooit laten blijken. Lou had vooral medelijden met haar vader. Die was een toegewijde zoon geweest voor zijn moeder en je kon duidelijk zien dat hij had gehuild. Niks voor hem. Arme pap…

Het had Lou verbaasd hoe bedroefd zij zelf was geweest, toen ze bij het graf stond. Het was plotseling tot haar doorgedrongen dat dit echt het einde was, voor de overledene. Het einde van alles wat hij ooit was geweest. Hoe ze ook haar best deed, ze kon maar niet geloven dat er hierna nog een leven was, ergens anders. Imagine there's no heaven… Stel je voor dat er geen hemel zou zijn. Nou, dat had Lou eigenlijk altijd al geloofd, als kind al. De tranen die zo plotseling in haar ogen stonden hadden niets te maken met een eventueel piepklein restje liefde voor haar grootmoeder, maar met de spijt die ze voelde omdat ze nooit echt close waren geweest toen ze nog leefde. Dat ze nooit over de jaloezie of de rancune heen waren gestapt, of wat het ook was dat er volgens Constance tussen hen in was komen te staan.

Het weer – grauw, winderig, met af en toe een horizontale vlaag motregen – leek goed te passen bij hoe iedereen zich voelde. Sommige van Constances oudere vriendinnen droegen zwarte hoeden met een voile. Gareth, Nessa's man, leek slecht op zijn gemak in zijn donkere pak, en zijn vrolijke ronde gezicht paste totaal niet bij de gelegenheid. Papa was wonderlijk afwezig tijdens de dienst en bij het graf. Hij was ergens anders met zijn gedachten, leek het wel. Ook al was zijn haar al een paar jaar grijs, hij zag er nog steeds jong uit: lang en slank en met intens blauwe ogen, die nu een beetje roodomrand waren, achter zijn brillenglazen. Dit was vast een heel trieste dag voor hem. Wat had er door zijn hoofd gespeeld terwijl zijn moeder in haar graf werd neergelaten?

Lou ging in een van de leunstoelen zitten en schaamde zich omdat ze zich realiseerde dat ze al weer een heel stuk kalmer was. Ze had het zelfs al weer een beetje naar haar zin. Het was ook wel een mooie afronding, dit. Je was eigenlijk bezig om het leven van iemand anders op te ruimen, een plek te geven als het ware, en misschien moest ze ook maar eens stoppen met zich druk te maken over de slechte relatie die ze met Constance had gehad. Als je er de zonzijde van wilde inzien, dan had ze mooi een dag vrij van haar werk, dankzij de begrafenis, en hoefde ze een dag en een nacht niet voor haar kind te zorgen. Poppy logeerde bij Lous vriendin Margie. Arm mens, die zou een flinke cultuurschok onder gaan, om over het slaapgebrek nog maar te zwijgen. Hoe het leven met een kind van één jaar oud precies is, dat kun je je niet bedenken, dat moet je ervaren, had Lou tegen haar gezegd. Maar Margie had dapper geantwoord dat ze er klaar voor was. Lou glimlachte bij zichzelf. Lou ging door het vuur voor haar kind. Ze adoreerde haar, op het redeloze af zelfs, maar toch was het wel even heel lekker om een paar uur niet voor haar te hoeven zorgen, ook al miste ze haar nog zo erg.

En het was ook goed om hier weer te zijn. Milthorpe House leek van buiten op een van die kleine hotelletjes waar je langsreed als je uit Brighton kwam, wat maar een paar kilometer verderop lag, aan de weg langs de kust. Iemand was op het idee gekomen om hier en daar een torentje op het dak te bouwen. De voorgevel was crèmekleurig gestuukt en de kamers die uitkeken op zee hadden een balkon. Die zee lag wel een eind verderop, maar je kon hem toch zien omdat het huis hooggelegen was op de licht glooiende heuvel die overging in de South Downs zodra je het landgoed van de Barringtons verliet. Het was trouwens niet echt eigendom van de Barringtons, herinnerde Lou zich. Het huis en het geld waren eigenlijk van Constance. De familie van haar vader had Milthorpe al drie generaties in bezit. John Barrington was advocaat en werkte in de provincie, en Constance was heel rijk en heel mooi. Uiteraard peperde ze hem altijd flink in dat hij geluk had met haar. Dat hij het, door simpelweg verliefd op haar te worden, zoveel verder had geschopt in de wereld. Lou voelde de tranen in haar ogen prikken. Nog altijd miste ze haar grootvader, die veel van haar had gehouden. Hij was nu al ruim twee jaar geleden overleden, maar ze dacht nog vaak vol liefde aan hem.

‘Louise, schattebout… wat enig! Jou heb ik ook al jaren niet gezien! Wat ben je mooi geworden, zeg, nooit gedacht!’

Wat moest ze daar nou weer van maken? Ellie stond erom bekend dat ze nooit nadacht voor ze haar mond opendeed, en ook al was haar toon best vriendelijk, Lou hoorde er toch in wat ze eigenlijk bedoelde: wat ben je mooi geworden voor zo'n onooglijk kind! Ze stond op en kuste Ellie op beide wangen. ‘En jij ziet er fantastisch uit!’

Dat was ook zo. Ellie zag er altijd fantastisch uit. Ze had een flamboyante, exotische stijl die helemaal niet paste bij Haywards Heath, waar papa en mama nog altijd woonden. Ze droeg een zwartfluwelen jas over een kort jurkje van zwart satijn, dat het licht ving en glansde – nogal ongepast, vond Lou, voor zo'n sombere gelegenheid. Haar bijpassende hoed had een brede rand en was bedolven onder de zwarte veren. Bij ieder ander had zoiets belachelijk gestaan, maar Ellie, met haar rode mond en donkere ogen, zag er geweldig uit. Een van Constances gedenkwaardige uitspraken betrof haar eerste schoondochter: Ze is een flamingo die een volière is binnengelopen waar niks interessanters in zit dan een zwik mussen en lijsters.

Die schattige oude oma! Nooit verlegen om een fijne kleinerende opmerking. En dan mag je raden wie de mussen en de lijsters waren. De rest van de familie, uiteraard. Lou was de enige die ‘oma’ tegen Constance zei, en ze deed het alleen maar omdat ze wist dat het de oude vrouw mateloos irriteerde. Die oorlog tussen ons heeft zo lang geduurd, bedacht ze. Vind ik het erg dat hij nu voorbij is? Niet echt, geloof ik. Maar zolang Constance nog leefde had Lou een ruzie nooit geschuwd, en ze was ook nooit van mening veranderd, ook al was haar vader overduidelijk diep ongelukkig dat zijn geliefde dochter het niet met zijn moeder kon vinden.

De laatste keer dat ik Constance zag, dacht Lou, heb ik haar echt ontzettend haar vet gegeven, maar dat was haar eigen schuld. En het was trouwens ook niks ongebruikelijks. Lou was ontboden op Milthorpe, om Poppy aan haar overgrootmoeder te tonen, en Lou had daar graag gehoor aan gegeven. Ze had gedacht dat de baby wel enige bescherming zou bieden tegen Constances scherpe tong. Ik zou denken dat je het omwille van het kind bij zou leggen met haar vader… Het is zo belangrijk voor een kind om een vader te hebben… Om op te groeien zonder vader, nou ja… Zit het er niet in, dan, een verzoening? Je bent ook nog wel erg jong, hoor… Hoe oud ben je eigenlijk? Drieëntwintig pas? Je bent zelf nog maar een kind! Jij moet eens volwassen worden en dan zul je begrijpen dat het leven niet altijd een feest is, kind…

En ik heb eerst nog heel beleefd antwoord gegeven ook, herinnerde Lou zich. Ik heb geprobeerd om uit te leggen hoe het is om elke minuut op je hoede te moeten zijn. Om steeds maar weer te zitten wachten op de volgende klap, de volgende uitzinnige woedeaanval die uit het niets kwam opzetten en altijd volledig op haar was gericht. Dat ze vond dat ze niet bij hem kon blijven toen ze ontdekte dat ze zwanger was. Hij was een man die er geen enkel kwaad in zag om zijn vuisten te gebruiken als hij daar zin in had, en ze wilde haar kind absoluut niet blootstellen aan zo iemand. Maar het was heel moeilijk geweest om voorgoed bij hem weg te gaan, ondanks zijn gedrag. En het was vreselijk om ergens te moeten wonen waar het veel te klein was, en waar ze ook nog eens moest proberen te werken. En het was verdrietig om helemaal alleen te zijn, maar ze was ook bang om iemand anders te ontmoeten. En het was verlammend om bang te zijn en in paniek te raken bij alleen al de gedachte dat iemand je zou kussen. En het was vooral angstaanjagend om verantwoordelijk te zijn voor een kwetsbaar schepseltje waar ze nauwelijks iets van begreep. Ze had geprobeerd om een beeld te schetsen van haar leven, maar toen had Constance gereageerd met: Weet je zeker dat jij hem niet hebt uitgelokt, lieverd? Sommige mannen zijn nu eenmaal heel jaloers bij de gedachte aan een kind, en daar moeten we begrip voor opbrengen, toch?

Op een gegeven moment was ze volkomen door het lint gegaan. Snikkend en schreeuwend had ze Constance uitgescholden. Ze had gezegd dat ze evenveel verstand van dit soort dingen had als een verschrompelde ui. En toen was ze het huis uit gestormd, had de deur achter zich dichtgesmeten en nog een keer geroepen dat Constance een gemeen mens was, en dat ze zich niet gedroeg zoals een grootmoeder zich hoorde te gedragen. Ze had er geen seconde spijt van gehad dat ze zo'n scène had gemaakt. Ze had haar grootmoeder al jaren eerder moeten vertellen waar het op stond, en dat ze heus wel wist dat Constance niet van haar hield; integendeel, zelfs. Maar dat zou Constance natuurlijk ontkend hebben. Ze kon ontzettend goed liegen, en ze zou ongetwijfeld met een of ander cliché zijn gekomen, van het hemd en hoe dat nader is dan de rok, of zo. Maar het was waar. Constance haatte het dat opa en ik het zo goed konden vinden. Ze wist dat hij het met Lou had over dingen waar hij het verder met geen mens over had, en al helemaal niet met Constance. Ze was gewoon jaloers.

Een man die Lou niet herkende kwam de kamer binnen, en papa kuchte om te zorgen dat iedereen zijn mond hield. Hij zag heel erg bleek en zijn stem trilde toen hij het woord nam.

‘Dit is Andrew Reynolds. Hij werkt bij Reynolds en Johnson, het notariskantoor. En ik vrees dat hij iets te zeggen heeft.’

Ik vrees? Wat bedoelde hij? Justin keek verbaasd. Lou zag dat Nessa even naar hem keek, en dat ze bijna onmerkbaar haar schouders ophaalde, zo van: ik heb ook geen flauw idee waar dit over gaat. De man, die rossig haar had en heel mager was, sloeg een grote dossiermap open. Hij hoestte, duidelijk gegeneerd, en zijn gezicht liep rood aan.

‘Vlak voor haar overlijden heeft Constance Barrington mij de opdracht gegeven om een nieuw testament op te stellen…’

‘Hè?’ viel Justin hem in de rede, en Lou zag dat haar vader een hand op zijn arm legde om hem het zwijgen op te leggen. Justin zag eruit alsof hij zo uit een Calvin Klein-parfumreclame kwam stappen en meende dat hij vanwege zijn uiterlijk kon doen en laten wat hij wilde. Zo was hij al zolang Lou zich kon herinneren. Hij vertrouwde altijd op zijn charme en zijn uiterlijk om zijn ambities waar te maken. Tot nu toe was dat een heel succesvolle strategie geweest.

‘Ik weet dat Matthew’ – Andrew Reynolds knikte even naar haar vader – ‘het testament van zijn moeder zal uitvoeren, en dat hij ook altijd verantwoordelijk is geweest voor haar juridische aangelegenheden. Er was een testament dat door hem is opgemaakt op 11 mei 2003, vlak na het overlijden van John, de echtgenoot van mevrouw Barrington. Nog geen twee weken geleden heeft zij mij echter bij zich laten komen, kort voor haar overlijden.’

De stilte was bijna tastbaar in de kamer. Lou vroeg zich af of ze de golven op de stormachtige zee kon horen, of dat haar oren alleen maar gonsden. Meneer Reynolds ging verder. ‘Dit is een heel kort document. Er staan veel standaarddingen in – dat ze gezond van geest was, dat dit testament prevaleert boven alle andere testamenten die ze heeft opgesteld, et cetera, maar over de erfenis is ze heel kort. Ik zal het aan u voorlezen.’ Hij kuchte. ‘Ik heb genoteerd wat mevrouw Barrington mij dicteerde. Er waren twee getuigen aanwezig bij het opstellen van het testament, namelijk de twee verpleegsters die mevrouw Barring ton voor haar overlijden hebben verzorgd.

Dit is mijn laatste wilsbeschikking. Het testament dat ik opstelde bij het overlijden van mijn echtgenoot verklaar ik hierbij als ongeldig. Ik weet wat ik doe en ik ben daarin door niemand beïnvloed. Dit is wat ik wil nalaten aan mijn zoon, mijn kleinkinderen en anderen, na mijn dood. Aan mijn zoon, die zijn huis vrij van hypotheek bezit en die volledige zeggenschap heeft over de advocatenfirma Barrington & Son: ik zal je niet verder belasten met de zorg voor het huis waar je toch nooit van hebt gehouden, zodat je ook geen eindeloos gezeur met de belastingdienst krijgt. Milthorpe House en het bijbehorende land vermaak ik aan Justin Barrington, die jong genoeg is om er nog lang van te genieten, zelfs na afdracht van belastingen. Aan zijn zuster, Vanessa geboren Barrington, nu Williams, laat ik de helft van mijn verdere vermogen na. De andere helft laat ik na aan mijn enige zoon, Matthew. Hieronder begrepen zijn mijn aandelen, obligaties, enzovoort. Volgens mijn berekening komt dat voor jullie beiden neer op een substantiële som gelds, zelfs na de belachelijk hoge belas tingheffing. Aan Eleanor della Costa, die altijd als een dochter voor mij is geweest, laat ik de kledingstukken na die ze eventueel wil hebben, en al mijn juwelen, die ze al zo lang bewondert. Ze zal ze met stijl weten te dragen. Mijn kleindochter Louise krijgt de auteursrechten over de boeken van haar grootvader. Mijn schoondochter Phyllida krijgt mijn verzameling porselein en glaswerk…

Meneer Reynolds praatte door, maar Lou hoorde niets meer. Het gegons in haar oren was opgehouden. Ze was zich er scherp van bewust, zoals je dat wel eens bent in een droom, dat iedereen naar haar keek, naar haar staarde. Nessa had een hand voor haar mond geslagen. Dat was alleen maar omdat ze zelf moest leven met het feit dat Justin er zoveel beter van af was gekomen dan zij… Dat was trouwens ook niet zo'n verrassing. Constance was altijd al stapelgek op hem geweest. Justin presteerde het om zowel tevreden als ontzet te kijken. Papa's gezicht was krijtwit, en mama hield zijn hand vast. Ellies mond hing open. Lou dacht: het auteursrecht op grootvaders boeken… Die werden al jaren niet meer verkocht. Die hadden geen enkele waarde. Constance had haar dus onterfd, en Lou kon haar kwaadaardige geest bijna voelen in de kamer. Ik heb gewonnen, leek ze te zeggen, vanuit het plekje in de hel dat speciaal bestemd is voor extreem onaardige, jaloerse, niet-vergevingsgezinde en haatdragende mensen zoals zij. Ik heb je al jaren gestraft omdat jij niet van mij hield. Ik heb alles nagelaten aan Ellies kinderen. Zij was me veel liever dan je vader, en dan jij, of welke andere bloedverwant dan ook. Net goed.

Toen de notaris de kamer had verlaten, na wat een heel lange tijd leek, begon iedereen door elkaar te praten.

‘O, dat arme kind!’ Dat was Ellie.

‘Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen…’ Nessa klonk huilerig.

Lou hoorde haar moeders stem boven het gekakel uit.

‘Snappen jullie dan niet wat hier aan de hand is? Begrijpen jullie dat nou echt niet? Ik kan het gewoon niet geloven… Het is toch niet te geloven? Het is monsterlijk. Het auteursrecht op boeken die al lang niet meer in de winkel liggen en die niemand wilde lezen toen ze nog wel te koop waren… Iets waardelozers kun je je toch niet voorstellen? Dat heeft ze met opzet gedaan. Hier heeft ze heel goed over nagedacht. Ze straft mijn dochter vanuit haar graf. Wat gemeen! Wat ongelofelijk gemeen!’

En Lou keek naar haar moeder, die bijna nooit zei wat ze ergens van vond, die als de dood was om zichzelf te kijk te zetten, maar die nu luidruchtig huilend neerzeeg op de bank.

‘Huil nou maar niet, mam.’ Lou ging vlug naast haar zitten en sloeg een arm om haar schouders. ‘Het maakt niet uit.’

‘Het maakt wel uit! Het maakt heel veel uit! Ze steekt een mes in je rug vanuit haar graf… Dat is verachtelijk en gemeen. Je hoort toch zelf ook wel wat ze hiermee wil zeggen, Lou? Jij hield toch zoveel van hem toen hij nog leefde? Nou, hier heb je zijn boeken, veel plezier ermee. Verder zit er toch niemand op te wachten.’

‘Het geeft niet, mama. Echt niet.’ Lou staarde hen aan, haar familieleden, die allemaal druk aan het praten waren, en tss-geluiden maakten, en met hun hoofden schudden. Ineens had ze de ster ke behoefte om ergens anders te zijn. Om met Poppy in haar ellen dige appartementje te zitten. Alles was beter dan hier te zijn, in Milthorpe House.

‘Ik ga maar eens naar huis,’ zei ze tegen haar moeder. ‘Tot gauw.’

‘Laat me je naar het station brengen, lieverd.’ Phyl veegde haar tranen weg en rechtte haar rug. Toen stond ze op en stak haar hand uit naar Lou. Voor het eerst die dag had Lou het gevoel dat ze op de grond wilde liggen en wilde huilen om nooit meer op te houden. Ze knikte, niet in staat nog een woord uit te brengen.

‘Ik dacht dat je misschien wat opgevrolijkt moest worden,’ zei Ellie, die aan de keukentafel zat. ‘Je bent de zitkamer werkelijk uit gestormd. Je zag eruit alsof je elk moment kon exploderen.’

Nessa ging door met afwassen, en spoelde ieder bordje, ieder kopje en elk lepeltje zorgvuldig af met heet water. Het verbaasde haar nog altijd hoe snel de vaat zich opstapelde als je met meer dan twee mensen was. Wie had dit allemaal gebruikt? En wanneer dan? Ze draaide zich niet om naar haar moeder.

‘Ik hoef helemaal niet opgevrolijkt te worden. Het is te laat om kwaad te worden.’

‘Maar daarom voel je je nog wel beroerd, of niet soms?’

Nessa vond dat haar gevoelens haar moeder niets aangingen. Die had het recht verspeeld om zich met haar te bemoeien toen ze de verantwoordelijkheid voor haar kinderen had overgedragen aan een man van wie ze bijna vóór het eind van de huwelijksreis alweer genoeg had gehad. En later aan de saaie nieuwe vrouw van die man. Nessa probeerde die gedachten van zich af te zetten. Dit was niet het moment om alle dingen die ze tegen Ellie had gezegd weer de revue te laten passeren. Nessa was veel te kwaad op Constance om zich nu met alle tekortkomingen van haar moeder bezig te kunnen houden. En ze kon deze verlate poging om op gevrolijkt te worden zeker gebruiken. Ze ging over op een ander onder werp: ‘Dit is het enige huis dat ik ken waar ze geen afwasmachine hebben. Maar het is wel ontspannend, eigenlijk, zo met je handen in het warme sop.’

‘Je ziet er anders helemaal niet ontspannen uit, liefje. Ik zie de spierknopen in je nek vanaf hier zitten.’

‘Ik zou me eerder zorgen maken om Justins nek, als ik jou was. Ik kan hem wel wurgen.’ Waarom zeg ik dit, vroeg Nessa zich af. Ik wil me helemaal niet afreageren waar Ellie bij is. God, was Mickey er maar. Had ik haar maar mee naar de begrafenis genomen, in plaats van Gareth.

Michaela Crawford was haar beste vriendin. Ze hadden elkaar tien jaar geleden leren kennen toen Mickey voor de bloemist werkte die de bloemen leverde voor het huwelijk van Nessa en Gareth. In die tijd werkte Nessa parttime bij een bank, waar ze zich suf verveelde. Toen Mickey haar toevertrouwde dat ze van plan was om een zaakje in kunstbloemen te beginnen, was het Nessa geweest die voorstelde om haar te helpen met de zakelijke kant van het verhaal. Samen hadden ze een bedrijfje opgezet, dat ze Paper Roses noemden. In het begin was het nogal moeilijk geweest, maar nu liep het heel goed. Ze leverden kunstbloemen aan allerlei bedrijven, aan mensen in de stad die geen tuin hadden en aan iedereen die wel van bloemen hield, maar die geen geld had om steeds verse bloemen te kopen. Zij was de zakelijke expert en Mickey het creatieve brein, en de afgelopen vijf jaar had Nessa echt het gevoel dat zij iemand had die voor haar door het vuur zou gaan. Iemand die haar steunde, door dik en dun. Gareth had altijd een grote mond over het feit dat Mickey lesbisch was, maar dat kon Nessa niks schelen. Ze had het nooit met Mickey over haar seksleven. Haar vriendin bracht het nooit ter sprake, en Nessa ging liever dood dan dat ze ernaar zou vragen. Mickeys vriendin Dee woonde eerst bij haar in, in haar kleine, lieve huisje net buiten Haywards Heath, dat tevens dienstdeed als het hoofdkantoor van Paper Roses, maar toen was Dee ervandoor gegaan met een bikiniontwerpster uit Jamaica. Mickey was er een poos kapot van geweest. Nessa had haar best gedaan om haar te troosten, maar stiekem vond ze dat Mickey beter af was, zo. Ze vond Dee altijd nogal wuft en egocentrisch. Dee leefde vrolijk op kosten van Mickey, maar droeg zelf nooit iets bij aan de relatie. Het verbaasde Nessa totaal niet dat Dee vreemdging: ze had zelfs een paar keer met haar geflirt, terwijl zij getrouwd was. Opgeruimd staat netjes, vond Nessa.

Ellie was stilgevallen. Ze stopte een sigaret in een lange, zwarte houder en stak hem aan. Zou ze haar zeggen dat ze naar buiten moest, als ze wilde roken? Beter van niet. Terwijl Nessa aan Gareth stond te denken, kwam een beeld bij haar op van zijn ronde, roze gezicht en zijn mollige handen, en dat beeld bracht een golf van irritatie bij haar teweeg. Zelfs hier in de keuken kan ik zijn stem horen bulderen vanuit de zitkamer, dacht ze. Wat was er toch met haar aan de hand? Wat was ze nou voor een echtgenote? Gareth was een vrolijke man. Leuk. Toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten, werd ze juist aangetrokken tot hem omdat hij zo'n gezellige kerel was, door zijn praatjes, en door zijn gemakkelijke manier van doen. Toen was ze hartstikke gek op hem geweest, en hij was ook leuk gezelschap: hartelijk en spontaan. Hij werkte bij een verzekeringsmaatschappij, en hoewel Nessa nooit wist wat hij daar nu precies deed, was het wel duidelijk dat hij daar een succes volle carrière had. Inmiddels was hij behoorlijk aangekomen en behoorlijk minder gezellig. Ze kon niet precies haar vinger leggen op wat haar zo irriteerde als ze naar haar man keek, maar ze was zich er wel pijnlijk van bewust dat haar twijfels over hem de seks niet zozeer vreselijk maakte, maar wel een stuk minder prettig dan vroeger. Ze vond hem gewoon niet meer zo aantrekkelijk als eerst. Dat was misschien normaal als je tien jaar getrouwd was. En dan was Tamsin er nog. Ze zou Gareth altijd dankbaar zijn voor hun dochter, van wie ze meer hield dan van wie dan ook. Wat ze voelde voor Tamsin vanaf het eerste moment waarop ze geboren was, maak te het nog moeilijker te begrijpen waarom Ellie zo weinig geinteresseerd was in haar en Justin.

Blozend en vurig hopend dat haar moeder dat niet zou zien, dacht ze aan de fantasieën die ze opriep als ze Gareths hand naar haar kant van het bed voelde glijden, in de richting van haar dijen. Als hij haar tegenwoordig aanraakte, sloot ze haar ogen en dacht aan de dingen die ze overdag uit haar hoofd probeerde te bannen. Dingen die… Laat ook maar. Bij de herinnering alleen al huiverde ze lichtjes van genot. Ze schudde haar hoofd om bij de les te blijven.

Concentreer je op Justin, zei ze tegen zichzelf. Daar was ze zo kwaad over. Tegen Ellie zei ze: ‘Waarom heeft Constance het huis in godsnaam niet gewoon laten verkopen, en de opbrengst laten verdelen? Waarom zou Justin dit allemaal krijgen?’ Ze gebaarde met haar hand om te wijzen op Milthorpe House en alles wat daar bij hoorde.

‘Je hebt die rode notaris toch gehoord? Ze vond, terecht overigens, dat jij je schaapjes al op het droge had. Jij hebt een man die heel veel geld verdient, en je hebt een geweldig huis, en een zaak die steeds beter gaat lopen. Wat wil je dan nog meer? Jij zou hier nooit willen wonen, of wel soms? Ik zou maar wat blij zijn de helft van haar vermogen te krijgen, als ik jou was. Dat is namelijk heel veel geld. Zoveel geld dat het de meeste mensen hun bevattingsvermogen te boven gaat.’

‘Daar gaat het toch helemaal niet om!’ Nessa was bijna in tranen om dit onrecht. ‘Dat Justin nu toevallig niks van zijn leven heeft gemaakt en de hele dag treurige appartementjes aan mensen probeert te slijten wil nog niet zeggen dat hij daarvoor moet worden beloond met een huis dat wel twee miljoen waard is! Dat is gewoon niet eerlijk. Ik haat het als dingen niet eerlijk worden geregeld.’

‘Mijn god, Nessa, wat kom jij toch altijd veel te kort!’ Ellie lachte en leunde achterover in haar keukenstoel.

‘Ik kom inderdaad veel tekort, verdomme…’

‘Ho, ho, niet vloeken, liefje!’

‘… en dat is altijd al zo geweest. Om te beginnen bij mijn moeder, die me dumpt bij een kerel op wie ze zelf uitgekeken is – en dan ook nog eens bij zijn vrouw. Hoe heb je dat nou ooit kunnen doen, Ellie? Ik kan het niet eens opbrengen om je mama te noemen. Jij bent nooit moeder geweest. Niet voor mij, en niet voor Justin. En dan Phyl en Matt, die we ook bij hun voornaam noemen. Vanaf het begin, omdat Matt vond dat we ons onze echte ouders moesten blijven herinneren, al was het maar in naam. Dus dat houdt in dat ik nog nooit iemand in mijn leven mama heb kunnen noemen. En ook niet papa, trouwens.’

‘Mijn hemel, Nessa. Dat spijt me allemaal echt reusachtig, maar moet je hier nou iedere keer weer mee komen? Hier hebben we het al zo vaak over gehad. Vind je het ook niet tijd om de zaak nu eens te laten rusten? Ik was gewoon niet geschikt voor het moederschap. Ik héb niks met kleine kinderen. Ja, nu vind ik je wel leuk, natuurlijk. Je bent echt een mooie meid geworden en ik ben trots op hoe goed je het doet met Paper Roses en zo, maar toen, nou ja – ik zal er niet omheen draaien, dat heeft geen zin – toen kon ik niet wachten om weg te gaan. Ondanks het feit dat Constance van me hield als van een dochter, en ondanks het feit dat Matt me adoreerde, voordat hij zich realiseerde dat ik mijn pijlen op iemand anders had gericht. Paolo was mijn ontsnappingsmogelijkheid, meer niet.’

‘En toen kon Constance de boel voor je regelen. En weet je dat jij de enige bent van wie ze écht hield? Ik heb me al zo vaak afgevraagd hoe dat nou toch kwam, maar ja, ze had nu eenmaal zo haar eigen manier van denken. Misschien was ze wel teleurgesteld in Matt, om de een of andere reden. Weet ik veel. Maar met ons zag ze haar kans schoon. Volgens mij heeft ze jou aangespoord om er toch vooral met Paolo vandoor te gaan, want zij wilde volledige zeggenschap over Justin en mij. Ze wilde dat wíj haar kinderen werden. Deels omdat we van jou waren en ze van jou hield, maar deels ook omdat ze… nou ja, omdat ze ons leuk leek te vinden, toen in elk geval. Jij was te oud. Maar met ons kon ze opnieuw beginnen.’

‘Ze was stapelgek op jou en Justin. Dat heeft ze me zo vaak verteld. Ik had er geen probleem mee om jullie achter te laten, omdat ik heel zeker wist dat zij goed op jullie zou letten, en dat ze er wel voor zou zorgen dat Phyl en Matt niet alle levenslust uit jullie zouden zuigen.’

Nessa zei niets. Het klopte dat haar grootmoeder goed voor hen allebei had gezorgd. Voor Justin en voor haar. Ze waren nooit iets tekortgekomen, maar toen ze negen jaar was voelde ze zich niet geliefd, en dat gevoel had ze nu nog steeds, soms. Haar moeder had ervoor gekozen om bij haar weg te gaan en daaruit volgde toch – zo zag Nessa dat in elk geval – dat niemand ooit echt van haar zou kunnen houden. Niemand had in de jaren daarna ooit iets kunnen doen of zeggen om haar van dat idee af te helpen; niet echt, niet diep vanbinnen. Diep vanbinnen was ze de moeite niet waard. Ze was het niet waard dat iemand bij haar zou blijven. En ze maakte zich vaak zorgen over wat er zou gebeuren als haar wereld in duigen zou vallen om de een of andere reden. Zij was zich er meer dan alle mensen die ze ooit had ontmoet van bewust, veel meer ook dan Justin, dat alles onzeker was. Dat alles wat de meeste mensen zagen als een gegeven, als iets waar je van op aan kunt, juist heel erg breekbaar is. Ze had wel eens geprobeerd om het hier met Gareth over te hebben, helemaal in het begin van hun relatie, maar hij was zo allergisch voor alles wat op een serieus gesprek leek, en hij leek zo oprecht verwonderd toen ze het onderwerp aansneed, dat ze er meteen weer over had gezwegen.

Toen de bloemenwinkel begon te lopen, en toen de toekomst er rooskleurig uit leek te zien, had ze Mickey zomaar ineens een vraag gesteld. Ze zaten aan de bureaus die het grootste deel van Mickeys studeerkamer in beslag namen, en Nessa had ineens gezegd: ‘Wat nu als we dit allemaal weer kwijtraken, Mickey? Stel dat het toch mislukt?’

Mickey had verbaasd opgekeken. ‘We redden het wel,’ zei ze. ‘Dan kijken we gewoon wat we nog meer zouden kunnen verkopen. Maak je nou maar geen zorgen. Mensen hebben altijd spullen nodig, toch? Dan proberen wij er gewoon achter te komen wat ze precies nodig hebben, en dan geven we ze dat. Hou nou maar op met dat gepieker en bel eens met Praag om te vragen waar die zijden orchideeën blijven. Die hadden hier twee weken geleden al moeten zijn.’

‘En vind je het eigenlijk wel slim dat ons bedrijf Paper Roses heet, terwijl we heel veel dingen verkopen die helemaal niet van papier zijn gemaakt?’

‘Mens, iedereen weet toch dat het de titel van een liedje is? En trouwens, we hebben naam gemaakt met de papieren bloemen. De allermooiste papieren bloemen ter wereld… Kijk, hier staat het, in deze catalogus! Relax nou gewoon even. Ik weet ook wel dat je het allemaal een beetje moeilijk vindt.’

Nessa pakte een theedoek uit de lade en begon de lepeltjes af te drogen en op te bergen. Ze vroeg zich af wat Mickey zou zeggen over het testament en wat het allemaal te betekenen had.

‘Ik zal het er wel met Justin over hebben,’ zei Ellie.

‘Alsof dat iets uithaalt. Hij laat dit nu heus niet gaan. Hij zit er al jaren achteraan. Jij bent steeds in het buitenland, dus jij hebt geen idee hoe erg hij zich heeft zitten inlikken bij Constance. Hij woonde hier zo ongeveer. En zij stuurde hem overal naartoe voor allerlei boodschappen. Het was gewoon misselijkmakend, die twee – schat je zus, lieverd zo, en hij haar de hele tijd maar zoenen en zeggen dat ze nog steeds zo mooi was, dat soort dingen. En Constance natuurlijk ook tegen hem zeggen dat hij zo prachtig was. Ik werd er echt helemaal wee van, als ik hen tegen elkaar hoorde praten.’

‘Ah!’ Ellie prikte met haar sigaret in de lucht. ‘Dat is het dus. Hij weet gewoon precies wat je tegen een vrouw moet zeggen. Jij hebt geen idee hoe belangrijk het is om steeds maar weer te horen dat je mooi bent, schatje! En je moet toegeven dat Justin inderdaad beeldschoon is. Hoewel ik dat misschien niet mag zeggen, want hij lijkt precies op mij.’

‘En ik lijk op degene met wie je zo lang geleden getrouwd was dat je zijn naam alweer bijna vergeten bent.’

De tranen sprongen Nessa in de ogen. Zelfs toen hij nog met Ellie getrouwd was, was haar vader niet vaak thuis geweest, en door zijn vroege dood, veroorzaakt door een virus dat hij op zakenreis in Kenia had opgelopen, was hij al uit het leven van zijn twee kinderen verdwenen toen die nog maar heel klein waren. Niemand had de kinderen ooit iets gevraagd. Niemand had haar of Justin ooit gevraagd wat zij ervan vonden om door Matt en Phyl geadopteerd te worden. Ook al noemden ze hun nieuwe ouders bij de voornaam, ze hadden wel hun achternaam aangenomen. Barrington. Ellies eerste man heette Connor. Ook een prima naam, maar niet meer zo heten was geen drama. Hoewel Nessa zich nog wel kon herinneren hoeveel tijd er overheen was gegaan voor ze aan het idee gewend was. Justin vond het meteen al geweldig om een Barrington te zijn. ‘Het is mooi lang,’ had hij gezegd. ‘En lange namen zijn beter dan korte, toch?’ Niemand sprak hem tegen.

‘Pat Connor. Je mag hem in elk geval dankbaar zijn voor je prachtige uiterlijk. Zwart haar, blanke huid en groene ogen. Echt Iers.’

Maar niet beeldschoon. Gewoon oké, meer niet. Een beetje te mager, geen borsten om over naar huis te schrijven, en wel redelijk haar. Dat was het wel. Terwijl Justin al starende blikken kreeg toen hij nog maar klein was.

Ellie ging verder: ‘Jij bent veel knapper dan Louise, ook al is die er een stuk op vooruit gegaan. Ze is een tikje te fors, vind je ook niet? Niet dat ze dik is, helemaal niet meer… maar voor een vrouw vind ik haar wel iets te lang, en ook iets te grof gebouwd.’

Toen Louise werd geboren, had Nessa net haar tiende verjaardag achter de rug. Ze was dol op de baby, en haar mooiste jeugdherinneringen gingen over die keren dat zij op Lou mocht passen. Niet dat dat lang duurde. Zodra Lou kon lopen, en zodra ze kon praten, werd alles anders. Ze werd al snel een last, die Nessa en haar vriendinnen altijd maar achterna liep, en met hen mee wilde spelen, en die krijste als een mager speenvarken als ze haar er niet bij wilden. Om knettergek van te worden, dat kind. En hoeveel uur onbetaald babysitten heeft Phyl eigenlijk van me gekregen toen ik tiener was, vroeg Nessa zich af. Ze vond dat ze wel iets had verdiend voor al die keren dat zij thuis had moeten blijven om voor Lou en Justin te zorgen, terwijl haar vrienden ergens anders waren en heel wat interessantere dingen deden dan maar een beetje naar de televisie staren.

‘Weet je wat het met jou is, liefje?’

‘Nee, maar dat ga je me nu vast vertellen.’ Nessa zuchtte en ging tegenover haar moeder zitten.

‘Jij denkt altijd maar dat andere mensen meer krijgen dan jij. Dat je op de een of andere manier tekort wordt gedaan. Dat is altijd al zo geweest, of er nu reden toe was of niet.’

‘Meestal was die er wel degelijk. Ik heb het gevoel…’ Ze zuchtte nog een keer. Ellie zou het toch niet begrijpen. Nessa vond zoveel dingen heel erg oneerlijk. Ze dacht dat andere mensen het allemaal veel beter hadden dan zij. Ze wist best hoe kinderachtig dat was, en dat als ze die jaloezie ooit zou opbiechten, tegen Gareth bijvoorbeeld, hij haar stomverbaasd zou aankijken, en dus hield ze haar mond. Soms voelde ze zich schuldig over haar gedrag. Ze wist wel dat ze wat meer zelfbeheersing moest opbrengen, en dat ze niet altijd maar moest lopen zeuren tegen iedereen, maar het was moeilijk om iets wat er zo was ingesleten te veranderen als het om je familie ging.

‘Jij hebt het bijvoorbeeld heel wat beter voor elkaar dan Louise,’ zei Ellie, terwijl ze opstond en naar de deur liep. ‘Denk ook eens aan een ander, voor de verandering.’

‘Ellie?’ riep Nessa haar na.

Haar moeder draaide zich om en leek wat onzeker over of ze de keuken weer in zou lopen of niet. ‘Wat is er?’

‘Ik zat alleen te denken… Misschien zou jij met Matt willen praten? Om hem vast een beetje te bewerken? Ik wil met hem bespreken of het mogelijk is om het testament aan te vechten.’

‘Hij zal zeggen dat je dat niet moet doen. Dat weet ik zeker, ook al is hij nog veel bozer dan jij al bent, omdat Lou op deze manier onterft is. En hoe kom je erbij dat hij naar mij zal luisteren?’

‘Dat denk ik gewoon.’ Nessa herinnerde zich de maanden na haar moeders plotselinge vertrek. Het leek haar toen dat haar stiefvader niet echt gelukkig was met wat er allemaal was gebeurd, ondanks het feit dat hij met Phyl ging trouwen, en ondanks het feit dat er een baby zou komen. Ze vermoedde dat hij nog altijd een zwak had voor haar moeder, en dat hij waarschijnlijk nog steeds met warme gevoelens aan haar terugdacht. Het kon geen kwaad als Ellie hem zou polsen. ‘Ik vind dat je me dat verplicht bent,’ zei ze.

‘O god, als jij de hele tijd de gebeten hond gaat uithangen, dan zal ik wel even met hem praten. Maar ik ga niet naar zijn kantoor. En ook niet naar zijn huis. Ik praat alleen als hij bij mij thuis komt.’

‘Vraag dat dan. Kijk maar wat hij zegt. Ik durf te wedden dat hij die kans om uit de klauwen van de SS te komen met beide handen aangrijpt.’

‘Over wie hebben we het?’

‘Over de Slijmerige Stiefmoeder. Zo noemden Justin en ik haar soms, toen we klein waren. Ze deed altijd zo ontzettend haar best om lief voor ons te zijn, het was soms gewoon onnatuurlijk. En we hebben haar nooit als moeder gezien. Constance was meer een moeder voor ons dan zij, hoe hard ze ook haar best deed.’

‘Constance was altijd al onnavolgbaar, en ik weet niet of ik wel zo tolerant zou zijn geweest wat jullie betreft als zij.’

‘Ik weet wel zeker van niet. Maar bedankt, Ellie, ik zou het echt heel fijn vinden. Echt waar.’

‘Ik regel wel iets.’ Ellie liep de keuken weer uit en liet de deur wijd open staan.

Nessa lachte hardop. Wat een onmogelijk mens! Als er iemand nooit aan iemand anders dacht dan aan zichzelf, dan was het Ellie wel. Maar goed, ze had toch maar mooi beloofd dat ze met Matt zou gaan praten, en ze had trouwens wel gelijk over die arme Lou. Dat moest een klap in het gezicht zijn geweest! Nessa besloot om haar zusje te bellen om die haar medeleven te betonen. Konden ze meteen lekker roddelen over Justin, natuurlijk. Het was al heel wat jaren geleden dat ze met z'n allen onder één dak woonden, en ook al was Lou niet bepaald haar beste vriendin, ze had haar meer babyprakjes gevoerd dan haar lief was en ze had meer wiegeliedjes voor haar gezongen dan wie dan ook. Op Phyl na, dan. Dat moest toch iets betekenen, ook al hadden ze elkaar de afgelopen jaren nauwelijks gezien. Nessa had het te druk gehad met het opzetten van Paper Roses om zich te kunnen inlaten met het familiedrama rond Ray de Rammer, Lous man met de losse handjes. Uiteraard had ze er alles over gehoord via Phyl, wiens bezorgdheid om Louise en Poppy, haar geliefde kleinkind, natuurlijk prijzenswaardig was. Jammer alleen dat ze daardoor geen energie meer had om enthousiast te reageren op Nessa's verhalen over haar bedrijf.

Nessa zuchtte nog maar een keer. Ach, nou ja, dacht ze. Echt superpech voor je, Lou, dat je voor zo'n zak bent gevallen terwijl je net aan je tweede studiejaar was begonnen. Jammer ook van die hersens van je, dat je nu voor een hongerloontje moet werken bij dat obscure filmbedrijf. Heel even vroeg ze zich af of Lou misschien ooit bij haar in dienst zou komen. Niet nu, maar als Paper Roses was uitgegroeid tot meer dan een internetonderneming, en ze ergens anders een winkeltje zou openen… Nee, dat was waanzin. Lou zou het nut niet inzien van het product dat ze dan moest verkopen. Ze zou nu wel op weg zijn naar Phyls huis, dacht ze. Of terug naar Londen. Heb ik haar mobiele nummer eigenlijk wel? Ik geloof het niet. Ze stond op. Wat ben ik ook een waardeloos mens, dacht ze. Ik vraag het wel aan Matt. Ik ga haar bellen.

Lou ging haar appartementje binnen, trok de deur achter zich dicht en bleef ertegenaan leunen. Ze had tegen haar moeder gelogen toen die aandrong dat Lou toch vooral bij hen moest blijven logeren en zelfs had aangeboden om met haar mee te gaan naar Londen en Poppy mee te nemen. Phyl had er alles voor over om bij haar dochter in de buurt te blijven na zoiets. Nu ze verzorgd moest worden, en gekoesterd. Dus had Lou beloofd dat ze het weekend erop langs zou komen. Phyl zei dat ze dan iedereen te eten zou vragen. Ze moesten praten. Ze moesten het hebben over het testament, en alle consequenties. Daar zag Lou het nut niet van in, maar ze stemde ermee in om snel naar Haywards Heath te komen, want dan kon ze tenminste ontsnappen. Ze wilde zo ontzet tend graag alleen zijn, nu. Ze hield zich veel flinker dan ze zich eigenlijk voelde en beloofde haar moeder dat ze direct naar Margies huis zou gaan, vanaf het station. Ja hoor, ik ga absoluut niet in mijn eentje zitten, had ze tegen haar moeder gezegd. Ik beloof het.

Ze wist dat ze loog zodra ze haar mond opendeed. Ze was absoluut niet van plan om aan Margie te vertellen waar ze was. Laat haar maar lekker nog een nachtje op Poppy passen, zoals af gesproken. Lou had tijd nodig om na te denken over wat er op Milthorpe House was gebeurd.

Ze liep haar keukentje in, dat zo klein was dat het bijna geen keuken mocht heten, zette een ketel water op en staarde de avond in. Ze zag de ramen van andere mensen: sommige verlicht, andere donker, met en zonder gordijnen, onthullend, verhullend, intrigerend. Lou hield van dit uitzicht, ook al huiverde haar moeder elke keer als ze hier kwam, wat Lou tot een minimum probeerde te beperken. Hoewel ze het wel aan haar vader en moeder te danken had dat het hier nu tenminste leefbaar was.

Lou had het altijd hardnekkig over haar ‘appartement’, maar in feite was het niet meer dan een schoenendoos. Het bestond uit een zitslaapkamer en een heel klein extra kamertje, waar Poppy sliep, en een badkamertje en keukentje die je in een poppenhuis zou verwachten. De straat waarin ze woonde was ook niet veel soeps. Toen papa en mama hier voor het eerst kwamen kijken, lag er een oude matras in de voortuin van een van de huizen aan de overkant. Ze voelde haar moeder bijna huiveren, maar die deed een dappere poging om er niets van te zeggen. Het behang was smerig en er stond geen wasmachine en er was nergens plek om kleren te drogen te hangen.

‘Hier kun je niet wonen met een baby,’ had mama uitgeroepen.

‘Tuurlijk wel. Zoveel mensen wonen in huizen die nog veel erger zijn dan dit,’ zei Lou toen. ‘Het komt heus wel goed.’

‘Het komt zeker goed,’ kondigde papa toen aan. ‘Want we gaan de boel opknappen. We laten het schilderen, we zetten een wasmachine neer, en we hangen een paar fatsoenlijke gordijnen op en dan gaat het prima, zo. Tenminste, voorlopig.’

Uiteindelijk had ze zelf al het schilderwerk gedaan, met hulp van Margie, en het geld had de rest gedaan. Lou zuchtte. Geld. Papa en mama hadden haar altijd geholpen, dus dat verhaaltje dat ze zichzelf op de mouw speldde, over dat ze het toch maar mooi rooide in haar eentje, dat ze zo onafhankelijk was, en dat ze kon doen waar ze zin in had, klopte dat eigenlijk wel? Hoe kon ze het rechtvaardigen dat ze drie dagen in de week werkte, en iemand anders betaalde om voor Poppy te zorgen terwijl zij de scripts las die ze van Cinnamon Hill Productions moest lezen? Dat leverde haar maar vijftig pond per leesrapport op. Dat kon alleen doordat haar ouders bijsprongen. Zij betaalden alle extra's die ze zich anders nooit zou kunnen veroorloven. Vooral de kinderopvang voor Poppy. Wel betaalde ze zelf de huur en hun boodschappen. Ze keek naar het stapeltje papieren links op haar bureau en bedacht dat ze zeker meer zou verdienen als ze voor een uitzendbureau zou gaan werken, maar ze hield van het werk dat ze nu deed. Ze vond het leuk om betrokken te zijn bij de filmwereld, ook al behoorde ze tot het voetvolk. En ze had het idee, misschien ten onrechte, dat het haar een piepkleine kans bood om haar dromen waar te kunnen maken.

Ze had nog niemand verteld wat die dromen waren, ook al zouden haar ouders zich moeten realiseren dat hun dochter wellicht iets anders zou willen doen dan scripts lezen voor een kleine filmmaatschappij. Herinnerden ze zich soms al die schriftjes niet meer, die ze toen ze klein was volschreef met verhalen, gedichten, sketches en vooral toneelstukjes? Wisten ze niet meer hoe heerlijk ze het vond om naar de bioscoop te gaan? Waren ze soms vergeten dat zij en opa 's middags uren op de bank zaten, in Milthorpe House, om naar de flikkerende zwart-witfilms te kijken? Kennelijk hadden haar ouders nooit de juiste conclusie getrokken. Wat zij het allerliefste wilde, was filmscenario's schrijven. Dat had ze nog nooit aan iemand verteld, behalve aan opa. Hij begreep het. Hij wist hoe het zou moeten voelen als haar woorden werden uitgespro ken door acteurs, als haar ideeën uitgewerkt zouden worden op het filmdoek, vanwaar ze door het donker oversprongen op wie er maar zat te kijken, en zich in het geheugen van die mensen zouden nestelen. Zoals de films die zij als kind had gezien haar nog altijd bijbleven, en deel uitmaakten van haar geestelijke bagage.

In haar verbeelding hoorde ze de stem van Constance: Jij hebt helemaal geen tijd voor onnozele dromen. Jij had geen kind moeten nemen als je niet van plan was om ervoor te zorgen. Niemand heeft je daartoe gedwongen. Jij hebt de plicht om voor je dochter te zorgen, in plaats van haar bij een ander neer te planten. Hoe kun je weten dat je haar niet voor het leven tekent als je haar tijdens haar jongste jaren bij andere mensen brengt? Lou knipperde met haar ogen en deed ontzet tend haar best om niet aan haar grootmoeder te denken. Maar dat was onmogelijk.

Eerder die dag had ze het gevoel gehad alsof ze bevroren was. Tijdens de treinreis terug naar Londen kon ze maar niet bevatten wat er precies was gebeurd in Milthorpe House. Haar gedachten leken tegen een muur van ijs te stuiten en weg te glijden in het niets. Nu zag Lou dat ze wat thee had gemorst op tafel. Ze doopte haar vinger in het vocht en trok een spoor op het gele formica. Die moet ik maar eens vervangen, dacht ze. Ik kan die kleur niet meer zien. Ze haalde diep adem en dacht na over wat Constance had gedaan.

Ze heeft me onterfd, dacht Lou, en het spookachtige woord joeg haar een beetje schrik aan. Het was zo definitief, zo hard. En het betekende – wat betekende het eigenlijk? Dat Constance niet alleen niet zo goed met mij kon opschieten, dat ze niet alleen minder van mij hield dan van Nessa en Justin, maar dat ze me zelfs haatte. Het was niet genoeg om mij minder te geven dan hen, ze moest me iets geven waarvan iedereen meteen zou zien dat het waardeloos was, en wat dus zou aangeven dat ik in haar ogen ook waardeloos was. Nog waardelozer dan mama, die ze ook nooit had gemogen en die was afgepoeierd met glaswerk en porselein, terwijl Ellie armenvol met juwelen had gekregen, die een fortuin waard waren. Ze straft me, was Lous conclusie.

En Milthorpe House dan? Kon het huis haar iets schelen? Nog afgezien van de financiële waarde, wat betekende dat huis eigenlijk voor haar? Maakte het haar, afgezien van de belediging, maakte het haar echt uit dat ze daar nooit meer een voet over de drempel zou zetten? Lou had nooit stilgestaan bij wat er zou gebeuren met het huis als haar grootouders er niet meer waren. Je kon je gewoon niet voorstellen dat Constance er niet meer zou zijn, en nu ze er toch niet meer was, realiseerde Lou zich dat die plek die ze in gedachten altijd met zich meedroeg, belangrijker was dan de stenen waaruit het was opgebouwd. Belangrijker dan de tuin en het landgoed eromheen.

De mooiste dagen uit haar jeugd had ze daar doorgebracht. Maar al die mooie herinneringen waren verbonden aan haar opa, en er was geen hatelijk bedoelde erfenis die daar iets aan kon veranderen. Opa had altijd in de hal gestaan om haar te begroeten als papa haar voor een dagje spelen of een nachtje logeren kwam brengen. Doordat er overal verse bloemen stonden, rook het altijd heerlijk in die hal. Constance zag erop toe dat Alfie, de tuinman, en diens zoon, Derek, alles tiptop in orde hielden, zodat ze haar vazen kon vullen met seizoensbloemen. De rozen waren het allermooiste: je grootmoeders trots, noemde opa ze altijd.

De fijnste kamer in het huis was opa's studeerkamer.

‘Wat spook je daar toch in 's hemelsnaam uit?’ vroeg Constance haar vaak, en dan antwoordde opa: ‘Van alles en nog wat, lieveling. Of niet, Lou?’

Dan knikte ze altijd, en een paar keer had ze gezien dat Constan ce haar mond samenkneep om haar afkeuring te tonen. Soms slaakte ze een net hoorbare zucht. Inmiddels begreep Lou dat ze jaloers was geweest. Ongelofelijk! Opa aanbad zijn vrouw. Hij had diep ontzag voor haar. Het verhaal over hoe hij sprakeloos was door haar schoonheid toen hij haar voor het eerst zag – hij stond daar maar te staren, zijn ogen puilden uit hun kassen en hij bloosde als een tomaat – werd binnen de familie vaak genoeg opgerakeld. Net als de geschiedenis van hoe Constance ook op hem verliefd werd, en wel zo volkomen dat ze niet wilde luisteren naar ieder een die zich tegen de overhaaste verbintenis uitsprak, en met hem trouwde, tegen de zin van haar familie. Zij vertelde dat verhaal zelf altijd alsof ze zich inderdaad vergist had. Alsof haar leven anders en beter zou zijn geweest als ze zich naar de wensen van haar ouders had gevoegd.

Tegen de tijd dat Lou Constance leerde kennen, was zij de baas in huis, en deed opa precies wat ze hem opdroeg op bijna elk gebied. Zij was degene die besloot wie ze voor etentjes uitnodigden. Zij regelde alles in huis, zelfs de dagelijkse post, en zij zorgde ervoor dat opa de brieven die hij gepost wilde hebben bij haar inleverde en ze zag alles in dat bij Milthorpe House in de bus viel. Dan zat ze aan tafel in de eetkamer, nog voordat opa voor het ontbijt naar beneden kwam, en dan sorteerde ze de post in twee stapel tjes: één voor hem en één voor zichzelf. En dan waren er nog de dingen die ze verscheurde. Lou was geschokt toen ze dat voor het eerst zag gebeuren.

‘Waarom verscheur je die brieven, oma?’ vroeg ze.

‘Noem me alsjeblieft Constance, kind… Ik heb toch zo'n hekel aan “oma”.’

‘Sorry,’ verontschuldigde Lou zich, ook al had ze totaal geen spijt. Ze had haar eigen moeder horen zeggen dat ze die weerzin tegen alle variaties op oma maar ‘komedie’ vond, en ook al wist Lou toen nog niet precies wat ze daarmee bedoelde, ze wist wel dat het vast niet iets leuks was, en dus besloot ze om het maar met haar moeder eens te zijn. ‘Maar waarom doe je dat dan?’

‘Dat zijn geen echte brieven,’ legde Constance uit. ‘Dat zijn – enfin, dat is rommel. Je zou denken dat mensen hun tijd wel beter konden besteden.’

Lou had Constance toen geloofd, maar nu realiseerde ze zich dat het waarschijnlijk opa's brieven waren, die ze verscheurde. Brie ven die aan haar geadresseerd waren, bleven altijd heel. Wat zouden dat voor brieven zijn geweest? Mijn god wat een lef had dat mens, eigenlijk, dacht ze. Hoe haalde ze het in haar hoofd om andermans correspondentie te vernietigen?

Lou dacht aan het bureau met het rolluik, in opa's studeerkamer. Constance had het meteen na zijn dood de deur uitgedaan. Ik had dat bureau graag willen hebben, dacht Lou, maar niemand heeft me toen iets gevraagd. Heel even vroeg ze zich af wie het bureau nu in zijn bezit had. Het was een bureau met vakjes die gevuld waren met keurige stapeltjes papier. Lou had haar opa nooit zien schrijven. Hij zat meestal in zijn leunstoel bij het raam. De stoel was bekleed met verschoten, goudkleurig fluweel, en zelfs als hij er niet in zat, hielden de kussens nog altijd zijn vorm. Zij zat altijd op de grote, harde stoel bij zijn bureau en dan kletsten ze over van alles en nog wat. Ze beklaagde zich bij hem over haar ouders, over Nessa en Justin, over leraren op school en over haar vriendin netjes – ze vertelde hem alles. Hij gaf haar boeken om te lezen: de sprook jes van Andersen, Alice in wonderland… van alles. Hij leerde haar om Shakespeare te lezen, en hielp haar toen ze Een midzomernachtsdroom moest lezen voor school. Hij liet haar zien hoe griezelig en geweldig Macbeth was door een aantal van de mooiste scènes na te spelen met haar. Het was zo leuk om alle drie de heksen te spelen en dan ook nog eens Lady Macbeth! Hij las haar stukjes voor uit de krant waarvan hij dacht dat ze haar wel zouden amuseren, en toen zijn ogen hem tegen het einde van zijn leven wat in de steek lie ten, draaiden ze de rollen om, en las zij hem boek recensies voor en krantencommentaren, en nieuwsberichten. Om die laatste zat hij meestal te sputteren en te zuchten, met zijn ogen dicht. Soms vroeg ze hem ook naar dingen. Maar dan was hij niet meer zo praatgraag. Het leek wel, dacht Lou nu, alsof hij zijn jeugd liever wilde vergeten. Zo deed hij bijvoorbeeld altijd heel vaag over zijn moeder.

‘Bedoel je Rosemary?’ vroeg hij dan, ‘of mijn echte moeder?’

Lou had haar vaders grootmoeder, Rosemary, nooit ontmoet, maar ze had wel foto's van haar gezien in het familiealbum: een forse vrouw met wit haar in een stijf permanent, in een twinset met parelketting.

‘Was oma Rosemary dan niet jouw echte moeder?’

Opa glimlachte. ‘Ja, dat was ze wel. Zo ongeveer.’

‘Wat bedoel je?’ wilde Lou weten.

‘Ik was nog heel jong toen mijn echte moeder overleed.’

‘Hoe heette die dan? Je echte moeder, bedoel ik?’

Dit was een ritueel dat ze vaak herhaalden. Lou wist wel hoe zijn echte moeder heette, maar hij glimlachte en gaf toch telkens weer antwoord. ‘Ze heette Louise. Jij bent naar haar vernoemd. Dat weet je best.’

‘Maar ze is doodgegaan. Wat gebeurde er toen met jou, opa?’

‘Ik had geluk. Rosemary – nou ja, die adopteerde me en heeft me meegenomen naar Engeland.’

‘Had je dan geen papa?’

‘Die was ook al dood. Dit speelde namelijk allemaal tijdens de oorlog. De Tweede Wereldoorlog. Heel erg veel mensen hebben die oorlog niet overleefd. De man van Rosemary is toen ook doodgegaan, en toen ze in Engeland kwamen, is zij weer hertrouwd. Met een advocaat die Frederick Barrington heette. Hij was mijn stiefvader en na school ben ik direct voor hem gaan werken.’

‘Maar hoe zat het dan met je echte moeder? Kan je je die echt he lemaal niet meer herinneren?’

‘Nee. Ik weet nog wel een paar dingen, natuurlijk. Dat ze Frans was, ook al zou je dat nooit gezegd hebben, sprak ze zelf nooit over haar eigen jeugd, voorzover ik me kan herinneren. Thuis spraken we Engels. Als ze al een buitenlands accent had, dan is mij dat in elk geval nooit opgevallen. Ze was heel erg mooi. Haar haren leken wel – nou, van goud.’

Opa zal wel tranen in zijn ogen hebben gehad, dacht Lou. Dat besefte ik toen helemaal niet, als hij zijn zakdoek tevoorschijn haalde en daarmee over zijn ogen wreef. Dat deed hij zo vaak, om allerlei redenen. Ik heb hem nooit naar haar achtergrond gevraagd, dacht ze. Hij zal wel weer snel over iets anders zijn begonnen. Pap weet vast wel wat er met haar is gebeurd; hoe ze is gestorven en hoe ze precies heette. Ik zal het wel eens aan hem vragen. Het zou zo naar zijn als ze totaal in de vergetelheid zou raken!

Lou merkte dat ze zat te huilen en ze wist niet precies om wie. Misschien huil ik wel om mijzelf, dacht ze, omdat ik gekwetst ben door wat Constance heeft gedaan. Ik zie nu wel hoe vreselijk ze mij kennelijk vond.

Hou eens op met dat gehuil, vermaande ze zichzelf. Doe eens even gewoon. Het was gewoon een naar oud mens die zich er nooit overheen heeft kunnen zetten dat ik van opa hield en dat ik als kind onbeleefd tegen haar was. Ze heeft me nooit kunnen vergeven voor die ene avond. Ieder normaal mens zou het gewoon toeschrijven aan een kinderlijke driftbui, maar zij natuurlijk weer niet. Lou begreep dat die ene gebeurtenis, meer dan vijftien jaar geleden, voor eeuwig een stempel had gedrukt op hun relatie, en dat Constance sinds die avond nooit meer van mening was veranderd.

Nessa en Justin waren niet thuis. Nessa studeerde in Bristol, en Justin zat nog op zijn dure kostschool, die uiteraard door Constance werd betaald. Pap en mam moesten ergens heen, en dus hadden ze Lou voor een paar dagen naar Milthorpe House gebracht. Ze kon zich nog herinneren dat ze haar koffertje stond te pakken; dat ze zo blij was dat zij nu eens degene was voor wie gezorgd moest worden. Justin was een aandachtmagneet, en als hij er was cirkelde Constance om hem heen als een dronken mot. Het kon Lou niks schelen, want opa wilde maar al te graag met haar praten. Bij Constance verviel ze daarentegen al na een paar minuten in een somber zwijgen. Ze was helemaal niet zoals een oma volgens Lou hoorde te zijn. Ze droeg veel te mooie kleren en ze was veel te knap, ook al was ze al best oud. Lou voelde zich altijd zo lomp en onhandig en lelijk vergeleken bij haar. En ze wist nooit wat ze tegen haar moest zeggen.

Op de eerste avond van die logeerpartij zat ze in bed te wachten tot opa haar in kwam stoppen. Toen haar grootmoeder verscheen in zijn plaats was Lou stomverbaasd. Constance ging aan haar voeteneinde zitten en zei: ‘Ben je klaar om te gaan slapen, kind? Ik kom je even instoppen en een nachtzoen geven.’

‘Ik wil dat opa komt,’ had Lou gezegd.

‘Nou, je zult het met mij moeten doen.’ Constance glimlachte. ‘Het spijt me voor je.’

Lou kon de driftbui die ze toen kreeg nog precies navoelen. Ze schreeuwde en gilde en riep dat ze nooit meer zou gaan slapen als Constance haar een zoen zou geven en dat ze moest ophoepelen en dat ze haar opa wilde en dat ze niet zou gaan slapen voordat hij kwam – en zo ging ze maar door, terwijl ze met haar vuisten in haar kussen stompte, en snikte en eindigde met de kinderlijke litanie: ik haat je, ik haat je.

Constance was uiteraard de kamer uit gelopen, maar niet nadat ze was gaan staan en op Lou had neergekeken. ‘Dat gevoel,’ zei ze, met een stem vol verachting en een ijskoude blik, ‘is geheel wederzijds.’

Toen ze de kamer uit was, hield Lou eindelijk op met huilen. Opa kwam niet meer boven die avond. De volgende dag adviseerde hij haar om haar excuses aan te bieden aan haar grootmoeder.

‘Ze is heel goed in het koesteren van wrok, Lou,’ zei hij tegen haar. ‘Het is voor iedereen beter om te doen wat nodig is voor de lieve vrede. Toe maar, ga maar zeggen dat het je spijt.’

Lou ging. Ze had opa niet verteld wat Constance die avond ervoor tegen haar had gezegd. Toen ze die woorden uitsprak, had Lou het nog niet helemaal door, maar toen ze er later over nadacht realiseerde ze zich dat het haar grootmoeders versie was van Ik haat jou ook, lekker puh, maar dan in meer volwassen bewoordingen. Ze meende het niet, hield Lou zichzelf voor, terwijl ze op zoek ging naar Constance. Niemand haat zijn eigen kleinkind, toch?

Ze moest aan juffrouw Hardy, de huishoudster vragen waar haar grootmoeder was, en uit juffrouw Hardy's reactie kon ze opmaken dat zij al wist wat er gisteravond was voorgevallen. Ze had roze wangen en leek een beetje op een konijn, met haar vooruitstekende tanden en haar witte haar. Ook al glimlachte ze wat af, die lach sprak nooit uit haar ogen, die net kleine stukjes ijs waren: heel bleek en heel kil.

‘Ze is in de tuin,’ zei juffrouw Hardy, en dit keer glimlachte ze niet eens.

Lou was de louvredeuren door gegaan en zag haar grootmoeder zitten op de witte gietijzeren stoel, aan een wit gietijzeren tafeltje, met een grote zonnehoed op haar hoofd. Lou haalde een keer diep adem om zichzelf moed in te blazen, en liep naar haar toe. De zonnehoed wierp een schaduw over Constances gezicht.

‘Het spijt me, wat ik heb gezegd,’ zei Lou tegen haar.

‘O ja?’ vroeg Constance, en Lou staarde naar het krullenpatroon in de tafel. Het moest een wijnrank voorstellen, of een of andere plant. ‘Dan zal ik je excuus maar accepteren, denk ik.’

‘Zijn we dan weer vrienden?’ vroeg Lou.

‘Dat zullen we nog wel zien,’ antwoordde Constance. ‘Dat zal voor een groot deel van jou afhangen, denk ik.’

En dat was ook zo. Het leven ging door, bedacht Lou zich nu, maar toen, op dat moment, had ze mijn excuses eigenlijk helemaal niet geaccepteerd, en nu straft ze me nog steeds. Ze had gezien dat ik het meende, wat ik die avond had gezegd, en dat ik het helemaal niet terug wilde nemen.

Haatte ik haar dan echt? Waarschijnlijk niet. Tot aan dat moment, dan. Ik was wel bang voor haar en ik vond haar niet zo aardig. Ik vond haar bazig en dominant. Ik vond het een schande dat ze meer van Ellie hield dan van haar eigen zoon, en dat ze partij koos voor haar toen ze papa in de steek liet. Als iemand het haar zou hebben gevraagd, dan had Lou gezegd dat ze niet zo goed met haar grootmoeder kon opschieten. Daar was niks ergs aan. In elke familie had je wel een moeizame relatie, hier of daar – je kon moeilijk van iedereen evenveel houden – maar echt haten? Zoiets had ze nog nooit voor iemand gevoeld. Ze wist niet eens of dat wat ze nu voelde wel echt haat was. Waar kon je dat eigenlijk aan herkennen? Als ze niet met iemand door één deur kon, dan ging ze die gewoon uit de weg, en klaar. Haat lag dicht bij liefde. Je moest er een beetje obsessief voor zijn. Ze haatte Ray, en ze was bang voor hem, maar dat kwam alleen maar doordat ze in het begin zoveel van hem had gehouden. En aangezien ze van Constance nooit echt had gehouden, kon ze haar ook niet echt haten, zelfs nu niet.

Wel voelde ze zich verdrietig, gedeprimeerd, en ook een tikje beschaamd dat haar hele familie nu inzage had gekregen in iets wat zij verborgen had willen houden. Zouden Nessa en Justin medelijden met haar hebben? Zouden ze denken dat het haar eigen schuld was? Zouden ze aanbieden om haar te helpen? Nee, dat zou wel niet gebeuren. Justin kon het niets schelen, en Nessa was zelf vast zo pissig dat haar broer het huis en het landgoed had geërfd dat ze de energie niet had om zich ook nog druk te maken om Lou. Ze scheelden tien jaar, en Nessa was altijd een beetje… Hoe zei je dat, afstandelijk? Niet betrokken? Niet echt geïnteresseerd, in elk geval. Pap was woedend. Ze zou hem ervan moeten weerhouden om er iets aan te gaan doen. Ze wist nog niet hoe ze dat moest aanpakken, of hoe ze mama ervan zou kunnen weerhouden om naar de stad te komen en haar en Poppy op te slokken en mee te sleuren naar Haywards Heath. Daar had ze al helemaal geen trek in. Ze wilde niet de dochter worden die het niet redde in haar eentje, de dochter die door haar partner in de steek was gelaten ook al was er sprake van huiselijk geweld, want er zaten altijd twee kanten aan het verhaal en er is geen rook zonder vuur. Dat zou Constance hebben gezegd. Die trut. Dat valse ouwe kreng. Kutwijf.

‘Kutwijf!’ gilde Lou tegen de muren, en ze voelde zich daarna maar een heel klein beetje beter. Ze liet haar hoofd in haar handen zakken en voelde de tranen door haar vingers stromen. O god, dacht ze, ik moet hiermee ophouden. Ik trek dit niet. Straks zitten mijn ogen morgen helemaal dicht. Poppy – ik moet echt kalmer worden, als ik voor Poppy moet zorgen.

Lou snufte, trok een stuk keukenpapier van de rol en snoot haar neus. Het drong nu pas tot haar door dat de erfenis van haar oma een dubbele klap was. Constance had ervoor gezorgd dat Lou niks kreeg, en door dat te doen had ze ook ten overstaan van haar hele familie laten merken dat ze het werk van wijlen haar man in feite waardeloos vond. Dat het niets was. Dat niemand het wilde hebben. Dat ging dus ook over zijn nagedachtenis, voor het geval er nog iemand genegen was bewondering voor hem te hebben.

Maar dat héb ik ook, dacht Lou. Altijd gehad en dat zal ook nooit veranderen. Als kind was ze onder ze indruk en vol ontzag geweest als hij haar zijn boeken liet zien. Ze kende alle omslagen zo goed dat ze die zo uit haar hoofd zou kunnen natekenen. Ze waren gedrukt in een tijd dat romans een stofomslag hadden met herhaalde patronen, iets van limoenkleurig of bleekoranje of heel lichtblauw tegen een witte achtergrond met een ovaal waarin de titel van het boek en de naam van de schrijver gedrukt stonden. De eerste van zijn vijf romans heette Blinde maan, en dat was het boek dat hij Lou had voorgelezen – het enige boek waarvan ze zich nog iets kon herinneren, ook al had ze geen details meer paraat. Wat opa's vier overige boeken betrof, die had ze nog nooit gelezen en ze wist er ook niet zoveel van. Ze liep naar de plank waar de boeken van Barrington stonden, pakte Blinde maan en las de eerste regels nog eens:

Dit keer zou hij het hele verhaal vertellen. Hij zou spreken over wat er was gebeurd tijdens hun verblijf in het kamp; in de door bamboe hekken omgeven gevangenis die werd overschaduwd door het blauwe gebergte, onder het oog van een maan die op alles neerkeek, maar die niets zag. Als een blind, wit oog dat naar beneden staarde, naar hen allemaal.

Lou sloeg het boek dicht. Het leek in eerste instantie totaal anders dan hoe zij het zich herinnerde. Ze kon, althans op de eerste bladzijden, geen enkele passage vinden die haar nog bijstond. Opa had bepaalde stukjes uitgekozen die geschikt waren om voor te lezen aan een kind, en veel van waar haar blik nu overheen ging, leek dat niet te zijn. Het was waarschijnlijk een hartverscheurend verhaal, dacht ze. Ze zou het eens goed lezen, van het begin tot het eind.

Ze keek naar het stofomslag. Het roodbruine patroon van palmbladeren gaf aan dat het verhaal zich in oosterse sferen afspeelde. De bladzijden voelden broos en droog en de randen waren geelbruin gevlekt, doordat ze al die jaren in opa's sigarettenrook hadden gestaan. Toen las ze de opdracht – aan mijn moeder – en de flap tekst. Achter in het boek waren een paar zorgvuldig opgevouwen krantenberichten gestoken. Die lees ik straks wel, dacht ze. En dit boek ga ik nu een keer behoorlijk lezen. Ik zal die Constance wel krijgen. En dan lees ik ook het volgende boek, en dan de andere boeken. Ik zal elk woord lezen. Want ze zijn nu van mij. Ik ben hun eigenaar.

Het ijle gesnerp van haar mobieltje klonk heel hard in het lege appartement. Lou pakte haar handtas en viste daar de telefoon uit. Ze keek even naar het nummer op de display. Het was Nessa, die haar bijna nooit belde. Wat zou ze in godsnaam van me willen, nu we elkaar nog maar een paar uur geleden hebben gezien in Mil thorpe House?

‘Hallo, Nessa,’ zei ze. ‘Hoe gaat het?’