3

Als iemand zegt dat het net als vroeger is, ga ik gillen, dacht Nessa terwijl ze de tafel rond keek. Er was iets met dit huis, en met Phyl, wat haar gruwelijk ergerde. Nu ze er zo eens over nadacht, was dat ook al zo toen ze negen was. Ze nam een stuk kip dat er – moest ze toegeven – heel verleidelijk uitzag. Justin sloofde zich alweer uit met zijn charmes. Hij kon het niet laten.

‘Het is weer net als toen we nog klein waren, hè, Phyl? En je hebt mijn lievelingsgerecht gemaakt… kleefkip, zoals ik het altijd noemde. Super.’ Hij nam drie kippenvleugeltjes, schepte op van de groente en gebakken aardappels, en viel gretig aan, terwijl hij zijn stiefmoeder met volle mond toe grijnsde. Hij was vandaag gehuld in een designerspijkerbroek en een zwart overhemd. Hij zag er geweldig uit. Nessa was al lang geleden opgehouden om jaloers te zijn op het knappe uiterlijk van haar broer.

‘Slaapt Poppy al?’ vroeg Phyl, en papa kwam tussenbeide nog voor Lou ja of nee had kunnen zeggen. ‘Wat is ze schattig, hè, Nessa? Justin? Heb jij haar nog gezien voordat Lou haar mee naar boven nam?’

‘Snoezig,’ zei Nessa, in een poging oprecht te klinken. Nou goed, het was een lief kindje, dat zou niemand ontkennen, maar ze gedroegen zich alsof er nog nooit eerder een baby geboren was. Iedereen was duidelijk alweer vergeten hoe schattig Tamsin was geweest op die leeftijd. Dat was ze trouwens nog steeds. Ze was echt een heel leuk kind geworden. Nessa merkte wel eens dat ze naar haar dochter stond te kijken en dat de tranen haar dan zomaar in de ogen sprongen. Nessa was trots op haar, en niet alleen omdat Tamsin slank was, en goed kon dansen en sporten. Ze was stiekem ook opgelucht dat Tamsin op haar leek, en niet op Gareth. Het idee dat ze tot haar oude dag getrouwd zou moeten blijven met haar echtgenoot vervulde Nessa ineens van moedeloosheid. Hij verveelde haar nu soms al, dus hoe kon dat ooit beter worden? Het zou niet beter worden. Het zou alleen maar erger worden, dat stond vast. Ze deed zo nu en dan haar best om zich voor de geest te halen hoe het vroeger was geweest tussen hen, maar meestal kwam er dan geen enkele herinnering boven van hoe ze het samen hadden gehad.

Nessa nam een hap van de kleefkip en voelde zich een tikje schuldig omdat ze wel besefte dat ze haar man min of meer ontrouw was. Ze wist wel een manier om deze gedachten van zich af te zetten en ze besloot ervoor te gaan. Het was tijd om de knuppel in dit hok vol schattige hoenders te gooien. ‘Het is heerlijk, Phyl, zoals gewoonlijk. Wat heb je een hoop moeite gedaan. Maar we zijn hier niet voor niets, en ik vind dat we het er nu toch echt over moeten hebben. Het testament. Toch?’

‘Ach, toe, Ness,’ zei Justin. ‘We zijn al een eeuwigheid niet meer als gezin bij elkaar geweest in dit huis. Kunnen we niet eerst gewoon lekker eten en kletsen?’

‘Nou, nee, ik vind van niet, als je het weten wilt.’ Nessa hoorde dat ze een toon aansloeg die ze alleen gebruikte als ze met haar familie was, en ze deed haar uiterste best om te blijven klinken als een redelijke volwassene en niet als een zeurderig zusje. Ze haalde diep adem. ‘Wat vind jij, Lou?’

Lou keek op, duidelijk verbaasd dat haar iets werd gevraagd. ‘Ik ben het met Nessa eens,’ antwoordde ze. ‘Ik krijg geen hap door mijn keel als dit boven ons hoofd hangt. Ik word er bloednerveus van.’

‘Maar er is toch niets om je zenuwachtig over te maken, schat,’ zei Matt. ‘We zijn hier alleen maar om te bekijken of er iets te doen valt aan de bepalingen in mijn moeders testament.’ Hij schepte zichzelf wat worteltjes op, die bereid waren met honing, gember, komijn en peterselie. Een van Phyls specialiteiten. ‘Ze is kennelijk het spoor een tikje bijster geraakt, tegen het eind van haar leven.’

‘Misschien niet,’ zei Justin. ‘Misschien wilde ze wel gewoon doen waar ze zin in had en durfde ze dat niet aan jou te vertellen, pa. Ze wist dat jij er ruzie over zou maken, en dat je haar om zou willen praten. Dat ze het weer terug zou moeten draaien.’

‘Het had ook weer teruggedraaid moeten worden.’ Nessa wierp haar broer een boze blik toe. ‘Hoe kun jij het in godsnaam rechtvaar digen dat ze Milthorpe House aan jou heeft nagelaten?’

‘Nou ja, ze moest het toch aan iemand nalaten? Jij hebt al een huis. En pa ook. Ik zie niet in wat er mis mee is om het aan mij na te laten.’

‘Maar Milthorpe is helemaal geen húís. Het is een gigantisch landgoed, en je maakt mij niet wijs dat jij er ook echt wilt gaan wonen. Hoeveel denk je dat het waard is?’

‘Dat weet ik niet precies natuurlijk, maar ergens tussen de twee en de drie miljoen, gok ik,’ zei Matt.

Justin was zo fatsoenlijk om verbaasd te kijken, maar hij herstelde zich snel. ‘Waarom zou ik daar niet willen wonen?’

‘Jij, in je eentje? Ongetrouwd, en zonder kinderen? Dat slaat toch helemaal nergens op?’

Nu keek Justin boos naar Nessa. ‘Misschien ga ik wel trouwen en krijg ik vijf kinderen. Hoe durf jij, met je ene dochter, te beweren dat jij meer recht hebt om Milthorpe te erven dan ik?’

‘Nessa… Justin… ga nu alsjeblieft niet tegen elkaar lopen schreeuwen.’ Matt probeerde hen allebei ernstig aan te kijken, dacht Nessa, maar hij keek alleen maar verdrietig. Hij ging verder: ‘Het probleem is dat ik dit testament niet voor een rechter kan aanvechten. Ik heb uitgebreid gesproken met Andrew Reynolds, en die zegt dat moeder volkomen gezond van geest was toen hij bij haar was, en haar arts en verpleegsters hebben ook nooit iets gezegd over eventuele – nou ja, veranderingen in haar manier van doen. Het is dus allemaal aan jou, Justin. Om te doen wat je volgens mij zou moeten doen. Heb je erover gedacht om het huis en de grond te verkopen, en dan de opbrengsten te verdelen? Als we allemaal eerlijk zijn dan zitten Nessa en jij geen van beiden echt te springen om in een gigantische hoop stenen kilometers bij je werk vandaan te gaan wonen. Heb ik gelijk of niet?’

‘Nou, nee, dat zie je verkeerd.’ Justin streek een lok haar uit zijn ogen en ging achterover hangen in zijn stoel, zodat die op zijn achterste poten balanceerde. Nessa vroeg zich af hoelang Phyl zich in kon houden voor ze hem zou vragen daarmee op te houden. In hun jeugd was het een van haar voorspelbaarste vermaningen geweest, en de geest van haar als je niet fatsoenlijk rechtop kunt zitten, ga dan alsjeblieft maar naar je kamer zweefde boven hun hoofden. Nessa ving de blik van haar stiefmoeder op en vroeg zich af of die het zelf ook kon voelen. Kennelijk niet, want ze wendde meteen haar blik af en at door, zonder veel enthousiasme.

‘Ik heb niet nagedacht over de boel verdelen. Natuurlijk niet. Je denkt toch niet dat ik gek ben? Ik ga daar wonen en ik ga er gewel dige dingen mee doen, wacht maar eens af.’ Justin glimlachte. ‘Het spijt me enorm dat Nessa ervan baalt, en dat Lou helemaal niets krijgt is gewoon vreselijk, maar daar kan ik verder niks aan doen, en ik zie ook niet in waarom ik degene ben die daarvoor gestraft moet worden.’

‘En jij dan, Nessa?’ Matt keek haar aan.

‘Hoe bedoel je? Wat heb ik er verder mee te maken? Justin heeft zo te horen zijn besluit genomen, en als hij niet redelijk wil zijn, dan kunnen wij verder niks.’

‘Ik begrijp het al.’ Justin begon rood aan te lopen. ‘Dus wat jij vindt, en wat pa vindt, dat is allemaal redelijk, en wat ik denk is bullshit. Zit het zo?’

Hij kon nooit kalm blijven tijdens dit soort gesprekken. Hij ging altijd uit zijn dak, dacht Nessa, die zichzelf een denkbeeldig schouderklopje gaf omdat zij in elk geval altijd haar kalmte wist te bewaren.

‘Het is toch ook altijd hetzelfde,’ ging hij verder. ‘Dat doe je nou altijd, Nessa. Ons hele leven al. Jij zit een beetje superieur te doen, en te kijken alsof het jou allemaal niks kan schelen, terwijl het je heel veel kan schelen… En dat weet jij heel goed. Je zit je er ongelofelijk over op te winden dat ik het huis heb gekregen, en jij niet. En als je het mij vraagt, dan is dát juist niet eerlijk. Jij doet net alsof ze jou met een aalmoes heeft afgescheept. Maar jij bent altijd de gebeten hond, of niet soms? Jij voelt je altijd tekort gedaan.’

‘Godallemachtig, Justin. Je stelt je aan als een klein kind. Dat is trouwens überhaupt je probleem.’ Nessa boog zich naar haar broer toe om haar punt kracht bij te zetten. ‘Jij bent gewoon nooit volwassen geworden!’

‘Genoeg!’ Phyl deed voor het eerst sinds ze aan tafel waren gegaan haar mond open. Ze klonk precies zoals vroeger, als ze onzinnige ruzies tussen hen moest beslechten. ‘Jullie gedragen je als een stel kinderen, en jullie zijn niet bepaald degenen die onrecht is aangedaan, geen van jullie beiden. Horen jullie Lou iets zeggen? En zij is degene die echt iets te klagen heeft, zou ik denken.’

‘Sorry, Phyl,’ zei Nessa.

‘Ja, sorry…’ zei Justin, en zijn zusje hoorde dat hij een glimlach in zijn woorden legde en zag hoeveel moeite hem dat kostte. Maar je moest hem nageven dat hij enorm goed kon doen alsof. Ieder ander, dacht Nessa, zou denken dat alles nu weer goed was, maar zij wist dat Justin nog steeds kookte, en vooral dat hij zich uit de voeten wilde maken. Nou, dan ben je niet de enige, broertje, dacht ze bij zichzelf. Ik kan ook niet wachten om weer naar huis te gaan.

‘Het is al goed,’ zei Phyl tegen hen beiden. Ze legde haar mes en vork keurig recht naast haar bord. Met een lachje dat Nessa kende van vroeger, het lachje dat suggereerde: dit is mijn liefhebbende, moederlijke glimlach, maar pas op! zei ze: ‘Maar Justin heeft wel een punt, Nessa. Constance heeft jou een enorm geldbedrag na gelaten, uit aandelen en zo. Ik vind het een beetje – nou ja, ik vind niet dat Justin de enige is die zou moeten overwegen om zijn erfenis eerlijk te verdelen over jullie drieën. Gareth en jij verdienen allebei goed, en ik weet zeker dat wat Lou nodig heeft…’

‘Ik heb helemaal niks nodig, mama,’ zei Lou, die Phyl nog net op tijd kon onderbreken.

Als ze niets zou hebben gezegd, had Nessa niets van Phyl heel gelaten. Hoe durfde ze? Hoe durfde haar stiefmoeder te suggereren dat zij haar geld zou moeten delen terwijl Justin iets had geërfd dat zo ontzettend veel meer waard was? ‘Ik zie niet in waarom wij Lou zouden moeten helpen omdat zij niet met Constance kon opschieten,’ zei ze. Ze voelde zich een beetje schuldig, want ze besefte dat Phyl ergens wel gelijk had. Matt had het dessert op tafel gezet en schepte op, terwijl Phyl sprak. Nessa nam een grote hap van de appelcake, op een, naar ze hoopte, nonchalante manier. Toen zei ze iets milder: ‘Wij hebben daar eigenlijk niets mee te maken.’

Lou keek haar woedend aan. ‘Dat hebben jullie inderdaad niet. Dat klopt, Nessa. Ik ben prima in staat om voor mezelf te zorgen. En ik verhonger nog liever dan dat ik van een van jullie tweeën geld aanneem. Constance mocht mij niet, en ik weet denk ik wel waarom, ook al doet dat er nu niet meer toe. Hoe dan ook, maken jullie je vooral niet druk. Bedankt dat jullie me willen helpen, papa en mama. Ik zou het echt niet gered hebben zonder jullie, het afgelopen jaar. Maar dat blijft niet zo. Ik kan heus mijn eigen geld wel verdienen, en dat gaat ook gebeuren. En tot die tijd red ik het ook wel, ook al zwem ik momenteel niet bepaald in het geld. Dat kan me niks schelen. Ik hoef geen liefdadigheid van Nessa en Justin.’

‘Heel goed, Lou!’ zei Justin. ‘En ik weet zeker dat je echt iets van je leven gaat maken! Ik heb alle vertrouwen in je talent en in je doorzettingsvermogen.’

‘Ja, ik ook,’ zei Nessa, die zich afvroeg of zij de enige was die de op luchting in Justins stem kon horen. Ze waagde het diep in haar hart te betwijfelen dat Lou ooit carrière zou maken, dat arme schaap. Ze had haar studie niet eens afgemaakt, en dat zat er nu al helemaal niet meer in, met zo'n klein kind. Maar goed, ze was dapper, en daar kon je alleen maar bewondering voor hebben. Ze schonk Lou een glimlach en zei: ‘Ik vind je heel nobel, Lou, echt waar, en ik hoop dat het allemaal gaat lukken. Maar je kunt altijd bij me aankloppen als je hulp nodig hebt, dat weet je toch wel, hè? Je kunt ook altijd komen logeren als je even uit Londen weg wilt. Ik meen het. Echt.’

‘Dank je, Ness,’ zei Lou. ‘Je bedoelt eigenlijk: als ik omkom in mijn sores. Dat is aardig van je. Misschien hou ik je er nog wel eens aan.’

Nessa lachte en hoopte heimelijk dat het niet te snel en niet te vaak zou gebeuren. Niet dat ze dacht dat Lou meteen bij hen op de stoep zou staan, als ze al ooit zou komen. Ze had in elk geval een gebaar gemaakt, dus haar eer was hersteld. Justin had daarentegen helemaal niks gezegd. Matt keek nog altijd behoorlijk kwaad. Hij was duidelijk niet van plan om het hier bij te laten. Er zou flink wat heen en weer geschreven, gemaild en gebeld gaan worden, maar het zou allemaal niets uithalen. Iedereen zou voet bij stuk houden. Dit etentje was precies zo gelopen als Nessa al had voorspeld. Zonde van de tijd, dus. Ze had een halfuur in de auto gezeten om hier te komen, en nu moest ze straks weer een halfuur terugrijden. Zinloos en dom.

Ze keek naar haar broer en had, zoals zo vaak, zin om hem een klap in zijn zelfingenomen gezicht te geven. Hij was bezig om wat slagroom op te scheppen die Phyl bij de appelcake serveerde. Hij zou baden in weelde, en dat verdiende hij niet, vond Nessa. Nou, ik ben nog niet klaar met hem. Ze besloot om Justin binnenkort eens op te zoeken. Hij zou wel niet inbinden, maar zij was niet van plan om het nu al op te geven.

‘Ik had de nachtdienst anders best van je over willen nemen,’ zei Phyl. Ze kwam Poppy's kamer binnen lopen, terwijl Lou bezig was de luier van haar dochter te verschonen. Het was twee uur 's nachts. Nessa en Justin waren allebei na het eten naar huis gegaan, en meteen was er weer een soort vrede over het huis gedaald. ‘Als Poppy weer wakker wordt,’ ging Phyl verder, ‘dan zal ik wel voor haar zorgen. Ga jij nu maar weer naar je bed en slaap morgen lekker uit. Je hoeft toch niet meteen al weer weg?’

‘Dat is lief van je, mam,’ zei Lou terwijl ze de klittenbandjes van de luier over Poppy's buik vastmaakte en haar voetjes terugstopte in de trappelzak. ‘Dat sla ik niet af. Bedankt.’

‘Ga lekker naar bed, dan neem ik het wel van je over.’

‘Nee, laat maar. Als jij haar de volgende keer doet, is het prima.’ Ze pakte Poppy op en hield haar dicht tegen zich aan. ‘Meestal slaapt ze wel door. Het komt door het vreemde bedje. Is ze gewoon niet aan gewend.’ De geur van het schone babyhuidje en de babydoekjes vulde en maakte haar wee van een mengeling van liefde en angst… Die oude angst dat ze het op de een of andere manier niet aan zou kunnen, dat ze niet in staat was om al die dingen te doen die ze zou moeten doen. En dan? Wat zou er dan gebeuren? Dan zou Poppy eronder lijden.

‘Weet je…’ Mama klonk aarzelend. Ze fluisterde zo zachtjes, vanwege Poppy, dat Lou haar nauwelijks kon verstaan.

‘Wat?’

‘Wij kunnen best een poosje op haar passen, een paar weekjes, of zo. Dan heb jij even je handen vrij. Ik zou het heerlijk vinden, Lou, echt. Je vader vindt het ook leuk, dat weet ik zeker. We zullen goed voor haar zorgen. Je hoeft je nergens zorgen over te maken. En dan kom jij in het weekend ook hier naartoe. Denk er maar even over na, Lou. Je ziet er zo ontzettend afgemat uit, liefje. Ik hoop niet dat je het erg vindt dat ik het zeg, maar het is zo. Dit gedoe… die ruzie over Constance en het testament is de laatste drup pel, of niet? Na… nou ja, na al die andere dingen.’

Lou wiegde van achteren naar voren, in de hoop dat Poppy door die beweging weer in een diepe slaap zou vallen, en dacht: ik kan haar gewoon aan mijn moeder geven. Ik kan Poppy hier achter laten. Dan hoef ik niet midden in de nacht op te staan. Dan hoef ik haar niet naar het kinderdagverblijf te brengen. Dan kan ik een beetje sparen. Dan hoeft ze niet mee naar ons appartement. Heel even bleef het beeld hangen van hoe vredig alles zou zijn zonder baby en verlangde ze naar die vredigheid, naar de stilte en de vrijheid van geen zorgen meer hebben. Naar even lekker egocentrisch kunnen zijn op een manier die nooit meer kon, zodra je kind was gebo ren. Mama bood haar een soort redding aan, en ze hoefde alleen haar mond maar open te doen, en te zeggen: Nou graag. Neem haar maar. Ik zie haar wel weer als ze een jaar of vijf is… Maar toen werd ze overweldigd door een schuldgevoel dat zo sterk was, dat de tranen haar in de ogen sprongen. Hoe kon ze nou zulke dingen denken? Wat voor monster van een moeder was ze eigenlijk? Je zou denken dat ze niet van Poppy hield. Maar ik hou wel van haar. God, wat hou ik van haar. Ik kan het niet. Ik kan haar niet hier laten als ik zelf in Londen zit. Dan zit ik de hele tijd aan haar te denken. En ik heb ook niet bepaald een echte baan, waarvoor ik van huis ben. Ik kan voor Cinnamon Hill toch maar een paar dagen per week dingen lezen.

‘Ik zal erover denken, mam,’ zei ze, en Phyl knikte en liep zachtjes de kamer uit. Lou hield haar adem in terwijl ze zich voorover boog om Poppy weer in haar bedje te leggen. In gedachten kruiste ze haar vingers en hoopte ze dat haar dochter niet wakker werd van de overgang van haar warme armen naar de koele, gladde lakens. Dat gebeurde soms wel, maar vannacht had Lou geluk. Ze sloop de kamer uit en liep door de gang naar haar eigen slaapkamer. Mam sloeg de spijker op zijn kop, door dit de nachtdienst te noemen – zo voelde het ook – alsof ze een arbeider was die opgewekt en zorgeloos terugkwam van zijn werk. Mama zou verder voor Poppy zorgen, vannacht en morgenochtend. Wat heerlijk…

Lou deed de deur van haar slaapkamer dicht en ging op de rand van haar bed zitten, in de wetenschap dat het eeuwen zou duren voor ze weer in slaap viel. Dat was altijd zo als ze op moest staan vanwege Poppy. Maar vannacht had ze in elk geval iets om naar te kijken. Papa had twee enorme dozen vol met papieren van opa neergezet. Die zou zij morgen mee naar huis nemen. Ze wilde dolgraag zien of John Barrington aantekeningen had gemaakt of een dagboek had bijgehouden. Dozen vol papier – er zat waarschijnlijk niets belangrijks of interessants bij, maar alleen de gedachte al, ‘dozen vol papier’, vond Lou leuk en spannend. Bovendien wilde ze meer te weten komen over waarom hij Blinde maan had geschreven, en wat hij zelf van zijn boek vond, en van de goede kritieken toen het boek pas verschenen was. Misschien stond ze wel op het punt iets geweldigs te ontdekken. Maar zelfs als dat niet zo was, dan nog zou het haar dichter bij hem brengen als ze wist wat er allemaal in die dozen zat. Zijn handschrift – klein, mooi zorgvuldig, naar rechts overhellend schuinschrift, altijd in zwarte inkt – zou een sterke herinnering aan hem zijn, en zijn woorden zouden hem weer even tot leven brengen. Misschien zaten er ook wel brieven van andere mensen in. Waarschijnlijk waren het voornamelijk bankafschriften en andere saaie dingen, maar zolang ze de dozen niet opendeed, zaten ze nog vol met mogelijkheden.

Toen Lou had aangeboden om de dozen mee te nemen naar Londen, was haar vader duidelijk erg opgelucht geweest. In antwoord op haar moeders vraag waar ze die dan in vredesnaam neer wilde zetten, had ze gezegd dat ze ruimte genoeg had. Dat was een leugen. De dozen zouden onder haar bed eindigen. Maar papa zou haar naar huis brengen. Als Poppy nou hier blijft, dacht Lou, dan zit de auto niet vol met haar spullen, en dan kunnen de dozen gewoon op de achterbank staan. Betekent dat dat ik heb besloten om Poppy hier achter te laten? Dat moet haast wel. Maar ik heb er eigen lijk helemaal niet eens over nagedacht.

Lou luisterde naar de stilte. Poppy slaapt, dacht ze. Dat moet wel, want anders had ze wel geroepen of gehuild of geschreeuwd dat ik terug moest komen. Oké, wat vind ik eigenlijk van mama's aanbod? Ze zuchtte en vroeg zich af of ze morgen echt zonder Poppy kon vertrekken. Natuurlijk kan ik dat, dacht ze. Mama zou helemaal in de wolken zijn. Maar misschien houd ik mezelf wel voor de gek. Ik doe het natuurlijk helemaal niet alleen omdat mama het zo graag wil – dat ik haar iets gun wat ze al wil sinds Poppy geboren is. Ik doe het ook voor mij. Zodat ik op mezelf kan zijn, en kan doen wat ik wil doen en verder niks. Dat is toch ongelofelijk egoïstisch? Ben ik dan echt zo'n slechte moeder? Nee, besloot ze. Er is echt een heel goede reden om het te doen, en mama zou er ook nog eens heel blij mee zijn. Dat moest toch opwegen tegen het schuldgevoel dat ze zo moeilijk naast zich neer kon leggen.

Lou liep naar het raam en keek naar het gazon achter het huis, dat er donker bij lag, met alleen het schijnsel van de halve maan die de toppen van de struiken aanraakte met zilver licht, en die haar moeders keurige maar niet echt spannende tuin iets myste rieus gaf. Het vooruitzicht van al die lege dagen die er voor haar lagen… Ze kon het zich nauwelijks voorstellen. Ze haalde diep adem. Misschien zat er wel een film in de boeken van opa, dacht ze. Zodra die gedachte bij haar opkwam, werd ze een beetje duize lig. Het was alsof ze aan de rand van een hoge rots stond en naar beneden staarde in een soort leegte. Toch kon ze de gedachte dat Blinde maan een geweldige film zou zijn niet stoppen. Tenminste, als het script zou worden geschreven door iemand die zijn vak verstond.

Hoe langer ze voor Cinnamon Hill werkte, des te meer raakte ze ervan overtuigd dat het script het allerbelangrijkste ingrediënt was voor een film. Als je een zwak script had, kon je nog zoveel special effects en fotografische hoogstandjes uit de kast halen, je kon de allerbeste acteurs en regisseurs inhuren, dat maakte allemaal niet uit. Uiteindelijk bepaalde de kwaliteit van het verhaal en de manier waarop dat werd verteld het verschil tussen iets geweldigs en iets middelmatigs, en tussen een protserig spektakel en een klassieker. Harry… die zou het wel kunnen. Of Martin Westorf, van wiens hand het meest ontroerende script was dat Lou had gelezen sinds ze voor Cinnamon Hill werkte. Er kwamen nog een aantal mensen bij haar op die misschien met opa's boeken aan de slag zouden willen en die er iets van zouden kunnen maken. En ik zou hen de rechten kunnen verkopen, dacht ze. Ik zou er nog iets aan kunnen verdienen, en daar zou Constance mooi de pest over in hebben gehad.

Ze ging weer op bed zitten, verbijsterd door een gedachte die haar adem versnelde, en waar ze nog een paar keer op moest herkauwen om te zien of hij niet al te krankzinnig was. Nee, hoe langer ze erover nadacht, des te beter kwam de gedachte haar voor. Het mocht dan misschien krankzinnig zijn, maar ze werd toch steeds enthousiaster. Ze sprak de gedachte hardop uit, om te horen hoe hij klonk en of het niet klonk als het geraaskal van een vrouw die aan slaapgebrek leed.

‘Ik ga het zelf doen,’ zei ze. Ze zei het nog eens, maar dit keer net iets anders: ‘Ik ga zelf het script voor Blinde maan schrijven.’ Stilletjes zwoer ze dat ze het aan geen mens zou vertellen. Want stel nou dat ze het toch niet kon? Stel nou dat ze zou falen? Ze zou het niet trekken als papa en mama, en Nessa, en misschien Harry en andere mensen bij Cinnamon Hill zaten te wachten op haar vorderingen. Voor het eerst sinds Ray haar op straat gegooid had, voelde Lou zich intens gelukkig. Ze was opgetogen, en er was geen enkele andere emotie die dat enthousiasme temperde. Zo'n gevoel had je niet vaak meer, na je kindertijd. Het zou allemaal gaan lukken. Het kwam heel goed uit dat mama had aangeboden om voor Poppy te zorgen, precies de avond dat ze zelf zo'n ingrijpende beslissing had genomen. Lou had het gevoel alsof dit allemaal zo geregeld was: alsof alles zo moest zijn zodat zij kon doen wat ze wilde doen, voor het eerst sinds heel lange tijd.

En opa's dozen waren nu ineens research geworden. Ik ga er alleen even snel doorheen, hield ze zichzelf voor. Gewoon om te zien wat er allemaal in zit, en dan ga ik slapen. Ze pakte een notitieboek dat bovenop lag, en sloeg het open.

Matt keek naar zijn vrouw, aan de andere kant van de keuken. Ze zat naast de kinderstoel en voerde Poppy een prakje. Gewoonlijk stond deze stoel in de bergruimte, op zolder. Vroeger gebruikten ze hem voor Tamsin, en nu haalde hij hem naar beneden als Poppy op bezoek kwam. Hij was van hout en mooi gemaakt. Ze hadden hem gekocht toen Lou geboren werd. Matt concentreerde zich op de stoel in een poging wat te kalmeren. Hij wist dat als hij ruzie zou maken nu Poppy werd gevoerd, Phyl toch geen antwoord zou geven. Dat was een van haar ijzeren regels: geen ruzie waar de kinderen bij zijn. Hij wist niet zeker wat hij er precies van vond dat Poppy bij hen zou blijven. Hij had geen idee hoelang dat dan zou duren, maar dat het wel een paar weken zou worden, dat was duidelijk. Matt vond Poppy geweldig, en hij vond het prima als ze nog een paar dagen zou blijven logeren, maar hij baalde ervan dat deze beslissing was genomen zonder dat hij er ook maar iets over te zeggen had gehad. Hij luisterde naar het gepruttel en geklets van Phyl tegen haar kleinkind. Het was een oneindige stroom. Zou dit elke dag zo gaan? En 's avonds ook? En midden in de nacht? Hij zag zichzelf graag als een goede opa, maar dat wilde nog niet zeggen dat hij zijn recht op een beetje rust en vrede op wilde geven.

‘Ik zie heus wel dat je boos bent,’ zei Phyl tegen hem over haar schouder, met een glimlach die bedoeld was om hem te ontwapenen. ‘Je hoeft je niet in te houden. Het spijt me. Het spijt me echt, dat ik je niet eerst gevraagd heb wat jij ervan vond. Maar ik wist zeker dat jij het goed zou vinden. We weten toch allebei hoe zwaar Lou het heeft. Ze probeert haar carrière van de grond te krijgen en ze vindt het moeilijk. Het moederschap, bedoel ik. Niet iedereen is er geschikt voor, en je weet pas wat voor soort ouder je bent als het kind er eenmaal is, toch? Je had haar gisteravond eens moeten zien. Ze zag er niet uit. Zo bleek en dan die kringen onder haar ogen. Ik vind het vreselijk om haar zo te zien.’

‘Ik zou het vreselijk vinden om jou zo te zien,’ zei Matt, terwijl hij wat marmelade op zijn geroosterde boterham smeerde. ‘En zo word jij ook, Phyl. Hoe moet het dan met jóúw werk? Nou? En met ons eigen leven? Onze nachtrust? Heb je er eigenlijk wel bij stilgestaan dat het hele huis veranderd moet worden?’

‘Ja. En het valt reuze mee, hoor. Ik heb nog alles van toen Tamsin klein was: traphekjes, een bedje, de kinderstoel. En Poppy is een enorm zoet kind. He, lieve snoetebol? Ben jij dan niet een zoet meisje?’

Poppy leunde uit de stoel en sloeg haar oma op haar pols met een viezig lepeltje. Phyl veegde het nonchalant af, en Matt huiverde even. ‘Dus het gaat hier voortaan zo…’ Hij gebaarde met zijn hand richting kinderstoel, naar Phyl die nog in haar badjas zat, naar de baby die steeds enthousiaster begon te babbelen. ‘Weet je heel zeker dat je dat wilt, Phyl? Vind je het geen probleem om dag in dag uit aan huis gekluisterd te zijn met een klein kind?’

‘Ik vind het heerlijk. En jij ook, wat je er ook van zegt. Ik kan nu natuurlijk niet meer terugkomen op wat ik tegen Lou heb gezegd. Ze rekent op ons, Matt. En het is alleen bedoeld zodat zij een poosje rust heeft. We kunnen haar toch niet in de steek laten?’

‘Haar in de steek laten?’ Onwillekeurig verhief hij zijn stem, en Phyl keek hem fronsend aan. ‘Sorry, het was niet mijn bedoeling om te schreeuwen, maar ik snap niet dat je zoiets kunt zeggen. Ik zou haar nooit in de steek laten. Ik wil haar op alle mogelijke manie ren helpen. Dat weet je best. Financieel of hoe dan ook. Dat vinden we allebei. Voor zolang als het nodig is, uiteraard. En dit is wel iets anders dan af en toe bijspringen. Dit is de volledige zorg voor een baby overnemen! Dat is een heel verschil, Phyl, dat zul je toch moeten toegeven. Ik vind dat je een beetje overhaast te werk bent gegaan, meer niet.’

‘Je moeder heeft het toch ook gedaan? Die heeft zo vaak voor Nessa en Justin gezorgd. Ze zaten altijd daar, en in de weekenden bleven ze er altijd logeren, en de helft van alle vakanties ook. En Lou… die had ook het voordeel van een grootmoeder.’

‘Voor mijn moeder lag dat allemaal veel gemakkelijker. Die had een huishoudster. En juffrouw Hardy had een hele stoet jongedames die haar kwamen helpen bij het huishouden. En dan nog,’ zei Matt, ‘Lous grootmoeder blijkt nu niet direct een bron van vreug de voor haar, of wel soms? Lou ging daarheen voor mijn vader, niet voor Constance.’

‘Je weet best wat ik bedoel. Ik wil niet dat Poppy… dat ze op afstand blijft. Zoals Tamsin, bijvoorbeeld. We zien dat kind praktisch nooit.’

‘Nee, nou ja, je weet hoe Nessa is. Ze zou best vaker met haar langs willen komen, denk ik, maar ze zit met de zaak en die vreet tijd, kennelijk. Ik vind helemaal niet dat Lou Poppy bij ons weghoudt… Dit is gewoon overdreven, Phyl. Vind je zelf ook niet? En…’ Matt was ineens erg in zijn sas met zijn volgende argument. ‘… het is ook helemaal niet goed voor een klein kind om zo lang bij haar moeder weg te zijn.’

‘Natuurlijk is het niet goed als je een baby liefde en zorg onthoudt, als je haar in een tehuis stopt, of zoiets. Maar een grootmoeder – en een opa – die kunnen een kind prima verzorgen, voor een poosje. Poppy zal er echt niet onder lijden. Integendeel, ze zal ervan opbloeien. Ik zal er wel voor zorgen dat ze in een vast ritme komt, en van mij krijgt ze veel meer aandacht dan op het kinderdagverblijf, dat weet ik wel zeker. Ik denk trouwens niet alleen aan Poppy. Als je kinderen hebt, dan moet je voor ze doen wat in je vermogen ligt als ze je nodig hebben. En Lou heeft dit nu nodig. Ze heeft de tijd nodig om te wennen aan het moederschap. Dat moet stapje voor stapje. Over een paar maanden ziet alles er heel anders uit.’

‘Een paar maanden? Een paar máánden?’

‘Zachtjes, Matt, in godsnaam. Zo maak je de baby bang.’

‘Integendeel. Ik word bang van haar. Nee…’ Hij stond op. ‘Ik moet nu gaan. Als jij van plan bent om je baan op te geven, dan zal een van ons toch de kost moeten verdienen.’

‘Hoe bedoel je… nee?’

‘Ik bedoel, niet “een paar maanden”, Phyl. Geen sprake van. Een maand, hooguit. Ik wil echt niet onvriendelijk doen, en je weet hoe dol ik ben op Poppy, maar wij hebben ook ons eigen leven. Doe Lou de groeten van mij. Ik bel haar wel vanaf kantoor. Ik merk dat ze al aan het uitslapen is.’

‘We hebben een onrustige nacht gehad,’ antwoordde Phyl.

‘Dat zal de laatste niet zijn. Jemig, Phyl, is dit nou wel verstandig?’

‘Aangezien ik 's nachts naar Poppy ga en ik de meeste zorg op me zal nemen, zie ik niet in waarom jij zo moeilijk doet,’ zei ze ijzig.

Wat moet ik daar nou op zeggen, dacht Matt, en dus zei hij maar niets. Het aantal redenen om hier tegenin te gaan werd met de minuut groter: een weekendje naar Parijs, vrienden te logeren hebben, lekker nietsdoen op zondag behalve de krant lezen. En dan was er nu ineens iemand met wie je rekening moest houden. Iemand die bovendien vierentwintig uur per dag zorg nodig had.

Maar… Hij was advocaat, en dus was hij eraan gewend om de dingen altijd van twee kanten te bekijken. Maar – dit is een baby waar je zielsveel van houdt, en die baby is de dochter van jouw eigen kind, van wie je zo mogelijk nog meer houdt. En wat je net zei over dat Phyl haar baan op moest geven, en dat ie de kost moest verdienen, dat is natuurlijk onzin. Phyl vond haar werk bij de dieren arts leuk. Ze werkte er al jaren, en ze mocht Dr. Hargreaves graag, en ze genoot van het contact met de dieren en hun baasjes. Ze hadden natuurlijk meer dan genoeg geld om hulp te nemen als ze dat zouden willen. En dan was er nog het extra geld uit de erfenis van zijn moeder. Hij zuchtte. Hij moest er maar mee leren leven, en het dapper uitzitten, maar een beetje pissig was hij wel. Of geërgerd. Phyl dacht dat zij wel wist wat hij ervan dacht, maar hij kon haar onmogelijk vertellen hoe hij opzag tegen de komende weken. Hij kon het haar niet vertellen, omdat Lou het dan ook te weten zou komen, en dat wilde hij niet. Dat was de reden: hij wilde Lou geen pijn doen. Nooit, voor geen prijs.

Hij stond op, boog zich naar voren om Phyl op haar kruin te zoenen en liep de keuken uit voor ze nog iets kon zeggen. Hij hoorde dat ze hem nariep: ‘Ik neem helemaal geen ontslag. Ik neem verlof. Ze willen me heus wel weer terug.’

In de auto op weg naar kantoor dacht Matt na over wat Phyl had gezegd. Kon je verlof nemen als assistente van een dierenarts? Waarschijnlijk niet, maar er stonden altijd genoeg jonge vrouwen te trappelen om met dieren te mogen werken, dus vervanging was zo geregeld.

Hij parkeerde de auto en viste zijn koffertje van de achterbank. Plotseling werd hij overvallen door vermoeidheid, en hij deed zijn ogen dicht. Het was niet alleen Poppy. Het was alles. Hij hield echt heel veel van zijn kleinkind en hij was ook niet zo'n man die niet van baby's hield. Waarom verzette hij zich dan zo tegen deze invasie? Omdat ik mijn vrijheid verlies, zei hij bij zichzelf. En dat is precies de reden waarom Lou dit van ons vraagt. Haar vrijheid was even belangrijk als die van hen, dat wist hij ook wel, maar het betekende wel dat zijn vrijheid – althans, die van Phyl en hem – ook even belangrijk was als die van Lou. En zo bleef hij ronddraaien in cirkeltjes…

Hij deed zijn best om zijn zinnen te verzetten. Hij moest ophouden met nadenken over zijn familie als hij nog aan het werk wilde.

‘Heb je er nog aan gedacht, mam?’ Tamsin drukte haar lunchtrommeltje tegen haar borst terwijl ze uit de auto stapte. Ze keek door het autoraampje naar binnen, en Gareth maakte van de gelegenheid gebruik om zijn dochter een zoen te geven. Ze nam hem in ontvangst en gaf er afwezig eentje terug. Nessa was blij dat haar dochter haar nooit zo achteloos zoende, en ze voelde de warme gloed die ze altijd voelde bij de wetenschap dat zij de meest geliefde ouder was. ‘Ik ga vanmiddag met Bryony mee,’ ging Tamsin verder.

‘Ja, liefje, dat weet ik. Ik haal je rond zeven uur op bij Bryony, goed?’

‘Ja, best. Dag pap, dag mam.’ Zonder om te kijken liep ze het hek van de school door, en Nessa was even heel trots. Zowel op haar onafhankelijke dochter, die altijd al veel sociaal talent had gehad en goed met andere kinderen kon opschieten, als op zichzelf. Ik ben degene die ervoor heeft gezorgd dat ze al heel jong onder de kinderen en de andere volwassenen kwam, dacht ze. Tam sin was ook zo mooi. Nessa was er trots op dat zij niet zo'n moeder was die blind geloofde dat haar kind de mooiste van allemaal was, en de slimste, en de beste, maar toch kon ze niet ontkennen dat Tamsin er in alle opzichten uitsprong. Ze was heel goed in sport, ze kon geweldig dansen, en ze was ontzettend fijn gezelschap. En dat vond ze echt niet omdat zij haar moeder was. Iedereen zei het.

Nessa maakte er een punt van om alleen auto te rijden als ze kalm was. Dat was wel eens lastig, als er zoveel dingen waren in het dagelijkse leven die haar irriteerden, en zelfs een aantal die haar deden koken van woede. Kookten andere mensen ook wel eens van woede? Ze had het er nog nooit over gehad met haar vriendinnen. Die zaten wel altijd op milde toon te vitten op hun echtgenoten, en de idiote dingen die ze nu weer hadden gezegd of gedaan. Maar Nessa wist zeker dat niemand ooit de behoefte voelde om degene die naast haar zat zo hard mogelijk met het stratenboek om de oren te slaan. Ze draaide zich om naar Gareth, wiens eigen auto voor een beurt naar de garage was, en die ze bij het station zou afzetten. Het dinertje bij haar ouders lag al een paar dagen achter hen, en het was wel duidelijk dat Justin niet zo maar toe zou geven. Ze had afgesproken om volgende week in Brighton met hem te gaan lunchen, maar ze had niet veel hoop dat ze hem nog op andere gedachten kon brengen.

‘Wat zei je nou?’ vroeg Nessa. Dit hoorde bij haar voornemen om kalm te blijven. Als Gareth het nog eens zou herhalen, klonk het misschien niet zo stompzinnig als de eerste keer.

‘Ik zei dat Matt een punt heeft. En Justin trouwens ook. We hebben toch alles wat ons hartje begeert, of niet?’

Nessa beet hard op haar lip zodat de vloek die ze zo graag zou uitspreken niet kon ontsnappen. Nee, de tweede keer klonk dit precies even dom als de eerste. Ze zou niet weten waar ze moest beginnen om het hem uit te leggen. Ze dacht aan een krantenartikel dat ze had gelezen over een vrouw die erin was geslaagd het gedrag van haar man te veranderen door middel van dezelfde methoden die worden gebruikt voor het africhten van dieren. Ze kon het proberen. Ze besloot om Gareths opmerking te negeren en stapte over op een ander onderwerp. Op die manier zou ze haar kalmte kunnen bewaren en zou hij inzien dat hij niet had gezegd wat zij wilde horen. Kennelijk wisten dolfijnen, bavianen en andere schepsels dat je niet echt blij was, als je niet reageerde. Hoewel Nessa ervan overtuigd was dat haar man niet half zo gevoelig was voor subtiliteiten als een dolfijn. Je moest ze ook belonen voor goed gedrag. Nu Nessa daar zo over nadacht, was dat precies wat zij gedaan had met Gareth en seks – de afgelopen jaren zeker. Ze had nooit zin, tenzij hij iets had gedaan waar ze blij mee was, en dat gebeurde minder en minder. ‘Je bent op tijd terug voor het eten, toch?’

‘Yep.’ Ze stonden bij het station.

‘Nou, doei dan maar,’ zei Nessa. ‘Ik denk dat ik zelf laat ben. Er komen een heleboel lentebruiloften aan, en iedereen wil ineens onze bloemen op hun feest. Maar ik haal Tamsin wel op.’

Gareth gaf haar een plichtmatige zoen op haar wang en smeet toen het portier achter zich dicht. Ze keek hem na terwijl hij naar de loketten liep: grijs pak, muisgrijs haar dat heel dik was en een beetje omhoog stond bij zijn kruin, en benen die net iets te kort waren – alles bij elkaar ging haar hart er niet sneller van kloppen. Ach, nou ja…

Haar man had het die ochtend voor zichzelf verpest, dacht ze, terwijl ze de hoofdweg op draaide die naar Mickeys huis leidde en naar het kantoor van Paper Roses. Hij had geprobeerd om haar te sussen en op te vrolijken. Hij zei allemaal lieve dingen, waar ze eigenlijk heel blij mee had moeten zijn. Dat hij zo blij was dat hij genoeg geld verdiende voor hen allebei, en dat ze Constances geld helemaal niet nodig hadden, en dat hij weer kans maakte op promotie. En hij had natuurlijk helemaal gelijk. Ze wist ook wel dat het hebberig leek en ongepast om jaloers te zijn op Justin. Zelf zou ze zo'n tweehonderdduizend pond van Constance erven. Ze had het recht niet om te mopperen, en dat wist ze zelf ook wel, maar toch was ze beledigd.

Gareth vertrok elke dag naar een gebouw van glanzend glas en chroom, ergens in Londen, voor zijn slavenarbeid bij een van de be langrijkste verzekeringsmaatschappijen. Nessa had niet zoveel ver stand van wat hij daar deed, maar hij vertelde haar wel telkens dat ze hem daar heel hoog hadden zitten en dat het zo ontzettend goed ging met het bedrijf, en vooral, dat het in de toekomst nog veel beter zou gaan. Ze zaten echt niet te wachten op het geld uit Mil thorpe House, had hij verkondigd toen ze net van huis gingen.

Het ging haar ook helemaal niet om het huis, en ook niet om het geld – hoewel ze het allebei best graag had willen hebben. Ze had met alle plezier haar nogal saaie vrijstaande huis met haar nogal standaardtuin willen inruilen. Nee, het ging haar om het principe. Het was gewoon niet eerlijk, en als hij dacht dat ze het zomaar zou pikken, dan zag hij dat verkeerd. Ze wilde zo graag uit Gareths mond horen dat het monsterlijk was. Ik ga je helpen. We zullen het samen tegen Justin opnemen. Maar dat soort strijdlustige termen kwamen niet voor in zijn vocabulaire. Hij was zo iemand die vooral niet te veel gedoe in zijn leven wilde. Daar kon ze met haar verstand niet bij. Nou ja, als ze straks op kantoor kwam, stond er een kop koffie op haar te wachten en kon ze klagen wat ze wilde. Mickey kon goed luisteren. Zij en Gareth hadden het nu al meer dan drie weken niet meer gedaan. Zond ze soms een of ander signaal uit dat hij oppikte? Ze zuchtte. Misschien moest ze zelf wel meer haar best doen, maar zodra die gedachte bij haar opkwam, werd hij alweer door een andere opgevolgd: Waarom zou ik verdomme degene zijn die alle moeite doet? Waarom doet hij niet eens wat? Mijn god, wanneer ben ik eigenlijk zo ontevreden geworden? Wat moet er gebeuren voor ik weer gelukkig ben?

Net toen ze uit haar auto stapte, ging haar telefoon over. Ze viste hem uit haar tas en klapte hem open. ‘Hallo?’

‘Met Gareth. Ik heb mijn mobieltje bij jou in de auto laten liggen. Ik bel uit een telefooncel. Kun je even kijken? Misschien is hij tussen de stoelen gegleden, of zo. Zit je nu?’

Nessa zuchtte en wierp een blik tussen de stoelen voor in de auto. ‘Nee, nee, het geeft niet, ik stap net uit. En hij ligt hier inderdaad.’

‘Godzijdank. Wil je – ik bedoel, doe je hem alsjeblieft meteen in je tas, lieveling? Ik wil niet dat hij echt zoekraakt, namelijk. En wil je hem ook even uitzetten? Ik vind het niet nodig dat hij aanstaat als ik toch niet kan opnemen. Dan krijg ik hem vanavond wel weer van je.’

‘Prima. Dan ga ik nu ophangen.’

‘Bedankt. Doei.’

Nessa wilde Gareths telefoontje net uitzetten en samen met haar eigen mobiel in haar tas stoppen toen er een sms'je voor hem binnenkwam. Ze besloot er geen aandacht aan te besteden, maar ze was toch te nieuwsgierig. Ze klikte op ‘ongelezen berich ten’ en de naam Melanie verscheen in het midden van het blauwverlichte vierkantje. Wie was dat in godsnaam? Nessa kende niemand die zo heette. Ze hoefde er niet eens over na te denken en opende het bericht direct. Hoe haalde Gareth het in zijn hoofd om te sms'en met vrouwen die zij niet kende?

Toen ze het berichtje had gelezen, ging Nessa even zitten en vroeg zich af wat ze nu precies voelde. Was het normaal om zo te reageren? Ik ben er net achtergekomen dat mijn man vreemdgaat. Tenminste, zo lees ik het. Misschien is het wel alleen maar een domme kantoorflirt – maar misschien ook niet. Ik zou heel verdrietig moeten zijn. Of woedend. Of angstig – bang dat hij van me wil scheiden. Of, nou ja, iets… Wat is er toch met me aan de hand? Ze haalde diep adem. Het bericht luidde: bel me kan niet wachten je weer te zien denk steeds aan ons xxx.

Melanie had duidelijk de punten en de komma's nog niet weten te vinden op haar telefoontje. Ze was vast heel jong. Nessa deed haar ogen dicht. Zou ze Gareth hiermee confronteren en hem vertellen dat ze het wist? Zou ze bij hem weggaan? Dat was ze absoluut nooit van plan geweest. Ja, als zij nu Milthorpe House had geërfd, dan was er misschien een kans geweest dat ze haar interesse in haar huidige huis zou verliezen. Maar zoals het er nu voor stond, omdat Justin zo ongehoord koppig was, was er geen haar op haar hoofd die eraan dacht om zich in de armoede te storten door te scheiden van Gareth. Hij had veel zwakke punten, maar het feit dat hij haar wist te onderhouden op een manier waarvan ze vond dat ze er recht op had, was daar niet een van. Ja, met het geld dat ze van Constance had geërfd zou ze natuurlijk nog veel beter af zijn dan ze nu al was, maar je kon altijd beter te veel hebben dan te weinig. Ze klapte de telefoon van haar echtgenoot dicht en stopte hem in haar handtas. Toen gooide ze het portier van haar auto dicht, met iets meer kracht dan gewoonlijk, en liep het pad op naar Mickeys voordeur.

‘Hallo, Nessa,’ zei Mickey. ‘Hoe gaat-ie? Al iets van Justin gehoord?’

‘Ik ga met hem lunchen. Kijken of hij dan tot inkeer komt. Het zal wel niet, maar als we met ons tweeën zijn, kan ik hem in elk geval flink zijn vet geven. Chez papa en Phyl moesten we natuurlijk lief en beschaafd blijven.’

‘Ik maak even een kop koffie voor je.’

‘Bedankt, Mickey. Ik snak naar koffie.’

Nessa ging achter haar bureau zitten en hoorde dat Mickey de kraan liet lopen om de waterkoker te vullen en dat ze de bekers klaarzette. Ze voelde zich licht, alsof een deel van haar ergens ter hoogte van het plafond zweefde. Wezenloos. Ik ben in shock, dacht ze. Gareth met een andere vrouw… Wat vond ze daar eigenlijk van? Wat moest ze doen? Zou ze iets tegen Mickey zeggen? Nee, dacht ze. Ik zeg nog even niks. Tegen niemand. Ik moet dit maar even voor me houden. De uitdrukking kennis is macht kwam ineens bij haar op, flitsend als een neonreclame. Ze staarde naar haar handen, die op een stapeltje documenten rustten, en ze bedacht zich twee dingen. Ten eerste, dat het haar niet verbaasde. Was dat omdat ze zo'n lage dunk had van mannen in het algemeen, of omdat ze haar eigen man zo goed kende? Waarschijnlijk dat laatste. Gareth zou geen weerstand kunnen bieden als een of ander mens had besloten om hem te verleiden. Hoewel de meeste mannen dat niet zouden kunnen, moest ze toegeven. Hij was nou niet bepaald wat je noemt onweerstaanbaar, maar ze wist ook wel dat ze hem ooit een lekker ding had gevonden. Dus voor een deel zag ze wel wat Melanie in hem zag. Het tweede waar ze achter kwam was schokkender. Ze was helemaal niet zo gekwetst of overstuur, maar het was nog veel erger: ze was opgelucht. Het was alsof ze een ‘verlaat de gevangenis zonder te betalen’-kaart had getrokken. Die Melanie, wie dat ook was – en Nessa had besloten om straks de hele inbox van Gareths telefoon door te nemen, en om zijn bureau thuis te doorzoeken om meer aan de weet te komen – was een soort vrijbrief waardoor Nessa kon doen wat ze wilde. Als Gareth het ergens niet mee eens zou zijn, met wat dan ook, dan zou Nessa kunnen zeggen: Jij hebt geen recht van spreken… Jij houdt niet van mij. Jij bent vreemdgegaan. Niet dat ik plannen heb, dacht Nessa, maar het is fijn dat ik dit achter de hand heb. Ze voelde zich machtig, alsof zij de touwtjes in handen had. Het was ook opwindend, op een bepaalde manier. Ik ben niet zoals andere mensen, dacht ze niet voor het eerst. Iemand anders zou helemaal in de vernieling zitten en wat doe ik? Ik zit me te verheugen op wat er staat te gebeuren.

‘Alsjeblieft.’ Mickey zette de beker koffie op het bureau en trok haar eigen stoel erbij, zodat ze tegenover Nessa kon zitten. Ze leunden naar achteren en Nessa bedacht dat ze Mickey zo bewonderde omdat ze er altijd zo stijlvol uitzag, zelfs in vrijetijdskleding. Mickeys haar hield het midden tussen rossig en blond, en ze droeg het vrij kort. Het gaf haar gezicht juist een verfijnde aanblik, en niet stoer en mannelijk. Ze droeg een spijkerbroek die meer had gekost dan een gemiddeld gezin per week aan boodschappen kwijt was, en witte bloesjes en T-shirts die ook bepaald niet van het goedkope soort waren. Een van haar motto's was: alleen het beste is goed genoeg, en dat paste ze overal op toe. Ze had niet heel veel spullen, maar wat ze had was van topkwaliteit. Het was dat perfec tionisme dat Nessa zo waardeerde als het om zaken ging, en om het te vinden in iemand die ook nog eens aardig was en grappig en lief, beschouwde ze als een zegening.

‘Is er iets aan de hand?’ vroeg Mickey, en ze keek Nessa onderzoekend aan.

‘Nee, niet echt. Ik heb een beetje ruzie gehad met Gareth, toen ik hem bij het station afzette.’ Ze kon maar beter iets zeggen. Mickey kende haar veel te goed, die liet zich niet om de tuin leiden. Een deel van Nessa wilde het hele Melanie-verhaal dolgraag vertellen, maar ze hield zich in en glimlachte. ‘Het komt wel goed. Echt. We moeten die Italianen vandaag nog achter hun vodden zitten over die roze zijde. Wil je dat ik met ze bel?’

‘Nee, hoeft niet.’ Mickey stond op en wilde naar haar eigen bureau lopen, dat aan de andere kant van de kamer stond. Maar toen draaide ze zich om en zei: ‘Je kunt mij alles vertellen. Dat weet je toch wel, hè?’

‘Ja, dat weet ik. En dat vind ik ook heel fijn, echt waar.’ Er borrelde een gelukkig gevoel in Nessa naar boven. Het was fijn om te weten dat ze Mickey aan haar kant had. Het maakt me niet uit wat Gareth verder met me van plan is, dacht ze bij zichzelf.

Lou staarde naar de stapels papier op haar eettafel. Ze had besloten dat die daar zichtbaar en voor het grijpen moesten blijven liggen, totdat ze alles had gelezen dat in de twee dozen zat die haar vader mee naar Londen had gebracht. En aangezien Poppy toch niet thuis was, zou alles precies op zijn plek blijven liggen totdat ze het er zelf weg haalde. Lou deed ontzettend haar best om zich niet schuldig te voelen over haar dochter. Er waren momenten, vooral midden in de nacht, maar ook rond de tijd dat ze Poppy meestal in bad of in bed stopte, dat het haar aanvloog, en dat ze Poppy zo miste dat ze een paar keer op het punt had gestaan om de telefoon te pakken en haar moeder te bellen om te zeggen dat dit zo niet werkte, en dat ze haar dochter terug wilde. Thuis, waar ze hoorde.

Verder moest ze zichzelf niet voor de gek houden: het liep allemaal prima, zo. Het was net een vakantie, en ook al voelde Lou zich dan af en toe schuldig, ze was haar ouders ook intens dankbaar. Ze belde haar moeder iedere avond, en de verslagen van hoe blij Poppy was, en hoe zoet, waren dan een hele troost. Het gaat prima met haar, dacht Lou. Het is goed voor haar om een band te kweken met haar opa en oma, die zoveel van haar houden, en mij lijkt ze niet te missen. Totaal niet. Dat vond ze wel een beetje een zorgelijke gedachte, maar ze had dan ook uren en uren de tijd om na te denken, te lezen, en om te proberen zich zoveel mogelijk te herinneren van haar jeugd en om dat allemaal in verband te brengen met wat ze in de dozen vond. De tijd die ze nu kreeg was een kostbaar geschenk, waar ze ook heel dankbaar voor was.

De dozen zaten vol met de meest uiteenlopende dingen. Er zaten brieven in van uitgevers, die over het algemeen vrij saai waren, maar die ze toch door moest lezen. Er zat wat fanmail bij, van de eerste maanden na de publicatie van elk boek, een envelop vol krantenknipsels en stapels bonnetjes, bankafschriften en dergelijke. Het zag er niet naar uit dat dat bruikbare informatie op zou leveren, ook al had Lou niet eens een scherp idee van waar ze eigenlijk naar op zoek was. Er zaten drie notitieboekjes bij, waarvan ze hoopte dat het dagboekjes waren, maar wat eerder een soort schetsboeken bleken te zijn. De dingen die erin stonden waren duidelijk verbonden aan bepaalde gebeurtenissen, momenten en plaatsen, maar Lou wist niet zeker of het nu om karakters in zijn boeken ging, of over opa zelf. Sommige stukjes waren niet meer dan wat onsamenhangende zinnetjes. Wat moest ze bijvoorbeeld met een passage zoals deze:

Dat je niet bent wie je bent, of wie je zegt dat je bent, of wie men zegt dat je bent, beïnvloedt alles. Rosemary vindt dat het zo beter is, voor mij, en dat mag dan zo zijn, maar mijn probleem is dat ik niet eens meer weet wie ik zou zijn geweest als ik niet terug naar hier, naar Enge land was gebracht. Uiteraard was ik dan heel iemand anders geweest. C. zegt dat ik ben wat ik heb en dat ik mijn tijd niet moet verspillen met piekeren over dingen uit het verleden die toch niet meer veranderd kunnen worden, hoe lang ik er ook over denk. Misschien is het boek ook wel niet meer dan dat: een soort gepermitteerd piekeren. Om het allemaal scherper te krijgen. Maar het is zwaar.

Lou las de woorden nog eens over. Over sommige dingen twijfelde ze niet. C was toch zeker Constance? En opa was inderdaad weer naar Engeland gebracht, vanaf Noord-Borneo. Ze wist al van jongs af aan dat haar opa daar had gewoond, tijdens de Tweede Wereldoorlog, en nu ze Blinde maan had gelezen, begreep ze dat hij die periode had gebruikt als basis voor de roman.

Ze kon zich nog herinneren dat ze een keer samen in zijn studeerkamer hadden gezeten, en hij haar iets had laten zien: een klein beeldje, in de vorm van een paardje, turkoois geschilderd en met wapperende manen. Hij had toen gezegd dat het van Noord-Borneo kwam. Het zag er Chinees uit. Had hij toen iets verteld over zijn jeugd? Als dat zo was, dan was ze het vergeten. Hij had het bijna nooit over zichzelf. Wat ze zich wel kon herinneren, was een ruzie tussen haar grootouders. Ze hadden vaak ruzie, of tenmin ste, Constance deed lelijk tegen opa, en hij gaf haar op welwil lende toon antwoord, of hij antwoordde helemaal niet.

Op die specifieke dag, de dag die ze zich nog kon herinneren, was opa te laat voor de lunch. ‘De ware edelman is een stipte man,’ zei Constance.

‘Maar opa is helemaal geen edelman,’ zei Lou tegen haar, ‘dus dan hoeft hij ook niet stipt te zijn.’

Constance bracht haar gezicht naar dat van Lou, en keek haar aan over de rand van haar zilveren brilmontuur. ‘Onzin, kind,’ zei ze. ‘Dat is gewoon een gezegde. Iedereen moet zo stipt zijn als een edelman. Dat is wat het betekent.’

Lou deed haar mond open voor een tegenwerping, maar toen kwam opa binnen.

‘Het spijt me dat ik te laat ben, lieve,’ zei hij, en hij gleed op zijn stoel en lepelde wat saus over zijn vlees.

O, ik was vergeten om hem saus op te scheppen, dacht Lou… Dan hadden we dus een uitgebreide lunch, die dag, dus dan moet het wel een zondag geweest zijn. Ik was de enige gast, die dag.

‘Ik heb zitten werken en ik heb helemaal niet meer op de klok gelet,’ ging opa verder. ‘Het gaat vrij aardig, vind ik.’

‘Ach, het verbaast me niet dat dat gekrabbel van jou voorrang krijgt boven de lunch. Jij stelt jezelf immers altijd boven alle anderen.’

Opa zweeg een poosje. Lou keek van de een naar de ander. Toen hield ze het niet meer, en riep: ‘Het is helemaal geen gekrabbel. Hij schrijft een verhaal.’

‘Spreek me niet tegen, Louise,’ zei Constance. ‘En wat weet jij daar trouwens van? Jij hebt je mond niet open te doen tot je iets wordt gevraagd.’

Opa zei: ‘Ze wil alleen lief zijn voor mij, Constance. Probeer toch eens wat meer begrip op te brengen.’

‘Ik begrijp het prima, John. En ik vind dat ik mijn eigen kleindochter de les mag lezen.’

Opa had niets meer gezegd, en het geschraap en gekletter van bestek op porselein klonk zo hard dat het leek of er een orkest in de kamer speelde. Constance ging verder: ‘Het zal trouwens wel geen echt verhaal zijn. Niet het soort verhaal dat ik in een roman zou verwachten, in elk geval.’

Opa legde zijn mes en vork neer. ‘Hoe kun jij nu weten waar ik over aan het schrijven ben, Constance? Jij hebt daar nog nooit enige interesse in getoond.’

‘Omdat ik jou ken, en omdat ik weet wat jij in je hebt. Dat wat jij gewoonlijk schrijft, lijkt mij niet iets wat een verstandig mens graag wil lezen. Ik zou denken dat het zo langzamerhand ook wel eens tot jou was doorgedrongen dat geen mens meer geïnteresseerd is in wat jij te melden hebt. Het is al jaren geleden dat er iets van jou is uitgegeven.’

Opa gaf geen antwoord, herinnerde Lou zich. Ze wist nog dat ze plaatsvervangende schaamte voelde. Dat ze wilde huilen. Ze wist nog precies hoe het rook in de kamer: naar boenwas en jus. In haar herinnering had Constance de rest van de maaltijd voor zich uit zitten kletsen, over golf en bridge en koffiekransjes en de laatste brief van Justin, die op kostschool zat. Ze zag de stijve houding van haar opa nog voor zich; hoe hij daar zat in zijn stoel aan het hoofd van de tafel. Hij at wat er op zijn bord lag en stond toen langzaam op.

‘Neem me niet kwalijk,’ zei hij, en hij liep snel de kamer uit.

Constance had geknikt en wendde zich tot Lou. Ze zei: ‘Hij zal je wel allerlei leugens op de mouw spelden, denk ik zo. Maar wat hij er nooit bij vertelt, is dat hij maar een saaie advocaat uit de provincie was, voordat hij mij leerde kennen. Zijn moeder Rosemary was iemand die graag de sociale ladder wilde opklimmen, en ze heeft hem praktisch aan me opgedrongen. Er waren meer dan genoeg andere jongemannen met wie ik had kunnen trouwen, en als ik toen had geweten wat ik nu weet, dan had ik dat ook beter kunnen doen.’

Lou staarde haar grootmoeder aan en vroeg zich af wat er nu van haar verwacht werd. Moest ze soms vragen: ‘En wat weet u dan nu?’ Was er iets aan de hand met haar opa dat zij, Lou, niet te horen kreeg? Voorzichtig vroeg ze: ‘Wat is dat dan, wat u nu weet?’

‘Jij bent veel te jong voor zulke dingen. Ga maar spelen, kind.’

En Lou ging, ook al wilde ze liever blijven. Nu dacht ze aan al die andere prachtige romans die hij misschien nog zou hebben geschreven als hij niet met zo'n afgunstig kreng als Constance was getrouwd, maar met iemand anders. Iemand die hem zou hebben gestimuleerd, die van zijn werk hield, en die het begreep. Lou wist dat dát ook de reden was waarom opa zoveel van haar hield. Hij wist niet alleen dat zij van hem hield, maar dat zij waarschijnlijk ook de enige was bij wie die liefde oprecht was, en zonder voorbehoud. Wat hij ooit had gedaan, of nog steeds deed, maakte haar niet uit. Het grote vuur, bedacht Lou zich, was vlak na die lunch. Ik was een jaar of zeven, en ook al besefte ik het toen nog niet: ik was getuige van de moord die Constance pleegde op de dro men en ambities van opa.

Het grote vuur. Lou ging in haar leunstoel zitten en staarde naar het zwarte scherm van haar televisie. Ze had hem nauwelijks aangehad sinds ze weer terug was gekomen, zonder Poppy. In plaats van naar de tv te kijken, ging ze op in haar herinneringen. Ze had nooit helemaal beseft hoe dat in zijn werk ging, herinneringen ophalen. Je dacht ergens aan, een gesprek of zo, en zodra dat weer bij je boven kwam, kwam er meteen iets anders mee, en voor je het wist had je een hele reeks herinneringen, en die reeks leidde weer tot een volgende reeks, en zo ging dat maar door. Het probleem was: hoe wist je nou of het klopte, dat wat je je herinnerde? Was het wel echt zo gebeurd? Lou besefte dat als er een ander bij die lunch was geweest, die er waarschijnlijk een heel andere herinnering aan over zou hebben gehouden. Uit bijna alle gesprekken die ze ooit met Nessa en Justin had gehad sinds ze volwassen waren, bleek dat hun herinneringen bijna nooit overeenkwamen met die van haar. Totaal niet, zelfs. En toch zouden zij allebei zweren dat hun herinnering de enige ware was, dat het echt zo gegaan was.

Oké, dus wat zij zich van die dag herinnerde was misschien niet helemaal precies wat er was gebeurd. Ze sloot haar ogen en leunde naar achteren in haar stoel. Misschien was het vuur ook wel de zondag erna. Kwam ze eigenlijk alleen in de weekenden op Milthorpe House? Waarschijnlijk wel, als ze toen naar school ging, maar misschien was het toen wel vakantie. Nu ze er zo over nadacht, wist Lou eigenlijk wel zeker dat het in een vakantie was. Het was warm, die dag. Ze wist nog dat ze in het hoge gras zat, achter het huis, en dat ze een paar klaprozen plukte, waarvan de blaadjes jammerlijk snel gingen hangen. Uiteindelijk had ze ze maar weggegooid.

Ze was naar buiten gegaan met opa. Hij was waarschijnlijk al dagen bezig geweest met het bouwen van de brandstapel. Het was niet zo'n grote als die hij altijd op de avond van Guy Fawkes-dag maakte voor Nessa en Justin en mij, maar het was toch een flinke stapel.

‘Wat ga je verbranden, opa?’

‘O, rommel. Gewoon wat rommel. Had ik jaren geleden al moeten doen.’

Naast zijn voeten stond een kartonnen doos boordevol notitieboekjes met roodkartonnen kaftjes. Papa nam wel eens van die grote schriften mee van zijn werk om dingen in op te schrijven, en die notitieboekjes van opa hadden daar wel wat van weg.

‘Wat staat erin?’

‘Niks waar iemand nu nog iets aan heeft. Ze liggen alleen maar stof te vangen. Dat zegt je grootmoeder, en ze heeft gelijk.’

Toen stak hij het vuur aan, dacht Lou. Ik ging naast hem staan om te kijken hoe de vlammen vat kregen op het hout en de lompen, en hoe ze zich verspreidden over de takken en de hele stapel omringden met hun vuurrode en gouden felheid. Het was heet, en ik deed een stap naar achteren. Opa gooide het ene na het ande re notitieboekje in het hart van de vlammen.

‘Huil je, opa?’ Ik weet zeker dat zijn wangen nat waren, dacht ze nu. Hij heeft vast gehuild, maar in die tijd zou een man zoiets nooit toegeven. Al helemaal niet als hij van opa's generatie was. Mannen huilden niet.

‘Nee, nee,’ antwoordde hij. ‘Mijn ogen tranen alleen een beetje van het vuur.’

Hoeveel van die boekjes zou hij toen verbrand hebben? Lou kon het zich niet meer herinneren. Toen hij klaar was, nam hij haar bij de hand en ging zitten op het bankje rondom de appelboom, vlak bij het hek achter in de tuin, dat toegang bood tot de heuvels.

‘Toen ik een klein jongetje was,’ begon hij, ‘zat ik in een jappenkamp. Weet je wat dat is?’

‘Nee, niet echt,’ zei Lou, in de hoop dat hij haar een verhaal zou vertellen.

‘Je bent ook veel te jong voor zulke dingen, maar toch leer je ervan – als je in zo'n kamp terechtkomt, dan leer je iets heel belangrijks.’

Daarna bleef hij een hele poos zwijgend zitten en staarde in de verte, totdat Lou vroeg: ‘Wat leer je er dan?’

‘Dat je je nergens aan moet hechten. Ook niet aan andere mensen. Dat is het. Hecht je aan niks en aan niemand, want je kunt alles weer kwijtraken.’

Ze begreep helemaal niet wat hij daarmee bedoelde. Ze zat maar te staren naar het vuur, aan de andere kant van de tuin, terwijl opa vervolgde: ‘Laat ook maar, het is te moeilijk. Ik hoop dat je mijn boeken nog eens zult lezen, als je groot bent. Ik heb over die tijd geschreven. Misschien zal ik je een van die verhalen wel eens een keertje voorlezen, binnenkort.’

En nu had ze zelf over die tijd gelezen, in Blinde maan, en nu begreep ze iets van wat haar opa had doorgemaakt. Ze keek naar een van de passages op een bladzijde die ze met een Post-itje had gemarkeerd:

Nigel, die het bed naast mij had, was pas zes. Hij was twee dagen eerder doodgegaan. Hij had koorts, waardoor zijn huid klam en groenig werd, en waardoor hij gekke dingen zei, en zijn geluidjes en geijl hielden alle anderen de hele nacht uit hun slaap. Peter vond Nigel geen leuk jongetje, maar hij had hem nooit doodgewenst. Het was verschrikkelijk in de kinderbarak, en zodra het ontbijt voorbij was, ging hij meteen op zoek naar zijn moeder en Dulcie en de baby. De baby was veel te klein. Dat had hij iemand horen zeggen, een van de vrouwen. Hij keek niet graag naar haar, ook al was ze zijn zusje. Ze zag eruit als een gevild dier… een konijn, of een biggetje of zo. Mama noemde haar Mary, maar dat was een mensennaam, die helemaal niet bij haar paste. Je kon je gewoon niet voorstellen dat ze ooit een echt kind zou worden. Heb je ontbijt gehad, vroeg Dulcie elke ochtend. Wat een lachertje! Hij begreep niet waarom Dulcie dat steeds vroeg. Het ontbijt was nooit meer dan een paar korrels kleefrijst in een klein houten kommetje. Soms zaten er insecten door de rijst, die eruitzagen als peperkorreltjes. Maar hij viel er elke ochtend weer hongerig op aan. Peter dacht de hele tijd aan eten. Aan verjaardagstaart en pudding en aan vlees. Maar wat hij het allerliefste zou willen was limonade. Het water in het kamp was troebel en smaakte zoutig. En het was altijd warm. IJsblokjes. Hij droomde van limonade met ijsblokjes.

Dat klonk afschuwelijk, dacht Lou. Ik wil meer weten over die tijd. Ik ga op het internet zoeken, zodat ik meer te weten kom over de kampen op Noord-Borneo. Ik ga praten met mensen die er hebben gezeten, als dat kan. Maar wat zou er in die verbrande notitieboekjes hebben gestaan? Misschien nog meer details, of eerdere versies van de romans, waar ik nu best iets aan zou hebben. En waarom vond opa het nodig om ze in het vuur te gooien? Lou had altijd aangenomen dat Constance zo lang tegen hem had lopen zeuren dat hij er niet meer tegen kon, en dat hij ze verbrand had omdat zij dat wilde. Maar nu bedacht ze dat er ook een andere reden voor zou kunnen zijn: misschien stonden er dingen in waarvan hij niet wilde dat zij ze las. Misschien wilde hij wel dat niemand ze ooit zou lezen. Dat was ook een intrigerende mogelijkheid.

De telefoon ging, en Lou sprong op om op te nemen. Het was net alsof ze uit een diepe slaap wakker werd. Ze schudde haar hoofd terwijl ze de hoorn van de haak pakte.

‘Hallo? Ben jij dat, Lou?’

‘Ja, met Lou. Harry?’

‘Ja… Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik je op je privénummer bel.’

‘Nee, tuurlijk niet.’ Hoe kwam hij aan haar nummer, vroeg Lou zich af, voor het tot haar doordrong dat hij dat natuurlijk uit haar personeelsdossier bij Cinnamon Hill had.

‘Ik vroeg me af of we misschien konden afspreken, voor je volgen de afspraak op kantoor… Ik moet iets vinden wat ik aan George Fuertes van Disney kan laten zien, want die komt volgende week. Ik heb een paar dingen op mijn misschien-stapeltje, en daar zou ik het graag even met jou over willen hebben, als dat kan.’

‘Tuurlijk.’ Dit was niet het moment om op te biechten dat ze helemaal vergeten was wat er ook weer op dat misschien-stapeltje terecht was gekomen. ‘Zal ik anders morgen naar kantoor komen? Hoe laat kun jij?’

‘Ik dacht dat het misschien beter was om het tijdens een etentje te bespreken. Heb jij donderdagavond al iets staan? Ik weet een leuk restaurant in Camden Town – dat is toch vlak bij waar jij woont?’

‘Ja, ja, dat klopt. Nou bedankt, Harry, hartstikke leuk.’

‘Mooi, ik kom je rond halfacht ophalen, oké?’

‘Ja, dat is prima.’

Er viel een stilte, en Lou vroeg zich af wat ze nu moest zeggen. ‘Ik verheug me erop.’

‘Ik ook, tot dan!’

En hij hing op. Ze ging aan tafel zitten en klapte haar laptop open. Terwijl ze op de automatische piloot op zoek ging naar het bestand van haar script, bleef ze malen over wat zij had gezegd, en over wat Harry had gezegd. Hij had haar mee uit gevraagd. Hij vond het een ‘goed idee’ om het tijdens een etentje te bespreken. Dat betekende dus dat hij met haar uit eten wilde, toch? Nee, dat hoefde natuurlijk helemaal niet. Het kon ook betekenen dat hij dit wilde afhandelen en dat hij verder geen tijd had om dat overdag te doen, op kantoor. Dit deed hij gewoon omdat het hem zo beter uitkwam. Maar hij zei dat hij zich er ook op verheugde. Dat was vast omdat zij dat eerst zelf had gezegd… O god, dacht Lou, straks ben ik veel te happig geweest…

Ze wilde nog wat werken, maar Harry's telefoontje had haar van haar stuk gebracht. Ze voelde zich… Ze had eigenlijk geen idee hoe ze zich voelde. In de war. Bezorgd. Maar waar zou ze zich zorgen om moeten maken? Dat Harry haar echt leuk vond, daarom. Wat nou al hij dit als een date beschouwde? Als een eerste stap om dichter bij haar te komen? Zou dat zo zijn? En als het zo was, hoe zou zij dan reageren? Ik vind Harry heel leuk, dacht ze. Hij is aardig en hij ziet er goed uit, dus waarom raak ik dan zo in paniek bij de gedachte dat hij me aanraakt? Dat überhaupt iemand me aanraakt? Ze vond het vreselijk dat ze zo was geworden en dat ze altijd zo zou blijven. Dat kon toch niet? Ze zou er uiteindelijk heus wel weer overheen komen, dat moest wel. Ze wist best dat niet alle mannen waren zoals Ray, maar dat hielp niks. Sinds hij bij haar weg was gegaan, was ze nog een paar keer uit geweest met mannen die heel aardig en lief en niet-bedreigend leken. Ze viel niet meer op foute mannen, en ze had een radar ontwikkeld waarmee ze die op een kilometer afstand kon zien aankomen. Maar toch, zodra een relatie lichamelijk dreigde te worden, trok ze het niet meer en duwde ze de man in kwestie – soms letterlijk – zo ver mogelijk van zich af. Dat kan ik echt heel goed, mannen van me afduwen, dacht ze. De tranen sprongen haar in de ogen, terwijl ze naar het scherm staarde en zich afvroeg hoelang het zou duren voor ze weer normaal werd. Hoe zou ze het vinden om door Harry gekust te worden? Ze had geen idee. Ze voelde zich wel tot hem aangetrokken, en het idee stond haar wel aan, maar ze vroeg zich af of het haar zou lukken hem toe te laten.

Ze opende het bestand en probeerde haar aandacht bij haar werk te houden. Wat een onzin was dit allemaal, zeg. Harry wilde natuurlijk alleen maar eten en over die filmscripts praten, en meer niet. Dus ik ben niet alleen dom, ik ben nog verwaand ook. Wie zou jou nou ook willen kussen? Ga nou maar gewoon aan het werk, en denk nou maar niet meer aan die Harry Lang.