1
Christenen geven toe
Dr. W. Graham Scroggie van het “Moody Bible Institute” in Chicago, één van de meest prestigieuze christelijke Evangelische missies ter wereld, geeft als antwoord op de vraag “is de Bijbel het woord van God?” (wat ook de titel van zijn boek is), het volgende antwoord:
“Ja, de Bijbel is menselijk, hoewel sommigen, vanuit een ijver die niet overeenstemt met kennis (d.w.z. uit onwetendheid), dit hebben ontkend. Deze boeken (= de Bijbel) zijn door de gedachten van mensen gegaan, zijn in mensentaal geschreven, zijn opgeschreven door mensenhanden, en herbergen in hun stijl de menselijke kenmerken.”
Een andere grote christelijke geleerde, Kenneth Cragg, de Anglicaanse bisschop van al-Qoeds (= Jeruzalem), zegt op pagina 277 van zijn boek The Call of the Minaret: “Zo niet het geval met het Nieuwe Testament (d.w.z. in tegenstelling tot de Qor-aan-vertaling). Daar vindt men condensatie en bewerking (een ander woord voor tussenvoegen); er is keuze, reproductie en getuige. Het evangelie is door de gedachten van de kerk achter de schrijvers gekomen. Zij vertegenwoordigen (mystieke) ervaring en geschiedenis.”
Als woorden enige betekenis hebben, hoeven we dan nog enig ander woord van commentaar toe te voegen om onze zaak te bewijzen? Nee! Maar de professionele propagandisten hebben, na uit de school te hebben geklapt, nog steeds de onbeschaamdheid om hun lezers proberen te laten geloven dat zij zonder de minste twijfel hebben bewezen dat de Bijbel “het onbetwiste Woord van God” is. Hun semantische gymnastiek (dubbelzinnig spreken en spelen met woorden) is verbazingwekkend!
Deze beide godsdienstgeleerden vertellen ons in de duidelijkste taal die voor mensen mogelijk is, dat de Bijbel menselijk handwerk is, al die tijd doende alsof zij het tegenovergestelde bewijzen. Er bestaat een oud Arabisch spreekwoord dat zegt: “Als zo de priesters zijn, God zegen de (kerk) gemeente.”
Met dit soort kletspraat zijn de fanatieke evangelist en de Bijbelbonker “geïnspireerd” om de “heidenen” lastig te vallen. Een theologiestudent (een nog niet bekwame jonge evangelist) van de Universiteit van Witwatersrand, werd een frequente bezoeker van de Newtown-Moskee in Johannesburg, met de “nobele” gedachte te “getuigen” tot de leden van zijn kerkgemeente. Toen ik aan hem werd voorgesteld (en achter zijn bedoeling was gekomen), nodigde ik hem uit mee te gaan lunchen in de woning van mijn broer, op een steenworp afstand van de Moskee. Terwijl we aan tafel discussieerden over de authenticiteit van de Bijbel, en ik zijn halsstarrige dogmatisme voelde, liet ik een proefballon op: “Jouw Professor Geyser (het hoofd van de Theologiefaculteit) gelooft niet dat de Bijbel het Woord van God is.” Zonder ook maar de geringste verbazing antwoordde hij: “Dat weet ik.” Nu had ik persoonlijk geen kennis over de Professor’s opvatting over de Bijbel. Dat veronderstelde ik alleen uit een dispuut dat rond hem woedde over de “Goddelijkheid van Christus.” Hij had over dit punt enkele jaren daarvoor de strijd aangebonden met de orthodoxe gelovigen. Ik ging verder, en zei: “Jouw lector gelooft niet dat de Bijbel het Woord van God is.”
De jonge evangelist antwoordde opnieuw met: “Dat weet ik,” maar ging deze keer verder met de woorden: “Maar ik geloof dat het God’s Woord is!” Er is geen remedie voor zulke mensen.
Zelfs Jezus (vrede zij met hem) betreurde deze ziekte: “…Omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen.” (Matteüs 13:13)
De Qor-aan, het Heilige Boek van Allah de Verhevene, veroordeelt deze koppige mentaliteit ook: “(Zij zijn) doof, stom en blind (van hart), daarom keren zij niet terug (naar het Rechte Pad).” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 18.]
Deze (volgende) bladzijden zijn nu gericht aan die oprechte nederige zielen die echt geïnteresseerd zijn in de zoektocht naar het Licht van God, en die erdoor wensen te worden geleid. Wat betreft de anderen, met een ziekte in hun zielen, voor hen kunnen de feiten die in dit boekje gepresenteerd worden, alleen maar de ziekte van hun harten verergeren.