Hoofdstuk 16

'Je vriendje gevonden?' informeerde Mr. Dakin.
Victoria knikte instemmend.
'Nog wat anders ontdekt?'
Victoria schudde wat droef van nee.
'Kom, laat je daardoor niet ontmoedigen. Ik had er ook heus niet op gerekend, dat je de eerste beste keer al succes zou hebben.'
'Edward kan me aan een baantje helpen bij De Olijftak. Daar schijnen ze iets meer te weten van Anna Scheele.'
'Wel, dat is heel belangrijk, Victoria. Hoe ben je daarachter gekomen?'
Victoria herhaalde wat Edward haar verteld had over een opmerking van Catherine, dat zij wel zouden kunnen inpakken wanneer Anna Scheele kwam, want die zou dan de lakens uitdelen.
'Dat is inderdaad interessant,' zei Mr. Dakin nogmaals.
'Wie is die Anna Scheele?' vroeg Victoria. 'Ik bedoel, u zult toch wel iets van haar afweten? Of is ze niet meer dan een naam voor u?'
'Ze is inderdaad wel iets meer dan een naam. Zij is prive-secretaresse van een Amerikaanse bankier van internationale betekenis. Ze is een dag of tien geleden van New York naar Londen gevlogen en sindsdien spoorloos verdwenen.'
'Alleen maar verdwenen? Of waarschijnlijk ook al vermoord?'
'Ze is in elk geval nog niet gevonden.'
'Dus ze zou ook vermoord kunnen zijn!'
'Ja... dat zou kunnen.'
'Was zij ook al op weg naar Bagdad?'
'Geen idee van. Maar uit de opmerking van die Catherine zou je afleiden van wel. Maar als je daar bij De Olijftak gaat werken, zou ik je nog eens op het hart willen binden extra voorzichtig te zijn, Victoria. De organisatie waarmee we te maken hebben, is volstrekt meedogenloos. Ik zou je liever niet uit de Tigris zien ophalen, begrijp je?'
Victoria huiverde en voegde er zachtjes aan toe: 'Net als Sir Rupert Crofton Lee. Weet u, die morgen hier in het hotel vond ik iets vreemd aan hem, maar ik zou op het ogenblik niet meer kunnen
zeggen wat.'
'In welk opzicht iets vreemds?'
'Ja, iets anders dan anders.'
In antwoord op zijn doordringende blik schudde zij vol ergernis haar hoofd. 'Het schiet me wel weer te binnen. Hoe het ook zij, heel veel komt het er ook niet meer op aan!'
'Alles kan van betekenis blijken.'
'Als Edward een baan voor me vindt, zei hij, dan moet ik net als de andere meisjes in een pension gaan wonen of ergens als betalend logee, maar in geen geval hier blijven.'
'Het zou ook minder gauw tot gissingen aanleiding geven. De hotels in Bagdad zijn peperduur. Dat vriendje van je staat met z'n beide benen op de grond.'
'Wilde u eens met hem kennismaken?'
Dakin schudde krachtig het hoofd. 'Nee, zeg hem maar dat hij bij mij uit de buurt moet blijven. Jij bent nu eenmaal door die geschiedenis met Carmichael onder verdenking geraakt.'
'Ik wou u vragen,' hernam Victoria, 'of u weet wie Carmichael die doodsteek heeft toegebracht. Iemand, die hem tot hier achtervolgd heeft?'
'Nee,' antwoordde Dakin voorzichtig. 'Dat kon onmogelijk.'
'Waarom niet?'
'Hij is hier gekomen in een goefa - een inlands vaartuig - en werd niet achtervolgd. Dat weten we, doordat een van ons bij de rivier op wacht heeft gestaan.'
'Dan moet het iemand in het hotel zijn geweest!' verkondigde Victoria.
'Ja, Victoria. Maar wat meer zegt: iemand in een zeer bepaalde vleugel van dit hotel, want ik heb persoonlijk de trap in het oog gehouden. En er is niemand boven gekomen.'
Hij sloeg haar nauwlettend gade en vervolgde rustig: 'Dat laat slechts enkele mogelijkheden open. Jij en ik en Mrs. Cardew Trench en Marcus met z'n zuster. Een stel bedienden, dat al jaren in dienst is. Iemand uit Kirkoek, Harrison heet-ie, die gunstig bekend staat. Een verpleegster uit het Israelitisch ziekenhuis... allemaal mensen die om een en dezelfde reden buiten verdenking blijven.'
'Wat is die reden dan?'
'Carmichael was volkomen op zijn hoede. Hij wist, dat hij het einddoel van de reis bereikt had en bezat een feilloos instinct voor gevaar. Hoe zou dat hem in de steek hebben gelaten?'
'De politie, die achter hem aankwam...' begon Victoria.
'O, die kwam van de straat... en na hem. Die moeten een waarschuwing hebben gekregen. Maar die hebben hem de dolkstoot niet toegebracht. Dat moet dus gedaan zijn door iemand die Carmichael kende, vertrouwde. Wist ik maar...'
Het leveren van een prestatie brengt een heel eigen bevrediging met zich mee. Het arriveren in Bagdad, het vinden van Edward, het doordringen tot de geheimen van De Olijftak leken niet meer dan een begin te zijn geweest. Nu Victoria die doelen had bereikt, vroeg ze zich soms af wat ze in vredesnaam aan het doen was. De betovering van het weerzien met Edward was er geweest en was weer verdwenen. Ze hield van hem en hij hield van haar. Meestal werkten zij samen onder hetzelfde dak, maar als je er nuchter over nadacht, wat was ze dan eigenlijk begonnen?
Edward had het klaargespeeld haar een schriel betaald baantje bij deze wonderlijke, idealistische organisatie te bezorgen en nu zat ze het grootste deel van de tijd in een benauwd en donker kamertje, bij elektrisch licht, programma's uit te tikken van de suikerzoete werkzaamheden van De Olijftak. Edward had het gevoel dat er iets mis was met De Olijftak en Mr. Dakin leek het daarmee eens te zijn. Zij, Victoria, was daar om te achterhalen wat ze kon, maar voor zover ze kon zien, viel er niets te achterhalen! De activiteiten van De Olijftak leken alleen het doel te hebben de internationale vrede te bewerkstelligen.
Allerlei bijeenkomsten, waarbij limonade werd geschonken en Victoria de gasten mede moest ontvangen, dienden de goede verstandhouding te bevorderen tussen de meest uiteenlopende nationaliteiten, die elkaar boos zaten aan te kijken bij het verzwelgen van de consumpties.
Er waren allerlei jongelui met een bruine huidskleur die haar druk het hof maakten of haar boeken te leen gaven, die zij doorkeek en hopeloos vervelend vond. Victoria was nu uit het Tio weg en woonde, met enkele andere werkende meisjes van verschillende nationaliteit, op de westelijke oever van de Tigris. Hiertoe behoorde ook Catherine.
Victoria verdacht haar ervan, dat zij haar vol wantrouwen gadesloeg, maar ze wist niet of dat nu kwam doordat ze in Victoria een spionne vermoedde dan wel een ernstige rivale bij Edward. Dat laatste zou het wel zijn, dacht Victoria. Want het was gauw genoeg bekend geworden dat ze haar betrekking aan Edward te danken had gehad en verscheidene paren donkere ogen keken haar afgunstig aan, zonder iets van de zusterlijke naastenliefde die de meisjes moesten propageren.
Dat kwam, bedacht Victoria terneergeslagen, omdat Edward een veel te charmante jongen was. Alle meisjes waren dol op hem en zijn vriendelijke manier van doen tegenover ieder van hen maakte het allemaal nog erger. Victoria en Edward hadden afgesproken op geen enkele manier te laten merken dat er een speciale, intieme relatie tussen hen bestond. Als ze iets wilden achterhalen dat de moeite van het ontdekken waard was, moesten ze er niet van worden verdacht samen te werken. Edward gedroeg zich tegenover haar net zoals tegenover alle andere jonge vrouwen, alleen wel wat koeler.
Hoewel De Olijftak op zich zo onopvallend leek, had Victoria het stellige gevoel dat de leider en stichter tot een andere categorie behoorde. De blik van doctor Rathbone bleef soms zo nadenkend op haar rusten dat ze iets als angst voelde.
Toen ze een keer door hem was ontboden omdat ze een typefout moest uitleggen, had hij haar wat langer aangekeken.
'Ik hoop dat u het prettig vindt voor ons te werken,' zei hij.
'O ja, ik vind het heel prettig werk. Ik vind het alleen jammer dat ik zoveel fouten maak.'
'Dat nemen wij u niet kwalijk. Een zielloos instrument kunnen wij voor ons doel niet gebruiken. Wat we nodig hebben is jeugd, onbaatzuchtigheid en een onbevangen blik.'
Victoria probeerde de daarbij passende houding aan te nemen.
'U moet liefde voelen voor het werk... vertrouwen stellen in de perspectieven die het opent... Heb je dat wel, meisjelief?'
'Het is nog allemaal zo nieuw voor me,' gaf Victoria ten antwoord. 'Ik heb het nog niet voldoende verwerkt.'
'U moet zich er een mee voelen, jonge mensen moeten zich aaneensluiten. Daar gaat het om. Geniet u van de kameraadschapsavonden met vrije gedachtewisseling?'
'O ja!' loog Victoria. Ze vond ze onuitstaanbaar.
'Overeenstemming, geen tweedracht - gemeenschap, geen haat. Langzaam maar zeker groeit dat. Dat voel je toch?'
Victoria dacht aan de eindeloze jaloezietjes, de onderlinge antipathieen, de voortdurende ruzies, de gekwetste gevoelens, de excuses die werden geeist, en wist nauwelijks wat ze moest zeggen om aan het verwachtingspatroon te beantwoorden.
'Soms zijn de mensen erg moeilijk voor elkaar,' waagde Victoria op te merken.
'Dat weet ik, dat weet ik...' zuchtte doctor Rathbone. Zijn edel gewelfd voorhoofd vulde zich met rimpels. 'Wat hoor ik? Zijn Michael Rakoenian en Isaac Nahoum gaan vechten?'
'Ze hadden onenigheid met elkaar,' bevestigde Victoria.
'Geduld en geloof,' zei Rathbone zachtjes. 'Geduld en geloof.'
Victoria mompelde een beleefde instemming en draaide zich om. Toen bedacht ze zich plotseling dat ze haar typewerk op zijn bureau had laten liggen. Zij keerde op haar schreden terug.
De blik die zij toen uit doctor Rathbones ogen opving, verontrustte haar. Het was een doordringende, argwanende blik en zij begreep plotseling hoe voorzichtig zij moest zijn. Wat zou doctor Rathbone in zijn hart eigenlijk van haar denken?
De instructies die Mr. Dakin haar had gegeven, waren zeer nauwkeurig geweest. Als ze hem iets te melden had, moest ze zich aan bepaalde regels houden. Hij had haar een oude, verkleurde roze zakdoek gegeven. Indien ze een bericht voor hem had, moest ze tegen zonsondergang langs de rivier gaan wandelen, zoals ze dat zo vaak in de buurt van haar tijdelijke onderkomen deed. Langs de voorkant van de huizen liep een smal pad met een lengte van zo'n vierhonderd meter. Op een plaats leidde een grote trap naar de waterkant en daar lagen bij de oever voortdurend boten afgemeerd. In een van de houten palen bovenaan zat een roestige spijker. Daar moest ze een klein stukje van haar roze zakdoek aan vastzetten als ze Dakin wilde spreken. Tot dusver, dacht Victoria bitter, was dat nog niet een keer nodig geweest. Ze deed saai werk en werd daar slecht voor betaald. Edward zag ze slechts zelden, omdat hij door doctor Rathbone altijd naar afgelegen plaatsen werd gestuurd. Op dit moment was hij net terug uit Perzie. Tijdens zijn afwezigheid had ze slechts een en bovendien een nogal onbevredigend gesprek met Dakin gehad. Ze had opdracht gekregen naar het Hotel Tio te gaan en te vragen of ze daar een vestje had laten hangen. Toen daar negatief op was gereageerd, was Marcus verschenen. Hij had haar meteen meegenomen naar het terras om iets te drinken. In die tussentijd was Dakin vanaf de straat hun kant op gekomen en toen had Marcus hem geroepen. Hij had zich bij hen gevoegd en terwijl hij limonade zat te drinken, was Marcus weggeroepen en zaten ze aan een klein tafeltje tegenover elkaar.
Nogal verontrust bekende Victoria dat ze totaal geen succes had geboekt, maar Dakin reageerde geruststellend.
'Mijn beste kind, je weet niet eens waarnaar je op zoek bent en zelfs niet of er wel iets te vinden is. Hoe luidt in grote lijnen jouw mening over De Olijftak?'
'Een heel vage organisatie,' zei Victoria langzaam.
'Vaag? Ja, dat klopt wel. Maar is er sprake van zwendelpraktijken?'
'Dat weet ik niet. Mensen vallen vaak volledig voor het idee van cultuur, als u begrijpt wat ik bedoel.'
'Je bedoelt dat niemand geneigd is een serieus onderzoek naar een organisatie in te stellen als die zich met de cultuur bezighoudt, anders dan wanneer het om een liefdadigheidsinstelling of een financieel instituut zou gaan? Dat is waar en ik twijfel er niet aan dat je daar gemeend enthousiasme kunt aantreffen. Maar wordt de organisatie misbruikt?'
'Ik denk dat er heel wat communistische activiteiten gaande zijn,' zei Victoria weifelend. 'Edward denkt dat ook. Hij laat me Karl Marx lezen en heeft me gevraagd dat boek rond te laten slingeren om te kijken hoe daarop wordt gereageerd.'
Dakin knikte. 'Interessant. Heeft het tot dusver iemand al een reactie ontlokt?'
'Nee, nog niet.'
'Hoe zit het met Rathbone? Is hij rechtdoorzee?'
'Ik denk dat hij...' Victoria weifelde en maakte haar zin niet af.
'Je moet weten dat hij degene is over wie ik me zorgen maak,' zei Dakin. 'Hij is een belangrijk figuur. Stel dat er sprake is van een communistisch complot. Studenten en jonge revolutionairen hebben maar een heel kleine kans om met de president in contact te komen. De politie is alert op bommen die op straat naar hem kunnen worden gegooid. Maar Rathbone is een ander geval. Hij is een hooggeplaatst persoon, een man die veel goeds voor de maatschappij heeft gedaan. Hij zou dicht bij de verheven bezoekers in de buurt kunnen komen en waarschijnlijk zal dat ook gebeuren. Ik zou graag wat meer over Rathbone willen weten.'
Ja, dacht Victoria, het draait allemaal om Rathbone. Toen ze Edward weken geleden in Londen voor het eerst had ontmoet en hij had gezegd dat er een luchtje aan de zaak zat, had hij op zijn werkgever gedoeld. Victoria kwam opeens tot de conclusie dat er iets moest zijn gebeurd of gezegd waardoor Edward zich ongemakkelijk was gaan voelen. Want zo werkte de menselijke geest volgens haar. Vage twijfels of wantrouwen hadden altijd een oorzaak. Ze zou Edward moeten vragen in gedachten in de tijd terug te gaan, in de hoop dat hij zich iets zou herinneren. Misschien zouden ze dan samen het feit of het voorval dat zijn achterdocht had gewekt, kunnen achterhalen. Op diezelfde manier, dacht Victoria, moest zij proberen zich te herinneren wat haar zo had verbaasd toen ze in het Hotel Tio het balkon op was gelopen en Sir Rupert Crofton Lee in de zon had zien zitten. Het was waar dat ze had verwacht dat hij op de ambassade zou zijn en niet in het hotel, maar dat was geen afdoende verklaring voor haar stellige indruk dat het feit dat hij daar zat, volstrekt onmogelijk was! Ze zou de gebeurtenissen van die morgen in gedachten telkens weer de revue moeten laten passeren en Edward moest ertoe worden overgehaald hetzelfde te doen ten aanzien van de tijd toen hij doctor Rathbone net had leren kennen. Dat zou ze tegen hem zeggen zodra ze hem weer onder vier ogen kon spreken. Dat laatste liet zich echter niet zo gemakkelijk realiseren. Om te beginnen was hij in Perzie geweest en nu hij terug was, waren gesprekken onder vier ogen bij De Olijftak onmogelijk, want de slogan van de laatste oorlog ('Les oreilles ennemies vous ecoutent') hadden ze daar wel op alle muren kunnen aanbrengen. In het Armeense huishouden waar ze als betalende gast logeerde, was privacy al even onmogelijk. Eigenlijk krijg ik Edward zo weinig te zien dat ik net zo goed in Engeland had kunnen blijven, dacht Victoria.
Dat dat niet helemaal waar was, werd heel kort daarna bewezen.
Edward kwam naar haar toe met een paar vellen van een manuscript en zei: 'Doctor Rathbone vraagt of je dit dadelijk met een paar doorslagen wilt tikken, Victoria. Let vooral op de tweede bladzijde. Er staan een paar lastige Arabische eigennamen op.'
Victoria ging dadelijk met haar bekende voortvarendheid aan het werk. Het handschrift van doctor Rathbone was ditmaal nogal duidelijk en Victoria wenste zichzelf al geluk, dat ze weinig fouten had gemaakt op de eerste bladzij. Toen ze het tweede velletje voor zich nam, ontdekte ze ineens Edwards bedoeling met zijn aanwijzing om hier vooral goed uit haar ogen te kijken.
In kleine lettertjes had hij er met potlood boven gezet: 'Ga morgenochtend om een uur of elf langs de Tigris wandelen voorbij de Beit Melek Ali.'
De volgende dag was vrijdag, de wekelijkse vrije dag. Victoria's neerslachtige stemming van de laatste weken was als bij toverslag geweken. Ze zou haar lichtgroene pullover maar aantrekken. Maar eigenlijk moest ze haar haar ook eens laten wassen. 'Ja, dat is werkelijk nodig!' zei ze zachtjes.
'Wat zeg je?' vroeg Catherine achterdochtig van achter een stapel circulaires.
Victoria verfrommelde snel Edwards briefje en zei luchtig: 'Ik moet mijn haar laten wassen, maar de meeste kapsalons zien er zo verschrikkelijk smerig uit. Ik weet niet welke ik moet nemen.'
'Ze zijn inderdaad smerig en duur. Maar ik ken een meisje dat je haar heel goed kan doen en schone handdoeken heeft. Ik zal je daarheen brengen.'
'Dat is erg aardig van je, Catherine,' zei Victoria.
'Dan gaan we er morgen heen, want dat is een vrije dag.'
'Nee, morgen niet,' antwoordde Victoria.
'Waarom morgen niet?' Een achterdochtige blik vergezelde de vraag en Victoria voelde al haar antipathie voor Catherine weer boven komen.
'Ik heb behoefte eens flink te gaan wandelen. Frisse lucht heb je nodig, als je hier de hele dag in zo'n donker kantoortje moet zitten.'
'In Bagdad kun je nergens heen!'
'O, ik vind wel wat,' beweerde Victoria.
'Je kunt veel beter naar de bioscoop gaan. Er is ook een interessante lezing.'
'O nee, laat mij maar eens gaan wandelen. Dat doe ik thuis ook altijd.'
'Omdat je een Engelse bent, ben je zo trots en zo stijf. Wat betekent het om een Engelse te zijn? Vrijwel niets. Hier spugen we op de Engelsen.'
'Als je op mij gaat spugen, staat je een verrassing te wachten,' zei Victoria, die zich zoals gewoonlijk verbaasde over het gemak waarmee ze hartstochtelijk boos op De Olijftak leek te kunnen worden.
'Wat zou je dan doen?'
'Wacht maar eens af.'
'Waarom lees je Karl Marx? Daar kun je niets van begrijpen, want daar ben je te stom voor. Denk je dat ze jou ooit zouden accepteren als lid van de Communistische Partij? Daar ben je in politiek opzicht niet goed genoeg voor opgevoed.'
'Waarom zou ik het werk van die man niet lezen? Het was bedoeld voor mensen zoals ik. Arbeiders.'
'Jij bent geen arbeidster. Je behoort tot de bourgeoisie. Je kunt niet eens goed typen. Kijk maar naar de fouten die je maakt.'
'Een aantal van de allerslimste mensen kan niet spellen,' zei Victoria waardig. 'En hoe kan ik werken als jij aldoor tegen me blijft praten?'
Ze ratelde haar typewerk af en bracht het resultaat naar doctor Rathbone. Deze keek het door. 'Shiraz ligt in Iran niet in Irak en wij schrijven het niet met een q... Maar ik dank je wel, Victoria!'
Toen Victoria bij de deur was vroeg hij: 'Heb je het hier wel naar je zin, Victoria?'
'O ja, doctor Rathbone.'
Zijn donkere ogen keken haar ernstig vorsend van onder zijn zware wenkbrauwen aan. Victoria voelde zich niet op haar gemak.
'Het spijt me, dat we je niet meer kunnen betalen.'
'Dat hindert niet,' antwoordde Victoria. 'Ik werk hier graag.'
'Meen je dat werkelijk?'
'Jazeker. Je voelt dat je meewerkt aan iets dat van groot belang kan zijn.'
Haar heldere blik beantwoordde onbeschroomd de zijne.
'Ik weet anders dat er hier in Bagdad een groot tekort aan stenotypistes bestaat, zodat je gemakkelijk elders een beter betaalde betrekking zou kunnen krijgen. Daaraan zou ik je tenminste wel kunnen helpen.'
'Maar ik wil hier helemaal niet weg.'
'Het zou anders wel eens verstandiger kunnen zijn.'
'Verstandiger?' herhaalde Victoria, een beetje weifelend.
'Ja, het is een waarschuwing... een goede raad van me.'
Victoria zette grote ogen op. 'Ik begrijp u heus niet, doctor Rathbone.'
'Ik bedoel,' hernam hij, 'dat het soms beter is je neus niet te steken in dingen die je niet begrijpt.'
Hieruit sprak een duidelijk dreigement, dacht Victoria, maar zij slaagde erin poeslief naar hem te blijven kijken.
'Waarom ben je eigenlijk hier bij ons gekomen, Victoria? Alleen om Edward?'
Nu kreeg zij een kleur van boosheid. 'Natuurlijk niet,' gaf ze bits
ten antwoord. Ze had nu hevig het land.
Doctor Rathbone ging op vaderlijke toon tegen Victoria voort: 'Edward staat nog pas aan het begin van zijn loopbaan, moet je denken. Het zal nog jaren duren, voordat hij een positie heeft waarin hij iets voor je kan betekenen. Ik zou Edward dus uit m'n gedachten zetten, als ik jou was. En, zoals ik al zei, er zijn hier heel wat beter betaalde betrekkingen te krijgen voor een meisje als jij. Met goede vooruitzichten. En waar je ook beter op je plaats zult zijn dan hier.'
Hij bleef haar onderzoekend aankijken. Stelde hij haar op de proef? vroeg ze zich af. Met geforceerde geestdrift herhaalde ze nog eens: 'O, maar ik ben juist erg op dit werk voor De Olijftak gesteld, doctor Rathbone.'
Hij haalde z'n schouders eens op en zij ging weg, met het gevoel dat zijn ogen in haar rug boorden.
Het gesprek had haar lichtelijk van streek gemaakt. Had iets zijn achterdocht gewekt? Vermoedde hij dat ze als een spionne voor De Olijftak was gaan werken om de geheimen daarvan te achterhalen? Zijn stem en manier van doen hadden haar een onaangenaam angstig gevoel gegeven. Zijn suggestie dat ze hierheen was gekomen om bij Edward in de buurt te zijn, had haar destijds boos gemaakt en ze had dat krachtig ontkend. Maar nu besefte ze dat het oneindig veel veiliger zou zijn als doctor Rathbone dacht dat ze omwille van Edward naar De Olijftak was gekomen dan wanneer hij er ook maar een idee van had dat Mr. Dakin hierbij was betrokken. In elk geval dacht doctor Rathbone door dat idiote blozen van haar waarschijnlijk dat het om Edward ging en daardoor was alles op zijn pootjes terechtgekomen.
Toch viel ze die avond een beetje bang in slaap.