Hoofdstuk 7
Hier stond ze dan eindelijk in het volle leven, dacht Victoria.
Op het passagebureau van de British Overseas Airlines Company
galmde een stem uit alle luidsprekers. Als een toverspreuk klonk
het haar in de oren: 'Passagiers voor Cairo, Bagdad en Teheran...
allen instappen in de gereedstaande autobus, alstublieft!'
Tovernamen, toverwoorden... Doch blijkbaar zonder enige
fascinerende bekoring voor Mrs. Hamilton Clipp, die, voor zover
Victoria had kunnen nagaan, het grootste deel van haar leven weinig
anders had gedaan dan overstappen van schepen op vliegmachines en
vandaar op treinen, met zo nu en dan een tussenpoos in dure
hotels.
Maar voor Victoria was het een wonderbaarlijke afwisseling van de
eentonige sleur van: 'Wilt u even opnemen, miss Jones? Die brief
zit vol fouten... moet u overtikken, miss Jones... Het water kookt,
kind, toe zeg, zet eens even thee!' Stel je voor! Cairo...
Bagdad... Teheran... al die romantiek van het mysterieuze Oosten...
en dan Edward tot slot en besluit!
Maar Victoria kwam weer op aarde terug door de eindeloze
woordenvloed van haar werkgeefster, die zij langzamerhand als een
spraakwaterval was gaan beschouwen. 'Wil je wel geloven, dat alles
er even vuil is? Ik ben altijd uiterst kieskeurig, wanneer het mijn
eten betreft. Maar je hebt geen idee, kind, hoe smerig de straten
zijn... en die bazaars! En hoe onhygienisch die mensen leven! Hun
toiletgelegenheden... niet te beschrijven... de naam is trouwens
volkomen misplaatst!'
Victoria luisterde plichtsgetrouw naar de zwartste schilderingen,
zonder een moment haar rooskleurige visie te verliezen. Toen de bus
op Heathrow aankwam, hielp zij Mrs. Clipp met alles.
Zij hanteerde het geld, alle passagebiljetten, de
paspoorten...
'Het is echt een hele troost je bij me te hebben,' zei de dame. 'Ik
zou niet hebben geweten wat ik moest doen als ik in mijn eentje had
moeten reizen.'
Reizen per vliegtuig, dacht Victoria, leek wel wat op een
schoolreisje. Aardige maar vastberaden leraren stonden klaar om je
overal te begeleiden. In een keurig uniform gestoken stewardessen
die net deden alsof ze gouvernantes waren die met zwakzinnige
kinderen te maken hadden, legden vriendelijk uit wat je moest doen.
Victoria verwachtte bijna dat ze al hun opmerkingen vooraf zouden
laten gaan met een: 'Nu moeten jullie goed naar me luisteren,
kinderen.'
Vermoeid ogende jongemannen achter balies staken traag hun hand uit
om paspoorten te controleren en te informeren naar geld en juwelen.
Ze slaagden erin degenen die werden ondervraagd een schuldig gevoel
te geven. Victoria, die van nature gemakkelijk beinvloedbaar was,
kreeg opeens het verlangen haar enige simpele broche te beschrijven
als een tiara met diamanten met een waarde van tienduizend pond,
gewoon om te zien hoe de verveeld kijkende jongeman daarop zou
reageren. Gedachten aan Edward weerhielden haar daarvan.
Ze kwamen zonder problemen door de douane en namen plaats in een
grote ruimte met uitzicht op het vliegveld. Buiten zorgde het
geraas van een vliegtuigmotor waarvan het toerental werd opgevoerd,
voor passende achtergrondgeluiden. Mrs. Hamilton Clipp was nu
gelukzalig commentaar aan het leveren op hun medereizigers.
'O, kijk, wat een schatten van kinderen!' kirde Mrs. Clipp. 'Maar
wat een last daarmee op reis te moeten gaan. De moeder draagt een
keurig gesneden tailleur... ze ziet er vermoeid uit... geen
wonder.'
'Wat is dat een verbazend knappe man, zie je die... vast een
Italiaan, een Zuid-Amerikaan. Maar kijk me daar eens, wat een
bespottelijk grote ruiten... Natuurlijk een zakenman,' ratelde Mrs.
Clipp.
'En daar... dat zijn Perzen of Turken... dat kun je zo zien. Ik zie
helemaal geen Amerikanen. O ja, natuurlijk, die nemen de clipper
van de Pan American... Die drie mannen staan natuurlijk over
petroleum te praten.
Ik vind het altijd zo prettig de mensen eens aan te kijken... 't Is
toch ook niet meer dan natuurlijk, dat je je voor je medemensen
interesseert! Zou je ook niet denken, dat die bontjas drieduizend
dollar heeft gekost?'
Mrs. Clipp zuchtte diep. Toen ze haar omgeving naar waarde had
getaxeerd, werd ze ongeduldig. 'Waar wachten we nu eigenlijk op?
Dat zou ik wel eens willen weten... De machine staat klaar... Ze
houden zich niet aan de vertrekuren!'
'Wil ik u een kopje koffie laten brengen, mevrouw?' vroeg
Victoria.
'O nee, dank je, kind. Ik heb al koffie gedronken voor we
weggingen... en m'n maag is altijd even in de war als ik ga
vliegen. Maar waar zitten we nu nog op te wachten?'
De vraag was nog niet over haar lippen of ze kreeg het antwoord
erop. De deur van de douane vloog namelijk open en een grote
mannenfiguur stoof als een wervelwind naar binnen. Hoge ambtenaren
van de BOAC vergezelden hem. Twee valiezen werden hem door beambten
achterna gedragen.
Mrs. Clipp was onmiddellijk een en al belangstelling. 'Vast 'n hoge
Piet,' was zij van mening.
'Dat vindt-ie zelf ook,' zei Victoria.
Inderdaad was aan deze laatkomer effectbejag niet geheel en al
vreemd. Hij droeg een lange, donkergrijze reisjas met een capuchon
op zijn rug. Een breedgerande, lichtgrijze vilthoed dekte zijn
grijze gekrulde haren, die hij tamelijk lang droeg. Een pracht van
een zilvergrijze snor met opgedraaide punten sierde zijn bovenlip.
Hij leek het meest op een toneel-bandiet. Victoria, die een hekel
had aan theatrale pose, keek hem misprijzend aan.
De lui van de luchtvaartmaatschappij vloeiden over van
beleefdheid.
'Ja, Sir Rupert. Zeker, Sir Rupert. Het toestel staat op het punt
te vertrekken, Sir Rupert!'
Met een zwierige zwaai van zijn wijde mantel liep Sir Rupert de
deur naar de startbaan door, die met een klap achter hem
dichtviel.
'Sir Rupert,' mompelde Mrs. Clipp. 'Ik vraag me af wie hij kan
zijn.'
Victoria schudde haar hoofd, al had ze vaag het gevoel dat het
gezicht en het voorkomen van de man haar niet onbekend waren.
'Is het misschien een van jullie ministers?' informeerde Mrs.
Clipp.
'Dat lijkt me niet waarschijnlijk,' gaf Victoria ten antwoord. De
keren, dat zij leden van het kabinet had ontmoet in haar leven,
hadden ze er altijd hoogst bescheiden en ingetogen uitgezien.
Alleen op een spreekgestoelte namen zij een pompeuze, docerende
houding aan.
'Nu, dames en heren,' begon de vriendelijke bewaarschooljuffrouw,
'nu opgepast alstublieft, wij gaan vertrekken. Deze kant uit,
alstublieft! Nu zo vlug mogelijk allen instappen!'
Het leek er veel op of zij kleine kleuters waren, die de oudelui
nodeloos lang op zich hadden laten wachten. Als een reusachtige
leeuw stond de machine tevreden te brommen op het vliegveld.
Victoria hielp Mrs. Clipp in een stoel bij het raam. Zij zat dus
naast haar aan het gangpad. Toen zij de veiligheidsgordels hadden
vastgemaakt, merkte Victoria dat ze vlak achter de hoge Piet zat.
De deuren klapten dicht en met bulderende motoren taxiede het grote
toestel naar de startbaan.
'We gaan al,' juichte Victoria bij zichzelf. 'Ik ben toch wel een
tikje benauwd. Stel je voor... als we eens niet loskomen van de
grond met dat reuzengevaarte. Ik snap trouwens niet hoe dat
mogelijk is.'
Het leek een eeuw te duren. De motor brulde harder en harder,
gierde hoger en hoger. Kauwgum, suikerklontjes en watjes werden
naarstig rondgediend. De snelheid die de machine ontwikkelde nam
nog voortdurend toe.
We blijven op de grond. We zijn verloren! was het enige dat
Victoria denken kon.
Maar nu ging het werkelijk nog sneller... volkomen zonder
schokken... Zij zweefden los van de aarde.
Even later zag Victoria beneden zich de poppenhuisjes en
speelgoedautootjes... Kort daarna was het nog maar een landkaart
geworden.
Nu werden in het vliegtuig de gordels losgehaakt, sigaretten
opgestoken, boeken en tijdschriften opengeslagen. Victoria leefde
in een nieuwe wereld... een wereldje van slechts enkele vierkante
meters, met ruim twintig medebewoners. Daarbuiten was het
heelal.
Ze keek weer uit het raam en zag niets dan wolken onder zich,
dikke, gezellige, door de zon overgoten wattenwolken. Onder die
watten moest ver beneden de aarde liggen, de wereld zoals zij die
tot dusver gekend had.
Victoria deed haar best te verstaan wat Mrs. Clipp allemaal
beweerde. Ze haalde het laatste propje uit haar suizende oren en
luisterde aandachtig. Vlak voor haar kwam Sir Rupert overeind,
legde zijn grote vilthoed in het netje, trok de kap van zijn
reisjas over zijn hoofd en maakte zowaar aanstalten om te gaan
slapen. Wat een vent! dacht Victoria, die langzamerhand een
onberedeneerde afkeer van de man had gekregen.
Mrs. Clipp zat met een open tijdschrift op haar knieen. Zo nu en
dan kreeg Victoria een por van haar, als ze de bladzijde niet met
een hand kon omslaan.
Victoria keek eens om zich heen. Nu begreep ze, dat vliegen
eigenlijk stomvervelend was. Daarom begon ze ook maar in een
tijdschrift te kijken. De eerste grote annonce, die ze onder haar
neusje kreeg, luidde: 'Wenst u uw positie als stenotypiste
aanzienlijk te verbeteren?'
Ze rilde, klapte het tijdschrift dicht, leunde achterover en begon
van Edward te dromen...
In een stortregen landden zij op het vliegveld Castel Benito. Bij
de daling kreeg Victoria werkelijk even last van haar maag en zij
had al haar geestkracht nodig om haar werkgeefster ter zijde te
staan.
Door een stromende regen reden zij naar hun rustverblijf. De
imponerende Sir Rupert werd door een man in uniform met rode
epauletten afgehaald en in een dienstauto dadelijk naar de een of
andere aanzienlijke gastheer in Tripoli gereden.
Victoria was Mrs. Clipp behulpzaam bij het maken van haar toilet en
liet haar in peignoir op bed achter. Zelf ging zij voor het eten
ook nog even in haar kamer op bed liggen. Toen ze haar ogen sloot
was ze blij, dat ze de vloer niet langer op en neer zag gaan.
Een uurtje later werd ze verkwikt wakker en ging ze vol
opgewektheid Mrs. Clipp helpen. Na tafel raakte Mrs. Clipp in
gesprek met een paar medereizigers, en de man met het ruitjespak,
die het blijkbaar op Victoria begrepen had, wist haarfijn uit te
leggen hoe potloden werden gefabriceerd. Ze gingen vroeg naar hun
kamers, want de volgende dag zou het vliegtuig al om 5.30 uur in de
ochtend vertrekken.
'Nu hebben we eigenlijk niets van Tripoli gezien,' merkte Victoria
teleurgesteld op. 'Gaat dat altijd zo als je vliegt?'
'Ja, dat zei ik je al,' antwoordde Mrs. Clipp. 'Ik vind het louter
sadisme de mensen zo vroeg uit hun bed te jagen en ze daarna nog
een paar uur op het vliegveld te laten wachten. Eens op een keer
moesten we in Rome om halfvier ons bed uit. Om vier uur ontbijten.
Nou vraag ik je! En toen gingen we pas tegen acht uur de lucht in.
Maar toch is het een voordeel, zie je, want je komt zonder
onaangename avonturen vlug waar je wezen wilt.'
Victoria zuchtte eens. Zij had er graag wat avonturen voor over
gehad. Vooral wanneer je dan wat meer van de wereld zag.
'Die interessante man,' wist Mrs. Clipp, 'dat is nu de beroemde
ontdekkingsreiziger Sir Rupert Crofton Lee. Je hebt vast wel van
hem gehoord!'
Dat had Victoria inderdaad. Een paar maanden geleden hadden er
trouwens foto's van hem in allerlei kranten gestaan. Sir Rupert was
een specialist op het gebied van Midden-China en Tibet. Hij was in
Lhasa geweest en had allerlei onbekende streken van Koerdistan en
Klein-Azie doorkruist. Zijn boeken waren vol geest en pit
geschreven, zodat ze graag werden gelezen. Hij wist er zelf ook
heel aardig de nodige reclame voor te maken. Zijn reisjas met
capuchon behoorde zeker tot de rekwisieten die hij daarvoor nodig
had.
Zij startten prompt op tijd. De zon stond al boven de horizon en
het weer was helemaal opgeknapt. Tegen lunchtijd moesten ze in
Cairo aankomen. Vandaar ging het de volgende morgen door naar
Bagdad, 's Middags zou Victoria dus een stukje Egypte kunnen
bezichtigen.
Ze vlogen andermaal boven zee. Sir Rupert was weer in slaap
gesukkeld, zijn hoofd hing voorover. Victoria ontwaarde nu het
begin van een kwaadaardige steenpuist achter in zijn nek... de
grote man werd daardoor in haar ogen iets normaler, iets
menselijker.
Bij aankomst in Cairo gingen Mrs. Hamilton Clipp en Victoria eerst
samen lunchen. Eerstgenoemde kondigde haar voornemen aan tot zes
uur te willen rusten, maar zij kwam met het aardige voorstel voor
de dag, dat Victoria 's middags de piramiden maar eens moest gaan
bekijken.
'Ik heb een auto voor je besteld, lieve kind, want ik weet dat zo'n
tochtje onmogelijk is bij jullie deviezenbepalingen!'
Victoria, die er in ieder geval geen geld voor had, voelde zich
dankbaar geroerd en putte zich uit in dankbetuigingen. Zij kreeg
echter de moeder met de twee dotjes van kinderen mee.
Al hield Victoria dolveel van kinderen, haar plezier zou dubbel zo
groot zijn geweest, als ze thuis waren gelaten. Op het laatst werd
de jongste zo lastig, dat de dames eerder naar huis terugkeerden
dan zij van plan waren geweest.
Met een geeuw liet ze zich op bed vallen. Victoria wou, dat ze nog
een week in Cairo blijven kon... ze zou op de Nijl willen varen.
Maar ze wist best, dat het al een mirakel mocht heten, dat ze op
kosten van wildvreemde mensen naar Bagdad kon vliegen. Wat dacht je
daar in Bagdad met je paar ponden op zak te beginnen? vroeg een
onverbiddelijke stem in haar. Victoria legde die stem vlug het
zwijgen op. Stel je voor! Edward zou wel een baantje voor haar
weten. Anders vond ze dat zelf wel. Daarover wou ze niet tobben...
Haar ogen, vermoeid van de verblindende zon, vielen loodzwaar
dicht.
Zij schrok opeens wakker van een klop op haar kamerdeur. Dat dacht
ze tenminste. 'Binnen,' riep ze. Toen er geen antwoord kwam sprong
ze uit bed en deed de deur open.
Het bleek, dat er op de deur naast de hare geklopt werd. Daar zag
zij een van de keurige stewardessjes, die blijkbaar Sir Rupert
Crofton Lee nodig had. Hij deed net de deur open op het moment dat
Victoria naar buiten keek.
'Wat is er nu weer?' Zijn stem klonk slaperig en humeurig.
'Het spijt me erg, Sir Rupert,' vleide het stewardessje, 'maar zou
u even op het kantoor van de BOAC willen komen? Het is maar drie
deuren verder, hier op de gang. Het betreft een kleinigheid voor de
vlucht naar Bagdad, morgen.'
'O, dat is best.'
Victoria trok zich terug. Zij voelde nu geen slaap meer. Ze keek
eens op haar horloge. Net halfvijf. Ze had dus nog anderhalf uur
voordat Mrs. Clipp haar nodig had. Als ze eens wat ging
rondwandelen door Heliopolis? Dat kostte geen geld.
Op de gang passeerde zij de deur van het kantoor van de BOAC, dat
alleen maar werd aangeduid door een kaartje, dat met een punaise op
de deur zat geprikt. Op hetzelfde moment kwam Sir Rupert naar
buiten. Hij liep haar voorbij en zijn lange jas zwaaide zo nijdig
heen en weer, dat Victoria begreep dat hij erg boos moest zijn.
Ook Mrs. Clipp verkeerde in een enigszins prikkelbaar humeur toen
Victoria zich tegen zessen bij haar presenteerde.
'Ik geloof, dat ik te veel bagage bij me heb, miss Jones,' begon
zij. 'Ik dacht, dat ik de hele reis betaald had, maar dat schijnt
maar tot Cairo te zijn geweest. Morgen krijgen we namelijk de
Iraakse luchtlijn. Wil je eens even voor me informeren? Anders moet
ik nog een reischeque gaan inwisselen!'
Victoria toog dadelijk op onderzoek uit, maar het kaartje van de
BOAC was van de deur verdwenen. Voor dat kantoor moest ze helemaal
aan de andere kant van de hal zijn.
Vreemd, dacht ze. Tenzij het andere kantoor alleen tijdens het
rustuur in gebruik is geweest...
Het bleek dat Mrs. Clipp inderdaad moest bijbetalen, iets wat deze
dame hoogst onaangenaam vond.