14

Mevrouw Nicoletes kwam de trap op uit het souterrain waar ze erin geslaagd was zowel Geronimo als de temperamentvolle Maria woedend te maken.
'Leugenaars en dieven,' zei mevrouw Nicoletes op luide, triomfantelijke toon. 'Alle Italianen zijn leugenaars en dieven.'
Mevrouw Hubbard, die juist de trap afkwam, zuchtte eens. 'Het is jammer dat u ze juist zo overstuur gemaakt hebt nu ze het avondeten aan het klaarmaken zijn.'
'Wat kan mij dat schelen, ik eet hier vanavond niet,' zei mevrouw Nicoletes.
Mevrouw Hubbard hield het antwoord, dat op haar lippen lag, binnen.
'Ik kom zoals gewoonlijk, maandag weer,' zei mevrouw Nicoletes.
'Heel goed.'
'En laat alsjeblieft iemand komen om de deur van mijn kast te repareren, maandag zo vroeg mogelijk. En de rekening voor de reparatie stuurt u naar de politie, begrepen? Naar de politie!'
Mevrouw Hubbard keek weifelend.
'Ik wil, dat er nieuwe lampen in de donkere gangen komen -- sterkere. De gangen zijn te donker.'
'U zei indertijd dat u uit zuinigheid juist zwakke lampen in de gangen wilde hebben.'
'Dat was verleden week,' snauwde mevrouw Nicoletes. 'Maar nu kijk ik aldoor om, en denk "wie volgt me"?'
Stelde mevrouw Nicoletes zich aan of was ze werkelijk
bang voor iets of iemand? Ze had sterk de neiging alles te overdrijven, zodat het altijd moeilijk was te weten te komen in hoeverre je op haar woorden kon afgaan.
Mevrouw Hubbard zei weifelend: 'Weet u zeker dat u alleen naar huis kunt gaan? Zal ik u niet brengen?'
ik zal daar veiliger zijn dan hier, dat verzeker ik u.'
'Maar waarom bent u bang? Als ik het wist zou ik misschien...'
'Het gaat u niets aan en ik vertel u niets. De manier waarop u me aldoor vragen stelt is onverdraaglijk.'
'Dat spijt me, ik...'
'Nou, u hoeft niet beledigd te zijn.' Mevrouw Nicoletes schonk haar opeens een stralende glimlach, ik weet wel dat ik dikwijls slecht gehumeurd ben. Maar ik heb ook zoveel aan mijn hoofd. En onthoud goed dat ik op u vertrouw en op u reken. Wat zou ik zonder u beginnen, mijn lieve mevrouw Hubbard? Ik weet werkelijk niet wat ik zonder u zou moeten beginnen, lieve mevrouw Hubbard. Kijk, ik geef u een kushand. Prettig weekend. Goede nacht.'
Mevrouw Hubbard keek haar verbluft na toen ze de voordeur achter zich dichttrok. Ze luchtte haar gevoelens met een 'Heb je ooit' en begaf zich naar de keuken.
Mevrouw Nicoletes liep de stoep af, het hek door en sloeg linksaf. Hickory Road was een vrij brede weg. De huizen stonden iets van de weg af in hun eigen tuinen. Even voorbij nummer 26 kruiste Hickory Road een drukke Londense straat, waar bussen doorheen raasden. Aan het eind van de weg waren verkeerslichten en op de hoek was een cafe The Queen's Necklace. Mevrouw Nicoletes liep op het midden van het trottoir en keek van tijd tot tijd nerveus om, maar er was niemand te zien. Hickory Road was vanavond wel bijzonder verlaten. Ze verhaastte haar stap een beetje toen ze bij The Queen's Necklace kwam en glipte na nog een haastige blik achterom, de bar binnen.
Onder het drinken van de straffe borrel die ze had besteld, leefde ze weer op. Ze zag er niet langer uit als de angstige, onrustige vrouw, die ze kort tevoren nog was geweest. Haar vijandige stemming tegen de politie was er echter niet minder op geworden. Ze mompelde voor zich heen: 'Gestapo! Ik zal het ze betaald zetten, ja, ik zal het ze betaald zetten!' Ze dronk haar glas in een teug leeg en bestelde een nieuw. Ze dacht na over alles wat er gebeurd was. Het was wel ontzettend onfortuinlijk dat de politie zo tactloos was geweest haar geheime voorraadkast te ontdekken en ze mocht er niet op hopen dat de studenten en anderen uit haar omgeving het niet te weten zouden komen. Mevrouw Hubbard zou misschien haar mond houden, of misschien ook niet, wie kon je eigenlijk vertrouwen? Dergelijke dingen lekten altijd uit. Geronimo wist het en hij zou het waarschijnlijk al aan zijn vrouw hebben verteld en die zou het vertellen aan de werkster en zo zou het verder gaan -- Ze schrok hevig toen een stem achter haar zei: 'Nou, mevrouw Nicoletes, ik wist niet dat dit een stamlokaal van u was.'
Ze draaide zich met een ruk om en slaakte een zucht van verlichting.
'O, ben jij het?' zei ze. 'Ik dacht...'
'Wie dacht u dat het was? De boze wolf? Wat drinkt u? Neem er nog eentje van mij.'
'Het komt door al die narigheid,' legde mevrouw Nicoletes waardig uit. 'De politie die huiszoeking kwam doen en alles overhoop haalde. Mijn arme hart. Ik moet erg voorzichtig zijn met mijn hart. Ik houd niet van drank maar ik voelde me opeens zo flauw en toen dacht ik: een enkel glaasje cognac...'
'Er gaat niets boven cognac. Proost.'
Toen mevrouw Nicoletes kort daarna The Queen's Necklace verliet, voelde ze zich aanmerkelijk opgewekter, bepaald gelukkig. Ze besloot geen bus te nemen. Het was zo'n mooie avond en de buitenlucht zou haar goed doen. Ja, die zou haar beslist goed doen. Ze was nu wel niet bepaald onvast ter been, maar toch wel een beetje onzeker. Misschien zou het verstandiger zijn geweest als ze een glaasje minder had gedronken, maar de frisse lucht zou haar hoofd wel helderder maken. Waarom zou een dame niet eens in haar eigen kamer een glaasje mogen drinken? Wat stak daar nu voor verkeerds in? Als ze nu dronken was! Maar natuurlijk was ze nooit dronken. En trouwens, als het hun niet beviel, als ze er eens wat van zeiden, nou, dan zou ze ze eens op hun nummer zetten! Ze wist zo het een en ander, of niet soms? Als zij eens ging praten! Mevrouw Nicoletes gooide strijdlustig het hoofd in de nek en deed plotseling een zijwaartse stap om een brievenbus te ontwijken die dreigend op haar afkwam. Misschien kon ze wel even tegen die muur leunen. Even haar ogen dichtdoen...
Agent Bott die statig zijn ronde deed werd aangesproken door een timide mannetje.
'Daarginds ligt een vrouw, agent. Ik -- eh -- het lijkt wel of ze ziek is.'
Agent Bott richtte energiek zijn stappen naar de bewuste plaats en boog zich over de liggende gestalte heen. Een sterke dranklucht bevestigde zijn vermoedens.
'Stomdronken,' zei hij. 'Maakt u zich maar niet bezorgd, meneer. Wij zullen wel verder voor haar zorgen.'
Nadat Hercule Poirot zijn zondagse ontbijt verorberd had, veegde hij zorgvuldig zijn snor schoon en ging naar zijn zitkamer.
Op de tafel lagen, keurig op een rijtje, vier rugzakken, elk met de rekening eraan -- het resultaat van de orders die hij George de vorige dag gegeven had. Poirot pakte de rugzak die hij de vorige dag gekocht had uit en voegde hem bij de andere. Het resultaat was interessant. De rugzak die hij bij Hicks gekocht had, leek in geen enkel opzicht van mindere kwaliteit dan de artikelen die George in andere winkels had gekocht, maar hij was beslist een stuk goedkoper.
'Interessant,' zei Hercule Poirot.
Hij onderzocht de rugzakken stuk voor stuk. Keerde ze binnenstebuiten, betastte de naden, de zakken, de banden. Toen ging hij naar de badkamer, keerde terug met een klein, scherp eksterogenmesje en bewerkte de bodem van de zak die hij in de winkel van de heer Hicks had gekocht. Tussen de binnenvoering en de bodem zat een dik stuk voeringsmateriaal dat veel leek op gegolfd karton. Poirot bekeek de ontlede rugzak vol belangstelling. Toen begon hij aan de andere.
Tenslotte ging hij zitten voor de verwoesting die hij had aangericht. Daarna haalde hij de telefoon naar zich toe en slaagde er na een tijdje in inspecteur Sharpe aan de lijn te krijgen.
'Ecoutez mon cher,' zei hij, 'ik moet u twee dingen vertellen.'
'En dat is?'
'Gisteren had u het erover dat de politie de laatste drie maanden een paar maal op Hickory Road is geweest. Kunt u me de data daarvan opgeven en ook de tijd van de dag waarop het gebeurde?'
'Ja zeker, dat gaat gemakkelijk, het staat in de dossiers. Wacht even, ik zal het opzoeken.'
Kort daarop kwam weer de stem van de inspecteur door de telefoon. 'De eerste maal informeerden we naar een student uit India die revolutionaire propaganda verspreidde, achttien december drie uur dertig.'
'Dat is te lang geleden.'
'Onderzoek Montagu Jones, Eurasier, gezocht in verband met moord op mevrouw Alice Combe uit Cambridge -- vierentwintig februari vijf uur dertig namiddag. Onderzoek William Robinson - geboren West-Afrika, gezocht door de politie in Sheffield -- zes maart elf uur voormiddag.'
'Dank u.'
'Maar als u denkt dat een van deze gevallen iets te maken kan hebben met...'
Poirot viel hem in de rede. 'Nee, ze hebben er niets mee te maken. Ik stel er alleen belang in op welk tijdstip van de dag ze hebben plaatsgevonden.'
'Wat voert u in uw schild, Poirot?'
ik ontleed rugzakken, mijn vriend. Buitengewoon interessant.'
Hij legde de hoorn op de haak. Uit zijn portefeuille haalde hij de verbeterde lijst, die mevrouw Hubbard hem de vorige dag had gegeven. Die luidde als volgt:
rugzak (Len Bateson) gloeilampen
armband (juffrouw Rysdorff) diamanten ring (Patricia) poederdoosje (Genevieve) avondschoentje (Sally) lippenstift (Elizabeth Johnston) oorbellen (Valerie) stethoscoop (Len Bateson) badzout (?)
in stukken geknipte sjaal (Valerie)
broek (Colin)
kookboek(?)
boraxpoeder (Chandra Lal) fantasiebroche (Sally) inkt over Elizabeths papieren.
(Deze lijst heb ik zo goed mogelijk opgemaakt, hij is echter niet honderd procent nauwkeurig. L. Hubbard).
Poirot bleef er lang op staren. Hij zuchtte eens en mompelde: 'Ja... ongetwijfeld... we moeten de dingen, die er niets toe doen, uitschakelen...'
Hij had iemand op het oog, die hem daarmee zou kunnen helpen. Het was zondag, de meeste studenten zouden thuis zijn.
Hij draaide het nummer van Hickory Road zesentwintig en vroeg juffrouw Valerie Hobhouse te spreken. Een dikke stem met een keelklank scheen te betwijfelen, of ze al op was, maar zei, dat hij eens zou gaan kijken.
Eindelijk hoorde hij een lage, wat hese stem: 'Hier Valerie Hobhouse.'
'U spreekt met Hercule Poirot. Herinnert u zich mij nog?'
'Natuurlijk, monsieur Poirot. Wat kan ik voor u doen?'
'Als het mogelijk is, zou ik u graag even willen spreken.'
'Dat kan.'
'Mag ik dan nu meteen naar Hickory Road komen?'
'Ja, ik zal Geronimo zeggen dat hij u naar mijn kamer brengt. Ergens anders is hier op zondag geen plekje waar je rustig praten kunt.'
'Dank u zeer, juffrouw Hobhouse. Ik ben u zeer verplicht.'
Geronimo deed met een zwaai de deur voor Poirot open en begon, zich iets voorover buigend, op zijn gebruikelijke samenzweerderstoon te praten.
'Ik zal u heel stil nemen mee naar boven, naar juffrouw Valerie. St! St!'
Hij legde zijn vinger op zijn lippen, ging hem voor de trap op en liet hem in een ruime kamer die uitkeek op Hickory Road. De kamer was met smaak en een zekere luxe als zit-slaapkamer ingericht. Het divanbed was bedekt met een oud, maar mooi Perzisch kleed en er stond een mooi antiek Queen Anne bureautje, dat, naar Poirots mening, beslist niet tot het oorspronkelijke ameublement van
Hickory Road zesentwintig zou behoren.
Valerie stond op om hem te begroeten. Ze zag er moe uit, vond hij, en er waren donkere kringen onder haar ogen.
'Mais vous etes tres bien ici,' zei Poirot na haar begroet te hebben. 'Het is chic. Er is sfeer.'
Valerie glimlachte.
ik woon hier al een hele poos, tweeenhalf jaar, bijna drie,' zei ze. ik heb me hier behoorlijk geinstalleerd en er wat dingen van mezelf neergezet.'
'U bent geen studente, is het wel, mademoiselle?'
'O nee, ik ben een zakenvrouw, ik heb een baan.'
in een schoonheidssalon, is het niet?'
'Ja, ik ben een van de inkoopsters voor Sabrina Fair -- het schoonheidsinstituut. Ik heb een klein aandeel in de zaak. We verkopen ook allerlei andere artikelen, behalve de schoonheidsprodukten. Parijse nouveautes. Dat is mijn afdeling.'
'Gaat u dikwijls naar Parijs en het vasteland?'
'O ja, eens per maand, soms nog vaker.'
'Neem het me niet kwalijk als ik nieuwsgierig lijk...' zei Poirot.
'Waarom? In de gegeven omstandigheden moeten we allemaal verwachten dat men ons uithoort en nieuwsgierig is. Ik heb gisteren al een hele massa vragen van inspecteur Sharpe beantwoord. U ziet eruit of u liever op een rechte stoel zit dan in een lage leunstoel, monsieur Poirot, heb ik gelijk?'
'U doorziet me, mademoiselle,' Poirot nam rechtop plaats op een stoel met hoge leuning.
Valerie ging op de divan zitten. Ze bood hem een sigaret aan en stak er zelf ook een op. Hij nam haar aandachtig op. Ze bezat een nerveuze, wat vermoeide elegance, die hem meer aantrok dan een gewoon knap gezicht zou hebben gedaan. Een intelligente, aantrekkelijke jonge vrouw, dacht hij. Hij vroeg zich af of haar nervositeit het gevolg zou zijn van de ondervraging van gisteren of dat ze altijd zenuwachtig was. Hij herinnerde zich, dat hij ongeveer hetzelfde had gedacht die avond toen ze beneden kwam voor het diner.
'Heeft inspecteur Sharpe u verhoord?'
'Ja, inderdaad.'
'En heeft u hem alles wat u wist verteld?'
'Natuurlijk.'
'Ik vraag me af of dat waar is,' zei Poirot.
Ze keek hem wat spottend aan.
'U kunt daar moeilijk over oordelen, daar u mijn antwoorden aan inspecteur Sharpe niet heeft gehoord,' zei ze.
'Nee, het is maar zo'n idee van me. Die heb ik wel meer. Ze zitten hier.' Hij tikte tegen zijn voorhoofd.
Poirot speelde, zoals hij wel meer deed, opzettelijk een beetje voor clown, maar Valerie glimlachte zelfs niet. Ze keek hem recht aan en toen ze sprak deed ze dat met een zekere bruuskheid.
'Zullen we ter zake komen, monsieur Poirot?' vroeg ze. 'Ik weet werkelijk niet waarop u aanstuurt.'
Poirot haalde een klein pakje uit zijn zak.
'Kunt u misschien raden wat hierin zit?'
'Ik ben geen helderziende, monsieur Poirot. Ik kan niet door papier heenkijken.'
'Ik heb hier de ring die van juffrouw Patricia Lane gestolen was,' zei Poirot.
'Patricia's verlovingsring? Ik bedoel, die van haar moeder? Hoe komt u daaraan?'
'Ik heb haar gevraagd hem voor een paar dagen te mogen lenen.'
Valerie trok verbaasd haar wenkbrauwen op.
'Werkelijk?' zei ze.
'Die ring interesseerde me,' zei Poirot. 'Hij interesseerde me, omdat hij verdween, omdat hij terugkwam en om nog
iets anders. Daarom vroeg ik juffrouw Lane of ik hem even mocht lenen. Ze vond het direct goed. Ik ben er regelrecht mee naar een juwelier gegaan, een vriend van me.'
'Ja?'
'En ik heb hem gevraagd de diamant voor me te taxeren. Het is een vrij grote steen, omgeven door kleinere steentjes. Herinnert u het zich, mademoiselle?'
'Niet zo heel goed.'
'Maar u hebt hem toch in handen gehad? Hij lag immers in uw soepbord.'
'Daarin is hij teruggevonden. Ja, nu herinner ik het me weer. Ik had hem bijna ingeslikt.' Valerie lachte even kort.
'Zoals ik zei, ik ging met de ring naar mijn vriend, de juwelier, en vroeg hem zijn mening over de diamant. En weet u wat hij antwoordde?'
'Hoe kan ik dat weten?'
'Hij zei, dat de steen geen diamant was. Het was een zirkoon, een gewone, witte zirkoon.'
'O!' Ze staarde hem aan. Toen ging ze op wat onzekere toon voort: 'Bedoelt u dat - dat Patricia aldoor heeft gedacht dat het een diamant was, terwijl het alleen maar een zirkoon was...?'
Poirot schudde zijn hoofd. 'Nee, dat bedoel ik niet. Het was de verlovingsring van Patricia's moeder. Juffrouw Patricia Lane is een jongedame van goede familie en ik neem aan, dat haar familie, zeker voor de laatste belastingverhogingen, in goede doen was. En, mademoiselle, in die kringen geeft men veel geld uit voor een verlovingsring. Die moet mooi zijn -- een diamanten ring of een ring met andere kostbare stenen. Ik ben er van overtuigd, dat de vader van juffrouw Lane haar moeder beslist niet anders dan een kostbare ring zal hebben gegeven.'
'Dat ben ik volkomen met u eens,' zei Valerie. 'Patricia's vader was, meen ik, een landedelman.'
'Daarom komt het mij voor, dat de steen in de ring door
een andere vervangen is,' zei Poirot.
'Misschien heeft Pat de steen eruit verloren en had ze geen geld voor een diamant en liet er daarom maar een zirkoon in zetten,' zei Valerie langzaam.
'Dat is mogelijk,' zei Poirot, 'maar ik geloof niet dat dat gebeurd is.'
'Wel, monsieur Poirot, wat denkt u dan dat er gebeurd is?'
'Ik denk,' zei Poirot, 'dat de ring door mademoiselle Celia is weggenomen en dat de diamant opzettelijk eruit is gehaald en vervangen door een zirkoon, voor de ring werd teruggegeven.'
Valerie richtte zich op.
'Gelooft u, dat Celia de diamant opzettelijk gestolen heeft?'
'Nee,' zei hij. 'Ik geloof dat u hem hebt gestolen, mademoiselle.'
Valerie Hobhouse haalde scherp haar adem in.
'Nee maar, dat is kras!' riep ze uit. 'U hebt daar geen enkel bewijs voor.'
'O, jawel,' zei Poirot. 'Ik heb bewijzen. De ring werd in een bord soep teruggevonden. Ik heb hier een avond gedineerd en zag, op welke manier de soep hier wordt geserveerd. Dat gebeurt uit een terrine die op het buffet staat. Dus, als iemand een ring in de soep vond, kon die daar alleen in zijn gedaan of door degeen die de soep opschepte (in dit geval Geronimo) of door de persoon die dat soepbord voor zich had. U! Ik geloof niet dat Geronimo het heeft gedaan. Ik geloof dat u de ring in de soep hebt gegooid, omdat deze manier om hem terug te geven u amuseerde. Als ik het zeggen mag, u hebt een te humoristisch gevoel voor het dramatische. U hield de ring omhoog! U slaakte een kreet! Ik denk dat u genoot van uw grapje, mademoiselle, en dat u zich niet heeft gerealiseerd, dat u zichzelf daarmee hebt verraden.'
is dat alles?' vroeg Valerie minachtend.
'O nee, nog lang niet. Toen Celia die avond bekende dat ze de diefstallen hier had gepleegd, zijn me een paar dingen opgevallen. Ten eerste dat ze, sprekend over de ring, zei: 'ik wist niet dat hij zo kostbaar was. Zodra ik dat wist, heb ik hem teruggegeven." Hoe wist ze dat, juffrouw Valerie? Wie heeft haar verteld dat die ring kostbaar was? En toen ze over die stukgeknipte sjaal sprak zei die kleine juffrouw Celia: "Dat hinderde niet, het kon Valerie niets schelen..." Waarom kon het u niet schelen dat een mooie zijden sjaal van u aan flarden werd geknipt? Ik kwam toen tot de overtuiging, dat die hele komedie van stelen, dat zichzelf voordoen als een kleptomane om op die manier de aandacht van Colin McNabb te trekken, door iemand anders voor Celia was uitgedacht. Iemand met veel meer intellect dan Celia bezat en met een behoorlijke kennis van psychologie. U zei haar dat de ring kostbaar was, u nam hem van haar af en arrangeerde het terugvinden ervan. En u hebt haar ook gesuggereerd dat ze uw sjaal kapot moest knippen.'
'Dat zijn niets dan theorieen,' zei Valerie, 'en ver gezocht ook nog. De inspecteur heeft ook al gesuggereerd dat ik Celia had opgestookt die dingen te doen.'
'En wat hebt u tegen hem gezegd?'
'Dat het onzin was.'
'En wat zegt u tegen mij?'
Valerie keek hem een ogenblik onderzoekend aan, toen lachte ze kort, drukte haar sigaret uit, leunde achterover, stopte een kussen in haar rug en zei: 'U hebt gelijk. Ik heb haar opgestookt.'
'Mag ik vragen waarom?'
Valerie zei ongeduldig: 'Louter uit dwaze goedhartigheid. Vriendelijke tussenkomst, Celia die rondwaarde als een geest, smachtend naar Colin, die nooit op haar lette. Het was zo dwaas. Colin is een van die verwaande, zelfingenomen jongemannen, die opgaan in de psychologie en complexen en emotionele remmingen en al die malligheid meer en het leek me wel leuk hem een beetje op te hitsen en belachelijk te maken. Ik vond het akelig dat Celia er zo slecht uitzag en daarom heb ik eens flink met haar gepraat, haar het hele plan uiteengezet en haar aangespoord het uit te voeren. Ze was er wel wat zenuwachtig van, maar toch vond ze het wel geweldig ook. En laat die kleine idioot nu beginnen met Pats ring in de badkamer te vinden en die weg te nemen -- een werkelijk kostbaar sieraad, waarover een boel herrie gemaakt zou kunnen worden met de politie erbij en zo meer. Daarom nam ik haar de ring af, zei dat ik wel zou zorgen dat Pat hem terugkreeg en drukte haar op het hart voortaan alleen maar fantasie-sieraden te stelen en toiletartikelen en eens iets te vernielen van mij, waardoor ze niet in moeilijkheden zou raken.'
Poirot haalde diep adem. 'Precies wat ik dacht,' zei hij.
'Nu wou ik dat ik het niet gedaan had,' zei Valerie somber. 'Maar ik bedoelde het heus goed. He, wat een misselijke uitdrukking, net iets voor Jean Tomlinson, maar het is zo.'
'En nu komen we weer bij die ring. Celia heeft hem u gegeven. U moest hem ergens vinden en aan Patricia teruggeven. Maar wat gebeurde er voor u hem aan Patricia teruggaf?' Hij wachtte even. 'Wat is er gebeurd?
Hij zag hoe haar vingers nerveus de franje van haar sjaal in elkaar vlochten en weer uit elkaar haalden. Hij ging op overredende toon verder: 'Had u geld nodig?'
Zonder op te kijken knikte ze kort.
'Ik heb gezegd dat ik eerlijk zou opbiechten, monsieur Poirot,' zei ze bitter. 'Ik ben een gokster. Dat is iets wat aangeboren is en waartegen je niet veel kunt doen. Ik ben lid van een kleine club in Mayfair -- ik zeg u niet precies waar -- ik wil er niet de oorzaak van zijn dat de politie er een inval doet. Er is daar een roulette en we spelen baccarat en zo. Ik heb een tijd lang aldoor pech gehad en verloor veel. En ik had die ring van Pat. Ik kwam toevallig langs een winkel waar een ring met een zirkoon in de etalage lag. Ik dacht: als ik die diamant vervang door een zirkoon zal Pat het nooit merken. Je bekijkt je eigen ring nooit zo heel nauwkeurig. Als de diamant een beetje doffer lijkt dan anders denk je, dat die eens moet worden schoongemaakt. Ik dacht erover na en toen deed ik het. Ik haalde de diamant uit de ring, verkocht hem en verving hem door een zirkoon. En die avond deed ik of ik hem in mijn soep had gevonden. Ik geef toe, dat dat een domme streek van me is geweest. Ziezo! Nu weet u alles! Maar ik verzeker u, dat ik nooit heb gewild dat Celia daarvan de schuld zou krijgen.'
'Nee, nee, dat begrijp ik.' Poirot knikte. 'De verleiding kwam op uw weg, het leek allemaal zo gemakkelijk en u bezweek ervoor. Maar u hebt zich erg vergist, mademoiselle.'
'Dat besef ik,' zei Valerie droogjes. Toen viel ze ongelukkig uit: 'Maar wat doet dat er nu toe? Och, arresteer me maar als u wilt. Vertel het de inspecteur. Vertel het aan iedereen. Maar wat geeft het? Hoe kan het ons helpen erachter te komen wie Celia vermoord heeft?'
Poirot stond op. 'Dat weet je nooit vooruit,' zei hij, 'je weet nooit of iets zal helpen of niet. Er moeten zoveel dingen die er niets toe doen, opzij worden geschoven en dat vertraagt de uitkomst. Het was voor mij van belang te weten, wie de kleine Celia had overgehaald die rol te spelen. Dat weet ik nu. Wat die ring betreft: ik stel u voor dat u zelf naar juffrouw Patricia Lane gaat en haar vertelt wat u gedaan hebt en uw spijt betuigt.'
Valerie trok een lelijk gezicht.
'Een fijne raad, dat moet ik zeggen,' zei ze. 'Maargoed, ik zal naar Pat toegaan en zoete broodjes bakken. Pat is een bovenste beste. Ik zal haar zeggen, dat ik, zodra ik kan,
ie diamant weer in haar ring zal laten zetten. Gaat u daarmee akkoord, monsieur Poirot?'
Plotseling ging de deur open en kwam mevrouw Hubbard binnen. Ze haalde snel adem en de uitdrukking van haar gezicht deed Valerie uitroepen: 'Wat is er ma? Wat is er gebeurd?'
Mevrouw Hubbard liet zich in een stoel vallen. 'Mevrouw Nicoletes.'
'Mevrouw Nick? Wat is er met haar?'
'O, lieve hemel, ze is dood.'
'Dood?' riep Valerie hees. 'Hoe kan dat? Wanneer?'
'Ze schijnt vannacht ergens op straat te zijn gevonden en ze hebben haar naar het politiebureau gebracht. Ze dachten dat ze... dat ze...'
'Dronken was zeker?'
'Ja, ze was dronken. Maar... ze is gestorven...'
'Arme mevrouw Nick,' zei Valerie. En haar hese stem beefde.
Poirot zei zacht: 'Hield u veel van haar, mademoiselle?'
'Het klinkt gek - ze was misschien een oude heks, maar ja... ik... Toen ik hier drie jaar geleden kwam, was ze lang niet zo temperamentvol als later. Ze was gezellig, amusant, hartelijk. Ze is dit laatste jaar erg veranderd...'
Valerie keek mevrouw Hubbard aan.
'Ik denk dat dat is gekomen doordat ze in stilte is gaan drinken -- ze hebben een heleboel lege flessen in haar kamer gevonden, is het niet?'
'Ja,' zei mevrouw Hubbard en barstte toen los: 'Ik verwijt het mezelf - dat ik haar gisteravond alleen naar huis heb laten gaan -- ze was ergens bang voor, weet u.'
'Bang?'
Poirot en Valerie vroegen het tegelijkertijd.
Mevrouw Hubbard knikte. Haar vriendelijk, rond gezicht stond bezorgd. 'Ja, ze zei telkens dat ze niet veilig was. Ik vroeg haar me te zeggen waarvoor ze bang was, maar 2e
snauwde me af. En je wist bij haar natuurlijk nooit of ze niet overdreef. Maar nu -- nu vraag ik me af --'
'U denkt toch niet -- denkt u, dat zij ook -- dat zij ook...' haperde Valerie. Ze zweeg, haar ogen stonden vol afgrijzen.
Poirot vroeg: 'Wat was de oorzaak van haar dood?'
Mevrouw Hubbard zei triest: 'Dat hebben ze niet gezegd. Dinsdag wordt er lijkschouwing gehouden.'