9
Inspecteur Sharpe zuchtte, leunde achterover in zijn stoel en
wiste zijn voorhoofd met zijn zakdoek af. Hij had een
verontwaardigd, huilerig Frans meisje ondervraagd, een hooghartige
en niet meewerkende jonge Fransman, een stoere, achterdochtige
Hollander, een breedsprakige en agressieve Egyptenaar. Hij had een
paar opmerkingen gewisseld met twee nerveuze Turkse studenten, die
maar de helft hadden begrepen van wat hij zei en datzelfde gold
voor een charmante, jonge Irakees. Hij was er vrijwel zeker van,
dat geen van allen iets met de zaak te maken had of hem in enig
opzicht zou kunnen helpen om de dood van Celia Austin op te
helderen. Hij had hen allen een voor een laten gaan met een paar
geruststellende woorden en bereidde zich nu voor om datzelfde met
Akibombo te doen.
De jonge Westafrikaan keek hem aan met een witte tandenlach en
kinderlijke, nogal smekende ogen.
'Ik zou willen helpen, alstublieft,' zei hij. 'Zij heel aardig
tegen mij, die juffrouw Celia. Zij mij geven eens een doos
Edinburgse bonbons -- heel lekker bonbons, ik nooit had geproefd.
Het erg droevig, zij gedood. Is het bloedvete, misschien? Of is het
misschien vaders of oom die komen doden haar omdat zij gehoord niet
ware verhalen dat zij doen verkeerde dingen?'
Inspecteur Sharpe verzekerde hem, dat geen van die dingen ook maar
in de verste verte mogelijk was. De jongeman schudde triest zijn
hoofd.
'Dan ik niet weten waarom het gebeurt,' zei hij. 'Ik niet zien
waarom iemand zou willen doen haar kwaad. Maar u geven mij stukje
van haar haar en van nagel en ik zal zien of ik kan vinden door
oude methode. Niet wetenschappelijk, niet modern, maar wordt veel
gebruikt waar ik vandaan kom.'
'Dank u, meneer Akibombo, maar ik geloof niet, dat dat nodig zal
zijn. Wij eh... wij doen die dingen hier niet op die manier.'
'Nee, meneer. Ik begrijpen. Niet modern. Niet atoomtijdperk. Niet
worden gedaan door moderne politiemannen, alleen door oude mannen
uit rimboe. Ik zeker zijn alle nieuwe methoden veel beter en zullen
zeker hebben succes.' Meneer Akibombo boog beleefd en ging heen.
Inspecteur Sharpe mompelde in zichzelf.
'Nu hoop ik toch waarachtig, dat we succes zullen hebben -- al was
het alleen maar om ons prestige hoog te houden.'
Zijn volgende gesprek was met Nigel Chapman, die geneigd was de
leiding van het onderhoud geheel in eigen handen te nemen.
'Het is een merkwaardige geschiedenis, is het niet?' zei hij. 'Ik
dacht al dadelijk dat u het bij het verkeerde eind had, toen u
volhield, dat het zelfmoord was geweest. Ik moet zeggen, dat het me
toch voldoening schenkt dat de hele zaak steunt op het feit, dat ze
haar vulpen met mijn groene inkt heeft gevuld. Net het enige wat de
moordenaar niet kan hebben voorzien. Ik neem aan, dat u er al
uitvoerig uw gedachten over hebt laten gaan, wat het motief voor de
moord kan zijn geweest?'
ik stel hier de vragen, meneer Chapman,' zei inspecteur Sharpe
droogjes.
'Natuurlijk, natuurlijk,' zei Nigel luchtig met de hand wuivend, ik
probeerde alleen maar de kortste weg te nemen. Maar ik vermoed, dat
we als gewoonlijk door die gebruikelijke formaliteiten heen moeten.
Naam: Nigel Chapman, leeftijd: vijfentwintig. Geboren: ik geloof in
Nagasaki -- klinkt nogal belachelijk. Ik heb er geen flauw idee van
wat mijn ouders daar destijds uitvoerden, ik denk dat ze een reis
om de wereld maakten. Gelukkig ben ik er geen Japanner door
geworden. Ik ben aan de universiteit van Londen aan het afstuderen
op een scriptie over het bronzen tijdperk en middeleeuwse
geschiedenis. Wilt u nog meer weten?'
'Waar is uw tehuis, meneer Chapman?'
'Dat heb ik niet. Ik heb nog een vader, maar hij en ik hebben
herrie gehad en daarom is zijn adres niet langer het mijne. Maar
Hickory Road 26 en het Leadenhall filiaal van Coutts Bank weten
altijd waar ik ben, zoals men zegt tegen reisgenoten, die men nooit
meer terug hoopt te zien.'
Inspecteur Sharpe reageerde niet op Nigels schampere woorden. Hij
had meer met 'Nigels' te maken gehad en vermoedde dat Nigels
brutaliteit diende om een natuurlijke nervositeit te verbergen.
'Hoe goed kende u Celia Austin?' vroeg hij.
'Dat is een lastige vraag. Ik kende haar goed in die zin, dat ik
haar vrijwel elke dag zag en dat we op vriendschappelijke voet met
elkaar stonden, maar echt kennen deed ik haar helemaal niet. Maar
ja, ik stelde ook niet het minste belang in haar en ik geloof, dat
ze mij niet graag mocht.'
'Was daar een bepaalde reden voor?'
'Mijn gevoel voor humor beviel haar niet. Ik ben niet zo'n sombere
onbeschofte vent als Colin McNabb. En dat soort grofheid slaat bij
vrouwen altijd aan.'
'Wanneer heeft u Celia voor het laatst gezien?'
'Gisteravond aan tafel. We hadden haar allemaal de hand der
verzoening gereikt en Colin was opgestaan en had met veel gekuch en
gehum aangekondigd dat ze zich hadden verloofd. We plaagden hem
toen een beetje en dat was dat.'
'Was dat aan tafel of in de zitkamer?'
'Aan tafel. Colin ging weg toen we naar de zitkamer gingen.'
'Hebben de anderen daar koffie gedronken?'
'Als u de vloeistof die ze daar serveren, koffie wilt noemen --
ja,' zei Nigel sarcastisch.
'Heeft Celia ook koffie gedronken?'
'Ik denk van wel. Ik heb er niet op gelet. Maar het zal wel.'
'Heeft u haar niet zelf een kop koffie aangegeven?'
'He, wat is dat allemaal afschuwelijk suggestief. Als u dat zegt en
me er zo doordringend bij aankijkt, raak ik er waarachtig bijna
zeker van dat ik Celia haar koffie heb ingeschonken en die heb
aangevuld met strychnine of zoiets. Maar heus, meneer Sharpe, ik
ben niet in haar buurt geweest, en, eerlijk gezegd, heb ik niet
eens gezien of ze koffie dronk en ik kan u met de hand op mijn hart
verzekeren dat ik nooit iets voor Celia heb gevoeld en dat de
aankondiging van haar verloving met McNabb geen moordgevoelens bij
me heeft opgewekt.'
'Dat beweer ik ook niet, meneer Chapman,' zei Sharpe vriendelijk.
'Ik zou me al zeer moeten vergissen als hier een liefdeshistorie
achter zat, maar het feit blijft, dat iemand Celia Austin uit de
weg heeft willen ruimen. Waarom?'
'Geen flauw idee, inspecteur. Het is inderdaad heel vreemd omdat
Celia zo'n argeloos, goed kind was, een beetje traag van begrip,
nogal saai, maar erg vriendelijk en ik zou zeggen beslist geen
meisje, dat je zou willen vermoorden.'
'Was u erg verbaasd toen u hoorde dat Celia Austin die
verschillende kleine diefstallen in huis had gepleegd?'
'Mijn beste man, ik stond er gewoon paf van. Het was niets voor
haar.'
'U heeft haar toch niet op het idee gebracht?'
Nigels verbazing leek volkomen echt. ik? Ik zou haar op het idee
gebracht hebben? Waarom zou ik dat hebben gedaan?'
'Dat is nu juist de kwestie. Sommige mensen hebben zo'n wonderlijk
gevoel voor humor.'
ik mag dan dom zijn, maar ik zie niets amusants in dat dwaze
gegap.'
is het niet uw opvatting van een grapje?'
ik heb nooit gedacht, dat het als een grap bedoeld kon zijn. Die
diefstallen waren toch zeker van zuiver psychologische aard,
inspecteur?'
'Denkt u werkelijk dat Celia Austin een kleptomane was?'
'Me dunkt dat er geen andere verklaring mogelijk is.'
'Misschien weet u niet zoveel van kleptomanie af als ik, meneer
Chapman.'
ik kan het waarachtig niet anders verklaren.'
'Acht u het niet mogelijk, dat iemand juffrouw Austin op het idee
kan hebben gebracht dat die diefstallen in staat zouden zijn de
aandacht van meneer McNabb op haar te vestigen?'
Nigels ogen schitterden van ondeugende pret.
'Dat is werkelijk een vermakelijke opmerking, inspecteur,' zei hij.
'Nu ik erover nadenk, is dat best mogelijk en de ouwe Colin zou er
natuurlijk prompt invliegen.' Nigel
grinnikte. Toen schudde hij somber het hoofd. 'Celia zou zo'n
spelletje nooit hebben willen spelen, daar was ze te serieus voor.
Ze zou Colin nooit voor de gek willen houden. Ze was verliefd op
hem.'
'Heeft u een mening over de dingen die hier in huis zijn
voorgevallen, meneer Chapman? Bijvoorbeeld over die inkt die over
de papieren van juffrouw Johnston gegooid is?'
'Als u denkt dat ik dat heb gedaan, inspecteur, bent u er glad
naast. Het heeft er natuurlijk de schijn van door die groene inkt,
maar als u het mij vraagt is dat alleen maar wraakzucht
geweest.'
'Wat is wraakzucht geweest?'
'Mijn inkt te gebruiken. Iemand heeft dat met opzet gedaan om mij
verdacht te maken. Er is hier veel haat en nijd, inspecteur.'
Sharpe keek hem onderzoekend aan. 'Wat bedoelt u daarmee?'
Maar Nigel kroop onmiddellijk in zijn schulp en liet niets meer
los.
'Ik bedoel er niets bepaalds mee, alleen, dat er altijd veel
kleinzieligheid en jaloezie is wanneer een troep mensen steeds bij
elkaar is.'
De volgende naam op het lijstje van inspecteur Sharpe was die van
Leonard Bateson. Len Bateson was nog minder op zijn gemak dan
Nigel, al toonde hij dit op een andere manier. Hij deed argwanend
en strijdlustig.
'Nou, en,' barstte hij los, nadat de eerste routinevragen waren
beantwoord. 'Goed, ik heb voor Celia koffie ingeschonken en haar
die gegeven. Wat zou dat?'
'Bedoelt u, dat u haar na tafel een kop koffie heeft gegeven,
meneer Bateson?'
'Ja -- Dat wil zeggen, ik vulde het kopje uit de kan en zette het
naast haar neer, en, u kunt het geloven of niet, maar er zat geen
morfine in.'
'Heeft u het haar zien leegdrinken?'
'Nee, dat heb ik niet gezien. We liepen allemaal zo'n beetje rond
en ik bleef met iemand staan praten. Ik heb er niet op gelet
wanneer en of ze het opdronk. Er stonden anderen om haar heen.'
'Juist. U wilt daarmee zeggen, dat iedereen morfine in haar koffie
kan hebben gedaan.'
'Probeert u het maar eens! Iedereen zou het direct zien.'
'Dat hoeft niet,' zei Sharpe.
Len viel uit: 'Verduiveld, waarom denkt u dat ik dat kind zou
hebben willen vergiftigen? Ik had niets tegen haar.'
ik heb niet gezegd, dat u dat heeft willen doen.'
'Ze heeft dat goedje zelf ingenomen. Dat moet. Een andere
verklaring is er niet voor.'
'Dat zouden we kunnen aannemen als dat gefingeerde briefje er niet
was geweest.'
'Gefingeerd? Klets! Zij heeft het toch geschreven, he?'
'Ja, maar het was een deel van een brief die ze die morgen had
geschreven.'
'Nou, ze kan er toch wel een stuk van hebben afgescheurd en
gebruikt voor dat zelfmoordbriefje.'
'Kom nou, meneer Bateson. Als u een zelfmoordbrief wou schrijven,
wat zou u dan doen? U zou niet een brief nemen die u aan iemand
anders had geschreven en daar dan zorgvuldig een bepaalde zin
uitscheuren.'
'Misschien toch wel. Mensen doen soms zulke rare dingen.'
'Maar als dat zo is, waar is dan de rest van de brief?'
'Hoe kan ik dat weten? Dat is uw zaak, niet de mijne!'
ik maak er mijn zaak van en ik geef u de raad, meneer Bateson, mijn
vragen beleefd te beantwoorden.'
'Wat wilt u weten? Ik heb het meisje niet vermoord, ik had geen
enkele reden om haar te vermoorden.' 'Mocht u haar graag?'
Len zei minder strijdlustig: 'Ik mocht haar heel graag, 't Was een
aardig meisje, een beetje dom, maar aardig.'
'Geloofde u haar toen ze bekende, dat zij die diefstallen, waar
iedereen zich zo druk over heeft gemaakt, gepleegd had?'
'Ik geloofde haar natuurlijk, omdat ze het zei. Maar ik moet
zeggen, dat het me wel vreemd voorkwam.'
'Vond u het niet iets voor haar om te doen?'
'Nee.'
Leonards boosheid was gezakt nu hij niet langer een verdedigende
houding behoefde aan te nemen en zich kon bezighouden met een
probleem, dat hem klaarblijkelijk interesseerde.
'Ze leek me helemaal niet het type van een kleptomane,' zei hij.
'En ook niet van een dievegge.'
'En kunt u geen andere reden bedenken waarom ze het kan hebben
gedaan?'
'Een andere reden? Wat zou er voor andere reden kunnen zijn?'
'Ze kan bijvoorbeeld de aandacht van meneer Colin McNabb hebben
willen trekken.'
'Is dat niet een beetje ver gezocht?'
'Maar hij heeft zijn aandacht op haar gevestigd.'
'Ja, natuurlijk. Die ouwe Colin is gek op elk soort psychologische
abnormaliteit.'
'Als Celia Austin dat heeft geweten...'
Len schudde zijn hoofd. 'Daarin vergist u zich. Ze zou nooit in
staat zijn geweest iets dergelijks te verzinnen. Daarvoor was ze
niet knap genoeg.'
'U bent er wel knap genoeg voor, is het niet?'
'Wat bedoelt u?'
'Ik bedoel dat u, zuiver met een vriendschappelijke bedoeling, haar
op dat idee kan hebben gebracht.'
Len lachte even.
'Dacht u dat ik zoiets idioots zou doen? U lijkt wel gek.'
De inspecteur ging op een ander onderwerp over.
'Denkt u dat Celia Austin die inkt over Elizabeth Johnstons
aantekeningen heeft gegooid of dat iemand anders het gedaan
heeft?'
iemand anders. Celia zei, dat ze het niet had gedaan en ik geloof
haar. Celia werd nooit door Bess geplaagd zoals de anderen.'
'Wie plaagde ze dan wel?'
'Ze tikte de mensen altijd op de vingers.' Len dacht even na. 'Als
iemand bijvoorbeeld iets ondoordachts beweerde kon ze hem zo scherp
over de tafel heen aankijken en op die secure manier van haar
zeggen: "Ik vrees dat dat niet overeenkomt met de feiten.
Statistisch is bewezen dat..." of iets dergelijks. En dat was erg
hinderlijk, vooral voor mensen die nogal eens gauw iets beweren,
zoals Nigel Chapman.'
'O, juist. Nigel Chapman.'
'En het was groene inkt.'
'Dus u denkt dat Nigel het heeft gedaan?'
'Het is in elk geval mogelijk! Het is een kwaadaardig ventje en ik
geloof ook dat hij nogal tegen kleurlingen is. De enige bij
ons.'
'Kunt u nog iemand bedenken die juffrouw Johnston ergerde met haar
schampere opmerkingen?'
'Colin McNabb had er ook het land aan en ze nam Jean Tomlinson ook
weieens te pakken.'
Sharpe stelde nog een paar vragen, maar Len Bateson had niets meer
te vertellen. Na hem kwam Valerie Hobhouse.
Valerie was koel, elegant en op haar hoede. Ze scheen veel minder
nerveus dan de mannen waren geweest. Ze had veel van Celia
gehouden, zei ze. Celia was niet bijzonder pienter en het was nogal
aandoenlijk geweest te zien hoezeer ze op Colin McNabb -was
gesteld.
'Gelooft u dat ze een kleptomane was, mejuffrouw Hobhouse?'
'Ja, dat geloof ik wel. Maar ik weet weinig van dat soort dingen
af.'
'Denkt u dat iemand haar op het idee heeft gebracht?'
Valerie haalde haar schouders op. 'Bedoelt u dat iemand haar heeft
wijsgemaakt dat ze op die manier de aandacht van die aansteller
Colin zou kunnen trekken?'
'Ja, dat bedoel ik. U heeft het haar toch niet gesuggereerd?'
Valerie lachte geamuseerd.
'Niet waarschijnlijk, beste man, gezien het feit, dat een sjaal van
mij waar ik bijzonder veel van hield, aan repen is geknipt. Zo
altruistisch ben ik niet.'
'Is het mogelijk dat iemand anders dat plannetje in haar hoofd
heeft gebracht?'
'Ik denk het niet. Ik geloof eerder dat het vanzelf en heel
natuurlijk ging.'
'Wat bedoelt u met natuurlijk?'
'Ik verdacht Celia voor het eerst toen er al die drukte was over
dat schoentje van Sally. Celia was jaloers op Sally Finch. Ze is
verreweg het aantrekkelijkste meisje hier en Colin nam veel notitie
van haar. En toen verdween op de avond van het bal een van die
schoentjes en moest Sally in een oude, zwarte jurk met zwarte
schoenen gaan. En Celia trok een zielsvergenoegd gezicht. Maar,
begrijpt u me goed, ik heb haar niet verdacht van al die kleine
diefstallen van poederdoosjes en zo meer.'
'Wie denkt u dan dat het gedaan kan hebben?'
'Ik weet het niet. Misschien een van de werksters.'
'En die vernielde rugzak?'
'Was er ook een vernielde rugzak? Dat was ik vergeten. Ja, dat
lijkt me helemaal idioot.'
'U woont hier al lang, is het niet, juffrouw Hobhouse?' 'Ja, ik ben
zowat het langste hier, dat wil zeggen, ik woon hier nu tweeenhalf
jaar.'
'Dan weet u waarschijnlijk meer van dit pension af dan een van de
anderen?'
ik denk het wel.'
'Heeft u een mening over de dood van Celia Austin? Welk motief
erachter kan zitten?'
Valerie schudde het hoofd. Haar gezicht stond nu ernstig.
'Nee,' zei ze. 'Het is afschuwelijk en ik zou niet weten wie Celia
zou hebben willen vermoorden. Ze was een aardig, lief kind en ze
was pas verloofd en...'
'En?' drong de inspecteur aan.
ik vraag me af of het daarom was,' zei Valerie langzaam. 'Omdat ze
verloofd raakte. Omdat ze gelukkig zou worden. Maar dat zou
betekenen dat -- dat er iemand krankzinnig moet zijn.'
Ze rilde even en inspecteur Sharpe keek haar peinzend aan.
'Ja,' zei hij, 'we kunnen de mogelijkheid van krankzinnigheid niet
geheel uitschakelen. Wat denkt u van dat onleesbaar maken van
Elizabeths papieren?'
ik heb daar geen mening over. Het was een gemene streek. En ik
geloof geen ogenblik dat Celia tot zoiets in staat is geweest.'
'Heeft u er geen mening over?'
'Nee, geen gefundeerde mening.'
'Een niet gefundeerde dan?'
ik denk dat u er niets voor zult voelen een "vermoeden" te
horen?'
'Toch wel, ik wil uw vermoeden graag horen en zal dat als zodanig
beschouwen. En het zal tussen ons blijven.'
ik kan me natuurlijk vergissen, maar ik heb zo'n idee, dat het het
werk van Patricia Lane is geweest.'
'Werkelijk? Daar sta ik van te kijken, juffrouw Hob-house. Ik zou
geen ogenblik aan Patricia Lane hebben gedacht. Ze lijkt zo'n
evenwichtig, vriendelijk meisje.'
'Ik zeg niet dat ze het gedaan heeft. Ik had alleen zo het gevoel
dat het mogelijk is.'
'Waarom?'
'Omdat Patricia een hekel heeft aan Zwarte Bess. Zwarte Bess zat
altijd te vitten op Patricia's geliefde Nigel en tikte hem op zijn
vingers als hij weer eens een van zijn dwaze opmerkingen
maakte.'
'Acht u het waarschijnlijker dat Patricia het heeft gedaan dan
Nigel?'
'O ja. Ik geloof niet dat Nigel zoiets zou doen en dan zou hij toch
zeker niet zijn eigen inkt ervoor gebruiken. Hij heeft een goed
stel hersens. Maar het is net iets voor Patricia om zoiets
onzinnigs te doen zonder erbij te denken dat haar dierbare Nigel
daardoor verdacht zou worden.'
'Kan het niet iemand zijn geweest die het land had aan Nigel
Chapman en daarom wilde dat hij verdacht zou worden?'
'Ja, die mogelijkheid bestaat natuurlijk.'
'Wie heeft er een hekel aan Nigel Chapman?'
'Om te beginnen Jean Tomlinson. En verder zitten Len Bateson en hij
elkaar telkens in de haren.'
'Heeft u er enig idee van, juffrouw Hobhouse, hoe Celia die morfine
kan zijn toegediend?'
'Ik heb er lang over nagedacht en ik geloof, dat de koffie wel voor
de hand ligt. We waren allemaal in de zitkamer. Celia's koffie
stond op een tafeltje naast haar en ze wachtte altijd tot die bijna
koud was voor ze hem opdronk. Ik denk, dat iemand die er de moed
toe had, best een tablet of iets anders in haar kopje kan hebben
laten vallen zonder dat ze het merkte, maar het zou wel een groot
risico zijn geweest. Ik bedoel, dat zoiets gauw gezien wordt.'
'De morfine was niet in tabletvorm,' zei inspecteur Sharpe.
'Hoe dan? Als poeder?'
'Ja.'
Valerie fronste haar voorhoofd. 'Dat maakt het wel lastiger,
niet?'
'Ziet u een andere mogelijkheid behalve in de koffie?'
'Ze dronk weieens een glas warme melk voor ze naar bed ging. Maar
ik geloof niet, dat ze dat die avond heeft gedaan.'
'Kunt u me precies beschrijven wat er die avond in de zitkamer is
gebeurd?'
'Wel, zoals ik al zei, we zaten of liepen zo'n beetje rond en
praatten met elkaar, iemand zette de radio aan. Ik geloof dat de
meeste jongens weggingen. Celia ging vroeg naar bed evenals Jean
Tomlinson. Sally en ik zijn vrij laat opgebleven. Ik was brieven
aan 't schrijven en Sally zat te blokken. Ik geloof dat ik de
laatste was die naar bed ging.'
'Het was dus een avond zoals alle andere?'
'Absoluut, inspecteur.'
'Dank u, juffrouw Hobhouse. Wilt u nu juffrouw Lane naar me toe
sturen?'
Patricia Lane zag er bedrukt, maar niet angstig uit. Vragen en
antwoorden leverden niets nieuws op. Toen ze ondervraagd werd naar
het beschadigen van Elizabeth Johnstons aantekeningen zei Patricia,
dat ze er niet aan twijfelde of het was het werk van Celia
geweest.
'Maar dat heeft ze met klem ontkend.'
'Natuurlijk,' zei Patricia. 'Allicht. Ze zal zich geschaamd hebben.
Maar het klopt precies met al het andere, is het niet?'
'Zal ik u zeggen wat ik van deze zaak denk, juffrouw Lane? Dat er
niets klopt.'
'Ik geloof dat u denkt dat Nigel Bess' papieren heeft bedorven,'
zei Patricia blozend. 'Om die inkt. Dat is gewoon onzin. Ik bedoel,
dat Nigel nooit zijn eigen inkt zou hebben gebruikt als hij zoiets
wilde doen. Zo gek zou hij niet zijn. Maar hij heeft het niet
gedaan.'
'Hij kon niet altijd goed opschieten met juffrouw Johnston,
wel?'
'Och, ze had soms een vervelende manier van spreken, maar hij trok
zich daar niets van aan.' Patricia Lane boog zich ernstig voorover.
'Ik zou graag willen, inspecteur, dat u een paar dingen goed
begreep. Over Nigel Chapman, bedoel ik. Nigel is eigenlijk zijn
eigen ergste vijand. Ik ben de eerste om toe te geven, dat hij een
moeilijk karakter heeft en dat maakt dat de mensen bevooroordeeld
worden. Hij is grof en sarcastisch en maakt de mensen belachelijk,
en daardoor maakt hij ze kwaad en gaan ze het slechtste van hem
denken. Maar hij is een van die verlegen, ongelukkige mensen, die
eigenlijk zo graag zouden willen, dat iedereen van hen hield en die
toch, uit zucht tot tegenspraak, altijd het tegenovergestelde
zeggen van wat ze bedoelen.'
'Dat is dan wel erg ongelukkig voor hem,' vond inspecteur
Sharpe.
'Ja, maar ze kunnen het niet helpen. Het komt doordat ze een
ongelukkige jeugd hebben gehad. Nigel heeft een heel akelig thuis
gehad. Zijn vader was erg hard en streng en heeft hem nooit
begrepen. En hij behandelde Nigels moeder erg slecht. Na haar dood
hebben ze een hevige ruzie gehad en is Nigel het huis uitgegooid en
zijn vader zei, dat hij hem nooit een cent zou geven en dat hij
maar moest zien hoe hij er zonder hem kwam. Nigel zei toen, dat hij
geen hulp van zijn vader wilde hebben en die niet zou aannemen, al
bood hij die aan. Hij erfde wat geld van zijn moeder en hij heeft
zijn vader nooit geschreven of opgezocht. Dat vind ik natuurlijk
jammer, maar het lijdt geen twijfel of zijn vader is een zeer
onaangenaam mens en het verwondert me niets, dat dat Nigel bitter
heeft gemaakt en moeilijk in de omgang. Na de dood van zijn moeder
heeft niemand zich ooit meer om hem bekommerd of voor hem gezorgd.
Hij is niet erg gezond, maar hij heeft een schitterend verstand.
Hij is in het leven gehandicapt en hij kan zichzelf niet tonen
zoals hij werkelijk is.'
Patricia Lane zweeg met een kleur en een beetje buiten adem door
haar lange, ernstige toespraak. Inspecteur Sharpe keek haar
peinzend aan. Hij had al heel wat Patricia Lanes leren kennen.
'Verliefd op die jongen,' dacht hij. 'En ik geloof niet dat hij een
zier om haar geeft, maar zich zo'n beetje door haar laat
bemoederen. Die vader schijnt een lastig heerschap te zijn, maar ik
heb zo'n idee, dat die moeder een dwaze vrouw is geweest, die haar
zoon gruwelijk heeft verwend en daardoor de kloof tussen hem en
zijn vader nog heeft verbreed. Heb al zo dikwijls dergelijke
gevallen meegemaakt.' Hij vroeg zich af of Nigel Chapman zich
misschien tot Celia Austin aangetrokken had gevoeld. Het leek niet
waarschijnlijk, maar het was natuurlijk mogelijk. En als het zo
was, dacht hij, zal Patricia Lane dat verschrikkelijk hebben
gevonden. Maar erg genoeg om er een moord voor te begaan? Stellig
niet en in elk geval zou het feit, dat Celia zich had verloofd met
Colin McNabb, dat als een mogelijk motief voor de moord
uitschakelen. Hij liet Patricia Lane gaan en verzocht Jean
Tomlinson binnen te komen.