10


Gewoontegetrouw stapte De Cock de volgende morgen ruim een halfuur te laat de grote recherchekamer binnen. Hij grinnikte vrolijk toen zijn zeilend hoedje op een haar na de haak van de kapstok miste. Hij deed zijn oude regenjas uit en raapte zijn hoedje op. Daarna slenterde hij naar zijn bureau. Vledder keek van zijn schrijfmachine op.

‘Heb jij variabele werktijden?’

De oude rechercheur keek hem niet-begrijpend aan.

‘Wat zijn dat voor tijden?’

Vledder antwoordde niet. Hij wees voor zich uit.

‘Je moet bij commissaris Buitendam komen. Hij vroeg een halfuur geleden al naar je.’ Hij grijnsde. ‘Ik zou mij maar warm aankleden. Hij had een gezicht als een oorwurm.’

De Cock trok gelaten zijn schouders op.

‘Zeker slecht geslapen.’

Vledder schoof zijn schrijfmachine iets van zich af. ‘Ik weet niet wat hij op zijn hart had, maar volgens mij was hij aardig in zijn wiek geschoten. Hij had het over al dat gedoe buiten mij om.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Al dat gedoe buiten mij om?’ herhaalde hij.

Vledder knikte.

‘Dat zei hij.’

De Cock trok zijn gezicht strak en stapte naar de deur. Vledder kwam haastig achter zijn bureau vandaan en liep hem na. ‘Beloof me één ding.’

De Cock draaide zich half om.

‘En dat is?’

De jonge rechercheur legde vertrouwelijk zijn hand op de schouder van zijn oude collega.

‘Probeer een beetje vriendelijk voor hem te zijn.’

Commissaris Buitendam strekte zijn rug en legde zijn handen gevouwen voor zich op zijn bureau. Zijn lange, smalle gezicht stond ernstig. ‘Ik zal je dit keer niet uitnodigen om te gaan zitten, De Cock,’ sprak hij geaffecteerd. ‘Je doet maar wat je verkiest.’ Hij kuchte een paar maal indrukwekkend. ‘Ik heb drie zaken waarover ik mijn ongenoegen zou willen uitspreken.’

De grijze speurder glimlachte fijntjes.

‘Drie, commissaris, drie is te veel. . voor een simpele rechercheur. . op één dag.’

Commissaris Buitendam drukte zijn handen steviger in elkaar. Zijn knokkels werden wit, maar op zijn vale wangen kwam wat kleur.

‘Ik wens van jouw flauwe grappen verschoond te blijven,’ riep hij streng, bestraffend. ‘Er zijn meer uitspraken van jou die niet in goede aarde vallen. Maar laat ik het eerst met jou hebben over de affaire Vledder.’

De Cock keek verrast op.

‘Bestaat er zoiets als een. . eh, een affaire Vledder?’ vroeg hij verbaasd.

Commissaris Buitendam knikte heftig.

‘Ik heb de jongeman bij de hoofdcommissaris voorgedragen tot een bevordering. Tot mijn ontsteltenis heeft hij die bevordering geweigerd en ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat hij dat op jouw aanraden heet gedaan.’

Hij zweeg enkele seconden. Zijn neusvleugels trilden.

‘En ik accepteer niet,’ riep hij fel, ‘dat jij mijn beleidsplannen doorkruist.’

De Cock onderdrukte een opkomende woede.

‘Het was Vledder zijn eigen beslissing,’ sprak hij rustig, zichzelf kalmerend. ‘Hij weigerde om de consequenties van zijn bevordering.’

‘Welke consequenties?’

‘Dat hij niet meer met mij zou kunnen optrekken. Hij zal de bevordering zeker aanvaarden als u hem voorlopig nog aan mijn zijde laat opereren.’ De oude rechercheur toonde zijn beminnelijkste glimlach. ‘Als. . eh, als u uw. . eh, uw beleidsplannen in die zin zou willen ombuigen?’

Tot verwondering van de grijze speurder reageerde commissaris Buitendam niet onmiddellijk met een heftig afwijzen, maar verzonk in gepeins. Na enige tijd knikte hij voor zich uit. ‘Ik zal het in overweging nemen.’ Hij trok zijn rug weer recht en veranderde van toon.

‘Dan ben ik gisteravond laat nog benaderd door de heer Jean de Tournes, een vooraanstaand burger van onze stad en vader van de zo ongelukkig om het leven gekomen Suzette. De heer De Tournes toonde zich uiterst verbolgen over jouw houding. Hij had de indruk dat jij zijn uitlatingen niet geheel serieus nam. Toen hij een oude liefdesaffaire als motief voor de moord op zijn dochter uiteenzette, was jouw reactie. .’ De commissaris raadpleegde een notitie op zijn bureau, ‘. .als dergelijke zaken steeds tot moord zouden leiden, dan zou in ons land de capaciteit van kerkhoven, begraafplaatsen en crematoria aanmerkelijk dienen te worden uitgebreid.’ De commissaris keek op. ‘Een dergelijke opmerking, De Cock, vind ik ongepast.’

De grijze speurder keek zijn chef onbewogen aan.

‘U memoreerde driemaal on-ge-noe-gen,’ sprak hij kalm. ‘Wat was de derde?’

Commissaris Buitendam bracht zijn handen naar voren en drukte de vingertoppen tegen elkaar.

‘Ik heb begrepen,’ sprak hij bedachtzaam, ‘dat jij buiten mij om, van meester Medhuizen, onze nieuwe officier van justitie, de opdracht hebt aanvaard om een oude moordzaak in behandeling te nemen.’

De Cock kneep zijn ogen half dicht. Zijn hartslag versnelde en hij voelde hoe de woede in zijn aderen kroop.

‘Wie heeft u op deze wijze ingelicht?’

Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd.

‘Dat doet niet ter zake,’ reageerde hij fel. ‘En dat gaat je ook niets aan.’

De Cock knikte heftig.

‘Dat gaat mij wel degelijk iets aan,’ sprak hij met stemverheffing.

‘Meester Medhuizen heeft mij geen opdracht gegeven en ik heb buiten u om geen opdracht van hem aanvaard. Dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Ik begrijp ook best wie uw zegsman is: onze vroegere officier van justitie, de wegens onbekwaamheid weggepromoveerde meester Schaaps, met wie u het altijd zo uitermate goed kon vinden. Ik raad u in het belang van ons allen aan om met onze nieuwe officier van justitie eenzelfde relatie op te bouwen.’

Commissaris Buitendam kwam woedend achter zijn bureau vandaan. Zijn ogen vonkten en zijn neusvleugels trilden opnieuw. Hij strekte zijn hand naar de deur.

‘Eruit!’

De Cock ging.

Vledder keek hem verwijtend aan.

‘Was het weer zover?’

De Cock ging met een verdrietig gezicht achter zijn bureau zitten. ‘Het is altijd hetzelfde,’ verzuchtte hij. ‘En geloof me, ik had echt de intentie om beleefd en vriendelijk te blijven. Maar op een onverklaarbare manier schijn ik hem steeds te prikkelen en dan stuurt hij mij onheus zijn kamer af.’

Vledder gniffelde. ‘On-ver-klaar-baar? Volgens mij ben je er steeds bewust op uit om hem te prikkelen.’

Adjudant Kamphuis kwam de recherchekamer binnen, liep op De Cock toe en smeet een grote dikke gele enveloppe op zijn bureau. ‘Een verslag van de TOHD,’ verduidelijkte hij. ‘Zat vanmorgen bij de post.’

De grijze speurder knikte begrijpend en scheurde de enveloppe open. Er rolden onmiddellijk twee doorschijnende plastic zakjes uit. In een ervan zaten drie sigarettenpeuken met afdrukken van een iets oplichtend cyclaamkleurige lipstick. Het andere zakje bevatte slechts één sigarettenpeuk met een felle afdruk van een donkerrode lipstick.

Vledder kwam achter zijn bureau vandaan en keek over de schouder van De Cock mee. Hij wees naar de sigarettenpeuken met de cyclaamkleurige afdrukken. ‘Die zijn van Suzette de Tournes,’ sprak hij beslist. ‘Ik heb daar speciaal op gelet.’

Hij glimlachte. ‘Bovendien kan ik het bewijzen. Voordat dokter Rusteloos met de sectie begon, heb ik een papieren zakdoekje langs haar lippen gehaald. Dat zakdoekje heb ik bewaard.’

De Cock keek schuin omhoog.

‘Dat is knap van je.’

De jonge rechercheur wees naar de sigarettenpeuk met de donkerrode afdruk. ‘Dat moet dan de afdruk van onze mysterieuze dame zijn.’ Hij gebaarde naar de plastic zakjes. ‘Dat is toch in de asbak van die eersteklascoupé gevonden?’

De Cock knikte.

‘Ik moet het rapport nog lezen, maar ik neem aan dat dit het resultaat is van het onderzoek van Ben Kreuger in die coupé.’

‘Vingerafdrukken?’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

‘Ik moet nog bezien of Ben Kreuger zich daaraan heeft gewaagd. Het interieur van zo’n treincoupé wordt niet elke dag met sterk schoonmaakspul gereinigd. Je komt er een zee van handpalmen, greepjes en vingerafdrukken tegen. Het is een kolossale klus om al dat materiaal te classificeren. Vaak lopen de afdrukken door elkaar heen. Bovendien wordt door de tijd en de veelheid de bewijsvoering toch wat twijfelachtig.’

Vledder wees naar de enveloppe.

‘Zit er nog meer in?’

De Cock schudde de verdere inhoud van de enveloppe op zijn bureau. Er kwam een keurig rapport in drievoud uit tevoorschijn en een door de Technische Dienst met een doorschijnend plastic laagje beschermd adresbandje.

De oude rechercheur pakte het voorzichtig op. ‘Richard Bernard,’ las hij gespannen. ‘Amstel 1317, postcode 1043 AP Amsterdam.’ Vledder hijgde in zijn nek.

‘Wat is dat?’

De Cock reikte hem over zijn schouder het bandje aan en pakte het rapport. Snel gleed zijn blik over de regels.

‘Gevonden,’ sprak hij hees, ‘in de prullenbak van die eersteklascoupé.’

Ze reden met de oude Volkswagen de steiger af en mengden zich via de Oudebrugsteeg in het traag voortsukkelende verkeer op het Damrak.

De Cock zat onderuitgezakt en keek naar de ruitenwissers, die in een boog van vettige strepen de regendruppels van de voorruit probeerden te verjagen. Hij schoof zijn hoedje naar achteren en keek opzij.

‘Spoort hij nog?’

Vledder trok een grimas.

‘Ik merk niets aan het stuur. Het oude barrel heeft die klap op de steiger blijkbaar goed verdragen. Hij is nog lang niet rijp voor. .’

Hij maakte zijn zin niet af en wees naar een jongeman, die onder een opgestoken paraplu met zijn fiets nonchalant door en langs de file slalomde. ‘Dat is nu typisch Amsterdams weggebruik.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Heb je Ben Kreuger nog gebeld?’

Vledder knikte.

‘Hij heeft die treincoupé wel degelijk dactyloscopisch onderzocht en inderdaad tientallen handpalmen, vingers en greepjes gevonden. Hij zal ze voor ons bewaren. Mochten we tot een dader komen, dan kan hij in het gevonden materiaal gaan zoeken.’

‘En dat adresbandje?’

‘Dat lag verkreukeld in de prullenbak onder het raam. De krant of het blad, waar het oorspronkelijk om was gewikkeld, heeft hij in die coupé niet aangetroffen.’

De Cock wreef nadenkend over zijn kin.

‘Dat wikkeltje. . dat bandje,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘vormt toch wel een sterke aanwijzing in de richting van Richard Bernard. Het zou er op kunnen wijzen, dat hij in die bewuste coupé

is geweest, een blad of een krant van de wikkel heeft ontdaan en is gaan zitten lezen. Het bestempelt hem tot verdachte.’ Hij zweeg even. Om zijn lippen speelde een zoete glimlach. ‘Tenzij. . tenzij iemand anders dat bandje in die prullenbak heeft gedeponeerd.’

‘Hoe bedoel je?’

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Als een vals spoor. De moordenaar of moordenares legt het adresbandje, dat hij of zij mogelijk zelf heeft vervaardigd of op een andere manier heeft bemachtigd, in de prullenbak van de coupé om de aandacht van zichzelf af te leiden.’

Vledder knikte.

‘Het doel van dat adresbandje zou dan zijn, dat wij onze aandacht gaan richten op de vader van de eerder vermoorde Stella Bernard.’

‘Precies.’

Vledder blikte even opzij.

‘Maar is dat zinvol? Via Peet de Boer, de man van Wagon-Lits, weten we dat Suzette de Tournes in die eersteklascoupé gezelschap had van een vrouw en niet van een man.’

De Cock wreef zich achter in zijn nek.

‘Maar of die vrouw ook werkelijk Suzette de Tournes heeft vermoord, staat nog steeds niet vast. We hebben al eerder de mogelijkheid onder ogen gezien, dat de dader pas in het Amstelstation op de trein is gestapt of dat hij gewoon in de tweede klasse zat.’

Vledder keek hem nadenkend aan.

‘Rijdt er ook een steward van Wagon-Lits mee in de trein van Amsterdam naar Enkhuizen?’

De Cock schudde langzaam zijn hoofd.

‘We kunnen het voor de zekerheid bij Jan Westerneng informeren, maar ik dacht van niet.’ Hij trok zijn wenkbrauwen op.

‘Waarom vraag je dat?’

Vledder maakte een schouderbeweging.

‘Misschien heeft de dader bij het maken van het moordplan geen rekening gehouden met de steward. Begrijp je, hij of zij schakelt voordien wel de conducteur uit, maar vergeet dat er ook nog een man van Wagon-Lits door de trein doolt.’

De Cock gebaarde geïrriteerd.

‘Dat klopt niet. De moordenaar of moordenares wist heel goed dat er een steward in de trein was. Vermoedelijk werd diezelfde steward zelfs ongewild gebruikt om de conducteur uit te schakelen. Bovendien. ’ Ineens kwam hij met een ruk overeind. Een verschrikte blik in zijn ogen.

‘Het plastic bekertje.’

Vledder reageerde verward.

‘Wat voor plastic bekertje?’

De Cock zwaaide geëmotioneerd.

‘Volgens steward De Boer nam de dame in de coupé bij Suzette de Tournes koffie. Dat krijg je tegenwoordig in zo’n wit plastic bekertje. En wat doe je als dat bekertje leeg is?’

‘Dat doe je in de prullenbak.’

De grijze speurder knikte instemmend.

‘Juist. En daar heeft Ben Kreuger het blijkbaar niet gevonden.’

Op zijn breed gezicht kwam een grijns. ‘Een bandje met een volledige naam en adres laat de moordenaar nonchalant in de prullenbak achter. . een plastic bekertje, waaruit hij of zij koffie dronk, neemt men mee.’ Hij liet zich weer onderuitzakken.

‘Merkwaardig, Dick Vledder, uiterst merkwaardig.’