4
Louise de Coligny liet zijn arm los en legde haar beide handen in haar schoot. Ze boog haar hoofd diep voorover. Haar kastanjebruine haren gleden als een gordijn voor haar gezicht. De Cock staarde in haar richting en zag hoe nog steeds regendruppels van haar glimmend rode lakjas gleden. Het bleef secondenlang op zijn netvlies hangen. De woorden van de jonge vrouw hadden hem geschokt. . verdoofd. Het duurde geruime tijd voor hij zijn gedachten weer had geordend. Zijn rechterhand reikte naar haar en beroerde haar schouder.
‘Uw. . eh, uw uitlatingen,’ sprak hij zacht en aarzelend, ‘vergen wel een nadere verklaring.’
Louise de Coligny keek naar hem op. Haar gezicht zag nog doodsbleek en haar handen in haar schoot trilden. Ze knikte vaag.
‘Dat begrijp ik.’
‘U woont in Utrecht, heb ik begrepen?’
‘Ja.’
‘Waar?’
‘Aan de Oudegracht, nummer 315. Dat is niet ver van het station.’
‘Woont u daar al lang?’
‘Ongeveer twee jaar. Sinds de dood van mijn vader.’
‘En u reist elke dag met de trein naar Amsterdam. . Centraal Station?’
‘De trein van tien uur zeventien.’
‘Waarom eerste klasse?’
Louise de Coligny reageerde verrast.
‘Omdat ik het kan betalen.’
De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.
‘Een plausibele verklaring.’
Louise de Coligny strekte haar rug. Er kwam weer wat kleur op haar wangen. ‘Ik heb enige jaren fysiologie gestudeerd. Ik werk nu parttime. . een paar uur per dag als fysiotherapeute in Amsterdam aan het RIM. . Revalidatie-Instituut Muiderpoort. Niet omdat het voor mijn levensonderhoud zo dringend noodzakelijk is, maar ik vind het plezierig om iets voor mensen te doen. Ik heb graag wat om handen. Werken is voor mij een soort tijdpassering.’
Om de lippen van De Cock speelde een schamper lachje. ‘Werken... is ook voor mij... een tijdpassering.’
De opmerking prikkelde Louise de Coligny.
‘Ik wil alleen maar duidelijk maken,’ sprak ze scherp, ‘dat ik niet om den brode werk.’
De Cock wuifde het onderwerp weg.
‘Hebt u vaak medereizigers?’
‘Om die klok niet. Ik zit in zo’n eersteklascoupé meestal maar alleen.’
‘U rookt?’
‘Nee.’
‘Waarom nam u vanmorgen niet de trein?’
Met haar handpalmen naar voren gestrekt, spreidde Louise de Coligny haar beide armen. Het was een heftig, emotioneel gebaar. ‘Toeval!’ riep ze luid. ‘Puur toeval. Vanmorgen om een uur of negen belde mijn broer mij en zei dat hij voor zaken naar Utrecht kwam en of ik met hem wilde dineren.’ Ze trok haar schouders iets op. ‘Ik vond het wel een prettig idee. Sinds de dood van vader zien we elkaar niet zo veel meer. Ik heb toen een van de mensen van het revalidatiecentrum gebeld en gezegd dat ik vandaag niet kwam.’
De Cock knikte begrijpend. Hij bracht de wijsvinger van zijn rechterhand voor het puntje van zijn neus. ‘U zei zo pertinent en overtuigend: ze heeft zich vergist.’
Louise de Coligny knikte nadrukkelijk.
‘Dat zei ik. Inderdaad. Ze bedoelde mij. . geloof me. . ze bedoelde mij. Ik weet niet welke vrouw zij vanmorgen in die trein heeft vermoord. Ik denk een jonge vrouw, die op een of andere manier op mij lijkt. . die vanmorgen toevallig in dezelfde eersteklascoupé zat, waarin ik gewoonlijk plaats neem.’
De Cock keek haar strak aan, zijn hoofd iets schuin.
‘U kent de moordenares?’
‘Nee.’
De grijze speurder fronste zijn wenkbrauwen.
‘U kent haar niet?’
In zijn stem trilde verbazing.
‘Nee.’
‘Hoe. . eh, hoe weet u dan dat zij vanmorgen u wilde doden in plaats van de vrouw die nu haar slachtoffer is geworden?’
Louise de Coligny sloot even haar beide ogen. De geringe kleur op haar wangen trok weer weg. ‘Ze heeft mij ermee gedreigd. . diverse malen.’
‘Hoe?’
‘Al sinds een jaar of twee krijg ik met tussenpozen van een of twee maanden telefoontjes van een of andere vrouw, die mij zegt dat ik haar volgend slachtoffer zal zijn.’
‘Waarom?’
‘Hoe bedoelt u?’
De Cock kneep zijn lippen op elkaar.
‘Daar moet toch een reden voor zijn!’ riep hij gespannen.
‘Moord vraagt een motief.’
Louise de Coligny schudde haar hoofd.
‘Ik weet het niet,’ sprak ze jammerend. ‘Ik begrijp niet wat dat mens bezielt. . wat haar bezighoudt. Ik krijg ook nooit de kans om haar iets te vragen. Ze zegt alleen jij bent mijn volgend slachtoffer, en dan verbreekt ze de verbinding.’
‘Haar volgend slachtoffer?’
‘Ja.’
De Cock keek haar vragend aan.
‘Wie was haar vorig slachtoffer?’
Louise de Coligny slikte.
‘Stella... Stella Bernard.’
‘Wie is. . was Stella Bernard?’
Louise de Coligny sloeg haar beide handen voor haar gezicht. Haar lichaam schokte. ‘Een jonge vrouw,’ sprak ze hees. ‘Men vond haar twee jaar geleden. . vermoord in een treincoupé.’
De Cock boog zich met een ruk naar haar toe. Zijn hart bonsde wild van spanning.
‘Waar?’
Louise de Coligny richtte haar hoofd op. In haar donkere ogen blonken tranen.
‘Enkhuizen.’
Toen Louise de Coligny was vertrokken, keek Vledder zijn oude collega met enige verbazing aan.
‘Kende jij de naam Stella Bernard niet?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik zei je al: ik heb het dossier nog niet ingezien en tijdens de beide gesprekken die ik met Medhuizen heb gevoerd, is die naam nooit gevallen. Hij sprak alleen van de moordzaak Enk huizen.’ Vledder kwam achter zijn bureau vandaan. Hij pakte een stoel en ging er naast De Cock achterstevoren op zitten.
‘Het verhaal van Louise de Coligny bevestigt in ieder geval dat er een verband bestaat tussen die moord in Enkhuizen en de moord vanmorgen in ons Amsterdams Centraal Station.’
De grijze speurder knikte vaag.
‘Qua modes operandi. . werkwijze, methodiek. . zijn er inderdaad duidelijke overeenkomsten. Ook Stella Bernard werd gewurgd en spiernaakt in een eersteklascoupé gevonden. Verder?’
Vledder gebaarde voor zich uit.
‘Dezelfde moordenares. In die anonieme telefoontjes zei ze toch tegen Louise de Coligny: jij bent mijn volgend slachtoffer. Daarbij bekent ze ook verantwoordelijk te zijn voor die eerste moord!’
De Cock plukte aan zijn onderlip.
‘Dat is juist,’ sprak hij nadenkend. ‘Ik heb alleen nogal moeite met de theorie van Louise de Coligny, dat de moordenares zich vanmorgen in de persoon zou hebben vergist.’
‘Dat kan toch?’
De Cock wreef met zijn hand achter in zijn nek.
‘Louise de Coligny zegt dat ze al een jaar of twee van dergelijke anonieme telefoontjes krijgt. Dat betekent, dat de moordenares al kort na haar moord op Stella Bernard besloot dat onze Louise de Coligny haar volgend slachtoffer zou zijn.’
‘En?’
De Cock stak zijn wijsvinger op.
‘Wat mij bijzonder intrigeert is: wat bepaalde haar keuze? Waarom juist Louise de Coligny als volgend slachtoffer? Maar dat even terzijde.’ De oude rechercheur grijnsde. ‘Twee jaar van voorbereiding. . twee jaar, waarin de moordenares haar toekomstig slachtoffer met telefoontjes belaagt. . en je dan nog vergissen in de persoon?’ Hij grinnikte ongelovig. ‘Bovendien lijken de beide vrouwen niet op elkaar. Die jonge vrouw vanmorgen in het Centraal Station was hoogblond en Louise de Coligny is een uitgesproken brunette.’
Vledder maakte een schouderbeweging.
‘Misschien heeft Louise de Coligny sinds kort haar haren kastanjebruin laten verven. . was ze vroeger hoogblond.’
De Cock zuchtte.
‘Dat zullen we haar nog eens moeten vragen.’
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘Als ik zo jouw gezicht bekijk, dan geloof je niet in een vergissing.’
‘Nee.’
Vledder boog zich iets voorover. Op zijn jong gezicht speelde een glimlach. ‘Maar Louise de Coligny rijdt wel elke morgen met dezelfde trein en zit dan in dezelfde eersteklascoupé, waarin wij vanmorgen die vermoorde jonge vrouw vonden.’
De Cock knikte traag.
‘Dat is inderdaad een merkwaardige toevalligheid.’ Hij klemde zijn lippen op elkaar en stak zijn kin iets omhoog. ‘Zo merkwaardig, Dick Vledder, dat mijn tenen ervan kromtrekken.’
De jonge rechercheur grinnikte.
‘Zullen we het dan toch maar houden op. . een vergissing?’
Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt. Vledder stond van zijn stoel op en riep: ‘Binnen!’ Het klonk verstoord, geprikkeld.
In de deuropening verscheen een statige heer in een lange, groene trenchcoat met brede schouderkleppen. Hij nam zijn hoed af. Een scheutje regenwater gulpte van de rand op de vloer. In een wat slepende tred liep hij op de beide rechercheurs toe. Op een afstand van enkele meters bleef hij staan en maakte een stramme buiging. ‘Tot wie mag ik het woord richten?’
De Cock pakte de stoel waarop Vledder had gezeten en schoof die naast zijn bureau.
‘Neemt u plaats,’ sprak hij vriendelijk. ‘Het regent buiten nog steeds, zie ik.’
De heer knikte, maar reageerde verder niet. ‘Mijn naam is Jean de Tournes,’ sprak hij. Zijn stem klonk hard, krakerig en autoritair. ‘Bent u de man die de moord op de jonge vrouw, vanmorgen in het Centraal Station, behandelt?’
De Cock zweeg. De toon van de heer beviel hem niet, wekte weerstanden in hem op. Hij keek hem strak en onderzoekend aan. De oude rechercheur schatte hem op achter in de veertig, begin vijftig. Onder borstelige wenkbrauwen lagen zijn ogen diep in de kassen. Zijn donkere haar was grijs aan de slapen.
‘Waarmee zou ik u van dienst kunnen zijn?’ vroeg hij kalm en zakelijk.
Jean de Tournes legde zijn natte hoed op zijn schoot.
‘Mijn dochter Suzette is vanmorgen met de trein uit Nijmegen vertrokken. Ik verwachtte haar nog voor de lunch bij mij op kantoor. Ze kwam niet. In de avondkrant las ik dat er vanmorgen een jonge vrouw is aangetroffen in een eersteklascoupé van een trein uit Nijmegen.’
Hij zweeg even. ‘Ik vrees dat die jonge vrouw mijn dochter is.’
De Cock keek verbijsterd naar de heer op. De koele, kille toon, zonder een zweem van emotie, deed hem huiveren. Zijn handen trilden toen hij uit de lade van zijn bureau de foto van de jonge vrouw met de gesloten ogen nam.
‘Is... eh, is zij... eh?’
Hij maakte zijn zin niet af. . kon dat niet.
De heer keek en knikte. Zijn gezicht stond strak als een stalen masker.
‘Suzette. . mijn dochter, Suzette de Tournes.’