3
Vledder liet zijn rappe vingers op de elektronische schrijfmachine even rusten en keek verwonderd op. ‘Waar kom jij vandaan?’
De Cock zakte in de stoel achter zijn bureau.
‘Van het Paleis van Justitie.’
‘Wat moest je daar doen?’
De oude rechercheur maakte een hulpeloos gebaartje. ‘Ik kon je niet waarschuwen,’ sprak hij spijtig. ‘Toen jij belegde broodjes haalde voor de lunch, kreeg ik een telefoontje van meester Medhuizen. Ik moest onmiddellijk bij hem komen. Hij had ons telexbericht van de moord in het Centraal Station gelezen en zag direct punten van overeenkomst.’
‘Met die oude moord in Enkhuizen?’
‘Precies. Ook toen werd het slachtoffer poedelnaakt in een eersteklascoupé aangetroffen.’
‘Gewurgd?’
De Cock knikte.
‘Door iemand met een krachtige handgreep.’
Vledder schoof de schrijfmachine van zich af.
‘Ik zal morgen tijdens de sectie aan dokter Rusteloos naar die kraakbeenringetjes vragen. . als hij mij kan verstaan. Die oude lijkensnijder wordt steeds dover.’ Hij zweeg even. Ineens lichtten zijn ogen op. ‘En ook bij die moord in Enkhuizen stapte de conducteur vroegtijdig van de trein.’
Op het gezicht van De Cock kwam een grijns.
‘In Zaandam.’ Hij stak zijn wijsvinger op. ‘En toen sloop het eerste foutje in het onderzoek.’
‘Welk?’
‘Die conducteur.’
Vledder keek hem verwonderd aan.
‘Wat is daarmee? Hebben ze die man nooit benaderd. . nooit verhoord?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘Zeker, zelfs zeer uitgebreid. Over het exacte tijdstip van het vertrek van de trein. . over het aantal reizigers. . eerste en tweede klasse. . signalementen van mensen, van wie hij het plaatsbewijs had gecontroleerd. . over alles en nog wat.’ Hij spreidde zijn armen in een theatraal gebaar. ‘Maar ze hebben de arme man nooit gevraagd hoe hij aan die plotselinge maagklachten kwam.’
Vledder keek hem verward aan.
‘En?’
De Cock zuchtte.
‘Denk nu eens goed na,’ antwoordde hij geduldig. ‘Wat doet een conducteur in een trein. . hij controleert. Zoals hij vanmorgen zelf al opmerkte, zeker de reizigers in de eersteklascoupés. Wel, de man of vrouw die het sinistere voornemen had om een moord te plegen, wilde niet het risico lopen dat hij of zij tijdens zijn of haar luguber handwerk door een controlerende conducteur zou worden overvallen.’
De mond van Vledder viel half open.
‘Hij moest van de trein,’ stelde hij verrast.
De Cock knikte traag.
‘Desnoods met ernstige maagklachten.’
Een tijdlang zwegen de beide rechercheurs. De vreemde treinmoorden spookten door hun gedachten. Van de vrijwel dag en nacht brandende verlichting in de grote recherchekamer was boven hun bureaus een tl-buis defect. Het zachte, zoemende geluid, gepaard met snel flakkerend licht, was indringend, hinderlijk, en verstoorde hun denken. De Cock stond van zijn stoel op en begon in zijn zo typische slenterpas door de recherchekamer te stappen. Zijn markant, wat hoekig gezicht stond strak en onder zijn schedeldak groeide steeds intenser de wil om de zaak tot klaarheid te brengen. Niet zozeer omdat ene meester Medhuizen dat prettig zou vinden, maar veel meer omdat hij wenste te slagen, waar voor hem anderen hadden gefaald. Bij het bureau van Vledder bleef hij staan.
‘Heeft Bram van Wielingen de foto’s al gebracht?’
De jonge rechercheur knikte.
‘Toen jij weg was. Hij zei dat hij om jou ter wille te zijn, zich bijzonder had gehaast.’
De Cock grijsde.
‘Dat is dan heel vriendelijk van Bram,’ reageerde hij lachend.
‘Heb je ze bekeken?’
‘Ja.’
‘En?’
Vledder trok wat verveeld zijn schouders op.
‘Ik heb er, eerlijk gezegd, niet veel bijzonders aan gezien.’ Het klonk somber. De jonge rechercheur pakte een grote gele enveloppe uit een lade van zijn bureau, schoof zijn schrijfmachine nog iets verder naar achteren en spreidde een reeks glimmende foto’s voor zich uit. ‘Misschien dat jou iets opvalt?’
De Cock boog zich over hem heen.
‘Hoe oud schat je haar?’
‘Voor in de twintig.’
De Cock knikte instemmend.
‘Ze draagt geen trouwring.’
Vledder grinnikte.
‘Dat zegt tegenwoordig niet zo veel meer.’
‘Je bedoelt dat ze toch getrouwd kan zijn.’
Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Je bent een ouderwets man. Jij denkt alleen maar aan al of niet getrouwd zijn. Tegenwoordig bestaan er tal van andere relatievormen.’
‘Waarbij men geen ring van trouw meer draagt?’
Vledder kneep even zijn lippen op elkaar en tikte met zijn wijsvinger op een foto van het lijk. ‘Dit is een jonge vrouw,’ sprak hij geprikkeld, ‘van deze tijd. . woont allang niet meer bij haar ouders. . werkt zo nu en dan voor een uitzendbureau. . heeft zo af en toe een vriendje. . is geëmancipeerd, vrij en onafhankelijk. En weet je wat dat betekent, De Cock?’
‘Geen idee.’
‘Dat het nog heel lang kan duren voor het iemand opvalt dat ze er niet meer is.’
De oude rechercheur keek hem aan. Zijn gezicht stond ernstig,
‘En weet je hoe ik dat vind?’
‘Nou?’
‘Intriest.’
Met een stijgend gevoel van ergernis had De Cock, staande boven op zijn bureau, de storende defecte tl-buis uit het armatuur verwijderd. Daarna had hij zich over de foto’s ontfermd. Hij bekeek ze nog eens, een voor een, zorgvuldig. Men kon er toch van uitgaan, bedacht hij, dat het slachtoffer niet poedelnaakt in die eersteklascoupé was gestapt. . Waarom had de moordenaar zich de moeite getroost om het lijk te ontkleden? Dat kostte inspanning en vooral tijd. . waarin hij of zij gezien kon worden. . ontdekt. En waar was de kleding van het slachtoffer gebleven?
Door de moordenaar meegenomen? Waarom? Had het slachtoffer bagage bij zich. . een koffer, valies, een handtas? Er was in die eersteklascoupé niets achtergebleven. . alleen een lijk. De vragen stormden op hem af. Wat was het motief voor de daad? Waarom moest aan dat jonge leven een eind komen?
Aanranding, verkrachting, roof? Was de moordenaar een seksuele maniak. . een man met bijzondere lustgevoelens?
In zijn lange loopbaan bij de recherche hadden de meest uitzonderlijke figuren zijn speurderspad gekruist. Hij liet ze in gedachten nog eens de revue passeren. Hun gedrag, methoden, afwijkingen. In de regel trof men sporen van het gebruik van brute kracht. . een plotselinge explosie van emoties. . een ontembare lust tot moord. Maar buiten de strangulatieplekken aan de hals, had hij aan het lichaam van het slachtoffer geen tekenen van geweld kunnen ontdekken.
Hij nam de foto in de hand, die Bram van Wielingen van de jonge vrouw had gemaakt nadat dokter Den Koninghe de verschrikte ogen had gesloten. Een knap, regelmatig gezicht, vond hij, met mooi gevormde mond en lippen. Hij bleef naar het dode gezicht staren. Tegen zijn verstand in koesterde hij de hoop dat zij hem nog iets kon zeggen. . over zichzelf. . over de man of vrouw die haar had belaagd. Hij vroeg zich af of zij zich tegen haar moordenaar had verzet. . gestompt, geslagen, gekrabd?
Hij keek op naar Vledder, die tegenover hem aan een procesverbaal van bevindingen werkte.
‘Denk morgen bij de sectie even aan het nagelvuil. Als er wat is, dan moet dat naar het gerechtelijk laboratorium in Den Haag.’
De jonge rechercheur knikte.
‘Heb je nog andere wensen?’
De Cock antwoordde niet direct. Zijn oog viel op een halfronde metalen bak midden onder het raam van de coupé. Hij was duidelijk te zien op de overzichtsfoto die Bram van Wielingen met zijn camera vanuit de corridor had gemaakt.
‘De prullenbak!’ riep hij blij, verrast.
‘Welke prullenbak?’
De Cock zwaaide.
‘In die eersteklascoupé.’
Vledder liet zijn vingers even rusten.
‘Wat is daarmee?’
De Cock boog zich iets naar voren.
‘Die schoonmaker zal hem niet hebben geleegd. Toen hij het lijk ontdekte, is hij natuurlijk geschrokken en heeft onmiddellijk alarm geslagen. Daarna is hij niet meer in de coupé terug geweest.’
‘Je bedoelt dat er nog best iets in die prullenbak kan liggen.’
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘Iets wat ons mogelijk verder kan helpen.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘Zoveel aanwijzingen heeft de moordenaar niet achtergelaten.’ Hij wees naar de telefoon op zijn bureau. ‘Bel straks even met Jan Westerneng en vraag of hij zo vriendelijk wil zijn om de inhoud van de prullenbak veilig te stellen.’
‘En de asbak?’
‘Ook. Hij moet daar natuurlijk wel mee wachten tot Ben Kreuger van de tohd (= Technische Opsporings- en Herkennings Dienst) in die coupé met zijn kwast is rondgegaan. Zie je hem morgen?’
Vledder knikte.
‘Ben Kreuger komt morgenochtend naar het sectielokaal om vingerafdrukken van het lijk te nemen. Ik zal hem dan meteen vragen of hij. .’ De jonge rechercheur maakte zijn zin niet af. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt, zacht, bescheiden. Hij wachtte enkele seconden tot het kloppen zich herhaalde. Toen riep hij: ‘Binnen.’
De deur gleed langzaam open en in de deuropening verscheen de ranke gestalte van een jonge vrouw. Ze droeg een opvallende glimmend rode lakjas en een breedgerande hoed in de vorm van een zuidwester. Op haar korte laarsjes schreed ze als een bevallige mannequin naderbij. Bij het bureau van De Cock bleef ze staan en keek de grijze speurder glimlachend aan.
‘Ik moet vast bij ú zijn.’
Het klonk melodieus in een laag timbre.
Van bewondering kwam De Cock uit zijn stoel overeind.
‘Hoe. . eh, hoezo?’ stamelde hij.
Ze gebaarde achter zich. ‘De wachtcommandant beneden aan de balie zei dat ik moest uitzien naar een knappe, grijze man.’
Op het gezicht van De Cock glom verbazing. ‘Zei hij dat?’ vroeg hij ongelovig.
Ze glimlachte opnieuw. ‘Hij zei grijze man,’ sprak ze vriendelijk, innemend. ‘De toevoeging knappe is van mij.’
Over het brede gezicht van De Cock gleed een grijns. Onderwijl keek hij haar onderzoekend aan. De vleierij maakte hem waakzaam. Met een brede armzwaai gebaarde hij naar de stoel naast zijn bureau. ‘Gaat u zitten.’
Ze nam haar rode zuidwester af en een weelde van kastanjebruin haar golfde over haar schouders. Daarna nam ze plaats en sloeg haar slanke benen over elkaar.
‘U bent rechercheur De Cock?’
De grijze speurder knikte.
‘Met. . eh, met ceeooceekaa,’ antwoordde hij haast automatisch. Hij wees voor zich uit. ‘En dat is mijn bijzonder gewaardeerde collega Vledder.’
Ze blikte wat argwanend in de richting van de jonge rechercheur. ‘Ik had graag een onderhoud met u onder vier ogen.’
De Cock ging weer zitten.
‘U. . eh, u kunt vrijuit spreken,’ reageerde hij geruststellend.
‘Vledder en ik werken al jaren samen. Ik zou hem na ons onderhoud toch deelgenoot hebben gemaakt van hetgeen u mij hebt te vertellen.’
Ze knikte begrijpend en boog zich iets naar hem toe.
‘Ik heet Louise. . Louise de Coligny.’
De Cock snoof een zoete geur van parfum.
‘Een bekende naam.’
‘Inderdaad. Een van de vrouwen van Willem van Oranje droeg dezelfde naam. Onze familie stamt nog van de Hugenoten, die in de zeventiende eeuw uit Frankrijk naar Nederland zijn gevlucht.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Van protestantse godsdienst?’
Louise de Coligny blikte op. Er lag vuur in haar ogen. ‘Zeker,’ sprak ze vinnig. ‘Het geloof van je vaderen verloochen je niet.’
De Cock liet de opmerking aan zich voorbijglijden. ‘Wat is het doel van uw komst?’ vroeg hij zakelijk.
Louise de Coligny verschoof iets op haar stoel. Ze boog haar hoofd en haar gezicht versomberde.
‘Ik wilde met u praten over die moord.’
‘Welke moord?’
‘Die moord in het Centraal Station vanmorgen. Ik hoorde het ongeveer anderhalf uur geleden op de radio in het nieuwsbericht. Ik heb toen bij de spoorwegen geïnformeerd en daar zei men mij, dat u die zaak behandelde.’
De Cock knikte instemmend.
‘Dat is juist.’
Louise de Coligny aarzelde even. Ze drukte haar snijtanden krachtig in haar onderlip. ‘Ik. . eh, ik ben onmiddellijk vanuit Utrecht naar u toe gekomen.’ Haar beide handen reikten tastend naar zijn arm. ‘Ik kom om hulp, meneer De Cock. U moet mij helpen. . beschermen.’
De oude rechercheur keek haar schattend aan.
‘Tegen wie. . tegen wat?’
‘Tegen die vrouw.’
‘Welke vrouw?’
‘Die moordenares.’
De Cock kneep zijn wenkbrauwen bijeen.
‘U bedoelt de vrouw, die vanmorgen in de trein die moord pleegde?’ In zijn stem trilde twijfel en ongeloof. Louise de Coligny knikte nadrukkelijk. Haar gezicht zag bleek en haar ogen waren groot en angstig.
‘Ze heeft zich vergist. . ze heeft zich vergist. Ze heeft de verkeerde vermoord.’
De Cock bracht zijn gezicht dichtbij het hare.
‘De verkeerde?’
Louise de Coligny slikte en De Cock voelde hoe de nagelpunten van de vingers waarmee ze zijn arm omklemde, in zijn vlees drongen.
‘Ze bedoelde mij,’ sprak ze hees. ‘Ik rijd elke morgen met diezelfde trein. . eerste klasse.’