Hoofdstuk 11
Vanuit haar slaapkamerraam had Isobel perfect zicht op de trouwlocatie. Op het gras voor het meer, dat schitterde in de zon, stonden rijen witte stoelen opgesteld, met daarvoor een met witte en roze rozen versierde boog. Daar zouden Orlando en zij straks hun gelofte afleggen. Ze kon het nog steeds niet geloven. Zich losrukkend van het uitzicht, keerde ze zich af van het raam.
Twee weken geleden hadden ze afgesproken dat zij haar eigen suite zou betrekken. Schaapachtig had hij het geopperd, verlegen bijna. Maar hij had zich geen zorgen hoeven maken. Isobel was maar wat blij dat ze zo allebei wat ademruimte kregen. Het zou een marteling zijn geweest elke nacht het bed met Orlando te moeten delen. Met of zonder seks – het zou een even grote kwelling zijn geweest. In beide gevallen zou het haar hart hebben gebroken.
Het was al erg genoeg om met hem in het castello te wonen: de geforceerde vriendelijkheid, de snelle maaltijden waarbij een van hen zich altijd wel met een excuus uit de voeten maakte ‘om nog wat werk te doen’. Sinds de nacht van het ongeluk leek het alsof Orlando bewust een muur tussen hen had opgetrokken.
Terwijl ze naar het bed liep, keek ze naar de trouwjurk die er zorgvuldig op lag uitgespreid. Hij was mooi – veel te mooi. Uitgezocht tijdens een dagje Milaan met Maria en haar puberdochter Elena. Isobel had een eenvoudig model van roomwitte zijde gekozen. Het strapless lijfje was versierd met kleine pareltjes en de lange, wijde rok viel in soepele plooien naar beneden. Maria en Elena hadden de handen voor hun borst ineengeslagen toen ze uit de paskamer kwam en de jurk meteen tot ‘molto bella’ verklaard.
Nu werd er op de deur geklopt en een stralende Elena kwam binnen met een klein bosje rozen in haar hand. ‘De gasten komen bijna, Isobel. Mamma zegt dat het tijd is om je te helpen met omkleden.’
‘Grazie, Elena.’
‘Ik heb nog wat bloemen over. Ik dacht dat we er misschien een paar in je haar konden doen?’
Isobel keek naar Elena. Ze had haar bruiloftskleren al aan en ze zag er zo mooi uit, zo blij. Met haar zeventien jaar was ze even oud als Isobel was geweest toen het auto-ongeluk nagenoeg een einde aan haar leven had gemaakt. Isobel hoopte van harte dat zo’n ramp dit mooie meisje bespaard zou blijven. Ze hoopte dat Elena op een dag haar prins op het witte paard zou vinden en een echt droomhuwelijk zou meemaken. Niet zo’n schijnvertoning als ze zelf op het punt stond op te voeren.
Ze overhandigde de jurk aan Elena en trok haar kamerjas uit.
Toen Isobel in de jurk was gehesen, knoopte Elena de rij piepkleine paarlen knoopjes op haar rug dicht en gaf ze Isobel de schoenen aan: roomwitte creaties die Isobel in de werkplaats van Spicer Shoes had laten maken zonder te laten weten voor wie ze waren. Het meisje schikte de stof van de rok nog even en stapte toen achteruit om haar werk te bewonderen. ‘Finito.’ Ze glimlachte ontroerd naar Isobel. ‘De markies boft maar.’
Onwillekeurig streek Isobel de zijden stof glad over haar beginnende zwangerschapsbuikje, terwijl ze naar Elena terug probeerde te lachen.
Het meisje pakte haar handen en zei: ‘Je ziet er niets van, Isobel. Je prachtige geheim is vandaag veilig,’
Een prachtig geheim. Was dat het? De zenuwen bekropen Isobel, vermengd met ongerustheid en iets wat in de buurt kwam van een misselijkmakende angst. Maar Elena stond met een borstel in haar hand te wachten bij de kaptafel en een snelle blik door het raam toonde haar dat de gasten begonnen binnen te druppelen.
Hun gastenlijst was niet lang geweest. Isobel had alleen haar moeder uitgenodigd, maar die had zichzelf niet in staat verklaard om de reis te maken. Haar vrienden in Londen had ze er niet bij willen hebben – die wilde ze niet bij dit schijnhuwelijk betrekken.
Orlando dacht er waarschijnlijk hetzelfde over. In Italië had hij nog maar weinig vrienden en hij had geen behoefte om mensen van over de hele wereld in te laten vliegen. Zijn gastenlijst bevatte dus vooral pachters en arbeiders van het landgoed, de notaris van de familie Cassano en een paar lokale hoogwaardigheidsbekleders.
Voor de kaptafel staarde Isobel naar haar spiegelbeeld. Ze zag er bleek maar rustig uit. De knagende twijfel tekende zich niet af op haar gezicht. Slechts haar ogen verraadden haar en keken met een doffe lijdzaamheid terug. Dit was haar trouwdag. Het zou de gelukkigste dag van haar leven moeten zijn. In plaats daarvan voelde het alsof ze ter dood veroordeeld werd. Waar was ze in hemelsnaam mee bezig?
Een golf van misselijkheid overspoelde haar en onttrok alle kleur aan haar gezicht. Plotseling voelde ze het loden, drukkende gewicht van wat ze op het punt stond te doen op haar borst drukken. Ze ging trouwen met een man die ze met heel haar hart liefhad, maar die nooit van haar zou kunnen houden. Die grimmige werkelijkheid perste de lucht uit haar longen.
De afgelopen paar weken had ze zichzelf laten meeslepen door de huwelijksvoorbereidingen, had zichzelf met een mengeling van naïviteit en hoop wijsgemaakt dat het allemaal wel goed zou komen. Nu trof het besef dat dat niet zo was, haar als een mokerslag. Ze kon dit niet. Ze kon zich niet onderwerpen aan de ellende van een huwelijk zonder liefde – niet met de gevoelens die ze voor Orlando had. Het zou te hartverscheurend zijn om bij Orlando in de buurt te zijn. Een marteling. Levenslang. Onverwacht duizelig greep ze de rand van de kaptafel vast. ‘Zou je een glas water voor me willen halen alsjeblieft, Elena?’
‘Sì, certo,’ antwoordde Elena geschrokken. Ze haastte zich naar de badkamer.
Isobel keek wild om zich heen. Doe iets, schreeuwde haar hele wezen. Maar haar hersenen leken vol watten te zitten.
‘Hier.’ Haar een glas water in de hand drukkend, keek Elena haar bezorgd aan. ‘Het zijn de zenuwen, denk ik. Drink maar iets, dan voel je je vast beter.’
Met een trillende hand zette Isobel het glas aan haar lippen. Kom op, raap jezelf bij elkaar, sprak ze zichzelf toe.
‘Gaat het weer?’
In de spiegel zag ze zichzelf knikken, en een opgeluchte Elena wijdde zich weer aan haar kapsel. Ze moest Orlando zien. Isobel probeerde wanhopig haar gedachten te ordenen. Ze moest naar hem toegaan en uitleggen dat ze niet met hem kon trouwen. Hij zou furieus zijn, te woedend voor woorden, maar daar was niets aan te doen. Het moest – voor haarzelf. De bruiloft ging niet door. ‘Orlando… De markies,’ begon ze langzaam. ‘Weet je misschien waar hij is, Elena?’
Elena schudde haar hoofd en nam toen een roos uit haar mond om te kunnen praten. ‘Nee, niet precies.’
Het viel Isobel op dat ze haar ogen in de spiegel ontweek. Een andere angst overviel haar. ‘Wanneer is hij voor het laatst gesignaleerd?’
‘Eh… Papà zag hem vanmorgen.’ Ze stapte naar achter en schikte de roomkleurige roos die ze in Isobels opgestoken haar had geprikt. ‘Zo, wat vind je ervan?’
‘Waar heeft hij hem precies gezien?’ Zich omdraaiend in haar stoel, keek Isobel het meisje recht aan.
‘Papà… zei dat de markies hem vroeg een auto uit de garage te halen.’
‘Waar wilde hij heen, Elena?’
‘Naar het vliegveld.’
Het vliegveld? Isobel greep de rand van haar kruk en ging staan.
‘Hij moest vast iemand ophalen. Een gast, misschien?’
Of hij was op weg naar Amerika. Haar hart ging tekeer onder het nauwsluitende lijfje van haar jurk, maar Isobel dwong zichzelf te kalmeren. Ze stelde zich aan. Waarom zou Orlando ervandoor willen gaan? Hij was degene die dit allemaal wilde, die erop had aangedrongen. En toch weigerde de paniek minder te worden. ‘Je hebt vast gelijk, Elena.’ Haar stem klonk vreemd, alsof hij van heel ver weg kwam. ‘Heel erg bedankt voor je hulp. Als je het niet erg vindt, zou ik nu graag even alleen willen zijn.’
In de deuropening draaide Elena zich met een geruststellende glimlach om. ‘Er is niets om je zorgen over te maken, Isobel, dat weet ik zeker. De markies is op tijd terug voor de ceremonie.’
Met zijn vingers op het stuur trommelend, keek Orlando op zijn horloge. Kwart voor drie. Over precies een kwartier werd hij geacht te trouwen en Isobel eindelijk tot de zijne te maken. Hun toekomst samen veilig te stellen. Maar op dit moment had hij het gevoel dat alles en iedereen tegen hem samenspande. Deze verdomde file waarin ze nu al twintig minuten vaststonden, deed hem bijna ontploffen.
Het was een helse dag geweest. Toen Isobel hem vanmorgen vroeg tussen neus en lippen door had verteld dat haar moeder toch niet bij de bruiloft aanwezig zou zijn, had hij de pijn in haar ogen gezien. Meer was er niet nodig geweest. Hij was meteen naar Londen gevlogen om Nancy Spicer over te halen met hem mee terug te vliegen in zijn privévliegtuig.
Dat was allemaal zonder al te veel moeite gegaan. Een beetje persoonlijke aandacht bleek wonderen te doen. Zijn persoonlijke aandacht, althans. De tijd was krap geweest, maar op dat moment was Orlando er nog van overtuigd dat ze het zouden halen. Toen hadden problemen met de luchtverkeerscontrole hun vlucht vertraagd en hadden ze een frustrerende dertig minuten op de startbaan gestaan.
Hij had de kans aangegrepen om met zijn toekomstige schoonmoeder te praten over de tragische ramp die de familie Spicer zo getekend had. Sinds Isobel hem erover verteld had, was hij eraan blijven denken: haar gekwelde gezichtsuitdrukking stond in zijn ziel gegrift.
Aanvankelijk geschrokken, toen vijandig en even later defensief had Mrs. Spicer geweigerd er met hem over te praten.
Maar hij had haar verteld wat hij erover dacht en heel duidelijk gemaakt dat het voor geen van beiden goed was om Isobel de schuld te geven van wat er gebeurd was. Hij wist zeker dat deze boodschap was aangekomen, hoezeer deze trotse vrouw ook weigerde dat toe te geven.
Nadat ze eindelijk in Le Marche waren geland, had Orlando Mrs. Spicer op de achterbank geholpen, klaar om razendsnel naar het castello terug te rijden.
Maar daar was niets van gekomen. Op gebiedende toon had ze hem laten weten dat ze weigerde in een snel rijdende auto te zitten. Als hij niet langzamer zou gaan rijden, zou ze uitstappen.
Zo moeder, zo dochter. Plotseling begreep hij waar Isobels overdreven reactie op zijn rijstijl vandaan kwam.
Deze file was de druppel die de emmer deed overlopen. Orlando was in staat om, als het moest, de laatste vijftien kilometer met zijn schoonmoeder op zijn rug naar het castello te rennen. Maar er was iets dat hem nog meer zorgen baarde. Hij had een knagend voorgevoel dat er iets mis was – niet alleen het feit dat hij laat was, maar iets veel serieuzers.
Hij greep naar zijn telefoon en probeerde nogmaals de vaste lijn van het castello te bereiken, maar er werd nog steeds niet opgenomen. Opeens wilde hij ontzettend graag Isobel spreken, haar laten weten dat hij eraan kwam. Gewoon om even haar stem te horen. Mopperend op het gebrek aan mobiel bereik in het castello, gooide hij zijn mobiel weer op de bijrijdersstoel. Waarom had hij dat nog niet geregeld?
Achter hem klonk getoeter.
Orlando keek in de achteruitkijkspiegel en ving een glimp op van Nancy Spicer, die een nieuwe laag rode lippenstift opdeed.
Haar poederdoos dichtklappend, keek ze hem fel aan. ‘Nou, schiet op dan.’ Ze zwaaide ongeduldig met haar arm. ‘Zie je niet dat het weer rijdt?’
Alleen in haar slaapkamer, tilde Isobel haar rokken op en haalde ze diep adem. Met een blik op de klok zag ze dat het bijna drie uur was en de ceremonie elk moment kon beginnen. Ze deed het raam open en leunde naar buiten, kijkend naar de rijen bruiloftsgasten en de priester die nu onder het rozenprieel stond en op zijn horloge keek. Ze hoorde de melodieuze muziek van Vivaldi die het strijkkwartet speelde, het geroezemoes van stemmen, gelach, het gehuil van een baby. Maar van de bruidegom geen teken.
Het raam sluitend, leunde ze tegen de vensterbank. Het leek allemaal niet echt.
Ze ging op het bed zitten en keek wezenloos om zich heen. De tranen brandden in haar ogen, maar ze zou ze niet de vrije loop laten. Wat maakte het eigenlijk uit als Orlando had besloten dat hij dit huwelijk niet door kon laten gaan? Had zij niet precies hetzelfde bedacht? Eigenlijk zou ze blij moeten zijn. Dit was waarschijnlijk voor het eerst dat ze het eens waren.
Maar haar arme gebroken hart was niet vatbaar voor logica. Het klopte wild en onregelmatig. Ze wilde dolgraag sterk zijn. Maar zoals ze daar zat, neerkijkend op de zijden plooien van haar schitterende trouwjurk, had ze nauwelijks de kracht om adem te halen.
Leeg voelde ze zich, verstijfd van ellende en heel, heel erg eenzaam. En het ergste van alles was dat de enige die haar kon troosten de man was die al dit verdriet veroorzaakte. Orlando. Ze verlangde zo naar zijn aanwezigheid dat het pijn deed. Kon hij haar alsjeblieft in zijn armen nemen en haar verzekeren dat alles goed zou komen? En zeggen dat hij evenveel van haar zou houden als zij van hem – met een diepe liefde en hartstocht die nooit zou doven? Maar helaas, dat zou nooit gebeuren.
Diep inademend probeerde Isobel te bedenken wat ze moest doen. Hier blijven zitten wachten op een bruidegom die niet kwam opdagen om hem te vertellen dat ze niet met hem kon trouwen, was geen optie. Dat zou het meest belachelijke ooit zijn. Plotseling werd ze vreemd licht in haar hoofd, alsof haar arme uitgeputte hersenen niet meer konden onderscheiden wat de hoofd- en bijzaken waren en er de brui aan hadden gegeven. Wiebelig ging ze staan. Ze had frisse lucht nodig. De muren leken op haar af te komen en ze moest hier weg. Ze had tijd nodig om te besluiten wat ze moest doen.
De gang was leeg. Ergens in de verte, op de benedenverdieping, hoorde ze een telefoon rinkelen, maar er was niemand die hem opnam. Toch besloot ze niet naar beneden te gaan; ze wilde het niet riskeren Maria of Elena of iemand anders met goede bedoelingen tegen het lijf te lopen. Ze zag het medelijden in hun ogen al en kon hun meelevende gemeenplaatsen al horen.
Haar rok optrekkend, wist ze plotseling waar ze heen zou gaan. Naar boven, naar de toren. Daar kwam nooit iemand, en met een beetje geluk stond er een verkoelend briesje. De toren was haar lievelingsplek, het enige gedeelte van het castello dat nog niet gerestaureerd was omdat ze moesten wachten op toestemming uit de ingewikkelde Italiaanse bureaucratische molen voor ze ook maar een steen van de middeleeuwse vestingmuren mochten aanraken.
Gebukt stapte ze door de gewelfde deuropening. Er stond inderdaad wat wind, hij streek langs haar wangen, trok aan de spelden in haar haar en liet haar rok opbollen. Met rechte rug snoof ze de frisse lucht op. Boven haar hoofd klapte de vlag van Trevente, hoog in de vlaggenstok, als een zweep.
Isobel liep verder en keek om zich heen. Beneden speelden zich hele levens af. Mensen, families, problemen en overwinningen, geluk en verdriet. Ze moest de zaken in perspectief zien. Niet in haar eigen problemen blijven zwelgen, maar zich concentreren op het vinden van de beste oplossing voor de absurde situatie waarin ze zich nu bevond. Op het opbouwen van een goed leven voor haarzelf en haar kind. Er was nog nooit iemand doodgegaan aan een gebroken hart, al voelde dat nu misschien wel zo. Ook zij zou hier op de een of andere manier overheen komen.
Eindelijk parkeerde Orlando de auto voor het castello. Hij haalde de rolstoel uit de achterbak, maar zag tot zijn verbazing dat Mrs. Spicer al bezig was uit te stappen en met een gepijnigde maar vastberaden blik overeind ging staan.
‘Ik denk dat ik maar ga lopen. Mag ik misschien een arm?’
‘Sì, certo. Maar de ceremonie zal aan het meer plaatsvinden, aan de andere kant van het castello. Het is denk ik sneller als we de rolstoel nemen.’
‘We zijn al zo laat, die paar minuten later maken nu ook niet meer uit, toch? Trouwens, na die preek van je had ik gedacht dat je het zou toejuichen dat ik de moeite doe.’ Ze wierp hem een trotse blik toe. ‘Als ik mijn dochter moet weggeven, doe ik dat staand, op eigen benen. Geef me mijn wandelstok.’
Tandenknarsend liep Orlando tergend traag met haar om het castello heen. Zijn hart ging tekeer in zijn borst en de zenuwen joegen door zijn lijf. Was hij echt alleen zo geagiteerd omdat ze zo laat waren? Boven alles wilde hij Isobel zien en het hardnekkige, knagende gevoel verdrijven dat er iets aan de hand was.
Eenmaal op de oever van het meer aangekomen, werden ze met gejuich ontvangen. Het feest leek daar al zonder hen op gang te zijn gekomen; de gasten kletsten en lachten op z’n Italiaans luidruchtig door het strijkkwartet heen en waren niet in het minst verontwaardigd dat de ceremonie eigenlijk al meer dan een uur geleden had moeten begonnen. De priester kwam op hen af en schudde Orlando lachend de hand.
Alleen Maria keek bezorgd en sprong met een verhit gezicht op van haar stoel. ‘O, markies… Ik ben zo blij dat u er eindelijk bent!’
‘Maria, zou jij signora Spicer verder willen helpen?’ vroeg hij terwijl hij Isobels moeder in haar stoel hielp en om zich heen keek. ‘Waar is Isobel?’
‘Ze was in haar kamer…’ begon Maria voorzichtig.
Natuurlijk. Wat had hij anders gedacht? Dat ze hier voor iedereen zichtbaar zou staan wachten tot hij eindelijk kwam opdagen?
‘…maar toen Elena een paar minuten geleden bij haar ging kijken…’ Maria aarzelde en wierp een zijdelingse blik op Mrs. Spicer. ‘… was ze weg.’
Weg? In rap Italiaans begon Orlando vragen af te vuren op Maria en Elena, die erbij was komen staan. Nauwelijks wachtend op antwoord, draaide hij zich om en begon hij met grote passen naar het castello te lopen. Een eindje verder begon hij zelfs te rennen. Hij had maar één gedachte: hij móést Isobel vinden. Nu.
Hij stormde naar binnen en hield stil in de hal. Zijn angstige voorgevoel werd almaar sterker. Zijn hart bonsde en met ingehouden adem probeerde hij iets van haar op te vangen. Maar hij hoorde slechts een zacht geklepper van pannen uit de keuken dat hem haast spottend herinnerde aan een huwelijksontbijt dat – zo vreesde hij met groeiende wanhoop – nooit zou plaatsvinden.
‘Isobel?’ riep hij naar boven. Diepe stilte als antwoord. ‘Isobel, geef antwoord, verdomme!’ Met twee, drie treden tegelijk stormde Orlando zijn stem achterna. Rennend van kamer naar kamer smeet hij, nog steeds haar naam roepend, de deuren open.
Ten slotte ging hij terug naar haar suite en probeerde hij, staand in het midden van haar slaapkamer, zijn ademhaling onder controle te krijgen en logisch na te denken. Zijn ogen flitsten rond, op zoek naar aanwijzingen. Nooit eerder had hij voet gezet in deze kamer, want hij had zichzelf ervan overtuigd dat Isobel wat ruimte nodig had – dat ze allebei moesten wennen aan het leven in het castello zonder de zaken te compliceren met seksuele verleidingen. Dat intense genot zou later wel komen, als ze getrouwd waren en het stof was neergedaald.
Niet dat het niet opwindend was. De gedachte aan Isobel, alleen in haar bed, slechts een paar meter donkere gang van hem verwijderd, had hem de afgelopen twee weken uit zijn slaap gehouden, in zijn dromen achtervolgd en doen ontwaken met een kloppende erectie die erom schreeuwde bevredigd te worden.
Nooit had hij zo naar een vrouw verlangd als naar Isobel. Een paar keer was hij bijna gezwicht en naar haar toe gegaan om haar in zijn armen te nemen en haar lippen op te eisen en met die geile, brandende heftigheid de liefde met haar te bedrijven.
Maar elke keer had hij zichzelf tegengehouden, gedwongen zich te beheersen. Want hoe hevig zijn verlangen ook was, hij wist dat hij aan Isobel moest denken – haar moest respecteren, beschermen. Hij zou haar nooit meer kunnen bieden dan seks, en zijn fatsoen verbood hem haar te gebruiken om zijn lichamelijke lusten te bevredigen. Daarvoor gaf hij te veel om haar. Veel te veel.
Plotseling, als een stomp in zijn maag, drong het volle besef tot hem door van wat Isobel voor hem betekende, en hij zakte neer op het bed. Al die tijd had hij zichzelf voorgehouden dat hij alles alleen maar deed in het belang van zijn ongeboren kind. Om het de stabiele jeugd te geven die hij zelf nooit had gehad, om ervoor te zorgen dat het zijn zoon of dochter nooit aan iets zou ontbreken. De baas spelen, ompraten en overrompelen – hij had alles gedaan wat hij kon om Isobel zover te krijgen dat ze met zijn plannen instemde, allemaal in het belang van hun kind.
Die aperte leugen sloeg hem nu vol in het gezicht. Hij had het niet alleen voor de baby gedaan. Hij had het gedaan omdat hij wilde dat Isobel deel uitmaakte van zijn leven – baby of geen baby. Omdat hij zich geen leven zonder haar kon voorstellen. Omdat het leven zonder haar leeg, saai en deprimerend betekenisloos zou zijn. Isobel was onder zijn huid gekropen, zat in zijn hoofd, lijf en ziel. En één ding was zeker. Hij zou haar nu niet verliezen – voor geen goud.
Hij sprong op en liep met grote passen en een vastberaden gezicht tandenknarsend de kamer uit. Hij zou Isobel vinden en eisen dat dit huwelijk werd voltrokken. Daar zou hij voor zorgen.
Na een paar rondes over de vestingmuren stond Isobel stil. Ze haalde hortend adem. De vlammende pijn in haar borst was nog niet afgenomen en het voelde nog steeds alsof het leven op wonderbaarlijke wijze verder was gegaan maar haar had achtergelaten. Maar ze was er nog steeds van overtuigd dat ze het juiste besluit had genomen: trouwen met Orlando zou de grootste vergissing van haar leven zijn geweest.
Blijkbaar dacht hij daar hetzelfde over. Dat hij in geen velden of wegen te bekennen was, maakte haar treurig duidelijk dat hij de huwelijksplannen net zomin wilde doorzetten als zij. En dat schroefde haar keel alleen maar verder dicht.
Op de een of andere manier zou ze de kracht moeten verzamelen om een uitweg uit deze ellende te vinden. Al had ze op dit moment geen flauw benul hoe. Nu voelde ze zich alsof ze in de diepste, donkerste put was gestort, waar ze nauwelijks een hand voor ogen kon zien, laat staan het pad dat naar de uitgang leidde.
De door de wind losgeraakte plukken haar uit haar gezicht strijkend, keek ze omhoog om zich ervan te verzekeren dat de blauwe lucht daar gewoon nog was. Ja, de wereld draaide door. Ze haalde nog adem. En het hartje van haar lieve baby klopte rustig door. Alleen om die reden zou ze doorzetten.
Wanneer Orlando terugkwam – als hij dat deed – zou ze erop staan dat ze hun gezamenlijke toekomst rustig zouden bespreken, als twee verstandige volwassenen. Geen geruzie, geen poses, geen trots. Vooral geen trots – maar daar had ze momenteel ook bar weinig van over. Ze zouden op de een of andere manier een oplossing bedenken waar ze zich allebei in zouden kunnen vinden – een compromis. Een oplossing waar een huwelijk geen deel van zou uitmaken, en waarbij ze elkaar niet al te veel zouden zien. Dan konden ze allebei doorgaan met hun eigen leven. En de verschrikkelijke kwelling van haar onbeantwoorde liefde voor Orlando zou ze voor de rest van haar leven diep wegstoppen. Misschien konden ze het feit dat ze zich geen van beiden in staat hadden gevoeld om de trouwpartij door te zetten, als uitgangspunt nemen. Wat zei dat precies over hun relatie?
Plotseling herinnerde Isobel zich met een vlaag van paniek dat er beneden nog altijd zo’n vijftig gasten klaar zaten voor die trouwpartij. Iemand moest aankondigen dat het niet doorging. En vermoedelijk was zij dat.
Ze wilde zich net omkeren om naar beneden te gaan, toen haar oog op een donkere gedaante viel. Orlando! Als uit het niets was hij tevoorschijn gekomen uit de schaduw van de muren van het castello. Nu liep hij met ferme, agressieve stappen op het meer en de verzamelde gasten af – in paniek, leek het. Ze zag dat hij de gasten die zich naar hem omdraaiden negeerde. Bij de voorste rij hield hij stil om iets tegen iemand te zeggen, daarna ging hij weer overeind staan en keek hij met zijn handen op zijn heupen om zich heen.
Zelfs op deze afstand kon ze zien hoe geagiteerd hij was. Hij zag er verwilderd uit, met warrige haren en op het punt door het lint te gaan. Zo had Isobel hem nog nooit gezien. Weg was de beheerste, zelfverzekerde Orlando die ze dacht te kennen: veranderd in een verpletterend donkere natuurkracht.
O, Orlando! Isobel voelde haar hart ineenkrimpen. Wat wilde ze graag naar hem toe. Met de grootste moeite weerhield ze zichzelf ervan haar rokken bij elkaar te grissen en over het gras naar hem toe te rennen, zichzelf te vernederen en hem te smeken om alsnog met haar te trouwen, hem te smeken om van haar te houden.
Op haar tenen leunde Isobel iets verder over de kantelen in een poging zijn gezicht te zien, te achterhalen wat er zich daar in die verstijfde gestalte afspeelde. Maar hij was te ver weg, hoe ze ook staarde en hoe ver ze ook vooroverleunde.
Plotseling keek Orlando met een ruk omhoog; zijn ogen schoten haar kant op.
Geschrokken zocht Isobel steun bij de vervallen muur. Een stuk metselwerk liet los onder haar hand en stortte naar beneden, gevolgd door een tweede en kort daarna een derde brok. De eeuwenoude stenen namen elkaar mee in hun val en voor haar ogen stortte een stuk van de kantelen in. Angstig sprong ze achteruit naar de veilige, stevige plavuizen, wachtend tot haar hart weer tot rust zou komen en ze was bijgekomen – van de schrik dat ze ternauwernood ontsnapt was aan een val, maar meer nog van de aanblik van Orlando. Had hij haar gezien? Ze wist het niet zeker. Maar al gauw kreeg ze daar antwoord op.
Schor riep hij haar naam en met roffelende voetstappen kwam hij de trappen opstormen. Hijgend dook hij, onder de deuropening door bukkend, voor haar op – lang en overweldigend en met een moordlustige blik in zijn ogen. ‘Isobel!’
Als aan de grond genageld bleef ze staan terwijl hij op haar af liep, zijn sterke armen om haar heen sloeg en haar tegen zich aan klemde. Tegen haar wang voelde Isobel zijn hart bonzen. Even sloot ze haar ogen en liet ze zich in zijn armen rusten. Heel even maar.
‘Gaat het? Ben je niet gewond?’
‘Nee, ik heb niks.’ Isobel bewoog zich in zijn armen, maar hij omklemde haar alleen maar steviger.
‘Dio, Isobel. Je had wel dood kunnen zijn.’ Haar dicht tegen zich aan drukkend, sprak hij met opgeluchte stem over haar hoofd heen. Snel ging hij over op strenge ondervraging. ‘Wat heeft dit eigenlijk allemaal te betekenen?’ Hij leunde iets achterover en hield haar op een armslengte afstand om haar in de ogen te kunnen kijken. ‘Wat doe je in godsnaam hierboven?’
Haar rug stijf houdend, probeerde Isobel hem met trillende handen tegen zijn borst van zich af te duwen. ‘Ik had even wat ruimte nodig. Tijd om na te denken.’
‘Na te denken… waarover?’ Hij liet zijn armen langs zijn lijf vallen, maar zijn ogen lieten haar geen moment los.
‘Over een heleboel dingen. Waarom je niet op onze bruiloft bent komen opdagen, onder andere.’
‘Waar heb je het over? Ik ben er toch?’
‘Het is te laat, Orlando.’
‘Te laat? Wat bedoel je, te laat?’ Woede danste in zijn ogen. ‘Luister, Isobel…’
Isobel keek toe hoe hij zijn woede probeerde te beheersen en redelijk over probeerde te komen. Het kostte hem zichtbaar moeite. Zijn kaak verstrakte en de lijnen van zijn gezicht verdiepten zich.
‘Als je kwaad op me bent omdat ik laat ben, dan is dat je goed recht. Het spijt me. Maar kunnen we nu dan gewoon –’
‘Nee, Orlando. Het is te laat omdat ik heb ingezien dat ik hier niet mee door kan gaan. Ik kan niet met je trouwen.’
Zijn ogen vernauwden zich tot vuurspuwende spleetjes. ‘Wat bedoel je, je kan er niet mee doorgaan? We waren het toch eens? Alles is al geregeld.’
Isobel liep van hem weg. Het waaide nu harder. De wind blies Orlando’s zwarte krullen in de war en liet zijn half losgeraakte overhemd bollen. De zijden stof van haar rok danste in de bries.
‘Sorry, Orlando.’
‘Sorry?’ Orlando zette een stap in haar richting en pakte haar blote schouders stevig beet. ‘Ik heb geen idee wat er allemaal aan de hand is, Isobel, maar ik stel voor dat je jezelf bij elkaar raapt, nu meteen, zodat we naar beneden kunnen en dit kunnen afhandelen.’
Isobel probeerde de pijnlijke brok in haar keel weg te slikken en knipperde met haar ogen om de brandende tranen tegen te houden. Afhandelen. Zijn gevoelloze formulering weerspiegelde precies wat dit huwelijk voor hem betekende – alles wat zij voor hem betekende. Ze bestudeerde de harde lijnen van zijn mooie gezicht. Hij was kil, berekenend en volkomen meedogenloos. Hoe had ze ooit kunnen denken dat ze kon trouwen met een man die haar zoveel verdriet kon doen? ‘Het spijt me, Orlando.’ Ze wist echt niets anders te zeggen. Zijn handen van haar schouders schuddend, probeerde ze langs hem te lopen.
Hij pakte haar opnieuw vast en keerde haar ruw naar zich toe. ‘En daar moet ik het mee doen? Dat is alle uitleg die ik krijg?’ Razernij verwrong zijn gezicht en klonk door in zijn stem. ‘Denk je nou echt dat ik dat gewoon maar aanvaard – dat ik je laat gaan? Ik moet weten waarom, Isobel, je moet me een reden geven. Nu meteen.’
Isobel staarde hem aan. Plukken haar waaiden in haar gezicht en bleven even hangen aan haar wimpers en aan haar droge lippen. Toen ze bleef zwijgen, kneep hij harder in haar schouders. Zijn handen brandden op haar huid. Een reden. Het klonk zo eenvoudig. Maar misschien was het dat ook wel. Misschien was het tijd om gewoon de waarheid te vertellen. ‘Goed dan.’ Bijtend op haar trillende lip, sloeg ze haar ogen op, vastbesloten hem dan in ieder geval recht aan te kijken. ‘Ik kan dit niet doen. Ik kan daar niet staan en trouw zweren in het bijzijn van al die mensen terwijl ik weet dat het allemaal een grote schijnvertoning is.’
‘Maar dat is het niet. Ik ben van plan me volledig aan mijn gelofte te houden. En dat verwacht ik ook van jou.’
‘Het gaat niet om toewijding en trouw, Orlando.’
‘Waar gaat het dan om?’ Hij stond nu zo dicht bij haar dat zijn gezicht onscherp werd. Zijn adem blies warm in haar gezicht.
‘Het gaat om liefde.’ De woorden kwamen zacht over haar lippen.
‘Liefde?’ Hij herhaalde het woord vol afschuw. ‘Wat bedoel je? Dat je niet met me kunt trouwen omdat je niet van me houdt?’
‘Nee, Orlando.’ Isobel ademde in alsof het haar laatste keer was. ‘Ik bedoel dat ik niet met je kan trouwen omdat ik wel van je houd.’