Hoofdstuk 9

 

 

 

Bij het openen van haar e-mail zag Isobel een bericht van Orlando. Meteen begon haar hart te bonzen. In de zes weken dat zij in Londen zat en hij in New York, had hij regelmatig contact met haar opgenomen. Maar elke keer dat ze zijn naam zag opduiken, reageerde haar lichaam even sterk, of het nou ging om iets puur zakelijks, de restauratie van het castello, of een drammerige vraag of ze haar afspraken bij de verloskundige wel nakwam.

De termijn van haar zwangerschap was nu vastgesteld en alles zag er naar behoren uit. Ze had een echo gehad en de wonderlijke, korrelige zwart-witfoto van hun piepkleine baby stond bij haar thuis op de schoorsteenmantel.

Helaas was de reactie van haar moeder toen ze haar het grote nieuws vertelde precies zo negatief als Isobel verwacht had. Nancy Spicer had met afkeer op Isobels zenuwachtige ontboezeming gereageerd. Alleen toen Isobel had laten vallen dat de vader de titel van markies van Trevente droeg en een puissant rijke man was, had ze enige belangstelling getoond. Die ene glimp van nieuwsgierigheid had Isobel aangegrepen om ook meteen maar aan te kondigen dat ze naar Italië zou verhuizen en dat ze hoopte dat Nancy bij hen in het castello zou komen wonen.

Haar moeders eerste reactie was dat dit het meest belachelijke idee was dat ze ooit had gehoord. Dat Isobel er maar vandoor moest gaan en dat ze haar moeder maar achter moest laten in haar treurige, eenzame leventje. Dat had ze toch altijd willen doen?

Maar de kwetsbare blik in haar ogen had iets anders gezegd en Isobel wist zeker dat ze uiteindelijk met het idee zou instemmen. Maar eerste moest ze zichzelf en haar omgeving ervan overtuigen dat ze het uitsluitend voor haar dochter deed, omdat Isobel het haar gesmeekt had.

Nu die ingewikkelde onderhandelingen in gang waren gezet, had Isobel zich de rest van de zes weken vol overgave op haar bedrijf gestort. Het werk voor de twee nieuwe winkels in Londen en New York ging volgens plan en alles lag op schema voor de opening in de herfst. De fabriek in Trevente liep op rolletjes, en niet alleen in Londen maar overal ter wereld hadden prestigieuze warenhuizen nu Spicer-schoenen in hun assortiment. De bestellingen bleven binnenstromen.

Vanachter haar bureau kon Isobel het gehamer horen uit de naastgelegen werkplaats, waar de meesterschoenmakers tijdens het werken kletsten met op de achtergrond het geluid van de radio. Dit was het hart van haar bedrijf en Isobel voelde zich er veilig en stabiel. Hier kwamen haar ontwerpen tot leven voordat ze in productie gingen en werden de schoenen nog altijd met de hand gemaakt. Isobel hield het meest van dit onderdeel van haar bedrijf. En juist dat zou ze achter moeten laten wanneer ze naar Italië verhuisde.

De verhuizing zou haar veel verdriet doen, dat wist ze. Niet alleen zou ze de gemoedelijke kern van het Spicer Shoes-imperium achter zich moeten laten, ze zou ook afscheid moeten nemen van Londen, haar appartement, haar vrienden, van het netwerk dat ze in de loop van jaren had opgebouwd. Van alles wat haar vertrouwd was. Maar wat moest, dat moest. Of, zoals haar moeder het kort en bondig gezegd had: ‘Wie vuur eet, schijt vonken.’

Haar hart ging wild tekeer terwijl ze de e-mail opende.

 

Castello Trevente is af.

 

Ze las Orlando’s woorden nog een keer. Dus het was echt zover. Ze had nooit gedacht dat je binnen zes weken een heel kasteel kon renoveren. Maar dat was de kracht van Orlando. Hij kreeg dingen voor elkaar.

 

Laten we komende vrijdag daar afspreken. Orlando.

 

Isobel onderdrukte een vlaag van paniek. Vrijdag? Komende vrijdag? Haastig begon ze een antwoord te typen. Vrijdag zou ze niet redden, ze kon onmogelijk dan al alles geregeld hebben voor de verhuizing.

Maar halverwege haar tirade stopte ze. Wat had het voor zin? Dit was uitstel. Zou het niet beter zijn haar lot tegemoet te treden? Orlando te laten zien dat ze kalm was en alles onder controle had? Liever dat dan allerlei uitvluchten verzinnen. Ze drukte de backspace-toets in en zag de letters op het scherm verdwijnen. Diep inademend, begon ze opnieuw: Vrijdag is prima, Orlando. De paniek in haar hart negerend, typte ze verder. Tot dan.

 

Toen Isobel Castello Trevente binnenliep, stokte haar adem in haar keel – wat was het veranderd! Weg waren de afbladderende verf in de hal, de rottende lambrisering en de geur van vocht. De marmeren trap glom en prachtige gietijzeren trapleuningen leidden de blik omhoog naar de gerestaureerde koepel een paar verdiepingen hoger. Exotische bloemstukken stonden te geuren, toefjes kleur tegen de onberispelijke kobaltblauwe muren.

Een kort kuchje naast haar vertelde Isobel dat ze niet langer alleen was en toen ze zich omdraaide, zag ze het lachende gezicht van een vrouw van middelbare leeftijd, haar hand uitnodigend uitgestoken. ‘signora Spicer?’

‘Ja – . Dat klopt.’

‘Aangenaam kennis te maken. Ik ben Maria Marelli en ik ben uw huishoudster.’

‘Hallo, Maria.’ Haar de hand schuddend, glimlachte Isobel hartelijk naar haar terug. Ze mocht de opgewekte vrouw meteen. ‘En alsjeblieft, zeg maar Isobel.’

‘Sì, certo. Nou, Isobella…’ Achteruitstappend gebaarde Maria om zich heen voor ze haar handen op haar omvangrijke heupen plaatste. ‘Vind je het mooi?’

‘Heel mooi!’ Isobel keek vol ongeloof om zich heen. ‘Het is prachtig! Ik kan niet wachten om de rest te bekijken.’

‘Het is overal bello – molto bello. Het is ongelofelijk, ik zeg het je. Ik wil u – u en de markies – bedanken dat jullie dit hebben gedaan… dat jullie Trevente weer tot leven hebben gebracht. En dan te bedenken dat jullie hier zullen wonen, hier een gezin zullen stichten.’ Maria sloeg haar handen ineen en hief haar ogen ten hemel. ‘Hier hebben we van gedroomd, alle mensen die op het landgoed werken. Een droom waarvan we nooit hadden gedacht dat hij uit zou komen.’

Plotseling voelde Isobel zich ongemakkelijk. In een reflex verborg ze haar buik achter haar handen, ook al zag je nog bijna niets van haar nu iets meer dan drie maanden gevorderde zwangerschap. Maria’s dankbaarheid gaf haar het gevoel een bedrieger te zijn. Want de oprechte warmte en opwinding die Maria blijkbaar voelde voor de nieuwe bewoners van Castello Trevente was treurig misplaatst. Isobel en Orlando zouden het castello nooit het sprookje kunnen geven dat het verdiende. ‘Is Orlando – ik bedoel de markies – er al?’ Ze had geen idee hoe hij door Maria werd aangesproken.

‘Nee.’ Maria schudde haar hoofd. ‘Hij is laat. Maar jij bent er in ieder geval. Je zult wel moe en hongerig zijn van de reis. Zal ik je iets te eten brengen in de salon?’

‘Nee hoor, bedankt. Maar een kop thee zou wel lekker zijn.’

‘Prima. Ik zal je Engelse thee brengen.’ Maria draaide zich op haar hielen om en haastte zich naar de keuken. ‘De markies zei dat het Engelse thee moest zijn.’

Terwijl ze kleine slokjes nam van haar Engelse thee keek Isobel de salon rond, vol verwondering over de metamorfose. Het was moeilijk te geloven dat dit dezelfde kamer was als waar zij en Orlando tijdens hun laatste bezoek aan het castello hadden gestaan, niet meer dan een aantal weken geleden. De meubels waren gerestaureerd; de sofa’s waren opnieuw verguld en gestoffeerd, het tapijt was hersteld en de portretten van de voorouders hadden een tweede leven gekregen – met milde afkeuring keken ze vanaf de wanden op haar neer.

Toen ze haar thee op had en er nog steeds geen teken van Orlando was, besloot Isobel de rest van het castello te gaan verkennen. Maria had gelijk. Het was ‘molto bello’. Waar ze ook keek, zag ze de aandacht voor detail en het vakmanschap van de architecten en restaurateurs.

In de deuropening van wat nu de kinderkamer was, stond ze plotseling stil. Het was een zonnige kamer met lichtgele muren en wit schilderwerk. Maar het was de wieg in het midden van de kamer die haar hart een sprongetje deed maken. Uit donker hout gesneden en getooid met een zacht katoenen hemeltje, was hij duidelijk antiek – een familie-erfstuk. Plotseling zag ze voor zich hoe haar baby daar zou liggen slapen, een vooruitzicht dat haar versteld deed staan en tegelijkertijd ontroerde. Ze zou moeten wennen aan het idee dat dit allemaal echt gebeurde.

Maar waar was Orlando? Hoe langer het duurde, des te onrustiger ze werd. De hele week had ze zich voor deze ontmoeting gewapend, geprobeerd zich voor te bereiden op de golf van emoties die het weerzien met Orlando ongetwijfeld teweeg zou brengen. Gedurende de zes weken dat ze van elkaar gescheiden waren geweest, was hij geen moment uit haar gedachten geweest. Vooral ’s nachts had ze aan niets anders kunnen denken dan aan hem en had ze zo’n hunkerend verlangen gevoeld dat ze dacht dat het haar zou verteren.

Maar ze was een verstandige vrouw. Ze wist hoe de zaken ervoor stonden. Ze moest elke onnozele eind-goed-al-goed-fantasie laten varen en Orlando accepteren zoals hij was. Hij zou nooit echt van haar kunnen houden. Ze betwijfelde of hij ooit van iemand zou houden.

Naarmate de uren verstreken, werd ze steeds nerveuzer en tegen de tijd dat Maria haar een licht avondmaal bracht in de galmende eetkamer kon ze geen hap door haar keel krijgen.

Tegen elf uur had Orlando zich nog steeds niet vertoond en hield ze het niet meer uit van de zenuwen. De spanning was overgegaan in boosheid en daarna in nauwelijks controleerbare woede. Hoe durfde hij haar op deze manier te laten wachten! Dit was toch allemaal zijn idee geweest? En nu, op hun eerste avond in het castello, had hij niet eens het fatsoen om op te komen dagen.

Na de hele, uitputtende emotionele achtbaan te hebben doorlopen, hield Isobel het bij het meest deprimerende idee. Orlando zou niet komen. Hij had zich bedacht. Blijkbaar had hij ingezien dat het een te groot offer was zich aan haar en de baby te binden. Een offer dat hij niet langer wilde brengen.

Stijfjes stond Isobel op van de antieke sofa waar ze het afgelopen uur doodstil had gezeten. Morgen zou ze teruggaan naar Engeland, dit hele gedoe achter zich laten en zich concentreren op het opbouwen van een leven voor haarzelf en de baby – zoals ze vanaf het begin van plan was geweest, voordat Orlando haar overviel met zijn eisen en ultimatums. Omdat ze tumult op de gang hoorde, deed ze de deur open.

Daar stond Maria, wit weggetrokken, met haar trillende handen voor haar mond geslagen. Een man van middelbare leeftijd in een lang nachthemd stond achter haar en probeerde haar te troosten.

‘Maria?’

‘O, Isobella!’ Bij het zien van Isobel begonnen dikke tranen over de wangen van de oudere vrouw te stromen.

‘Maria, wat is er?’

‘De markies…’ Een snik ontsnapte uit haar keel.

Een vreselijke seconde lang moest Isobel wachten tot het snikken voorbij was. De angst sloeg haar om het hart. ‘Orlando?’

. Orlando. Hij heeft een afschuwelijk ongeluk gehad.’

 

Rennend door de gang van het ziekenhuis, een jonge arts op haar hielen, probeerde Isobel wanhopig de informatie die hij haar verstrekte tot zich door te laten dringen. Maar de paniek deed het bloed in haar oren suizen en verjoeg alle redelijkheid. Ze moest Orlando met eigen ogen zien. Alsof zij alleen hem beter kon maken.

Hij had een auto-ongeluk gehad en hij lag in het ziekenhuis. Dat was alles wat Isobel uit Maria had kunnen krijgen voor ze door een vlaag van misselijkheid werd overvallen en bewusteloos op de grond was gezakt. Toen ze een paar seconden later weer was bijgekomen, hevig rillend op de marmeren tegels, hoorde ze Maria huilen als een sirene. De arme onbekende man worstelde ondertussen om haar overeind te krijgen.

Ondanks haar toestand was het duidelijk dat ze het heft in eigen handen moest nemen als ze Orlando onmiddellijk wilde zien. Dus had ze zich, steunend tegen de muur, overeind gehesen en had het radeloze stel gezegd dat ze naar het ziekenhuis moest, dat ze een taxi nodig had, of een chauffeur, of een auto waar ze zo nodig zelf in kon rijden.

Uiteindelijk had Pietro, de man die Maria’s echtgenoot bleek te zijn, haar uit de brand geholpen. Snel had hij wat kleren aangetrokken en een auto voorgereden terwijl Maria zich om Isobel had bekommerd, erop had aangedrongen dat ze wat water dronk en een deken over haar schouders had gelegd.

Nu ze met de dokter stilhield voor de deur van wat Orlando’s kamer moest zijn, voelde ze weer een golf van misselijkheid opkomen. Ze haalde bevend adem.

Signor Cassano heeft een zware hoofdwond opgelopen…’

De goedbedoelde poging van de arts om haar voor te bereiden, joeg haar alleen maar meer angst aan.

‘Waarschijnlijk is hij slaperig en hij komt misschien verward over. Dat is het gevolg van de medicijnen en wijst niet noodzakelijkerwijs op hersenletsel.’

‘Hersenletsel?’ De woorden bleven haast steken in haar keel.

‘Op de röntgenfoto’s en scans hebben we daar geen aanwijzingen voor gevonden, maar we kunnen niet achterhalen hoelang signor Cassano buiten bewustzijn is geweest. Bij hoofdletsel is de schade soms niet direct zichtbaar. We moeten hem de komende vierentwintig uur ter observatie houden voor we die mogelijkheid volledig kunnen uitsluiten.’

‘Ik begrijp het.’ Isobel slaagde erin even te knikken. ‘Mag ik hem nu alstublieft zien?’

De arts opende de deur en liet haar naar binnen, zelf kwam hij vlak achter haar aan.

Orlando lag in bed, ondersteund door kussens, zijn ogen stijf dicht. Zelfs hier, in het kille ziekenhuislicht, zag hij er indrukwekkend uit, alsof hij hier de lakens uitdeelde. Op het eerste gezicht leek hij ongeschonden, met alleen een bloeddrukband om zijn arm en een draadje van de pleister op zijn ontblote borst naar de zoemende apparaten.

Maar toen Isobel naast hem ging staan, zag ze de eivormige zwelling bij zijn slaap. De huid begon al te verkleuren tot wat een enorme bloeduitstorting zou worden. Ze bukte en kuste zacht zijn voorhoofd, waarop zelfs in zijn slaap een frons lag. Even zag ze zijn gezicht vertrekken. Plaatsnemend naast het bed bekeek ze de verwonding beter, en haar handen jeukten om over de zwelling te aaien, alsof ze die zou kunnen genezen. In plaats daarvan pakte ze Orlando’s hand en tot haar verbazing voelde ze een kort maar stevig kneepje.

‘Zoals u ziet, slaapt hij nu. Dat is goed.’ De dokter glimlachte naar Isobel. ‘Als u wilt, kunt u morgenochtend terugkomen. We zullen u uiteraard op de hoogte houden van eventuele veranderingen in zijn toestand.’

Isobel voelde Orlando weer knijpen. ‘Bedankt, maar ik zou graag willen blijven.’

‘Natuurlijk. Dan zal ik u alleen laten. Als u iets nodig heeft of zich zorgen maakt, kunt u op de bel drukken.’

‘Dank u, dat zal ik doen.’

De deur klikte zacht achter de dokter dicht en Isobel draaide zich om naar Orlando, net op tijd om eerst het ene oog open te zien gaan en daarna het andere.

‘Isobel. Meno male – godzijdank. Geef me mijn kleren.’

‘Wat?’ Zijn hand loslatend, ging ze met een ruk rechtop zitten.

‘Ik zei: geef me mijn kleren. We gaan.’

‘Waar heb je het over, Orlando? De dokter vertelde me net –’

‘Het kan me niet schelen wat hij je heeft verteld. Het is maar een klap tegen mijn hoofd. We gaan, nu.’

Vol afkeer keek Isobel toe terwijl Orlando zijn benen over de rand van het bed zwaaide, de draden van zijn lijf lostrok en de kleren pakte die netjes opgevouwen op een stoel lagen.

‘Hoe ben je hier gekomen? Met een taxi?’

‘Nee, Pietro heeft me gebracht.’

‘Is hij er nog?’ Hij had zijn spijkerbroek al bijna aan en knoopte de gulp dicht.

‘Ja.’ Ze had Pietro gevraagd buiten in de auto te wachten.

Excellente. We moeten alleen ongezien zien weg te glippen.’

‘Geen sprake van.’ Isobel sprong op naar de bel boven het bed. ‘Als je niet terug je bed in gaat, druk ik op de alarmknop.’

‘En als jij niet weggaat bij die bel, sta ik niet voor mijn daden in.’

Met vlammende ogen keken ze elkaar over het bed heen aan. Isobel was diep verontwaardigd. Hij mocht niet zomaar weglopen – niet na wat de dokter haar had verteld.

‘Kom op, Isobel.’ Orlando spreidde zijn armen uit. ‘Kijk nou zelf. Er is niets mis met me.’

Isobel knipperde, vastbesloten zich niet aan het twijfelen te laten brengen door zijn schaamteloze vertoon van mannelijkheid. ‘En die enorme zwelling op je hoofd dan, is dat “niets”?’

‘Gewoon een bult.’ Orlando hief zijn hand en raakte de kneuzing aan, een pijnscheut onderdrukkend. ‘Dat is alles.’

‘Je moet vierentwintig uur lang geobserveerd worden, Orlando. Dat zei de arts.’

‘Prima.’

Bij het aantrekken van zijn T-shirt zag Isobel zijn gezicht weer vertrekken en toen hij zich bukte om zijn laarzen aan te doen – zijn sokken propte hij in zijn zakken – voelde hij duidelijk meer pijn dan hij ooit zou toegeven.

‘Dan stel ik jou bij dezen aan als mijn hoofdzuster. Kom, we gaan.’

‘Dat kan je niet doen, Orlando.’

Maar Orlando was al bij de deur en terwijl hij die opende, fluisterde hij nors: ‘Je kan kiezen of delen, Isobel.’ Hij wierp haar een doordringende blik toe. ‘Of je gaat ermee akkoord voor me te zorgen, of ik gok het erop en hoop er het beste van. Jij mag kiezen.’

 

Orlando ging verliggen en drukte zijn schouders in het matras in een poging de stijfheid te verzachten.

‘Lig je goed? Wil je nog een kussen?’

‘Nee, het gaat prima.’ “Prima” gaf niet bepaald weer hoe hij zich voelde. Hoewel hij niet van plan was het te laten merken, voelde Orlando zich behoorlijk moordlustig. Zo had hij zich zijn eerste nacht in de grote slaapkamer van het castello niet voorgesteld. Behalve bonkende koppijn en pijnlijke botten voelde hij vooral woede over de afhankelijke positie waarin hij zich bevond. Hij was woedend op zichzelf omdat hij te hard had gereden, woedend op dat stomme hert dat voor zijn auto was gesprongen en woedend op de goden die het nodig hadden gevonden die twee omstandigheden samen te laten vallen.

De klap was zo hard geweest dat hij van de weg af was geraakt en een greppel in was gereden, waarbij zijn hoofd tegen de voorruit sloeg. Tegen de tijd dat hij weer bij bewustzijn was, had iemand al een ambulance gebeld, anders zou hij erop hebben gestaan het laatste eindje naar het castello te worden gebracht in plaats van naar het ziekenhuis te worden afgevoerd. In ieder geval was hij er nu, daar had hij voor gezorgd. Voor geen goud bleef hij een nacht in het ziekenhuis, aan apparaten gekoppeld en betutteld door goedbedoelende verpleegsters. Om een goede patiënt te zijn, moest je doen wat je gezegd werd – daar had Orlando altijd al moeite mee gehad. Bovendien mankeerde hij niets.

Al was het ook niet bepaald goed voor zijn bloeddruk dat Isobel, die op een stoel naast het bed zat, hem als een havik in de gaten hield.

Orlando draaide zijn hoofd om haar beter te kunnen zien, zoals ze daar zat in het schemerlicht van het bedlampje. Wat zag ze er breekbaar uit, haar ogen onnatuurlijk groot, enorme poelen vol bezorgdheid die onophoudelijk naar hem keken. Ze durfde nauwelijks te knipperen uit angst dat haar iets zou ontgaan.

Hij vermande zich. Ze moest weg, hij wilde niet dat ze hem zo zag. Hij verafschuwde het gevoel dat ze hem gaf. Niet alleen de lichamelijke lust – die had hij als een gegeven aanvaard waar het Isobel betrof – maar ook iets veel diepers, iets veel wezenlijkers. Iets wat hij diep vanbinnen voelde als hij aan haar dacht.

Sterke, onafhankelijke Isobel die zijn eisen zo moedig en vastbesloten had aanvaard. Mooie Isobel, die nu met zoveel tederheid naar hem keek dat hij wel wilde… Ja, wat eigenlijk? De dekens van zich afgooien en weglopen, het donker in, om zo veel mogelijk afstand tussen hen te scheppen? Of haar in zijn armen nemen en de hele nacht teder met haar vrijen? Helaas zou geen van beide gebeuren. ‘Ik wil dat je weggaat, Isobel, laat me met rust.’ Zijn stem klonk gevoelloos, gemeen zelfs. ‘Jij hebt ook slaap nodig. Je ziet er doodmoe uit.’

‘Ik laat je niet alleen, Orlando.’ Daar ging ze weer, met die eigenwijze koppigheid die hem zo gek maakte. ‘Je moet vierentwintig uur lang worden geobserveerd.’

‘En waar let je precies op?’ Met groeiende ergernis keek hij naar haar zachte lippen en de bedwelmende diepten van haar ogen.

‘Verlies van bewustzijn, doofheid, krachteloosheid in armen of benen, overgeven…’ Ze telde de symptomen af op haar slanke, blanke vingers. Op de een of andere manier slaagde ze erin zelfs deze woorden sexy te laten klinken. ‘…O, en slaperigheid – al denk ik dat die niet meer dan normaal is op dit tijdstip.’

‘Je schijnt er een hoop verstand van te hebben,’ merkte Orlando sarcastisch op, zijn hoofd omdraaiend op het kussen.

Aarzelend leunde Isobel achterover in haar stoel. ‘Dat kan ook niet anders.’ En met zachte stem zei ze: ‘Ik heb zelf een hersenschudding gehad.’

‘Is dat zo? Wanneer?’ Orlando kneep zijn ogen samen, blij de aandacht naar Isobel te kunnen verleggen.

‘Eh… toen ik zeventien was, een auto-ongeluk.’ Ze wrong haar handen in haar schoot.

‘Wat is er gebeurd?’

‘Het doet er niet toe.’

‘Wat gebeurde er, Isobel?’

Isobel aarzelde, haar gezicht vertrokken van verdriet. ‘Mijn vader kwam om.’ Haar stem was zacht maar ferm. ‘Dat gebeurde er.’

Dio, het spijt me heel erg om dat te horen.’ Orlando ging wat rechterop zitten. ‘Wil je het erover hebben?’

‘Nee.’

‘Zeg, dit wordt een lange nacht.’ Hij pauzeerde even om te bedenken hoe hij het beste verder kon gaan. ‘We kunnen hem net zo goed gebruiken om elkaar te leren kennen.’

‘Zelfs als we dingen te weten komen die ons niet aanstaan?’

‘Dat risico zullen we dan maar moeten nemen.’ IJdele woorden, want Orlando wist heel goed dat hij niet van plan was zijn hart bij deze jonge vrouw uit te storten. Maar hij wilde graag meer weten van het raadsel dat Isobel voor hem was – veel meer. De verleidelijke maagd die hem vanaf de allereerste ontmoeting gek had gemaakt van verlangen; de steengoede zakenvrouw die ambitie en vastberadenheid uitstraalde, maar die nu voor het eerst tekenen van kwetsbaarheid begon te tonen… Plotseling wilde hij alles te weten komen over de moeder van zijn kind.

‘Misschien verander je van gedachten als je erachter komt wat ik heb gedaan. Want ik veroorzaakte het ongeluk – het was allemaal mijn schuld.’ De woorden rolden er in een vlaag van verdriet uit en ze hief haar kin, daagde hem uit tegen haar in te gaan.

‘Jouw schuld?’ Kijkend naar het verdriet dat Isobels gelaatstrekken verwrong, herhaalde hij de woorden. Instinctief voelde hij dat ze zich moest vergissen.

‘Ja. Het auto-ongeluk, de dood van mijn vader, de invaliditeit van mijn moeder – allemaal mijn schuld.’

‘Ga door.’

Isobel wierp hem een opstandige blik vol verdriet toe.

Hij zag haar worstelen met haar geweten en trots, en hij voelde hoe moeilijk het voor haar was hierover te praten. Maar hij zou haar niet laten gaan. ‘Kom op.’

‘We reden op de snelweg.’ Eindelijk begon Isobel te vertellen, met hangende schouders en neergeslagen ogen. ‘Mijn ouders hadden ruzie. Ze hadden vaak ruzie. Ik kan me niet eens herinneren waar het nu weer over ging.’ Haar stem klonk hol, hij sneed door de schaduwen in de kamer. ‘Mijn vader was zo kwaad dat hij veel te hard reed en mijn moeder begon hem te slaan met haar vuisten. Toen week de auto van de rijbaan, recht op een bus vol passagiers af. Ik schreeuwde naar ze vanaf de achterbank, maar ze letten niet op mij. Ik vond dat ik iets moest doen, dus ik…’

‘Wat deed je, Isobel?’

‘Ik maakte mijn riem los en leunde naar voren om het stuur te pakken. Ik dacht dat ik de auto terug op de goede rijbaan kon krijgen, maar ik zat er verkeerd voor en we reden te hard. We botsten frontaal tegen de vangrail. Mijn vader was op slag dood.’ Haar stem brak.

In de seconden stilte die voorbijgingen, waren de verschrikkingen van de beproeving die Isobel had doorstaan op haar gezicht te lezen, alsof ze zich op dat moment afspeelden. Orlando voelde een vreemde machteloosheid, een gevoel alsof hij viel. Zonder te weten hoe of waarom, wist hij dat hij iets moest doen om deze pijn te verzachten. Maar eerst moest hij alle feiten kennen. Hij schraapte zijn keel. ‘En jij?’ Zijn toon hield hij bewust neutraal. ‘Had je behalve die hersenschudding nog andere verwondingen?’

‘Een paar sneeën en kneuzingen.’ Ze probeerde quasinonchalant haar schouders op te halen. ‘Opvallend weinig, gezien de klap. Mijn moeder had minder geluk. Zij moest meerdere keren aan haar benen worden geopereerd. Lichamelijk had ze wel kunnen herstellen, maar ze kon het trauma geestelijk niet aan. Sindsdien zit ze in een rolstoel.’

‘En de bus? Waren er nog andere voertuigen bij het ongeluk betrokken?’ Hij groef nog steeds naar de waarheid.

‘Nee.’

‘En stel dat je het stuur niet had gegrepen? Stel dat jullie op de bus waren ingereden? Zou dat niet nog veel ernstiger zijn geweest?’

‘Nou, dat weet niemand, maar –’

‘Luister naar me, Isobel. Ik wil de dood van je vader op geen enkele manier bagatelliseren of afdoen aan het afschuwelijke trauma dat je hebt opgelopen, maar dat schuldgevoel… daar moet je jezelf van bevrijden.’ Nu zat hij recht overeind, zich niet bewust van de pijn in zijn gekneusde lijf. Dat viel in het niet bij Isobels lijden. Hij pakte haar hand, die heel klein en licht, bijna levenloos aanvoelde. ‘Hoor je me?’

Isobel keek naar haar hand en sloeg daarna haar zeegroene ogen op om hem aan te kijken. ‘Maar hoe kan ik het mezelf ooit vergeven, als zelfs mijn eigen moeder dat niet kan?’

‘Je moeder?’

‘Ja, ze verwijt mij wat er is gebeurd. Dat ik haar man heb vermoord en haar leven heb verwoest.’

‘Dat is belachelijk. Als zij geen ruzie hadden gemaakt, was het ongeluk nooit gebeurd.’

‘Het was mijn schuld, Orlando,’ zei Isobel met een kort schouderophalen. ‘Je hebt geen idee hoe zoiets voelt.’

O, maar hij wist maar al te goed hoe het voelde. Werd hij niet ook verteerd door een knagend schuldgevoel? Had hij niet al die jaren de loden last van Sophia’s dood met zich meegetorst? Wat dat betreft was hij wel de laatste die Isobel advies kon geven. En nu keek Isobel hem met smekende ogen aan en moest hij haar lijden verlichten, haar pijn verzachten. Zag ze dan niet in dat hij daar niet de juiste persoon voor was? Besefte ze dan niet dat het haar alleen maar meer verdriet zou bezorgen als ze intiem zouden worden – als hij haar emotioneel dichtbij liet komen?

Haar hand loslatend, leunde hij met zijn ogen dicht achterover in het kussen, vastbesloten haar tegen zichzelf in bescherming te nemen. ‘Het leven is hard, Isobel.’ Hij wist dat zijn stem koud en harteloos klonk. ‘Zulke dingen gebeuren… Niet alles gaat volgens plan. Daar moeten we gewoon zo goed als we kunnen mee om zien te gaan.’

Een ijskoude stilte daalde neer als een deken van sneeuw, slechts onderbroken door een zacht neusophalen. Zijn ogen openend, zag Orlando dat Isobel nog steeds naar hem zat te kijken, met tranen die langzaam over haar wangen gleden. Het sneed hem door zijn ziel.