Beddendood

Zeven verloofdes heb ik inmiddels gehad, zeven mannen met wie ik een aantal jaren serieuze omgang had. Sommige mensen zeggen dat het geen pas geeft om zo vaak van liefdespartner te wisselen, ze vinden me frivool. Maar ik denk volstrekt niet lichtvaardig over de liefde, integendeel. Iedere keer dat ik een man in mijn hart sloot, dacht ik dat hij de laatste was, dat ik met hem oud zou worden. 'Nu wil ik nooit meer een ander,' nam ik me voor, maar na verloop van tijd klonk dat 'nooit' toch wat uitzichtloos. Of de verloofde liep weg, dat is me ook al een aantal keren overkomen. Meer dan een zilveren bruiloft is er voor mij inmiddels niet meer weggelegd en misschien is dat jammer, maar ik heb toch geen spijt.

Ik moet er niet aan denken dat ik nog met Johan zou zijn. Die lag tot halfvijf 's middags in zijn bed en hij zoop als een vis. Of met Hugo, die tegen het eind van onze romance steevast een schampere toon tegen mij aansloeg, of met Pim, die niet wilde vrijen. Ik hield van Pim en dat doe ik nog, maar de man was een seksuele toendra. Hij was te lang christelijk geweest en kromp bij iedere lichamelijke toenadering van gêne ineen. Dat ging niet over, tenminste niet in de driejaar die ik met hem tobde.

Ik ben niet geschikt voor het celibaat. Ik weet dat seks vulgair kan zijn en onbetekenend, maar je kunt er ook heel mooie gevoelens mee tot uitdrukking brengen. Bovendien is seksuele tevredenheid goed voor de gezondheid.

Toch zijn er mensen die het zonderstellen. Alleenstaan

den bijvoorbeeld. Vroeger heette een alleenstaande 'vrijgezel', een vrolijk woord dat ruimte liet voor avontuur en ongebonden plezier, maar het is vervangen door het klagerige 'alleenstaande'. Als je het woord tegenkomt, kun je er zeker van zijn dal even verderop in het artikel staat dat alleenstaanden niks te kort komen, vooral de seks niet, dat ze hoogstens de gezelligheid missen, op zaterdag samen boodschappen doen in de supermarkt, samen televisiekijken. Ik heb me weleens afgevraagd waarom alleenstaanden niet beter om zich heen kijken.

Als ik echtparen op zaterdag in de supermarkt zie, maken ze vooral een verveelde of geërgerde indruk. Van iedere vrouw die met een man samenwoont, kun je horen dat er geen lol aan is om samen televisie te kijken, want de man zit te zappen, terwijl zij in gedachten een afweging maakt tussen echtscheiding en moord. Wat een alleenstaande mist is lichamelijk contact., niks anders. De rest kun je evengoed met vrienden, vriendinnen en met je familie.

Toch kun je beter met lege armen liggen omdat je géén verkering hebt dan hunkeren naar een omhelzing terwijl er iemand naast je ligt.

Ik reed eens met een man mee naar een congres. We waren met zijn auto gegaan, een gloednieuwe sportauto waar hij verschrikkelijk trots op was.

'Mijn mooie meisje,' noemde hij hem. Daar keek ik nogal van op. Deed Kees het tegenwoordig met een auto? Onderweg informeerde ik voorzichtig naar zijn huwelijk. Was hij nog wel met Jantien? 'Jawel hoor,' antwoordde hij mat, alles ging goed. Jantien had een nieuwe baan, waar ze erg veel plezier in had, en met de zoontjes was het ook prima, die zaten nu op de basisschool. We reden een poosje zwijgend langs de As. 'Fantastische auto,' zei ik nog maar eens.

'Tja, die auto en mijn zoons, dat zijn de grote vreugden van mijn leven,' liet Kees zich onverhoeds ontvallen.

'Maar Kees toch!' riep ik. 'Hou je niet meer van je vrouw?'

'Jawel,' zei Kees, maar er klonk geen animo en bij de afslag Vleuten kwam het hoge woord eruit: Jantien en hij waren beddendood, al driejaar.

'Maar zij en ik hebben wel wat meer met elkaar dan die vijftien centimeter,' haastte Kees zich de verkeerde indruk die ik misschien van zijn huwelijk kreeg, uit te poetsen.

'Wat dan wel?' vroeg ik en kreeg toen een opsomming van huiselijk verkeer waarmee je het leven in een bejaardenhuis ook goed kon beschrijven.

'Hoe is dat nou toch gekomen, Kees?' vroeg ik hoofdschuddend.

Het was een geleidelijk proces geweest. Als hij nu terugkeek, moest het begonnen zijn in de periode dat de jongste zoon telkens oorontsteking had en zijn ouders 's nachts wakker huilde. Als Kees en Jantien in die tijd in bed lagen, wilden ze maar één ding: slapen!

De dokter plaatste buisjes in de oren van het jongetje, de oorontstekingen hielden op, maar van vrijen kwam het nog maar zelden en op den duur deden ze het helemaal niet meer.

Ze hadden de beddendood niet ziet aankomen. Ze knuffelden wel en samen slapen gaf ook een gevoel van verbondenheid. Maar allengs maakte de intimiteit plaats voor vertrouwdheid, het volgende station heette gewoonte en voor ze het wisten waren er driejaren voorbij. Zo'n stilstaande wagen krijg je niet meer zo gemakkelijk in beweging en misschien wilde Kees dat ook helemaal niet. Hij vond er niet veel meer aan, met Jantien.

Er zijn ook vrouwen die de seks laten verkommeren omdat ze er niks meer aan vinden.

'Seks is leuk, maar óm er nu voor thuis te blijven,' zei een getrouwde vriendin. Zij en haar man zijn niet volledig beddendood, maar als het aan haar ligt, doen ze het zo min mogelijk, ik kleed me expres een beetje zakkig aan,' vertelde ze, 'vooral niet sexy, want dan komt hij op ideeën. Erg hè? Ik voel me er wel verschrikkelijk schuldig over, maar ik doe het toch. Ik heb nooit zin in hem, maar op een gegeven moment kom je er niet onderuit. Dan doen we het en daarna ben ik zo opgelucht dat het weer achter de rug is, dat ik helemaal vrolijk ben. En hij is vrolijk omdat hij een nummertje heeft gemaakt.'

'Een nummertje,' herhaalde ik.

'Hoor eens,' viel ze uit, 'we kunnen hier wel mooie verhalen gaan ophangen, maar zo'n pretje is het niet met die van mij. Hij is...' Ze zocht naar een juiste omschrijving. 'Hij is nogal houterig. Onhandig, begrijp je wel?'

Ik begreep het niet.

'Kom nou toch, Laura, hij kan toch wel neuken? Hij kan toch ook met mes en vork eten?'

Ze keek bedenkelijk. 'Nou...' zei ze.

'Waarom leer je hem niet wat bij,' stelde ik voor, 'probeer eens iets nieuws, een standje of zo.'

Ze deinsde geschrokken terug.

'Met mijn man? Ga je weg of niet! Dan krijgen we ongelukken!'

Misschien was deze wel érg onhandig.

Dat heb ik ook eens meegemaakt met een man. Hij was opvallend knap en hij had lieve ogen maar de seks was knudde. Hij deed maar wat. Ik herinner me dat ik na een kwartier prutsen nog had overwogen te vragen of hij al begonnen was.

Maar daar trouw je toch niet mee?

Ik denk niet dat ik hel lang zou uithouden in een dood bed. Ik vind een liefdesrelatie zonder seks onbezield, als een leeg medaillon. Ik schrik altijd als echtparen van wie je dacht dal ze een goed huwelijk hadden plotseling bekennen dat ze al jaren van elkaar vervreemd zijn. Tegenover de buitenwereld hielden ze de schijn op, maar in- tussen had de man een andere vrouw en zijn vrouw een paard.

Ik heb een paard én een liefdesrelatie. Eén van de twee haalt de vijfentwintig jaar.