Trouwangst

Mijn broer was achttien toen hij voor het eerst serieus verkering kreeg. Het meisje van wie hij hield was ouder dan hij en ze had haast. Ze was drieëntwintig en klaar met haar opleiding. Ze wilde graag trouwen en dan, tot er kinderen kwamen, een leuke baan. Het enige obstakel op haar weg naar het levensgeluk was mijn broer. Die deinsde terug voor al die vastberaden plannen.

'Hij lijdt aan trouwangst,' luidde de diagnose die haar familie stelde. Ze hadden ongetwijfeld gelijk. Hij had het van thuis.

Mijn ouders wilden al niet trouwen. In de oorlog zaten ze samen ondergedoken, een huwelijk vonden ze niet zo nodig, maar onder druk van de ouders van mijn vader gingen ze ten slotte toch naar het stadhuis.

Er zijn foto's van hun bruiloft. Mijn moeder droeg een vormeloos mantelpakje en een geleende hoed. In haat- hand hield ze een mager bosje bloemen. Het was juli 1945. Alles was op de bon en niemand had wat, zeker geen bruidsjurk.

Op de achtergrond stond de familie bij wie mijn ouders de laatste maanden van de oorlog ondergedoken hadden gezeten. Ik ken hun namen nog, al heb ik ze zelf nooit ontmoet: de familie Slijkhuis uit Tuindorp-Oostzaan. Henk en Rie, en hun kinderen, Joke, Ciska, Fransje.

'Wilde jij geen romantische bruiloft?' heb ik mijn moeder eens gevraagd. Ze haalde haar schouders op. 'Toen ik klein was, droomde ik wel van een echte joodse choppe met:

alles erop en eraan. Maar na de oorlog geloofde ik nergens meer in en mijn ouders waren dood. Het maakte mij niks uit.'

Later maakte het haar wel uit. Ze had een grote weerzin tegen haar schoonfamilie. Alles wat haar schoonmoeder had verordonneerd, trouwen en een fatsoenlijk burgerlijk bestaan, wilde zij juist niet.

'Trouw nooit!' riep ze opgewekt. 'En kleinkinderen hoef ik ook niet. Ga maar wat leuks doen met je leven. Je vrijheid is je grootste goed.'

Zo krijg je trouwangst.

Ik weet niet of ik het erg heb. Ik ben nooit getrouwd, maar eerlijkheidshalve moet ik erbij zeggen dat niemand me ooit heeft gevraagd. Misschien is het iets wat ik uitstraal, een beschermende laag, die maakt dat potentiële echtgenoten al op voorhand weten dat er met mij niet te trouwen valt. Ik heb wel samengewoond en daarin legde ik toch een zekere vasthoudendheid aan de dag. Bij de eerste man ben ik pas weggegaan toen zijn dagen uit niets meer bestonden dan een afwisseling van slapen en zuipen. Van een liefdesverhouding met een andere man herinner ik me dat ik dacht dat ik hem nooit kon verlaten, omdat ik niet wist waar ik met het aquarium naartoe moest. Dat duidt toch niet op trouwangst, zou je zeggen, eerder het tegendeel.

Maar ik heb ook nooit geprobeerd een man in mijn netten te strikken. Dat was ook iets wat vrouwen vroeger deden. Als niemand hen spontaan ten huwelijk vroeg, gingen ze een echtgenoot verschalken. Dat heb ik nooit gedaan. Er zat altijd al een man in mijn net. Daar had ik mijn handen aan vol.

Je hoort nooit meer iemand over trouwangst praten, ze hebben het tegenwoordig over bindingsangst. Die schijnt veel voor te komen. Niemand weet meer waar een romance begint en tot waar hij reikt. Daar worden de mensen nerveus van.

Ik weet nog dat ik twee keer met een man had gevrijd toen ik een andere tegenkwam, die ook solliciteerde. Ik maakte een uitstapje met hem. Toen die eerste man dat hoorde, was hij helemaal overstuur.

'Neem me niet kwalijk,' zei ik, 'ik wist niet dat we vaste verkering hadden. Is het de bedoeling dat ik jou trouw ben?'

'Nee, natuurlijk niet,' zei hij, want hij was toen zelf nog getrouwd, maar achteraf bleek dat hij mij toch liever voor zichzelf wilde reserveren.

'Laat hij dan gaan scheiden!' stookten mijn vriendinnen me op. Maar ik wist niet of ik die eis kon stellen. Hij was vanaf het begin eerlijk geweest. Hij had zijn huwelijk niet verzwegen en mij nooit wat beloofd. Ik wilde trouwens zelf geen beloftes, ik was sinds kort op vrije voeten en had dat eigenlijk graag nog even zo willen houden. Het mislukte.

Sommige liefdesparen maken hel nog ingewikkelder. Die spreken af dat ze eigenlijk niks hebben. Ze bellen elkaar iedere dag, ze slapen tenminste vier keer per week met elkaar, maar als je een feestje geeft en je vraagt: Komen jullie ook?, zeggen ze: Hoezo, jullie?

Een vriendin van mij had zo'n verhouding. Zij was eigenlijk gewoon verliefd en dacht niet verder dan dat ze hem zo vaak mogelijk wilde zien of spreken, maar hij was net een mijnenveld. Zij mocht bepaalde vragen niet stellen. 'Wat ga je vandaag doen?' was er zo een. 'Wanneer zie ik je?' mocht ook niet. Als hij uitging, nam hij haar nooit. mee.

'Hij dacht dat hij misschien iemand anders zou ontmoeten, die hij leuker vond dan mij,' legde ze uit. De verkering was ten slotte uitgegaan, niet omdat hij een leukere vrouw was tegengekomen, maar omdat zij zo neerslachtig werd van de voortdurende dreiging van een rivale, dat ze maar bij voorbaat had gecapituleerd. Sindsdien schreef de man haar hartstochtelijke brieven om haar terug te winnen.

In de liefde gaat meestal van alles mis doordat mannen en vrouwen er volstrekt verschillende ideeën op na houden. Maar wat de bindingsangst betreft is er geen onderscheid. Vrouwen doen net zo idioot als mannen en sommige zelfs nog wat dwazer. Ze willen het vooroordeel dat vrouwen allemaal op zoek zijn naar de eeuwige liefde compenseren door extra losbandig tekeer te gaan.

Ik las een advertentie in de relatierubriek waarin een vrouw een minnaar zocht. Ik weet de tekst niet meer precies, maar het kwam erop neer dat de man werd aangezocht voor seksuele diensten. Ze had hem niet nodig om samen naar de zonsondergang te kijken. Dat is toch heel wat anders dan plannen maken voor een mooie bruiloft.

Je hoort soms dat mannen zich tegenwoordig onzeker voelen in de omgang met vrouwen omdat ze niet weten of ze met een feministe te doen hebben of met een vrouw van de oude stempel, en in welke mate ze in de ene dan wel de andere categorie valt. Is ze uit op een diepe verbintenis met huwelijksvooruitzichten of voelt ze zich al bedreigd in haar vrijheid wanneer haar minnaar even wil blijven napraten, na de seks.

Dat klinkt misschien buitensporig, maar ik overdrijf niet. Een vriendin van mij heeft de romance met haar onvermoeibare jonge minnaar verbroken omdat die goeie man om een boterham met jam had gevraagd.

'Daar knapte ik zo op af!' zei ze.

Ik geloof warempel dat ik ouderwetse opvattingen koester. Als ik met iemand vrij, wil ik ook met hem uit wandelen. En wie weet trouw ik op een dag. Alleen over dat samenwonen wil ik nog even nadenken.