Hoofdstuk 5
Susa tegen Henri:
Gaat u nu alweer dreigen met een dagvaarding?
Andrea tegen Susa:
Jürgen neemt regelmatig grote sommen geld van de bedrijfsrekening op…
Victoria en Jonas zijn in hun kamer als ik vroeg in de avond thuiskom. Michèle heeft de tafel op de veranda al gedekt en verraadt me dat er vanavond Spaanse vissoep is. Terwijl we staan te keuvelen gaat de telefoon, maar ik heb eigenlijk geen zin in een gesprek. Kordate Michèle neemt echter op en vraagt de persoon aan de andere kant van de lijn even te wachten. Ze zwaait en loopt haastig de deur uit en ik hoor nog dat ze Bernhard, de tuinman, vraagt om haar naar huis te rijden. Over een paar maanden, denk ik terwijl ik langzaam naar de telefoon loop, zal ze hier intrekken. Ik vind de gedachte om Michèle altijd in huis te hebben extreem rustgevend. Ze kan voor de baby zorgen en ik kan de galerieën in Keulen en Montpellier net zo blijven leiden als ik nu doe. De zolder wordt op dit moment verbouwd, omdat Michèle daar haar eigen kleine rijk krijgt: drie kamers en een volgens haar wensen ingerichte badkamer, de tegels worden net gelegd. Het kleine inpandige balkon zal ze waarschijnlijk niet gebruiken, want Michèle dartelt nu al met groeiend enthousiasme in mijn tuin rond. De kruidentuin naast de keuken heb ik alleen aan haar te danken.
Daar groeien basilicum, oregano, citroenmelisse, bieslook en nog veel meer kruiden die Michèle nodig heeft voor haar verfijnde Franse keuken. Onder haar leiding heeft Bernhard inmiddels een imposant park van het enorm grote, verwilderde stuk grond gemaakt. De hele onderneming heeft me een vermogen gekost, maar als ik ‘s-ochtends op de veranda zit en alles bekijk, ben ik meer dan tevreden.
“Ja, hallo,” zeg ik geërgerd in de hoorn.
“Mevrouw Wienand?”
“Ja.”
“Met Henri Lemonte.”
Ergens komen de stem en de naam me bekend voor.
“Van de recherche in Montpellier.”
“Het is bijna zes uur. Zijn alle ambtenaren dan niet allang naar huis?”
“Ik wil graag nog een keer met u praten.”
Ik voel me meteen misselijk worden. Ik had al gehoopt dat ik niet meer tot de louche kring van verdachten behoorde. George heeft me dringend aangeraden om alleen nog vergezeld van een advocaat naar het politiebureau te gaan. Ik ben dan ook geneigd om Henri het telefoonnummer van mijn advocaat te geven, maar iets in zijn stem houdt me tegen. Ik bijt op mijn lip en probeer normaal te klinken.
“Gaat u nu alweer dreigen met een dagvaarding?”
Stom, mijn toon is helemaal niet vriendelijk maar eerder agressief.
“Nee, ik wilde u deze keer heel ongedwongen ontmoeten. Misschien bij een glas wijn…”
Nu snap ik er helemaal niets meer van. “Hmm…”
“Morgen misschien?” stelt hij voor.
“Morgen heb ik het druk, maar als u ‘s-avonds om halfnegen hier langs kunt komen?” Ben ik niet goed bij mijn hoofd? Heb ik de recherche daarnet voor een glas wijn bij me thuis uitgenodigd?
“Graag,” zegt hij. “Tot morgen dan.”
Voordat ik antwoord kan geven, heeft Henri al opgehangen en sta ik verbijsterd met de telefoon in mijn hand in de keuken.
Jonas en Victoria komen luidruchtig pratend de brede houten trap af denderen. Ik ben verbaasd, want sinds ze van hun vader een flatscreen hebben gekregen, zijn ze nog maar moeilijk uit hun kamer te lokken. Victoria heeft een kleine ordner in haar hand en Jonas een vel papier dat aan twee kanten beschreven is en een rekenmachine. Ik krijg een vreselijk voorgevoel, ik heb helemaal geen zin om in een discussie met die twee te belanden. Ik ben al zo moe.
“Mam,” begint Victoria, “we zijn vorig jaar met school naar Zuid–Afrika geweest…”
Sinds Victoria en Jonas naar een internationale highschool gaan, maken ze elk jaar in de eerste week van de kerstvakantie een verre reis. Met Kerstmis zijn ze stipt weer thuis, vol verhalen en energie. Vorig jaar waren ze in Zuid–Afrika. Eerst zijn ze drie dagen op safari in het Kruger Park geweest, daarna hebben ze in Kaapstad met mountainbikes op de Tafelberg gefietst en gekanood tussen de dolfijnen in de Hout Bay. Twee jaar geleden zijn ze naar Vietnam en Cambodja geweest. Slapen bij inwoners, reizen met lokale treinen, tempelbezichtigingen, een tocht met een heteluchtballon. Volgens de brochure staat er dit keer een rondreis door China op het programma. Ze zijn allebei dolenthousiast en willen mee. Ik vind het op zich altijd prima reizen. Ze leren veel over verschillende culturen, worden steeds zelfstandiger en krijgen een mondiaal overzicht. Victoria is het meest overtuigend in haar ‘waarom ik absoluut naar China moet’ – motivatie. Ik heb allang een beslissing genomen, maar geniet van haar overredingstechnieken. Na een klein uur verlos ik ze uit hun lijden.
Net zo luidruchtig als ze naar beneden kwamen, gaan ze weer naar boven. Over een paar weken vertrekken ze en ze zullen me morgen beslist een lijst met dringend noodzakelijke spullen geven.
De volgende ochtend zit ik weer eens in een emotionele achtbaan – de schilderijen uit Rome zijn binnengekomen. Verdomme, wat was ik toen gelukkig. George helpt me ‘s middags met het ophangen en het is al avond als we eindelijk tevreden zijn met het resultaat.
“Je moet altijd schilderijen uitzoeken als je verliefd bent. Jezus, Susa, die zijn we in no time kwijt!”
Als hij de uitdrukking op mijn gezicht ziet, voegt hij er snel aan toe: “Sorry, ik wilde geen oude wonden openrijten.”
“Oude wonden? Maak je niet druk,” zeg ik gesmoord en ik bijt op mijn lip.
“We moeten morgen meteen onze vaste klanten uitnodigen voor een voorbezichtiging,” gaat George verder.
Hij is superenthousiast en hij heeft gelijk. De schilderijen zijn fantastisch. Maar morgen is me gewoon te snel. We spreken af dat we ze voor aanstaand weekend uitnodigen. Als George naar huis is bekijk ik de schilderijen nog een keer op mijn gemak. De weemoedige gedachten aan Max schuif ik vastberaden opzij. Voor het eerst met volledig succes. Dan moet ik me haasten, want Henri Lemonte komt langs om een glas wijn te drinken.
Er verschijnen steeds meer donkere wolken aan de hemel, de temperatuur is inmiddels naar vijftien graden gedaald en het lijkt erop alsof de herfst zich alvast in het zuiden van Frankrijk installeert. Een week geleden heb ik de verwarming in huis aangezet omdat de nachten onaangenaam koud waren. Als ik uit mijn auto stap en over de veranda naar het huis loop, zie ik al bladeren op het grasveld liggen. Het wordt tijd om de terrasverwarming uit de garage te halen, denk ik. Michèle heeft gekookt, de geur van wilde eend met pruimen komt me tegemoet.
“Michèle, ik ben thuis,” roep ik naar de keuken, maar ik krijg geen antwoord.
Ik loop naar buiten en druk op de knop om het zwembaddek weg te schuiven, want ik wil nog even snel zwemmen voordat Henri over een uur komt. Ik zie of hoor Michèle nergens. Ik vlieg de trap naar mijn slaapkamer op, wurm me snel uit mijn spijkerbroek en witte bloes, smijt mijn jasje in een hoek en pak mijn vuurrode badpak model Baywatch. Minuten later beland ik met een enorme sprong in het zevenentwintig graden warme water en ik geniet. Ik ben net aan mijn drieëndertigste baantje bezig als Michèle plotseling aan de rand van het zwembad staat.
“Je bezoek is er.”
Shit, denk ik.
“Hoe laat is het?”
“Net over achten,” zegt Michèle.
“Dan is hij te vroeg. We hebben om halfnegen afgesproken. Waar is hij?”
“Als ik me niet vergis, staat hij achter me op het terras naar je te staren.” Michèle grijnst en geef me een handdoek.
Het klopt. Henri staat op het terras, zijn blonde haar glanst in het schijnsel van de buitenverlichting. Hij draagt een spijkerbroek en een eenvoudig, wit hemd. Terwijl ik mijn haren afdroog, mijn buik intrek en me intussen afvraag of mijn mascara echt waterproof is, loop ik samen met Michèle naar hem toe.
“Het spijt me dat ik te vroeg ben. Kan ik misschien ergens mee helpen?”
Voordat ik antwoord kan geven, grijpt Michèle haar kans.
“Heel graag. Ik krijg de terrasverwarming niet alleen uit de garage en jij lijkt me sterk genoeg om te helpen dragen.”
“Michèle!” is het enige wat ik kan uitbrengen.
Henri kijkt nog even naar me en loopt dan naar de garage.
“Dan kun jij je in die tijd aankleden,” fluistert Michèle tegen me.
Het liefste zou ik ‘ja, mama’ tegen haar zeggen, maar ik doe het niet en ik ren naar boven.
Een kwartier later ben ik weer enigszins toonbaar. Ik draag jeans, een topje en een vestje – alles in wit – en ik heb nieuwe mascara opgedaan omdat de oude was verdwenen. Michèle en Henri installeren net de derde kachel, ze sluiten de gasfles aan, bespreken de voordelen ervan en lijken vriendschap te hebben gesloten.
“Heb je honger?” hoor ik Michèle vragen. “Ik heb wilde eend met pruimen in de oven staan. Susa heeft nog niet gegeten en als jij ook trek hebt, kun je haar misschien gezelschap houden. Het is toch veel leuker om met z’n tweeën te eten?” zegt ze onschuldig tegen mij als ze me in de deuropening ziet staan. Henri kijkt me afwachtend aan.
“Ja, natuurlijk. Wil je mee-eten?” vraag ik gehoorzaam.
“Graag. Het water loopt me in mijn mond als ik de geur ruik die uit de keuken komt.”
Michèle glimlacht gevleid en loopt naar binnen.
Henri schraapt zijn keel. “Je ziet er fantastisch uit,” zegt hij terwijl hij de zweetdruppels van zijn voorhoofd veegt.
Ik hap naar adem en voel dat ik moet blozen. “Dank je. Wil je een glas water of heb je liever wijn?”
“Is al in aantocht,” roept Michèle en ze komt met het eten en de drankjes naar buiten.
Met z’n drieën dekken we de tafel, dan neemt Michèle afscheid en wenst ons een fijne avond. Een paar seconden later hoor ik haar piepend wegrijden op haar versleten fiets.
Henri schenkt wijn en water in en het gesprek stokt. Hoe ik mijn hersenen ook pijnig, ik weet geen normale zin te bedenken.
“Je vraagt je natuurlijk af waarom ik je wilde spreken.”
“Ja, dat klopt,” antwoord ik opgelucht.
Henri schenkt me een glimlach waarbij zelfs een ijsblok zou smelten en begint te vertellen.
“We hebben de afgelopen weken veel vooruitgang geboekt in de zaak-Pascal Bernhard.”
“Wil dat zeggen dat ik niet meer verdacht word?” val ik hem in de rede.
“Precies. Het onderzoek dat we hebben uitgevoerd heeft je vrijgepleit, we weten nu dat je onmogelijk voldoende tijd hebt gehad om hem te vergiftigen.”
Eigenlijk wist ik het wel, want Henri zou nooit langsgekomen zijn als ik nog van de moord werd verdacht.
“Dat is prettig om te horen, maar het is vast niet de enige reden van je bezoek,” zeg ik onderkoeld.
“Hm…” Henri aarzelt. “Ik wilde het graag zelf aan je vertellen.”
Ik denk even na of ik verder zal graven of dat ik het er gewoon bij laat zitten. Ik besluit tot het laatste en vraag zakelijk of hij al resultaat heeft geboekt.
“Daarover mag ik niets zeggen. We hebben de dader nog niet.” Henri’s diepblauwe ogen stralen me tegemoet als hij belooft dat hij het me persoonlijk komt vertellen als het zover is.
We beginnen aan de eend. Hij drinkt rode wijn terwijl ik alleen van mijn glas nip en het verder op water hou. Henri praat over zijn nieuwe leven als single, zijn vrouw heeft hem twee jaar geleden van de ene dag op de andere voor een andere vrouw verlaten en hij is sinds twee weken bij zijn vriendin weg, omdat hij niets meer voor haar voelde. Dan vertelt hij over zijn werk – een en al enthousiasme – en over zijn vader, die tot een jaar geleden hoofdcommissaris van politie in Montpellier was en minder dan een week na zijn pensioen aan een hartinfarct is gestorven. Het is een prettig gesprek, ik merk dat ik tot rust kom. Hij flirt een beetje met me en dat bevalt me bijzonder goed, want ik voel me de laatste dagen net zo sexy als een Hema-worst. We brengen de borden naar de keuken en ik ben net koffie aan het zetten als hij om de hoek kijkt. “Ik zou liegen als ik zou beweren dat ik er niet alles voor over heb om je in bed te krijgen, je bent een ontzettend aantrekkelijke vrouw.”
Voordat ik antwoord kan geven, is hij al bij me en voel ik zijn warme lippen op de mijne. Ik proef rode wijn en hoor heel in de verte het gepruttel van het Nespressoapparaat. Terwijl ik in zijn zoenen dreig te verdrinken, omringt het aroma van de verse koffie ons. Jezus. Gelukkig slaapt Victoria bij een vriendin en heeft Jonas deze week een tenniskamp, met andere woorden: ik heb het rijk alleen.
Zijn hand ligt op mijn rug en ik voel zijn hartslag door de dunne stof van zijn hemd. Mijn neusvleugels trillen van opwinding en mijn hart bonkt. Henri laat me los, neemt mijn gezicht in zijn handen en kijkt me aan. Dan schuift hij het vest van mijn schouders en mijn topje omhoog. Ik voel dat ik beef als zijn lippen langzaam van mijn keel naar mijn borsten glijden en hij ze een voor een met zijn tong bewerkt, terwijl zijn sterke handen mijn billen vastgrijpen en hij me nog dichter tegen zich aan trekt. Minuten later trekken we de kledingstukken van ons lichaam en kijken elkaar hijgend aan. We staan maar een paar millimeter van elkaar af en de hitte van zijn lichaam streelt me alsof het een warme zomeravondbries is. Het spel van het verkennen begint. Mijn vingertoppen glijden over zijn gladde, onbehaarde borst en zijn platte, bruingebrande buik, tot ik zijn gemillimeterde schaamhaar bereik. Als ik zijn penis aanraak en hem begin te strelen, kreunt Henri van verlangen. Zijn hand heeft inmiddels ook zijn doel bereikt en ik kan nauwelijks wachten, ik wil hem in me voelen. Henri’s hand verdwijnt achter mijn rug en hij tovert een fles olijfolie tevoorschijn. Ik kijk toe hoe hij de dop eraf draait en een stukje achteruit stapt. Onwillekeurig bedenk ik dat hij beter de goedkopere olie zou kunnen gebruiken, maar dan voel ik hoe een dun stroompje heerlijk langzaam over mijn verhitte lichaam loopt. Als hij zijn handen speels over mijn huid laat dansen en de olie voorzichtig uitsmeert, kreun ik van verrukking. Ik kan er geen genoeg van krijgen. Mijn huid glanst in het gedimde licht van de halogeen-spotjes. Henri staat achter me en ik sla mijn arm om zijn nek om hem nog steviger, nog dichter tegen me aan te drukken. Er vallen een paar druppels in het kuiltje van mijn hals, ze glijden tussen mijn borsten door in de richting van mijn navel. Henri’s handen zijn overal, onderbreken de stroom telkens op andere plekjes en masseren de olie zachtjes in. De zoete, kruidige geur van de olijfolie vermengt zich met mijn parfum en het aroma van ons verlangen tot een erotische mix die de hele keuken lijkt te vullen. Deze massage met huidverzorgingsprogramma mag wat mij betreft urenlang doorgaan. Langzaam draai ik me naar hem om en hij legt zijn handen op mijn taille om me op het aanrecht van het kookeiland te tillen. We onderschatten het glijvermogen van de olijfolie en zijn handen schieten in een nanoseconde van mijn taille naar mijn oksels. Vastbesloten sla ik mijn armen stevig om zijn nek, slinger mijn benen om zijn heupen en moet al mijn kracht gebruiken om mijn spieren aan te spannen, omdat ik anders wegglijd. Nu voel ik het koele graniet onder mijn billen. Henri aarzelt niet. Hij springt als een jonge god naast me op het aanrecht en trekt me naar zich toe, maar op het moment dat hij in me wil stoten glijd ik bijna over de rand van het aanrecht. Nu is het genoeg! We lachen en op de een of andere manier belanden we in mijn slaapkamer. Met een ondeugende glimlach om zijn lippen pakt Henri de sjaals, die na mijn laatste kastopruimactie zijn blijven liggen en hij zegt tegen me dat ik op bed moet gaan liggen. Dan bindt hij mijn polsen en mijn enkels aan de spijlen vast. Hij liefkoost de binnenkant van mijn benen met zijn tong, blijft even bij mijn knieën hangen en glijdt dan millimeter voor millimeter langs mijn dijbenen naar boven, maar het is me nog steeds niet ver genoeg. In mijn lichaam vinden kleine aardbevinkjes plaats, die de voorbode van een enorme explosie zijn. Dan is hij eindelijk op de plek waar ik hem wil hebben.
Met een meer dan tevreden glimlach kijk ik na afloop naar hem. Zijn schaamteloze passie was bijzonder ontwapenend, hij zou me zelfs heel dierbaar kunnen worden.
Ik was bijna vergeten hoe fantastisch vrijen kan zijn. Met Max was de seks prettig, maar het was geen uitgelaten spel waarbij je het gevoel hebt dat je elke seconde een beetje meer in brand staat tot je uiteindelijk explodeert. Max was mijn grote liefde, maar op seksgebied was hij conservatief en braaf. Het gebeurde bijna altijd in de slaapkamer en gegarandeerd zonder speeltjes. Met Henri is het compleet anders. Puur genot, de bevrediging van alle zinnen tegelijkertijd.
‘s-Ochtends neem ik afscheid van Henri en ik kijk hem na als hij er op zijn motor vandoor gaat. We hebben niets afgesproken en ik ben benieuwd wanneer hij weer iets van zich laat horen.
De ochtend is zwaar, er moet heel wat voor het weekend worden gedaan. Tegen de middag voel ik een enorme vermoeidheid opkomen. George kijkt me medelijdend aan en vraagt of de herinneringen me zo zwaar vallen. Ik kijk hem vragend aan. Wat bedoelt hij? Het kwartje valt langzaam en dan is het me duidelijk. Hij bedoelt Max. Ik ben blij dat George de ware reden van mijn vermoeidheid niet weet, begin te blozen en glunder als ik eraan terugdenk. Vroeg in de middag hebben we het eindelijk voor elkaar. De schilderijen hangen, de lay-out voor de uitnodigingen is klaar en mijn mobiel heeft minstens vier keer een nieuw SMS’je aangekondigd.
Met een groot glas water in mijn hand open ik mijn inbox. De eerste is van mijn dochter. Victoria wil graag nog een nacht bij haar vriendin blijven. Andrea klaagt dat ik de vorige avond niet te bereiken was en dat ze me dringend moet spreken. Claudia heeft ook iets op haar hart en de laatste is van Henri.
Nog een keer goedemorgen. De hele ochtend de ene bespreking na de andere, kon me maar met moeite concentreren en als ik aan de afgelopen nacht denk, kan ik niet opstaan zonder de tafel om te gooien. Wat doe je vanavond? Zou je graag opnieuw zien? X H
Ik denk na. Eigenlijk was ik van plan om heerlijk bij de open haard te gaan zitten, vroeg naar bed te gaan en vooral te slapen. Maar dat SMS ik niet.
Graag, maar ik ben nogal moe. Wil je komen eten?
Drie seconden later heb ik weer een sms.
Ben om 8.30 uur bij je. X Henri
Net voor zessen ga ik ervandoor. George is verrast, maar wijt het aan mijn verdriet om Max. Ik laat hem in die waan, spring in mijn auto en rij plankgas naar huis.
“Michèle, ikben thuis,” roep ik zoals elke dag.
“Bonsoir, madame!”
jee, als Michèle me madame noemt, is er iets aan de hand! Ik loop meteen naar de keuken. Ze staat al op me te wachten. Ze heeft haar handen in haar zij gezet, de golvende haren pieken weerbarstig naar alle kanten en haar gezicht is rood van woede.
“Vanochtend moest ik naar de tandarts en ik kwam pas drie uur geleden hier aan. Sindsdien ben ik alleen in de keuken aan het werk geweest. Overal, werkelijk overal, zit olie, madame, olijfolie! Wat is hier, bij de heilige maagd Maria, gebeurd?” Haar pikzwarte ogen fonkelen gevaarlijk.
“Ik heb vanochtend een fles olijfolie laten vallen, Michèle, en ik had geen tijd om het op te ruimen,” leg ik snel uit.
“En waarom zit de koelkast dan onder de olijfolie?” Ze heeft haar handen nog steeds in haar zij, en om haar woorden kracht bij te zetten gaat ze een beetje wijdbeens staan. Ze geeft duidelijk te kennen dat ze me niet gelooft.
“Geen idee,” ik draai me om en loop naar mijn kantoor, want dat is de enige plek waar ik veilig ben. Michèle heeft enorm veel respect voor mijn werk en zou me daar nooit storen. Ik hoor haar nog steeds woedend in zichzelf mopperen, maar reageer niet.
Michèle gaat zoals altijd tussen zeven en acht uur naar huis en ik ben blij dat ze Henri niet meer tegen het lijf loopt. Toen ik haar vroeg om voor vanavond twee kreeften en verse tomatensoep te maken, trok ze haar rechterwenkbrauw zo hoog op, dat deze bijna haar haargrens bereikte, maar ze stelde geen vragen. De gekookte kreeft ligt in de koelkast, klaar om gegeten te worden, de soep verspreidt een heerlijke geur en mijn maag knort.
Ik heb gerend, ik heb mijn baantjes in het zwembad getrokken en onder de wisseldouche kwam mijn energie terug. Nu ben ik opgefrist en volkomen ontspannen. Ik steek de open haard aan en maak een fles rode wijn open. Voor mezelf zet ik een grote karaf water klaar; hoewel, één glas wijn mag ik wel nemen, besluit ik.
Op de minuut nauwkeurig hoor ik Henri’s motor op de oprit knetteren en even later komt hij door de terrasdeur naar binnen. Zijn motorhelm hangt nonchalant aan zijn arm, het motorjack hangt open en daaronder is een zwart overhemd zichtbaar, waar zijn Armani-jeans perfect bij past. Henri trekt me naar zich toe en zoent me voordat ik ook maar iets kan zeggen. Hij heeft een driedagenbaard, die weliswaar nogal kriebelt, maar hem ongelooflijk goed staat. Hij ziet eruit alsof hij zojuist uit een mannen-catalogus voor de rijpere man is ontsnapt. We dekken samen de grote, oude, eiken keukentafel, waarop twee zware, zilveren kandelaars staan. Met zijn bijna vijftig vierkante meter, het hoge plafond, de open haard in de hoek, het enorme kookgedeelte dat ik van alle moderne snufjes heb laten voorzien en de heerlijke terracotta tegels, is de keuken het kloppende hart van het huis.
Koken en eten heeft altijd al een enorm erotisch effect op me gehad, vooral als je een kreeft tot in de kleinste deeltjes ontleedt, erop zuigt en eraan sabbelt en je tafelgenoot het speeltje van de vorige nacht is. We genieten van de opkomende associaties als de telefoon gaat. Henri is snel, grijpt achter zich en geeft me zwijgend de hoorn aan.
“Zeg eens, zusje, ben je van de aardbodem verdwenen? Heb je geen zin meer om te bellen? Of is er iets aan de hand?” snauwt Andrea in de hoorn.
“Nee, natuurlijk niet, maar ik had het druk…”
Henri’s kreeft glipt weg en valt samen met zijn bestek en bord rinkelend op de grond. “Merde!”
“Ben je niet alleen?”
“Nee,” beantwoord ik Andrea’s vraag. Ze heeft het lawaai en Henri’s gevloek natuurlijk gehoord. “Ik heb een kennis uitgenodigd voor het eten,” ga ik verder.
“Je klinkt zo…afstandelijk…wie is die mysterieuze kennis?”
“Alles op zijn tijd. Vertel me liever wat er met jou aan de hand is.”
“Dat gaat niet in twee zinnen. Eet jij maar verder en bekommer je om je gast. Als je me morgenochtend vroeg thuis belt, vertel ik je alles.”
Henri heeft inmiddels een stoffer en blik gevonden, de scherven en de kreeft opgeruimd en drinkt van zijn wijn.
We maken het ons gemakkelijk in de woonkamer voor de open haard, zoenen, lachen en bevrijden ons haastig van onze kledingstukken. Dit keer is het op de een of andere manier anders. Niet alleen blijft de olijfolie in de keuken, maar Henri kijkt merkwaardig intens in mijn ogen. Het is ver na middernacht als ik verkondig dat ik nu echt wil slapen. Henri springt zwijgend op, grijpt zijn boxershort en rent, voordat ik ook maar een woord kan zeggen, naar buiten. Wil hij in alle ernst, naakt zoals hij is, bij een temperatuur van negen graden op zijn motor springen en de Lonesome Rider spelen? Ik blijf liggen en wacht af wat er gaat gebeuren. Intussen kijk ik sceptisch naar mezelf: zijn er bij deze belichting sporen van cellulitis te zien? Ik voel, knijp en onderzoek als Henri kletsnat weer door de deur naar binnen komt rennen. Ik ben sprakeloos! Niet alleen omdat hij er met natte haren nog beter uitziet, maar omdat hij triomfantelijk met een plastic tas van Lidl zwaait en trots verkondigt dat hij alles wat een man nodig kan hebben bij zich heeft. Hij zegt dat hij zijn tandenborstel, elektrische scheerapparaat en de andere spullen net zo goed hier kan laten, omdat hij ze toch dubbel heeft.
“Tenslotte,” gaat hij verder terwijl hij naar me toebuigt en me een tedere kus geeft, “zal ik hier beslist vaker overnachten, nietwaar?”
Ik heb de neiging om nee te zeggen, maar doe het niet. Het gevoel om verschrikkelijk in het nauw te zitten verspreidt zich genadeloos. Lieve hemel, die ‘we hebben twee keer seks gehad dus hebben we nu een relatie’ – houding is normaal gesproken toch typisch vrouwelijk! Ik zeg maar niets, want morgen is Victoria er weer en daarmee is een overnachting van Henri voorlopig van de baan. Henri ruimt op en gaat mee naar boven.
Om zes uur worden we gewekt door zijn mobieltje: een noodgeval. In een bos bij Montpellier is een lijk aangetroffen. Henri springt uit bed en gaat onder de douche, smakt een paar minuten later een kus op mijn wang en is verdwenen.
Als ik zijn spullen in mijn badkamer bij elkaar zoek, wordt het me duidelijk dat ik hem vandaag absoluut op het politiebureau moet bellen om het een en ander uit te leggen. Dan rij ik naar de galerie. Ik ben alleen en kan de in Rome uitgezochte schilderijen in alle rust bekijken. Ja, ik had echt een zesde zintuig toen. Ze zijn overtuigend en ik ben er zeker van dat ze niet onverkoopbaar zijn. Tja, Rome. Tja, Max. Zo lang is het niet geleden, maar er lijken lichtjaren tussen te liggen. Het liefst zou ik hem bellen om te vragen hoe het met hem gaat. Maar dan heb ik ook iets te vertellen en dat is geen goed idee.
Ineens schiet me te binnen dat ik Andrea nog moet bellen. Het duurt een hele tijd voordat ze opneemt.
“Ja, hallo,” roept ze ademloos in de hoorn en ze verontschuldigt zich meteen, omdat ze nog in de badkamer was.
We kletsen wat tot ze eindelijk begint te vertellen. “Vorige week belde Kai me thuis op en zei dat hij met me wilde praten.”
“Wie is Kai?” onderbreek ik haar.
“Dat is de boekhouder die ik voor Claudia heb aangenomen, hij regelt de dagelijkse zaken, zoals de rekeningen, het uitbetalen van de salarissen enzovoort.”
“Ik dacht dat jij dat deed.”
“Ja en nee, ik hou me bezig met de grotere lijnen, ik zorg ervoor dat Claudia’s kapitaal niet onbenut blijft maar wordt geïnvesteerd, en tegelijkertijd bereikbaar blijft.”
“Oké, en wat wilde hij?” vraag ik terwijl ik theewater opzet. Wat Andrea allemaal met de euro uithaalt, is me altijd al een raadsel geweest. Ze kan verdomd goed met geld omgaan, weet waar en wanneer je moet investeren, bestudeert de financiële pagina’s en is uitstekend geïnformeerd over allerlei bedrijven. Ze heeft, toen onze ouders nog leefden, urenlang met mijn vader over de financiële markten gediscussieerd en hem af en toe een beleggingsadvies gegeven. En sinds een jaar is ze het financiële brein van Tauber Design.
“Hij heeft me op onregelmatigheden gewezen. Jürgen neemt geregeld grote sommen geld van de bedrijfsrekening op en betaalt ze meestal dezelfde maand met rente terug.”
“Is dat verboden?” Het theewater kookt en ik schenk een kop kamillethee in.
“Nee, natuurlijk niet. Alleen is de rente buitensporig hoog. Gisteren heb ik Jürgen erop aangesproken en hij werd onbeschoft. Hij zei tegen me dat hij op deze manier nog meer geld binnenhaalt en dat ik me er niet mee moest bemoeien. Maar het kan helemaal niet, omdat we een modebedrijf zijn en geen geldschieter. Ik wil weten wat het te betekenen heeft. Het zaakje stinkt.”
“Heb je hem dat niet duidelijk aan zijn verstand gebracht?” vraag ik verbaasd, want Andrea is altijd bijzonder duidelijk in haar uitspraken.
“Natuurlijk wel! Ik heb hem ook uitgelegd dat we problemen met de belastingdienst krijgen en toen begon hij tegen me te schreeuwen en zei dat die hem toch al enorm irriteren en dat ze zijn rug op kunnen.”
“Jezus, wat zijn dat voor uitdrukkingen?”
“Ja. Het was heel vreemd. Hij was razend, leek wel hondsdol.”
“En wat ga je nu doen?”
“Ik wacht nog even af. Ik heb al een afspraak met onze belastingadviseur gemaakt, maar ik wil het Claudia nog niet vertellen. Tenslotte is het haar man en sinds de geboorte van Eva laat ze alles aan hem over. Als ik uit Denia terug ben, spreek ik hem er nog een keer op aan en als hij dan weer zo reageert, tja, dan wordt het toch tijd om Claudia in te schakelen. A propos Denia, je hebt toch wel vrij genomen?”
“Ja, Martin heeft zich opgeofferd en komt een week hiernaartoe.” Andrea is net zo verbaasd als ik was toen ik er met Martin over praatte. Hij heeft zich zonder meer onmiddellijk bereid verklaard om op zijn kinderen te passen. Ik gaap en ga verder: “Martin wil zelfs al twee dagen voor mijn vertrek komen, zodat ik hem op mijn gemak alles kan laten zien. De laatste tijd is hij redelijk coöperatief en kunnen we echt goed met elkaar praten. Een week geleden hebben we zelfs bijna een uur met elkaar gebeld en veel gelachen. Het was net als in het begin van ons huwelijk. Ironisch, dat je eerst moet scheiden om weer normaal met elkaar te kunnen omgaan.”
“Maar hij weet niet dat je zwanger bent?”
“Nee, en dat wil ik nog een tijdje zo houden. Jonas en Victoria vinden dat prettig. Ze hebben zelf voorgesteld om nog niets tegen hem te zeggen.”
Ik heb nauwelijks opgehangen of er wordt heftig op de deur gebonsd. Ik gok op George, die zijn sleutel nogal eens vergeet. Met mijn theekopje in mijn hand doe ik open, maar in plaats van George staat Henri voor me. Hij straalt en trekt me naar zich toe, maar voordat hij me kan kussen, duw ik hem voorzichtig naar binnen. Mijn overbuurman, de groenteman, kijkt al bijzonder geïnteresseerd naar ons. Henri staat geamuseerd midden in de galerie te wachten. Hij vertelt over zijn ochtend en zijn behoefte om vanavond romantisch met me uit eten te gaan.
“Dat gaat niet, want vanaf vanavond slaapt Victoria weer thuis,” vertel ik hem.
Voordat ik nog iets kan zeggen, bestookt hij me met vragen. Hoe het verder gaat? Wanneer ik mijn kinderen over hem vertel? Ik zucht zachtjes voordat ik tegen hem zeg dat we moeten praten. Onmiddellijk verandert zijn gezichtsuitdrukking, hij wordt net zo wit als de deurposten in mijn kantoor.
“Kunnen we dat meteen doen? Als vrouwen zeggen dat we moeten praten, dan betekent dat nooit iets goeds. Daar heb ik recht op, of niet soms?”
“Nou ja,” mompel ik langzaam. Lieve hemel, wat haat ik zulke gesprekken.
Terwijl ik hem over Max begin te vertellen, zet ik koffie. George, die tussendoor binnenkomt, trekt zich onmiddellijk in het magazijn terug. Henri onderbreekt me geen enkele keer. Hij luistert aandachtig, wisselt elke vijf minuten van gelaatskleur, staat dan zonder een woord te zeggen op en loopt zonder iets te zeggen de galerie uit. Ik wist dat dit zou gebeuren en ik voel me verschrikkelijk leeg en behoorlijk rot. George komt als geroepen met een glas water en vraagt me hem te helpen. Als we in de achterste ruimte komen, wijst hij met een uitnodigend gebaar op de twintig schilderijen die daar staan en vertelt dat hij ze gisteravond allemaal verkocht heeft.
“Wat zeg je?”
“Je zult het niet geloven, maar er kwam een Amerikaan binnen die absoluut onze collectie wilde bezichtigen. Ik heb de schilderijen stuk voor stuk aan hem laten zien en na twee uur vroeg hij me wat ik voor alle werken bij elkaar wilde hebben.”
“Hmm?”
“Ik moest weliswaar een beetje met de prijs zakken, maar niet meer dan vijf procent, Susa.”
Ik voel me misselijk worden. “Mag ik de cheque zien?”
“Dat kan niet, ik heb hem vanochtend al naar de bank gebracht.”
“George, hoe heette de koper?”
“De handtekening was onleesbaar,” antwoordt hij onzeker. “Maar maak je geen zorgen, pas als het geld op onze rekening staat, komt hij de schilderijen ophalen.”
“Hoe zag hij eruit?”
“Groot, slank, goed gekleed. Lieve hemel, Susa, gewoon zoals de meesten van onze klanten. Niets bijzonders.” George is geïrriteerd.
Ik heb helaas geen tijd om erover na te denken, want het kraken van de toegangsdeur kondigt alweer een bezoeker aan. Er komen twee geüniformeerde politieagenten binnen. Ik heb de neiging om brutaal te worden, maar het lukt me nog net om vriendelijk te blijven en te vragen wat er aan de hand is.
“Weten jullie van wie de zwarte jeep is?” vraagt de kleinste van de twee terwijl hij met zijn donkere ogen naar me kijkt.
“Ja, die is van mij,” antwoord ik kattig.
“U hebt een lekke band, rechts achter. En omdat u bij het instappen waarschijnlijk niet eerst uw banden controleert, wilden we u dat laten weten.”
Ik grijp naar mijn voorhoofd en bedank. Wat een ochtend, hier krijgt een mens grijze haren van. Dan draai ik me weer naar George en vertel hem over Ben.
“Ja, misschien was hij het, maar je weet dat ik niet veel op heb met Amerikanen. Voor mij zien ze er allemaal hetzelfde uit. Hij heeft me het nummer van zijn mobieltje gegeven, zodat ik hem kan bellen zodra het geld op onze bankrekening is bijgeschreven. Hij zei dat hij een paar dagen naar Milaan moest en was van plan om daarna weer langs te komen,” antwoordt George droog.
Lieve hemel, denk ik, waarom kan hij dat niet meteen zeggen? “Mag ik het nummer zien?”
Ik vergelijk het nummer met datgene wat ik in mijn mobieltje heb opgeslagen. Bingo. De onbekende koper is Ben.
Moet ik hem opbellen? Hem een SMS sturen? Niets doen? Voordat ik iets kan beslissen, staat George voor mijn neus en verkondigt dat er alweer politie is. Ik hoop dat Henri teruggekomen is en ik ben teleurgesteld als ik zie dat het zijn jonge collega Pierre is. Hij deelt ons mee dat het onderzoek naar de inbraak is stopgezet, omdat er geen dader te vinden is. Ook goed, denk ik pruilend en ik trek me weer terug in mijn kantoor. Ik blijf de hele dag in de galerie, neem geen contact op met Ben en hoor ook niets van Henri – om van Max maar te zwijgen. Als ik net voor achten eindelijk thuiskom, zit Victoria al samen met Michèle in de keuken achter een dorade in zoutkorst. We genieten ervan, hoewel Victoria alleen in haar vis prikt omdat ze, zoals ze aankondigt, weer eens op dieet is.