HOOFDSTUK 7

“Wat een leventje, hè?” verzuchtte Janey gelukzalig. Ze zaten met zijn drieën op het vrijwel verlaten strandje van Lambinou. De kleine blauwgroene baai was omringd door hoge steile rotsen en lag aan de grillige oostkust van Pilion. Ze waren om een uur of tien uit Kala Nera weggereden en via een aantal kleine bergdorpjes naar de goed verscholen baai gereden. Op de kleine parkeerplaats bovenaan de weg hadden ze de auto neergezet en hun zwemspullen gepakt om beneden op het strand een frisse duik te nemen. Martine had hen een goed gevulde picknickmand meegegeven, die ze na het zwemmen eer hadden aangedaan.

“Mm,” bevestigde Agnes loom terwijl ze zich voor de zoveelste keer van haar rug op haar buik draaide. Ze was veel te bang dat ze zou verbranden als ze al te lang in dezelfde positie zou blijven liggen.

“Ik zou hier best kunnen wonen,” ging Janey verder.

“Dan doe je dat toch?” vond Mette. “Wat houdt je tegen?”

Janey sloeg haar armen om haar knieën en staarde over het blauwgroene water van de Egeïsche Zee. Ja, wat hield haar tegen? Ze was immers vrij om te doen en laten wat ze wilde?

“Je moet natuurlijk wel werk hebben,” merkte Agnes met gesloten ogen op. “Of een paar miljoen op je bankrekening. Van de rente daarvan kun je het hier wel een poosje uitzingen.”

“Misschien wil Martine je wel in dienst nemen,” bedacht Mette. “Als die Vangelis niet meer terugkomt, heeft ze toch iemand nodig voor de komende winter.”

“Vinden jullie ook dat Martine de laatste dagen een beetje uit haar doen is?” Agnes opende haar ogen om hen aan te kijken. “Het lijkt wel of ze er met haar gedachten niet helemaal bij is.”

“Ja, dat heb ik ook gemerkt,” zei Janey. “Ik heb al een paar keer gevraagd of er iets is.”

“Ik ook,” bekende Agnes. “Ze blijft volhouden dat er niets aan de hand is.” Ze ging overeind zitten en grabbelde in de picknickmand. “Wil iemand nog iets drinken? Er is wijn en water.”

“Doe mij maar water,” zei Janey die zoals gewoonlijk de chauffeur van het gezelschap was.

“Ik lust wel een glaasje wijn.” Mette likte langs haar droge lippen. Na zich een paar dagen lang ingehouden te hebben, snakte ze naar een flinke borrel. Maar ze zou het netjes houden. Een of twee glaasjes wijn hier op het strand, en dan misschien straks op haar kamer nog een klein tsipourootje. Of twee…

“Alsjeblieft.” Agnes overhandigde haar het glas. “Kijk je een beetje uit? We gaan vanavond in Kala Nera uit eten. Als je nu te veel drinkt, red je dat niet.”

“Ik drink nooit te veel,” beweerde Mette, en ze nam een grote slok.

“Weet je dat zeker?” Janey trok sceptisch haar wenkbrauwen op. “Niet om het een of ander, Mette, maar je kunt hem af en toe flink raken.”

Mette keek haar verontwaardigd aan. “Wat bedoel je daarmee? Ik heb vakantie, hoor. Mag ik me alsjeblieft af en toe een beetje laten gaan? Als ik straks thuis ben, moet ik weer voor maanden in het gareel lopen. Of gun je me soms geen pleziertje?”

“Daar gaat het niet om.” Janey fronste haar voorhoofd. “We maken ons alleen een beetje ongerust over je. Niemand is er bij gebaat als jij je problemen probeert weg te drinken. Jij het minst van allemaal.”

“Waar heb je het over?” Mette voelde haar wangen rood worden van boosheid.

“Rustig, jullie,” kwam Agnes tussenbeide. “Janey heeft gelijk, Mette. Je drinkt meer dan goed voor je is. En dat is echt niet hier tijdens de vakantie begonnen.”

“En wat dan nog?” zei Mette. Ze stak koppig haar kin in de lucht. “Wat hebben jullie daarmee te maken?”

“We zijn vriendinnen.” Janey legde haar hand op Mette’s arm. “Toe, Mette, doe nou niet zo raar. We willen je helpen.”

“Helpen?” Mette stootte een schril lachje uit. “Helpen? Waarmee? Waarom? Mijn leven is voorbij. Ik ben een niemendal, een uitgezakte koe die niemand meer wil hebben. Wat maakt het uit of ik me wel of niet klem zuip? Begrijp me goed, ik zeg niet dat ik dat doe, maar zelfs als het zo zou zijn…”

“Het maakt wel uit,” onderbrak Agnes haar fel. “Je laat je toch niet in de goot duwen door die lapzwans van een Henk? Die scheiding is het beste wat je kon overkomen. Al die jaren heeft hij je gekleineerd en van je geprofiteerd. Maar hij vergat wel dat jij degene was die jullie huwelijk draaiende hield, degene die ervoor zorgde dat de kinderen een goede opvoeding kregen. Jij was de sterke kracht binnen jullie relatie.”

“O, ja? En waarom ben ik dan aan de kant gezet voor een meid van vijfentwintig?” wilde Mette weten. De tranen sprongen in haar ogen. “Ik hield van Henk, ik had alles voor hem over, maar was dat voldoende? Nee, meneer moest zonodig een jonge meid. Eentje die strak in het vel zit en ’s avonds niet te moe is om hem in bed te verwennen.”

“Ach, schei toch uit.” Janey schoof haar zonnebril omhoog en keek Mette met fonkelende ogen aan. “Dacht je nu heus dat een strak vel en grote borsten het belangrijkste is binnen een relatie? Als Henk echt van je had gehouden, zou hem dat allemaal niets hebben kunnen schelen. Dus stop nou eens met daarover te jammeren en jezelf naar beneden te halen. Jij bent meer waard dan duizend Henken bij elkaar.”

Mette snufte een paar keer en veegde met de achterkant van haar hand langs haar neus. “Daar koop ik anders weinig voor,” merkte ze cynisch op. “Voorlopig ben ik nog steeds bezig om mezelf bij elkaar te vegen. En als een glaasje wijn daarbij helpt, zie ik niet in wat daar slecht aan is.”

“Als je er echt zo over denkt, ben je verder heen dan ik dacht,” sneerde Janey. “Je zou er beter aan doen om vooruit te kijken in plaats van steeds maar met het verleden bezig te zijn.”

Agnes luisterde stilletjes toe. Wat erg dat Mette zo’n laag zelfbeeld van zichzelf had. Ze kon die Henk wel wat doen. Niemand had het recht om een ander zo de grond in te trappen.

Mette nam uitdagend een grote slok van haar wijn. “Ik heb geen toekomst, misschien is dat wel het probleem.”

“De toekomst is wat je er zelf van maakt,” merkte Agnes zachtjes op. Ze moest ineens aan Laurens denken en schaamde zich een beetje om haar huichelachtige woorden. Wat had zij gedaan om een toekomst voor hen beiden te maken? Ze had zich verscholen in de verwelkomende armen van Ruud en zich afgekeerd van haar huwelijk. Snel duwde ze die verontrustende gedachte weg. “Je bent helemaal niet oud, er is nog zoveel wat je zou kunnen doen.”

“Zoals?” wilde Mette weten.

“Nou, eh…” Agnes keek om hulp zoekend naar Janey, die stuurs naar de zee staarde. “Je kunt werk zoeken.”

“Heb je enig idee hoe moeilijk het is om een baan te vinden als je ouder bent dan tweeëntwintig?” hoonde Mette. “Jullie hebben makkelijk praten. Jij en Janey zijn er geen jaren uit geweest omdat je thuis moest blijven voor de kinderen en…”

“O, ja? Ik had er anders alles voor over gehad om thuis te moeten blijven voor een kind,” snauwde Agnes plotseling. Ze had ineens genoeg van Mette’s zelfmedelijden. Ze deed net alsof zij de enige was die het moeilijk had. “Misschien zou je eens wat vaker blij moeten zijn met je kinderen. Hoe dacht je dat ik me voelde toen jij in het kraambed lag? Je hebt er geen idee van hoe ik heb moeten vechten om de moed te vinden om bij je op kraambezoek te komen. De dagen erna heb ik jankend doorgebracht. En iedere keer als jij klaagde over je kinderen, over hoe lastig ze zijn en hoe vervelend het is dat je zo gebonden bent, stak je een mes in mijn hart. Maar dat zal jou een zorg zijn, hè? De enige aan wie jij denkt is Mette, Mette en nog eens Mette.” Tot haar afschuw begonnen de jaren ingehouden tranen rijkelijk over haar wangen te stromen. Het opgekropte verdriet en de verborgen jaloezie op haar vriendin kwamen er blijkbaar nu ineens uit.

Geschrokken keken Mette en Janey haar aan.

“O, Agnes!” riep Janey medelijdend uit. Ze sprong overeind en knielde naast Agnes in het zand. Troostend sloeg ze haar armen om haar vriendin heen en trok haar dicht tegen zich aan. “We wisten het niet. Waarom heb je nooit iets gezegd? Ik dacht dat je er allang overheen was.”

Mette voelde haar wangen rood worden van schaamte. Ze had er inderdaad nooit bij stil gestaan hoeveel pijn ze Agnes deed met haar woorden. Natuurlijk wisten zij en Janey wel dat hun vriendin graag kinderen had gewild, maar ze hadden allebei gedacht dat het verdriet daarover door de jaren heen was gesleten. Agnes had er nooit meer met een woord over gerept. Hoe had zij kunnen weten dat het zo diep zat?

Stilletjes lieten ze Agnes uithuilen. Na een minuut of vijf werd het gesnik minder. Agnes snufte nog wat na, terwijl ze dankbaar gebruik maakte van de papieren zakdoekjes die Mette haar zwijgend had gegeven. “Sorry, ik weet ook niet waar dit ineens vandaan kwam,” verontschuldigde ze zich hakkelend. Ze boende verwoed over haar wangen. “Let maar even niet op mij.”

“Schei eens uit, je mag het er best uitgooien,” vond Janey, opgelucht dat het ergste voorbij was. “Ik wou dat je dat eerder had gedaan. Jij bent altijd zo nuchter en verstandig. Je laat het nooit merken als je ergens over loopt te tobben.”

Agnes produceerde een flauwe glimlach. “O, geloof me, ik tob heel wat af.” Haar blik gleed naar Mette, die stilletjes naar de grond staarde. “Mette is niet de enige die haar problemen weg wil drinken. Ik weet maar al te goed hoe gemakkelijk het is om je te verschuilen achter een paar glazen wijn of een glas whisky. Die periode heb ik ook gehad. Net als jij, Mette. Maar het lost niets op. Daar ben ik gelukkig zelf op tijd achter gekomen.”

Mette sloeg haar ogen op en keek Agnes recht aan. “Het spijt me,” zei ze zachtjes. “Ik zal proberen voortaan wat meer rekening te houden met jouw gevoelens.”

“Beloof me liever dat je de drank laat staan.” Agnes stak smekend haar hand uit. “Ik zou het vreselijk vinden als jouw kinderen de komende jaren langzaam kapot gaan omdat hun moeder elke avond laveloos op de bank ligt. Daarmee zou je me pas echt pijn doen.”

Mette greep de naar haar uitgestoken hand. Ze beet hard op haar lip om de tranen die in haar ogen brandden tegen te houden. “Ik beloof het je.”

Janey kuchte een paar keer om haar ontroering te verbergen. Al dat emotionele gedoe was niets voor haar. Op haar eigen luchtige manier probeerde ze het gesprek in andere banen te leiden. “Nou, meiden, zo kan het wel weer. Als we zo doorgaan, barst ik zo dadelijk ook in huilen uit. En dat wil ik jullie niet aandoen, want het is beslist geen pretje om naar die snotterneus en rode huilogen van mij te kijken.” Ze wendde zich tot Mette. “Weet je waar ik net aan zat te denken? Waarom begin je geen kledingwinkeltje op internet? Je bent hartstikke goed in het maken en ontwerpen van leuke kleren. Zoiets kun je makkelijk thuis doen. En verkopen doe je via het net.”

“Maar ik weet niets van computers,” protesteerde Mette.

“Wij wel,” zei Janey met een zijdelingse blik op Agnes, die alweer aardig was hersteld van haar huilbui. “Als jij voor de kleren zorgt, maken wij een site voor je. Het is helemaal niet moeilijk en het vergt nauwelijks investering. Denk er maar eens over na. Wij helpen je wel.”

Sprakeloos keek Mette haar aan. “Meen je dat?”

“Natuurlijk.” Janey stond op. “Kom, we nemen nog een duik. En zullen we dan daarna een beetje inpakken? Ik heb wel weer lang genoeg aan het strand gelegen voor vandaag.” En onder het slaken van een ijselijke kreet rende ze voor de anderen uit het koude water in.

Richard Grevelinge nipte genietend aan zijn pilsje. Het leven was goed in Pilion, dacht hij met een glimlach. Hij was die ochtend vroeg met de bus naar Volos gegaan en na een paar uur vol verwondering de chaos van de stad te hebben aanschouwd, had hij zich op een van de vele terrassen aan de havenboulevard geïnstalleerd om bij te komen.

Het uitzicht beviel hem prima. Plezierjacht na plezierjacht, het ene nog mooier dan het andere, dobberde voor hem aan de kade op het kabbelende water. In de verte zag hij de bochtige kustlijn die zich uitstrekte van Volos tot aan het eiland Evia. Maar het meest interessant waren toch wel de mensen die onafgebroken over de brede boulevard flaneerden. En dan vooral het vrouwelijk deel daarvan.

Vanachter zijn zonnebril volgde Richard belangstellend een paar meisjes van een jaar of achttien, die zich hadden uitgedost alsof ze naar een feestje gingen. Uitbundige kapsels, zwierige rokjes tot aan hun dijen, een decolleté waarvan je ogen bijna uit hun kassen rolden en een paar naaldhakken waarop een normaal mens zich niet zou kunnen voortbewegen. En dat om twaalf uur ’s ochtends…

Richard nam nog maar eens een grote slok. Een man kon zich hier uitstekend een paar uur vermaken, dat had hij wel door. Hoewel… de dames in het hotel mochten er ook best zijn, bedacht hij met een flauwe glimlach. Vooral die Janey was zeer aantrekkelijk om naar te kijken. Maar ja, er waren zoveel Janeys in deze wereld. Jonge, succesvolle carrièrevrouwen die een man uitsluitend zagen als speelgoed. Nee, dan was haar vriendin Mette veel aardiger, ook al had ze de neiging om een beetje verbitterd te kijken. Dat kwam natuurlijk door haar scheiding en het geploeter met die twee kinderen. Jammer, ze had een lief snoetje en haar ogen waren prachtig. Met een beetje make-up en een positieve instelling zou ze beslist heel aantrekkelijk zijn.

Ineens kneep hij zijn ogen tot spleetjes. Was dat niet Martine die daar aan kwam lopen? Ja, hij kon zich niet vergissen in die frêle exotische verschijning. “Martine!” Luid roepend en zwaaiend met zijn arm probeerde hij haar aandacht te trekken. “Martine?”

Martine hoorde haar naam en keek zoekend om zich heen. “Richard!” Glimlachend kwam ze naar hem toe. “Hallo, hoe is het? Ben je Volos aan het verkennen?”

“Ja, al uren. Ga zitten,” gebaarde Richard naar de lege stoel naast hem. “Wil je iets drinken?”

Martine aarzelde en wierp een snelle blik op haar horloge. “Ach, ja, waarom ook niet? Ik heb nog wel even tijd.” Ze liet zich in de stoel zakken en zei: “Doe maar een frappé. Glikó, chorís gála.”

“Pardon?” Richard trok vragend zijn wenkbrauwen op.

“IJskoffie, zoet, zonder melk,” vertaalde Martine lachend. Ze wenkte de ober die een paar meter verderop met een ongeïnteresseerde blik om zich heen stond te kijken. “Wil jij soms nog een biertje?”

“Ja, lekker,” knikte Richard. “Bestel jij maar, het gaat jou beter af dan mij.”

Toen de ober met de bestelling was vertrokken, ging hij verder: “Is het niet vreselijk moeilijk om de taal te leren? Ik spreek een aardig mondje buiten de deur, maar ik weet niet of ik het Grieks onder de knie zou kunnen krijgen. Het is zo totaal anders. Ik versta er geen woord van.”

“En dat terwijl het Nederlands toch heel veel Griekse woorden bevat,” merkte Martine plagend op. “Denk maar aan bibliotheek, taxi, zoölogie… de lijst is eindeloos. Maar ik ben het met je eens, hoor, het is echt een moeilijke taal. Het heeft me best een paar jaar gekost om het vloeiend te spreken. Als je hier woont, moet je natuurlijk wel. Ik heb een tijdje les genomen en veel met de mensen uit het dorp gepraat. Van lieverlee ging het steeds beter en nu denk ik er eigenlijk niet meer bij na.”

“En je zoon? Die was toch nog klein toen je hier kwam wonen?” wilde Richard weten.

“Hij was tien,” vertelde Martine. “Ja, in het begin had hij het natuurlijk wel moeilijk, maar kinderen pikken een vreemde taal heel snel op. Hij kreeg iedere dag privé-les en kon zich al snel redden. Beter dan ik in ieder geval. In het begin nam ik hem vaak mee als ik boodschappen ging doen.” Ze lachte weer. “Maar dat is nu niet meer nodig.”

De ober bracht hun bestelling en schoof zwijgend het bonnetje onder de asbak. Erg toeschietelijk was hij niet, vond Richard terwijl hij de wegsloffende man laatdunkend nakeek. Die onverschillige houding in de dienstverlening was hem al vaker opgevallen.

Martine zag zijn misprijzende blik en begreep onmiddellijk wat hij dacht. “Niet echt klantvriendelijk, hè? Daar heb ik ook erg aan moeten wennen,” bekende ze. “Als je in een winkel komt, of zoals hier op een terrasje zit, is het soms net alsof je dankbaar moet zijn dat zij iets aan jou willen verkopen. Een beetje de omgekeerde wereld. Zij zouden blij moeten zijn dat wij ons geld bij hen willen besteden.”

“Ja, inderdaad,” beaamde Richard. “Ik zat net te denken dat zo’n houding niet bepaald omzetverhogend werkt.” Hij haalde verontschuldigend zijn schouders op. “Sorry, het opmerken van dat soort dingen behoort nu eenmaal tot mijn vakgebied. Als ik op een terrasje zit, zie ik altijd wel iets wat verbeterd zou kunnen worden. Maar ’s lands wijs, ’s lands eer. Wie ben ik om daar kritiek op te hebben?”

“Je mag er anders best kritiek op hebben,” vond Martine. “Nu Griekenland in de EU zit, zal er toch zeker het een en ander in die mentaliteit moeten veranderen. De Grieken denken nog steeds dat de zaken vanzelf wel naar hen toe komen, maar zo werkt het niet. We kopen allemaal liever bij iemand die ons vriendelijk te woord staat, of je nu een particulier of een grote onderneming bent.”

“Dat is waar,” beaamde Richard. Hij begon te grijnzen. “Daarom ben ik ook zo blij met mijn vakantieadres. De eigenaresse heeft altijd voor iedereen een vriendelijk woord.”

Martine bloosde. “Dank je, maar ik was niet aan het vissen naar complimentjes.”

“Daarom is het nog wel leuk om ze te krijgen,” plaagde Richard. Toen werd hij weer serieus. “Nu we het toch over jou hebben… Mag ik je iets persoonlijks vragen, Martine? Waarom is een mooie en vooral lieve vrouw als jij nooit getrouwd?”

Martine aarzelde en keek van hem weg. Ze mocht Richard graag. Intuïtief voelde ze aan dat hij de vraag niet uit nieuwsgierigheid stelde, maar uit werkelijke belangstelling. Ze beet op haar lip. “Omdat de enige persoon met wie ik zou willen trouwen al getrouwd is,” antwoordde ze zachtjes.

“Ik dacht al zo iets.” Richard keek haar nadenkend aan. “En bestaat er een kans dat daar op korte termijn verandering in komt?”

“Ik was er heilig van overtuigd,” bekende Martine eerlijk. “Maar nu weet ik het niet meer. Ik ben bang dat hij uiteindelijk toch voor zijn vrouw heeft gekozen.”

Richard nam haar aandachtig op. “En dat had je niet verwacht?”

“Nee.” Martine speelde peinzend met het rietje van haar frappé. “Nee, niet echt. Hij had me beloofd dat hij zou gaan scheiden. Maar dat zeggen ze geloof ik allemaal. Ik had gewoon wijzer moeten zijn.” Ze ontweek Richards ogen en stak het rietje in haar mond om het restant van haar koffie op te drinken. Zorgvuldig zette ze het lege glas op de tafel. “Ik moet zo langzamerhand naar huis. Bedankt voor de koffie, Richard.”

“Het genoegen was geheel aan mijn kant.” Hij keek haar vragend aan. “Als ik je ergens mee kan helpen?”

“Nee, dank je.” Martine stond op en pakte haar tas. “Blijf je nog in de stad of wil je een lift terug?”

“Ik blijf nog even,” besloot Richard. “Ik was van plan om een bezoek te brengen aan het Archeologisch Museum. Dat moet hier vlak in de buurt zijn.”

“De boulevard helemaal aflopen tot bij het ziekenhuis,” wees Martine behulpzaam. “En dan de zijstraat in. Het kan niet missen. Veel plezier.” Ze draaide zich met een nonchalante zwaai om en liep met grote stappen weg in de richting van de grote parkeergarage bij de ferryhaven. Ze had er eigenlijk een beetje spijt van dat ze Richard een blik in haar persoonlijke leven had gegund, maar daar was het nu te laat voor.

Door de grote loods die als garage diende, liep ze naar haar auto. Even later reed ze met een flink gangetje de parkeergarage uit. Het drukke stadsverkeer hield haar aandacht gevangen, maar eenmaal buiten het centrum liet ze haar gedachten de vrije loop. De afgelopen dagen had de foto van Vangelis en zijn gezin in haar zak gebrand. Allerlei emoties waren door haar heen gegaan. Woede, verdriet, teleurstelling… Ze kon zich niet voorstellen dat hij haar zo zou verraden. Er moest iets anders aan de hand zijn. De foto moest een vertekend beeld geven van de situatie. Dat kon niet anders.

Behendig stuurde ze de auto door de scherpe bochten. Kon ze hem maar bereiken. Ze zou er alles voor over hebben om zijn stem te horen zeggen dat het allemaal een misverstand was. Dat hij zijn best deed om zo gauw mogelijk terug te komen naar Pilion. Dat hij niet voor altijd in Piraeus zou blijven…

Maar hij had zijn mobiel in zijn huisje achtergelaten. Destijds had ze gedacht dat hij het apparaat in zijn haast was vergeten, maar nu wist ze dat het opzet was geweest. Hij wilde niet dat ze contact met hem opnam. Waarom niet? Waarom had hij zo wreed alle banden met haar doorgesneden? Wat had hij gedacht toen hij midden in de nacht was weggeslopen? Had hij haar niet durven vertellen dat hij terugging naar zijn vrouw? Was hij bang geweest dat ze hem aan zijn belofte om met haar te trouwen zou houden?

De Vangelis die zij kende, was altijd eerlijk tegen haar geweest. Tenminste… dat had ze tot nu toe altijd geloofd. Ze was ervan overtuigd geweest dat hij niet had gelogen toen hij had gezegd dat hij niet zeker wist of hij de vader was van Maria. Maar zeven jaar later was Kostas geboren. De foto die Eleni hem had gestuurd van de twee kinderen toonde duidelijk aan dat Vangelis wel degelijk de vader was van zowel Maria als Kostas. Ook op de foto die ze deze week via Athanasia had gekregen was de gelijkenis treffend. Vangelis was beslist de vader van Eleni’s kinderen.

Iannis en Maria waren vóór haar tijd verwekt. Die hadden deel uitgemaakt van Vangelis’ verleden. Maar Kostas… Gefrustreerd trommelde Martine met haar vingers op het stuur. Wat de omstandigheden ook waren geweest, Vangelis had met Eleni geslapen terwijl zij, Martine, had gedroomd van een huwelijk met hem. Een droom die grimmig aan scherven was geslagen toen negen maanden later bleek dat Vangelis’ verzoek om een scheiding een heel ander resultaat had opgeleverd dan ze had verwacht. Hij had gezworen dat hij dronken was geweest, dat hij niet meer wist wat er was gebeurd en ze had hem opnieuw geloofd.

Ze had hem ook geloofd toen hij had gezegd dat het niet lang meer zou duren voor de scheiding via het gerecht zou worden uitgesproken. Wat was ze dwaas geweest. Zo dwaas zelfs dat ze ondanks zijn plotselinge vertrek in een sentimentele bui haar oude schoolvriendinnen had uitgenodigd om in mei naar Griekenland te komen. De maand waarin Vangelis met haar zou trouwen. Dat had hij haar immers beloofd tijdens de vele keren dat hij hartstochtelijk de liefde met haar had bedreven. En zij had hem geloofd…

Een beetje onbeheerst draaide Martine de zandweg naar het hotel op. De foto uit Piraeus bewees duidelijk dat het allemaal één grote leugen was geweest. Ze moest Vangelis vergeten en verder gaan met haar leven. Precies zoals Athanasia en de andere dorpelingen hadden bedoeld door haar de foto in handen te spelen. Met veel geraas van de motor stoof Martine de oprijlaan op. Vangelis kon de pot op.