Geluk: gouden dagen

Nog altijd met zijn ogen op de wereld voor hem, stak Christoffer Robin een hand uit en legde die op Poeh z’n pootje.

‘Poeh,’ zei Christoffer Robin ernstig, ‘als ik... als ik niet meer...’ hij hield op en probeerde het opnieuw. ‘Poeh, wat er ook gebeurt, jij zal me altijd begrijpen, hè?’

‘Hoe, begrijpen?’

‘O, niks!’ Hij lachte en sprong overeind.

‘Kom mee!’

‘Waar naar toe?’ vroeg Poeh.

‘Doet er niet toe,’ zei Christoffer Robin.

+++

Zo wandelden ze samen weg. Maar waar ze ook naar toe gaan en wat er onderweg ook met ze kan gebeuren, daar op die Plek waar het Woud betoverd is, daar blijven een jongen en zijn Beer voor altijd verder spelen.

– A.A. Milne, Het huis in het Poeh-hoekje

+++

Zo nu en dan komt er een dag langs die helemaal perfect is. Dat soort dagen noem ik ‘gouden dagen’. Op een van deze gouden dagen moest ik huilen. Ik was met mijn ouders naar een dierentuin geweest, net zoals we dat vroeger deden, toen ik nog jong was. Dat vind ik fijne momenten. Ik was niet meer de grote stoere vijftienjarige Metalhead, maar een kleine enthousiaste dierenexpert, die met kinderlijke fascinatie door de dierentuin liep. Het was een geweldige dag.

Toen we weer naar huis gingen, kon ik het even niet meer aan. Ik heb de weg terug en de hele avond gehuild. Ik wilde voor altijd zo klein blijven en niet meer terugkeren naar wat ik tegenwoordig ben. Maar helaas kan dat niet. De tijd gaat door en onze levens ook. Daar kun je niks aan doen. Het enige wat je kunt doen, is er het beste van maken en je schikken naar je lot. Want klein blijven kan niet, maar worden wat je wilt, kan wel. Ik heb daar niet altijd in geloofd, maar nu geloof ik dat zeker. En er is nog iets waar ik in geloof. Ik ben nog steeds hetzelfde kind, alleen dan ouder en groter. Maar wat ik wil bewaren, leeft voor altijd voort in mij. En het herleeft wanneer ik maar wil.

Soms is het goud uitgesmeerd over alle dagen. Een kleurig palet, dat wordt opgevrolijkt met een gouden waas.

+++

Er was eens water. Heel veel water. Hoe het water er is gekomen, dat doet er niet toe. Wat er wel toe doet, is dat er dingen in vielen. Blaadjes. Ze hadden hun moederbomen in de steek gelaten en dwarrelden naar beneden. Het ene gracieus en beheerst, het ander lomp en hoekig. Het een met prachtige spiraalvormige wendingen, het ander alsof het werd meegevoerd op een wilde windvlaag. Maar alle blaadjes vielen naar beneden. En bij alle blaadjes gebeurde hetzelfde. Op een gegeven moment vielen ze niet meer. Dan lagen ze horizontaal op het wateroppervlak. En ze bleven drijven. Een gemakzuchtige beloning voor het bestaan. Liggen, liggen, drijven, drijven – meegevoerd op de stroom des levens, profiterend van hun lichte bouw, hun luchtige wezen.

Maar toen, op een dag, kwam tussen al die blaadjes iets naar beneden wat anders was dan de rest. Waar kwam het vandaan? Dit groeide niet aan bomen, hoorde er niet! Maar toch was het er. Grijs, robuust en zwaar. Een unicum tussen het lichte en kleurrijke. Een steen. Hij viel, hij viel, hij viel en hij bleef vallen. Het wateroppervlak kon hem niet opvangen. Het bood hem geen enkel houvast. Hij was zwaar in een lichte wereld, misplaatst zoals nog nooit iets of iemand misplaatst was geweest. En hij was niet alleen misplaatst in de wereld, maar ook tussen degenen die de wereld bevolkten. De steen hoorde hier niet. Hij was anders. De steen deed wat stenen doen: hij zonk. De wereld verstikte hem, het water boven, onder, achter, voor en naast hem.

Ik heb gezegd: ‘Hoe het water er is gekomen, dat doet er niet toe.’ De steen dacht heel lang dat het er wel toe deed. Geboren als steen was hij door het lot verkozen als hij die zal zinken. Dat dacht hij. Maar dat was niet zo! Want de wereld was er wel, maar de steen was er ook! En de steen had net zo veel bestaansrecht als de wereld!

Zinken, zinken, zinken. Gezonken? Nee, de steen wilde niet zinken. Dus deed hij wat een steen nog nooit eerder gedaan had. Sensationeel, nog nooit vertoond. De steen ging zwemmen. Tenminste, dat wilde hij. Hij ging op zwemles en leerde veel. Het was zwaar. Hij was zwaar. Maar de muziek van Metallica galmde over deze oceaan, en James Hetfield zong keer op keer What won’t kill ya make ya more strong!, en de steen liet zich niet tot de bodem zakken.

En toen zwom de steen. En zonk hij niet meer. Hij lag tussen alle blaadjes, op het water, op alle worstelingen die hij achter zich had liggen. Het vormde nu een beangstigend bedje voor hem, maar toch was hij tevreden en legde hij zich erop te ruste. En de bladeren beschouwden hem als hun gelijke, zagen soms nauwelijks meer verschillen tussen hem en zichzelf.

Stroomopwaarts!

+++

Meer, meer. Mensen willen altijd meer. De vloek van ons bestaan. Nooit zijn we tevreden, we willen steeds weer meer – iets nieuws bovenop wat we reeds bezitten. En hebben we dat, dan zijn we nog niet tevreden. Bevrediging is de dood van verlangen. Echt niet! Het gelukkige gevoel duurt maar even. Dan wil je weer meer. En nieuws: nieuwe smaken, nieuwe uitdagingen. Verzadiging. Maar ik heb een besluit genomen. Steeds als ik deze drang voel, denk ik terug aan wat ik al heb, en daar word ik blij van.

+++

Wat wil ik nog bereiken? Op dit moment is mijn hoofddoel natuurlijk dit schooljaar goed doorkomen en overgaan naar alweer de zesde klas. Maar er zijn nog andere dingen in dit leven. Ik ga verder schrijven. Interviews, recensies, boeken, noem maar op. Verder gaan we gewoon door met Crush. Hoe dat zal gaan, ik heb geen idee. Misschien krijgen we ooit wel wat succes. Meer optreden zou ik in ieder geval geweldig vinden. En ja, ik heb stiekeme dagdromen over toeren en optreden voor een zaal vol uitzinnige Metalheads en gigantische ruige moshpits, het maken van videoclips en werken met producers, maar of dat ooit waarheid wordt, weet ik echt niet. Maar dromen zijn er om je draaiende te houden. Mijn dromen hebben me tot nu toe ver gebracht.

Zo droom ik dus nog even verder. Ik wil gaan studeren. Psychologie, of de School voor Journalistiek in Utrecht. Ik hoop ooit mijn brood te kunnen verdienen met iets wat ik graag doe. Dan doel ik niet op mijn band, want zeker van onze soort muziek kun je niet leven. Maar werken met autisten en autisme, bijvoorbeeld voorlichtingen geven op scholen, lijkt me een heel goede baan voor mij. Of mijn schrijfcarrière voortzetten, want met schrijven heb ik gevonden wat ik het liefst doe, en ik word er om gewaardeerd. Verder hoop ik leuke banden te blijven onderhouden met mijn familie, vrienden en de verdere buitenwereld. En nog eens een leuk meisje te ontmoeten. Dromen mag. Altijd.

+++

Het afgelopen jaar was voor mij een periode van puur geluk, waarin alles voor de wind ging. Geloven dat dat zo blijft, is genoeg. Lange tijd geloofde ik dat het de loop van het lot was. Toeval. Dat het zomaar wat dingen waren die zomaar gebeurden. Hele strengen levensloop die zo weer uit elkaar gerukt konden worden. En ik was nietsbetekenend in die wereld. Ik was gewoon een puzzelstukje dat er willekeurig, na veel passen, wrikken en persen, precies inpaste. Wie er ook aan het roer staat in het leven, dit jaar was mijn geluksjaar.

Maar het is geen toeval of het geluk. De toekomst ligt binnen in ons. Het pad dat we afleggen, leidt naar de sleutel van ons geluk. Het komt allemaal door je eigen harde werken, wees daarom trots en tevreden. Het leven beloont degenen die hun best doen het zichzelf naar de zin te maken, degenen die hun ambities vervullen, degenen die in zichzelf geloven. Wie er aan het roer staat in het leven? Dat ben ikzelf. Ik ben de baas over mijn leven. En al dit moois is niet gebeurd omdat ik eraan dacht of omdat het voorbestemd was, maar omdat ik het wilde en ervoor gewerkt heb. Omdat ik mijn talenten – die ik echt wel heb – goed benut, omdat ik een goed persoon ben, omdat ik enorm gegroeid ben. Er is geen lot in het leven. Alleen wat je zelf maakt. Op momenten van stress moet je daaraan denken. Degene die het leven zo gecompliceerd maakt, ben jij. En je kunt het ook heel gemakkelijk weer versimpelen, want jij bent de baas over jezelf en je eigen bestaan.

Dat geldt voor iedereen, ook voor autisten. Het lijkt soms alsof we niets kunnen. Zoveel hulp is er tegenwoordig voor elk klein ding, elk klein aspect van het leven. Kunnen autisten dan echt niets zelf? Het lijkt wel of we lege, hulpeloze omhulsels zijn zonder een eigen persoonlijkheid. Terwijl ons innerlijk juist zo sterk kan zijn, sterker dan de buitenkant doet vermoeden. In elke stille, merkwaardig overkomende autist kan een krachtige persoonlijkheid schuilen. Wie had gedacht dat uit mij een luidruchtige rocker zou komen? Als je met alle moeilijkheden die een autistisch leven met zich meebrengt op een gegeven moment toch gelukkig bent en een opgewekte instelling hebt, dan kan de persoonlijkheid die naar buiten komt heel sterk zijn.

+++

Ik wou dat er iets kwam wat richting aan mijn leven gaf en al de facetten ervan invulde. Maar of ik dat wel echt wil, weet ik ook weer niet. Daarom heb ik richting nodig. Of niet? Het leven is twijfel, vragen over jezelf stellen. Vaak hoor je dat je jezelf moet zijn. Maar dat is niet gemakkelijk. De wereld is meer dan jij alleen, er zijn zoveel invloeden, verwachtingen waaraan je moet voldoen, plaatjes waarin je moet passen. Hoe kun je dan jezelf zijn? Jezelf is een plek diep vanbinnen die je over jezelf moet uitgieten, die je moet dragen als een jas. Maar het is zo moeilijk om de juiste jas te kiezen. Zeker als je ook nog eens staat te stressen tijdens het uitzoeken in de winkel. Wie ben ik en hoe kan ik mijzelf zijn, wat is mijn juiste incarnatie? Dat zijn de gedachtes die mij dagelijks plagen. Zijn de imperfectie van alledag en het feit dat ik mijn zijn de vrije loop laat, de volmaaktheid van mijn huidige leven? Buiten de lijnen tekenen, is compleet maken. Vrijheid en tevredenheid met jezelf is geluk. Ik heb gezegevierd als wat ik ben – Metalfan, zanger, maar bovenal schrijver en autist.

Laatst besefte ik iets. Waarover ik fantaseer, wat ik droom te zijn, is eigenlijk wat ik al ben. Elke dag kom ik dichter bij mezelf. En ik heb de barrières die dit bemoeilijkten, gedecimeerd tot slechts struikelblokjes. Uitstekende stenen op een egaal geplaveide weg. Het pad dat ik aflegde, was dat van aanpassingen. Geleidelijk veranderen wat ik was en toch dezelfde persoon blijven. Wat je nu leest, dit boek, is het bewijs daarvan.

Schrijven is geweldig. Het voelt als de pleister op de verwondingen die ik heb opgelopen. En als een schild voor toekomstig gevaar. Dit boek is wel compleet anders geworden dan ik me eerst voorstelde. Toen ik begon, kreeg ik sterke Cradle of Filth-vibraties door. Nu ademt dit boek werkelijk Metallica. In plaats van met name rood, zie ik nu een heel kleurenpalet als ik mijn ogen dichtdoe en aan dit boek denk. En het wordt al helemaal spannend als ik fantaseer over alles wat ik nog zal gaan schrijven.

+++

Ik kom steeds dichter bij mijn echte ik, bij wat ik echt wil zijn, zou moeten zijn. Ik ben dat nu meer dan ik ooit geweest ben. Het uitkomen van dit boek ervaar ik als een grote eer. Ik ben onnoemelijk trots op mezelf. En dat hoort zo.

Denken dat je alles kan, is de sleutel tot werkelijk alles kunnen. En je gelukkige zelf zijn. Vaak voel ik me alsof de Apocalyps is aangebroken. Keer op keer overwin ik die momenten. Ik word alleen maar sterker, niet zwakker. De tijd van onzekerheid is over. Dit is de Gouden Eeuw van Wessel. Mijn glorietijd is aangebroken.