***

10. Aprils afspraakje

Misschien was het mijn oververhitte verbeelding, maar ik dacht dat iedereen naar ons keek. De jongemannen op en rond de campus voelden zich duidelijk aangetrokken tot Celia. En waarom ook niet? Ze was mooi, en ze keken beslist niet naar mij. Celia reageerde niet op hun blikken of hun gefluit. Ze scheen door alles heen te wandelen als iemand die in een mist loopt. Maar dat strakke vage glimlachje speelde constant om haar lippen. Ik dacht dat ze genoot van de uitwerking die ze op ze had, maar dat was dan ook alles. Hoe kon iemand die zo mooi was zo onverschillig zijn? Was er niet één bij die haar aantrok? Waarom was die schoonheid zo aan haar verspild? Waarom was ik niet zo mooi?

Uit mijn ooghoek zag ik jongemannen vol afkeer naar ons gebaren, alsof ze duidelijk wilden aantonen dat het tijdverspilling was om te kijken, te roepen, te proberen Celia's aandacht te trekken. Ze wisten het. Zij wisten wat ik geweigerd had te zien. Nu versterkte alles wat ik zag, elk woord dat ik hoorde, de waarheid, die zich steeds duidelijker in me ging aftekenen. Dit is niet de kamergenote van mijn zus; dit is de geliefde van mijn zus. De vraag die voortdurend door mijn hoofd ging, was: wat was mijn plaats hierin?

Ik voelde me als verdoofd terwijl Celia me dingen liet zien, dingen beschreef, praatte over de universiteit, haar colleges, de stad zelf. Ik luisterde met een half oor, als iemand die werkt met muziek op de achtergrond. Ik wist dat die er was, wist dat haar woorden er waren, maar op de een of andere manier bleef ik volledig afstandelijk.

Het was anders in de sportzaal. Daar kon ik niets negeren. Het deed me te veel denken aan de high-schoolwedstrijden die ik had bijgewoond, alleen of vroeger met papa en mama. Het wekte herinneringen in me op, de toenemende opwinding, het lawaai, de cheerleaders. Het voelde altijd aan als een evenement, en met de waarde die deze universiteit hechtte aan vrouwensport, ging het hier net zo.

Er zat een groep jongens op de tribune, die uitsluitend gekomen waren om de spot te drijven met de meisjes. Op high school was er altijd wel zo'n stel, maar deze jongens leken dronken of high, zo luidruchtig en opvallend gedroegen ze zich. Ik zag dat de scheidsrechter ze waarschuwde, en toen gaf een vrouw, waarschijnlijk een docente van de universiteit, hun ook een berisping. Ze kalmeerden, maar zodra de wedstrijd aan de gang was, vervielen ze weer in hun geschreeuw en gejoel.

Ik had Brenda natuurlijk vaak in een wedstrijd zien spelen, en altijd gemerkt hoe respectvol ze door de andere leden van haar team werd behandeld. Vanaf het allereerste begin was hel duidelijk dat ze van haar de leiding en de inspiratie verwachtten. Haar energie motiveerde haar teamgenoten. Ze speelde en intimideerde de tegenstanders zo agressief en vastberaden, dat zelfs de jongens die gekomen waren om de spot te drijven met de wedstrijd, een kalme bewondering begonnen te tonen. Ze konden hun ogen niet van haar afhouden. Ik merkte dat ze in de korte tijd die ze op de universiteit was, zoveel beter was geworden dan vroeger. De felle competitie had haar talent bijgeslepen. Nu en dan kreeg ze een strafworp toegewezen en telkens als ze naar de vrije-worplijn liep, keek ze onze richting uit. Celia zwaaide niet of zo, maar ik kon zien dat ze meer uitwisselden dan alleen een enkele blik.

Ondanks Brenda's superieure spel, bleef de wedstrijd heel spannend, omdat ook het andere team voortreffelijke speelsters had. Ik vergat alles, ging op in de strijd en werd hees van het gillen. In de laatste twee minuten viel de beslissing. Bijna alsof Brenda de heldin van een film was, kreeg zij de eer om de laatste worp te doen. De bal stuiterde een secondelang op de rand en viel er toen door terwijl de bel ging. Haar teamgenoten omringden haar. Het was werkelijk de opwindendste wedstrijd die ik ooit had gezien.

'Is ze niet geweldig?' riep Celia uit.

De fans holden langs ons heen de tribune af, maar Celia bleef kalm zitten, met een stralend gezicht toekijkend hoe Brenda mensen begroette, teamgenoten omhelsde.

'Ze is daar net een sierlijk nieuw dier. Ze glijdt en zweeft en doet wonderbaarlijke dingen met haar lichaam, vind je niet?'

'Ja,' zei ik, verbaasd over Celia's bewondering voor mijn zus. Ik wist Brenda's talenten echt wel te waarderen, maar Celia's reactie was meer dan bewondering. Ze leek een en al ontzag. Ze draaide zich naar me om.

'Ik vind het zo jammer dat je moeder er niet bij kon zijn om dit te zien. Brenda zou heel erg blij zijn geweest.'

'Ik heb mijn best gedaan haar over te halen om mee te gaan, Echt waar!'

'O, dat weet ik, April. Ik zou de laatste zijn om het je kwalijk te nemen.'

'Brenda doet dat wél, geloof ik,' mompelde ik. 'Ze keek zo kwaad toen ze me zag.'

'Nee, ze neemt het je niet kwalijk. Zo doet ze als ze teleurgesteld is, maar ze houdt van je. Ze houdt echt van je.'

Ja, wat je zegt, mimede ik.

'Kom mee, dan wachten we op haar in de hal. Het is nu te moeilijk om bij haar te komen.'

We liepen de sportzaal uit en gingen op een bank zitten bij de kleedkamer van de meisjes, waar we de andere studentes voorbij zagen komen; de leden van het andere team liepen teleurgesteld weg.

'Ik heb medelijden met ze,' zei Celia, 'maar Brenda nooit. Ze zegt dat als ze medelijden zou hebben met iemand die ze verslagen had, ze nooit meer diezelfde competitiegeest zou hebben. Wat een kracht heeft ze.'

'Ik weet het,' zei ik, maar ik zei het bedroefd, alsof het een ziekte was die ze had en geen goede eigenschap.

Celia keek me even van terzijde aan en sloeg toen haar arm om me heen en drukte me tegen zich aan.

'Maak je geen zorgen,' zei ze. 'Jij zult ook ontdekken waar je goed in bent.'

Ze hield me iets te lang vast naar mijn zin. Ik keek nerveus naar de studentes, die ons gadesloegen. Eindelijk kwam Brenda uit de kleedkamer, en Celia sprong overeind.

'Hé, hé, hé!' riep ze. Ze gaven elkaar de high five en een knuffel.

Ik ging naast hen staan. Ik voelde me overbodig en onzeker terwijl Celia opgetogen over de wedstrijd praatte. Andere studentes die langskwamen, feliciteerden Brenda ook. Als ik niet al eerder het gevoel had gehad dat ik er voor spek en bonen bij liep, dan was dat nu zeker het geval.

'Wat vond jij ervan, zusje?' vroeg Brenda ten slotte.

'Je was fantastisch, Brenda. Ik heb je nog nooit zo goed zien spelen.'

Ze lachte en omhelsde me snel. Toen sloegen zij en Celia hun armen om me heen en gedrieën liepen we naar buiten.

'Ik rammel van de honger,' verklaarde Brenda.

'Wij ook,' zei Celia. 'Doheny's?'

'Denk je dat je-weet-wei-wie daar al klaar voor is?'

'Natuurlijk, waarom niet?' antwoordde Celia. 'Het is een soort ontmoetingsplaats,' legde ze uit.

Ontmoetingsplaats voor wie? had ik willen vragen, maar we waren er gauw genoeg om het te ontdekken.

Er was geen man te bekennen.

En iedereen hier wist wie Celia en Brenda waren. Wat me opviel aan de bar en het restaurant behalve de afwezigheid van mannen, was dat de vrouwen hier niet op studentes leken. De meesten zagen er ouder uit, sommigen veel ouder.

'Wilde je niet ergens naartoe om het met je team te vieren?' vroeg ik aan Brenda.

'Nee, ik voel er niets voor elk ogenblik weer opnieuw te beleven. Het is over en uit. Op naar het volgende.'

We hadden een tafeltje achteraan in de rechterhoek gekozen, waar we uitzicht hadden op de drukke bar. Brenda en Celia bestudeerden het menu.

'Waar heb je trek in?' vroeg Celia haar.

'Ik zou me ongans kunnen eten. Ik neem de Philadelphia steak - sandwich. Ik weet dat jij de oosterse kipsalade gaat bestellen.'

Celia lachte en boog zich naar haar voorover. 'Je kent me te goed.'

Brenda glimlachte naar haar zoals ze nog nooit naar mij had gedaan of zelfs naar papa in zijn goede tijd. Ze legde haar menu neer, en ze raakten eikaars hand aan.

'Je was verbluffend,' vervolgde Celia. 'Soms dacht ik echt datje geleerd had om te vliegen.'

'Heb je gezien hoe die grote, lelijke blonde me met haar ellebogen bewerkte?'

'Ja.'

'Helaas zag de scheidsrechter het niet,' mompelde Brenda.

'Heb je pijn? Ik zal er later wat van die zalf op smeren, als je wilt.'

'Het gaat best. Voor het eind van het derde kwartier gooide ik de bal erin, en dat hield haar een tijdje van mijn lijf.'

'Ik had op willen springen om zelf tegen de scheidsrechter te schreeuwen,' zei Celia.

Brenda lachte. 'Ja, jij komt het veld op om tegen iemand te gaan schreeuwen...'

Ik had het gevoel dat ik buiten stond en naar binnen keek of misschien zelfs onzichtbaar was. Misschien was ik verdwenen.

'Ik dacht dat we meteen na de wedstrijd mama zouden bellen,' kwam ik tussenbeide toen het een moment stil was.

Ze keken me allebei aan alsof ze zich nu pas realiseerden dat ik er ook nog was.

'Ze heeft gelijk. Bestel jij maar voor me. En tapbier. Ik ga naaide telefoonautomaat,' zei Brenda en stond op. Ze keek me aan. 'Wil jij haar ook spreken?'

'Ja, natuurlijk.'

'Wat wil jij eten?' vroeg Celia.

'Dezelfde salade als jij,' antwoordde ik en volgde Brenda naar de achterkant van het restaurant, waar zich de toiletten en de telefoon bevonden. Brenda zocht in haar zak naar een muntje en begon ons nummer in te toetsen. Ik stond naast haar te wachten.

Een vrouw met ultrakort geknipt zwart haar, een oorbel bungelend in haar rechteroor, en een tatoeage van een ketting die gemaakt was van iets dat op slangenleer leek om haar hals, kwam uit het toilet. Ze moest langs ons heen en duwde me letterlijk achteruit. Brenda keek haar woedend aan en richtte haar aandacht toen weer op de telefoon.

'Mama. We hebben gewonnen!' zei ze. 'Met twee punten. Ik heb het laatste punt gemaakt.' Ze luisterde. 'Gaat het goed met je? Je klinkt zo slaperig. O. Nou ja, ik had je niet veel eerder kunnen bellen. Ze staat naast me. Het gaat haar prima.' Ze keek naar mij. 'Ze komt eraan. Ik bel je morgenochtend. Ja. Oké, mama.'

Ze overhandigde me de telefoon en liep weg.

'Hoe gaat het, mama?' vroeg ik haastig.

'Goed, April. Dus het was spannend?'

'Ja, en Brenda was de ster.' Ik zag haar teruglopen naar de tafel, waar de serveerster de glazen bier bracht.

'Ik ben zo blij datje erbij was, lieverd, zo blij.'

'Ik wou dat jij erbij geweest was, mama.'

'Ik ook. Maar het was belangrijk dat jij er was. Rij voorzichtig,' voegde ze eraan toe.

'Ik spreek je morgenochtend als we zijn opgestaan. Ik vertrek meteen na het ontbijt.'

'Je hoeft je voor mij niet te haasten, April.'

'Ik wil het, mama.'

'Oké, lieverd. Veel plezier. Welterusten, mevrouw Panda,' zei ze en hing op.

Ik bleef met de telefoon in mijn hand staan. Mevrouw Panda? Waarom noemde ze me zo?

Brenda en Celia zaten te lachen toen ik terugkwam. Ze klonken met hun glazen, en ik ging zitten.

'Wil je een cola of een frisdrank of iets anders?' vroeg Brenda.

'Alleen een glas koud water,' antwoordde ik. Ze trok haar wenkbrauwen op en keek naar Celia. 'Ik denk dat jij een betere invloed op haar hebt dan ik heb gehad. Ze bestelt een salade en een glas water?'

'Niemand heeft enige invloed op me,' zei ik bits. 'Het is wat ik zelf wil.'

Ze keken naar mij, naar elkaar en begonnen toen te lachen.

Ik wou dat ik thuis was.

'Mama zei iets heel vreemds tegen me,' flapte ik eruit om ze het zwijgen op te leggen.

'Hoe bedoel je?' vroeg Brenda, die ophield met lachen. 'Wat zei ze?'

'Ze zei: "Welterusten, mevrouw Panda.'"

'Mevrouw Panda? Wat is dat?'

Brenda zette haar glas neer. 'Zo noemde mijn vader haar toen ze klein was, zijn kleine panda. Hij kocht een knuffelpanda voor haar, en die beschouwde ze daarna altijd als haar vriendje,' legde Brenda uit.

'O, wat lief.'

'Maar waarom noemde ze me zo?'

'Ze was vast alleen maar sentimenteel en wilde aardig zijn,' opperde Celia.

Hoe kwam het dat ze zoveel over ons wist, hoe we ons voelden?

Het ging haar niets aan. Ze wilde mijn hand pakken en ik begon die al terug te trekken, maar ze greep hem stevig beet en hield hem vast.

'Je moeder ziet je opgroeien, April. Jij was de benjamin van de familie, en je groeit op, wordt een jonge vrouw, wilskrachtig en zelfstandig. Het maakt haar gelukkig, maar ook triest. Het maakt gewoon deel uit van wat het betekent om een moeder, een ouder te zijn,' legde ze uit.

'Hoe weetje dat? Jij bent geen ouder.' Ik wilde er bijna aan toevoegen: en dat zul je waarschijnlijk ook nooit worden, maar ik deed het niet.

'Basispsychologie, lieverd. Je zult het zien.' Ze liet mijn hand los en gaf er een klopje op.

Ik keek even naar Brenda. Ze leek gefascineerd door Celia. Ze staarden elkaar lange tijd aan, en toen werd het eten geserveerd. Een paar andere vrouwen kwamen naar ons tafeltje toe en feliciteerden Brenda met de wedstrijd. Ze hadden erover gehoord en ook over haar prestaties. Ik merkte hoe ze naar Celia keken, die kwaad terugkeek en als een waakhond elke aanraking, elke omhelzing en kus observeerde.

'Wie zijn die mensen?' vroeg ik fronsend toen we weer alleen waren.

Ze lachten allebei.

'Wat is er zo grappig?'

'De manier waarop je dat vroeg,' antwoordde Celia. 'Sommigen werken op de universiteit op kantoor. Die vrouw aan het eind van de bar is een toneel- en spraakinstructrice, mevrouw Formier. De anderen werken hier in de omgeving.'

'Waarom gaan jullie niet naar een restaurant waar andere studenten komen?'

'We voelen ons hierop ons gemak,' zei Brenda. Ze keek even naar Celia, en ik ving een kort knikje op. 'Hoor eens, April, ik denk dat je nu oud genoeg bent om het te begrijpen. Celia en ik...'

'Ik wil het niet horen!' Ik schreeuwde het bijna.

'Wét?'

'Ik ben moe. Ik ga naar mijn kamer.'

Ik sprong op en liep de bar uit.

'April!' riep Brenda me na, maar ik bleef doorlopen. Het was of ik geen adem meer kreeg. De koude avondlucht trof me als een klap

in het gezicht, en ik liep op een drafje verder. Ik voelde de tranen over mijn wangen stromen en langs mijn kin druipen voor ze wegwaaiden in de wind. Ik wist niet zeker of ik in de juiste richting liep, maar ik liep toch door. Toen ik een bocht om was, bleef ik staan om op adem te komen. Ik hoorde Brenda snel achter me aan komen. Ze riep me, en ik draaide me om.

'Wat haal jij je verdomme in je hoofd?' wilde ze weten terwijl ze, langzaam nu, naar me toekwam.

'Het beviel me daar niet,' zei ik. 'En ik mag Celia niet. Ze denkt dat ze alles weet. Vooral over onze familie!' gilde ik.

'Kalm een beetje, April,' beval Brenda.

Ik sloeg mijn armen over elkaar en draaide haar de rug toe.

'Je gedraagt je als een verwend, humeurig kind.'

'Dat ben ik niet, en noem me geen kind. Dat zou zij zeggen. Ik ben zestien! Een jonge volwassene!'

Ik kon het niet helpen dat ik schreeuwde. Als een opgerolde lont die aan een tijdbom is bevestigd, had ik geweten dat ik vroeg of laat zou ontploffen tijdens mijn bezoek, en nu was het zover.

'Gedraag je dan als een volwassene,' zei ze. Toen verzachtte haar gezicht. 'Oké. Ik begrijp het. Dit gebeurt allemaal te snel; er komt te veel op je af.'

De zei niets.

'Kom, dan lopen we terug naar de kamer.' Ze sloeg linksaf. 'Deze kant op. Je liep in de verkeerde richting.'

'Dat kon me niet schelen. Ik wilde daar gewoon weg.'

Een tijdlang liepen we zwijgend naast elkaar. Eén keer keek ik achterom, of Celia ons volgde, maar ik zag haar niet. Ik was eindelijk alleen met mijn zus.

'De meeste mensen kunnen er niets aan doen dat ze zijn wie en wat ze zijn,' begon ze. 'Ik weet ook dat de meeste mensen weigeren dat te geloven. Ze willen anderen de schuld geven van de dingen die ze doen of wie ze zijn geworden. Om te beginnen is het niet juist om voor rechter te willen spelen, en verder komt hun woede of intolerantie meestal voort uit pure onwetendheid.

'Ik wist dat je een hoop geplaag en pesterijen moest verdragen vanwege mij. Je hebt je er bij mama of papa of zelfs bij mij nooit over beklaagd, en daarom was ik erg trots op je.'

Mijn hart bonsde. Zo had Brenda nog nooit tegen me gesproken.

Alles bleef altijd onverwoord, opgeborgen in een kast of een koffer, woorden die zelfs niet gefluisterd mochten worden, gedachten die verjaagd moesten worden als lastige insecten. En nu was Brenda bezig de kasten, de koffers, te openen. Maar ik wilde mijn handen voor mijn oren slaan en gillen: Hou op! Hou op! Hou op! Ik wil het niet horen!

'Vóór Celia ben ik nooit met een meisje geweest,' ging ze verder. 'Ik wist dat ik gevoelens had die me verschillend maakten van de andere meisjes, maar ik zocht mijn heil in mijn sport en negeerde ze zoveel mogelijk. Toen ik jonger was, probeerde ik ze te ontkennen. Ik maakte afspraakjes met jongens, zoals je weet, en ik kan niet beweren dat het allemaal missers waren. Sommige jongens - de meesten eigenlijk - waren heel aardig. Denk niet dat ik niet overhoop lag met mezelf als ik een relatie niet wilde voortzetten, maar voor mij was het altijd een wandeling door een doodlopende straat.

'Toen ik naar de universiteit ging, verwachtte ik niet dat het anders zou zijn. Celia gelooft dat het zo moest zijn dat we elkaar ontmoetten, vooral op dit speciale tijdstip in ons leven.

'Zij had twijfels over zichzelf, en haar puberteit verliep ongeveer net als de mijne. Zij had dezelfde vragen als ik over zichzelf. We verwachtten beslist niet dat dit zou gebeuren.

'De waarheid, April, is dat ik een kamer met haar wilde delen zodra ik haar zag, en niet omdat ik verliefd op haar werd. O, nee. Door alleen maar naar haar te kijken dacht ik dat ze precies het tegenovergestelde was van mij en dat een samenzijn met haar me op de een of andere manier zou veranderen. Stel je mijn verbazing voor toen ik ontdekte wie ze werkelijk was en wat ze werkelijk voelde.

'Ik weet wat je denkt,' zei ze, terwijl ze zich naar me omdraaide. 'Je denkt: Ik wou dat wat mijn zus tegen me zegt, ze tegen me zou zeggen over een knappe student.'

Ik zei niet ja en ik zei niet nee. Ik voelde me te veel in de war om iets te zeggen en ook bang dat ik de verkeerde woorden zou kiezen, dat ik dit zeldzame, mooie moment tussen ons zou bederven, een moment waarin ik voelde dat we echt zusters waren.

Ze bleef doorlopen.

'Misschien wenst een deel van me hetzelfde. Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat ik met Celia niets van dat oude schuldbesef voel. Ik vermijd het niet om naar mezelf te kijken. Ik schaam me niet omdat ik me goed voel.'

'Weetje,' ging ze verder, terwijl ze weer bleef staan, 'toen papa zo streng tegen ons was, dacht ik dat hij extra streng was voor mij omdat hij wist wie ik was voordat ik het wist en dat hij het ook op jou en mama afreageerde. Of het misschien op zichzelf afreageerde, het zichzelf kwalijk nam dat hij me toestond te doen wat sommige ouderwetse mensen de bezigheden zouden noemen van een jongensachtig meisje, me zelfs daarin aanmoedigde.

'En toen hij wegliep, was ik ervan overtuigd dat ik de enige oorzaak daarvan was. Weet je hoeveel slapeloze nachten ik heb doorgebracht met daarover te piekeren? Ik zou het niemand durven bekennen, maar ik voelde me eigenlijk opgelucht toen we de ware reden ontdekten waarom hij ons in de steek had gelaten, hoe verschrikkelijk die reden ook was. In ieder geval was het niet mijn schuld. Begrijp je?'

Ik knikte.

'In ieder geval,' ging ze verder, terwijl ze weer begon te lopen, 'had ik na zijn dood het gevoel dat ik verlost was van mijn ketenen. Ik was niet van plan een wild leven te gaan leiden of zo. Ik was domweg gestopt met alle ontkenning. Een dag daarna bekeek ik me in de spiegel en zei: Brenda, dit is wie je bent. Doe ermee wat je wilt, maar ga door met je leven.'

'Wat weet mama?' vroeg ik.

Lange tijd gaf ze geen antwoord, en toen bleef ze staan.

'Ik weet het niet zeker, April. Soms betrapte ik haar erop dat ze met zoveel medelijden naar me keek, dat ik bijna moest huilen, en soms zag ik dat ze me vol bewondering aankeek. Maar hoe dan ook, ik vind dat het tijd wordt om net zo eerlijk te zijn tegen haar als ik tegen jou ben. Het is iets dat ik moet doen, iets waarvoor ik de kracht moet vinden.'

'Mama vindt je erg sterk. Celia ook, en ik ook.'

'Ik kan goed de schijn ophouden. Iemand heeft eens geschreven datje voorzichtig moet zijn met wie je pretendeert te zijn, want dat is degene die je zult worden. Misschien gaat dat inderdaad op voor mij. Ik weet het niet. Toen ik pas hoorde dat jij alleen hierheen zou komen, was ik tegelijk kwaad en blij,' bekende ze.

'Hoe kan dat allebei?'

'Ik dacht dat als je met mama kwam, jullie tweeën vaak genoeg bij ons vandaan zouden zijn om in het duister te blijven tasten wat betreft mij en mijn identiteit, en de fa?ade, de ontkenning, kon blijven bestaan. Het was gemakkelijker om niets te hoeven toegeven. Maar er was en is een deel van me, April, dat eerlijk wil zijn, en ik dacht bij mezelf: misschien, heel misschien, was dit het moment dat ik me aan jou zou kunnen blootgeven. Ik was bang. Daarom was ik een tijdje zo kwaad. Celia bleef erop aandringen dat ik je alles moest vertellen. Natuurlijk had ze, heeft ze, gelijk. Ik heb het niet goed aangepakt. Wij niet. Ik kan begrijpen waarom je daar zo overstuur raakte. Het spijt me.'

Ze stak haar hand uit en streek mijn haar naar achteren, zoals mama altijd deed.

'Denk je dat ik op jou ga lijken, Brenda?'

Ze onderdrukte een glimlach. 'Is dat watje het meest dwarszit?'

'In zekere zin wel, ja.'

'Ik weet het niet, April. Het zou heel gemakkelijk of eenvoudig zijn om nee te zeggen, maar ik wist het niet van mezelf, dus hoe zou ik kunnen voorspellen wat er met jou gaat gebeuren? Je zult je eigen gevoelens moeten onderzoeken en die leren begrijpen. Ik geloof niet datje net zo hoeft te worden als ik omdat ik niet geloof dat het iets met erfelijkheid te maken heeft, maar ik weet het niet.'

Ik knikte. 'Ik geloof dat ik me daar echt als een kind heb gedragen. Het spijt me.'

'Niet nodig,' zei ze.

Ze sloeg haar arm om me heen en lange tijd liepen we zonder een woord te zeggen verder. Ik voelde dat ze me niet alleen omhelsde met haar arm, maar ook met haar hart. Ze had me haar innerlijke gevoelens en ontdekkingen toevertrouwd. Ze had zich blootgegeven op een manier zoals ze nog nooit had gedaan in ons hele leven samen. We waren als zusters nog nooit zo intiem geweest als op dit moment, en toch had ik ook het gevoel dat we in een ander opzicht verder van elkaar verwijderd waren. Ik moest een kloof overbruggen van misverstanden over mezelf en over haar voor we in alle oprechtheid konden zeggen dat we elkaar accepteerden. Daar was tijd voor nodig, en misschien, heel misschien zou het nooit gebeuren.

Celia stond voor het studentenhuis op ons te wachten. 'Hé,' riep ze. 'Wat is er met jullie gebeurd? Ik begon me al ongerust te maken.'

'We hebben een kleine omweg gemaakt,' legde Brenda uit. Celia knikte en draaide zich naar me om.

'Het spijt me als ik je daar een ongemakkelijk gevoel heb gegeven,' zei ze.

'Nee, het is in orde.'

'O?' Ze keek naar Brenda en wist ogenblikkelijk wat er zich tussen ons had afgespeeld. 'Mooi. Ik ben moe, en ik heb geen seconde gespeeld in die afmattende wedstrijd, dus kan ik me nauwelijks voorstellen hoe jij je moet voelen.'

'Moe. Laten we allemaal gaan slapen,' zei Brenda. 'We kunnen morgenochtend samen ontbijten en April dan misschien een paar van onze gezelligere gelegenheden laten zien.'

'Ik denk dat ik liever meteen na het ontbijt naar huis ga. Ik maak me ongerust over mama,' zei ik.

Brenda knikte. 'Goed. Volgend weekend komen wij ook en dan zullen we haar zover zien te krijgen dat ze weer met ons uit eten gaat.'

Een paar meisjes en hun vriendjes zaten in een groepje op een bank en een paar stoelen in de hal. Toen we binnenkwamen, riep een van de jongens. 'Prachtige wedstrijd.'

'Dank je,' riep Brenda terug, en we liepen de trap op naar de kamers. 'Alles in orde?' vroeg ze me bij de deur van mijn kamer. 'Comfortabel genoeg?'

'O, ja. Ik ben echt blij dat ik gekomen ben, Brenda.'

'Ik ook,' zei ze, en we omhelsden elkaar. Celia keek toe in de deuropening. Ze glimlachte naar mij, en ik wenste haar goedenacht en ging mijn kamer binnen.

Had ik ooit een langere, meer gecompliceerde dag gehad? Zelfs dit heel simpele bed in dit spartaanse hok van een kamer zag er uitnodigend uit. Ik was blij dat ik erin kon gaan liggen en mijn ogen sluiten. Ik kon Celia en Brenda horen praten, maar hun stemmen waren zo gedempt en zacht, dat ik er geen touw aan vast kon knopen. Ik hoorde lachen en toen werden ze heel stil.

Even voelde ik me verstrikt in een tegenstrijdigheid. Ik was blij voor Brenda. Ze had kennelijk een innerlijke rust en tevredenheid gevonden. Maar ik was ook jaloers op haar. Ze leek nu alles te hebben: haar grote sportieve talent en iemand met wie ze dat kon delen, met wie ze misschien de rest van haar leven kon delen. Ze had zichzelf gevonden, en voelde zich volkomen op haar gemak met zichzelf.

Zou ik dat ooit kunnen? Wat wachtte me werkelijk in de toekomst? Met welke onthullingen, ontdekkingen, bewustwordingen zou ik geconfronteerd worden? En zou ik me ooit zo op mijn gemak en zo tevreden voelen met wie ik was als Brenda nu?

Ik vroeg me af hoe het met mama zou gaan. Wat wist ze echt? Hoe zou ze dit onder ogen kunnen zien met al die andere dingen die haar belastten? Ik maakte me ongerust over haar. Misschien zou dit gewoon te veel zijn. Misschien moest Brenda niet zo openhartig zijn tegen haar. Was het niet beter dit alles geheim te houden tot mama sterker was? Ik besloot het de volgende ochtend met Brenda te bespreken.

Ik dacht dat ik heel lang wakker zou liggen, maar ik viel in slaap, en Brenda moest me wakker maken. Ze was al aangekleed en stond naast mijn bed, schudde me zachtjes heen en weer.

'Hé, slaapkop. Sta op en ga je aankleden. We hebben honger.'

Ik wreef de slaap uit mijn ogen en keek om me heen. Ze moest lachen om de verwarring op mijn gezicht.

'Wasje vergeten waar je bent?'

'Ja, heel even. Hoe laat is het?'

'Het is al negen uur geweest. Wij hebben ons ook verslapen. Meestal zijn we om acht uur op. We wachten beneden op je,' zei ze en ging weg.

Ik waste me en kleedde me zo snel mogelijk aan. Brenda en Celia zaten op een bank met een ander meisje te praten toen ik beneden kwam. Het meisje had kort lichtbruin haar en haar bril stond op het puntje van haar neus. Ze keek erover heen terwijl ze met Brenda en Celia praatte. Ze had een aantekenboekje in de hand, waarin ze had zitten schrijven.

'Dit is Marsha Graystone,' zei Brenda, en stelde ons aan elkaar voor. 'Ze is redactrice van de universiteitskrant.'

'Hallo,' zei ik.

'Wat vind je van je zus?' vroeg ze op strenge toon. Ze hield haar hand met de pen in de aanslag, alsof ze alles wat ik zei woordelijk wilde opschrijven. Ik keek even naar Brenda en Celia, die allebei lachten.

'Ik vind haar geweldig,' zei ik.

'Waarom?' vervolgde ze als een aanklager in een rechtszaal.

'Waarom?' Ik keek weer naar Brenda. 'Omdat ze, watje ook van

haar denkt of verwacht, je altijd zal verrassen,' antwoordde ik.

'Prachtig!' riep Marsha uit en schreef ijverig in haar boekje.

'Ik ben uitgehongerd,' verklaarde Celia, en stond op. Ze gaf me een arm. 'Kom, we trakteren je op een Mom's Kitchen Breakfast met alles erop en eraan. Eieren en spek en beschuitbollen en ham.'

'Wil je dat allemaal opeten?' vroeg Brenda sceptisch.

'Vandaag wel,' zei Celia. 'Tot ziens, Marsha,' riep ze achterom, terwijl ze met mij naar de deur liep. Brenda volgde lachend.

Mom's Kitchen was een klein restaurant dat was ingericht als een wegrestaurant. Er was ook een echte Mom, die toezicht hield op de kok, die alles ter plekke bereidde. Alles rook zo heerlijk, dat ik onwillekeurig honger kreeg. Deze keer keek Brenda me niet afkeurend aan toen ik een greep deed naar de beschuitbollen en de jam. Er heerste een plezierige luchthartige sfeer tussen ons drieën. Ik barstte in een hysterische lachbui uit toen ze Marsha Graystone imiteerden. Vooral Celia deed het voortreffelijk.

'Wat vind je van je zus?'

We moesten erom lachen en om nog veel meer. Voor het eerst sinds mijn komst hier voelde ik me meer dan welkom. Ik wilde echt graag langer blijven, maar ik maakte me ook zorgen over mama. Toen we hadden ontbeten, ging ik naar de telefoon en belde haar. De telefoon bleef overgaan, maar ze nam niet op.

'Wat is er?' riep Brenda vanaf de tafel.

Ik schudde mijn hoofd. 'Ze neemt niet op.'

'Heb je wel het goede nummer? Probeer het nog eens,' zei ze.

Ik deed het, maar weer bleef de telefoon overgaan zonder dat mama opnam. Brenda, die nu zelf bezorgd was, belde zelf en luisterde met de telefoon in haar hand naar het constante gerinkel.

'Misschien is ze naar de dokter of zo,' opperde Celia.

'Ik heb de auto,' merkte ik op.

'Misschien heeft ze een taxi genomen.'

'Mama? Dat betwijfel ik.'

'Laten we teruggaan naar de kamer en daar nog eens bellen. Het zal echt wel niets zijn. Ze kan onder de douche staan,' zei Celia.

Brenda en ik wisselden een bezorgde blik, maar deden wat ze zei.

'Weetje,' zei Celia toen we terugliepen, 'nu jij de wedstrijd hebt bijgewoond en er geen druk meer op haar wordt uitgeoefend om hiernaartoe te komen, voelt ze zich waarschijnlijk beter en is ze uit- gegaan. Misschien heeft ze een vriendin gebeld.'

'Hoe kun je dat nou zeggen? Omdat ze zoveel problemen had om het huis te verlaten en ergens heen te gaan, zei je dat ze agorafobie kreeg, toch?' vroeg ik.

'Ja, maar dat was maar een vermoeden. Ik ben niet zo deskundig...'

'Ik heb het opgezocht,' bekende ik. 'Ze wordt zo. Precies zo.'

Brenda werd nog bezorgder. We belden weer zodra we in het studentenhuis waren, en weer ging de telefoon over en over, maar mama nam niet op.

'Ik ga meteen naar huis,' zei ik.

Brenda en Celia keken elkaar aan.

'Ik weet zeker dat ze gewoon is uitgegaan, Brenda,' zei Celia. 'Oké,' ging ze verder, voordat Brenda kon reageren. 'We rijden achter April aan in mijn auto als je moeder nog steeds niet opneemt als April klaarstaat om te vertrekken.'

'Goed,' zei Brenda.

Ik ging naar boven en pakte mijn spullen. Ik deed het zo gauw mogelijk, maar dat deed er niet toe. Ongeruster dan ze had willen toegeven, stond Brenda in de gang op me te wachten, en ik zag onmiddellijk aan haar gezicht dat er iets heel erg mis was.

'Wat is er?'

ik heb Dora Maxwell gebeld en haar gevraagd bij mama te gaan kijken.'

Mevrouw Maxwell was onze buurvrouw. Zij en haar man woonden daar al net zo lang als wij.

'En?'

'Ze is meteen naar ons huis gegaan en heeft me daar gebeld.'

'Wat zei ze?' vroeg ik. Ik had het gevoel dat ik elk woord uit haar mond moest trekken.

'Ze zei: "Brenda, kom zo gauw mogelijk thuis.'"

'Waarom?'

'Dat weet ik niet precies.'

'Waarom niet?'

'Ze kon niet praten.'

'Waarom niet?'

'Ze kon niet ophouden met huilen.'