EEN VRIENDJE

Er schreeuwde iemand op de zoldertrap! Ik werd met een schok wakker en keek om me heen om te zien wie er ontbrak. Cory!

O, God – wat gebeurde er nu weer?

Ik sprong uit bed en rende naar de kast. Ik hoorde dat Carrie wakker werd en met Cory mee begon te schreeuwen, zonder zelfs maar te weten waarom. Chris riep uit: ‘Wat is er in Godsnaam aan de hand?’

Ik holde de zes treden van de zoldertrap op en bleef toen doodstil staan. Ik staarde naar Cory in zijn witte pyjama, die op de grond zat te gillen – en ik had geen flauw idee waarom.

‘Doe iets! Doe iets!’ schreeuwde hij tegen me en wees naar de reden van zijn verdriet.

Oooooo…op de trap stond een muizenval, op dezelfde plaats waar we hem iedere avond neerzetten, met een stukje kaas erin. Maar de muis was niet dood. Hij had geprobeerd slim te zijn en het stukje kaas met zijn voorpootje te pakken in plaats van met zijn tanden, en nu zat het kleine pootje gevangen onder de sterke veer. Woest kauwde het grijze muisje op het gevangen pootje, om zich te bevrijden, ondanks de pijn die het moest doen.

‘Cathy, doe iets, gauw!’ riep Cory, terwijl hij in mijn armen vloog. ‘Red hem! Laat hem niet zijn poot afbijten! Hij moet blijven leven! Ik wil een vriendje! Ik heb nog nooit een huisdier gehad, je weet dat ik altijd een huisdier heb willen hebben. Waarom moeten jij en Chris alle muizen altijd doodmaken?’

Carrie kwam achter me staan en trommelde met haar vuistjes op mijn rug. ‘Je bent gemeen, Cathy! Gemeen! Gemeen! Je gunt Cory niets!

Voor zover ik wist had Cory ongeveer alles wat met geld te koop was, behalve een huisdier, zijn vrijheid en het leven buiten. Carrie zou me vermoord hebben op de trap als Chris niet te hulp was geschoten en haar kaken had losgemaakt die ze had dichtgeklapt om mijn been, dat gelukkig goed geschermd was met een dik nachthemd, dat tot mijn enkels reikte.

‘Hou op met dat lawaai!’ beval hij streng. Hij bukte zich en met het washandje dat hij had gehaald om zijn hand te beschermen tegen de scherpe tandjes, liep hij naar de muis toe.

‘Maak hem beter, Chris.’ smeekte Cory. ‘Laat hem alsjeblieft niet doodgaan!’

‘Als je die muis zo graag wilt hebben, Cory, zal ik doen wat ik kan om zijn pootje te redden, maar het is flink beschadigd.’

Wat een gedoe om het leven van één muis te sparen, terwijl we er honderden hadden gedood. Chris tilde voorzichtig de veer op en het diertje siste van angst. Cory draaide zich snikkend om en Carrie gilde. Toen scheen de muis flauw te vallen, van opluchting, denk ik.

We holden naar de badkamer, waar Chris en ik ons wasten en Cory zijn halfdode muis met een lichtblauw washandje vasthield, terwijl Chris waarschuwde niet te hard te knijpen.

Op het blad van de commode stalde ik op een schone handdoek alles uit wat we nodig hadden.

‘Hij is dood!’ gilde Carrie, en sloeg naar Chris. ‘Je hebt Cory’s huisdier doodgemaakt!’

‘Hij is niet dood,’ zei Chris kalm. ‘Sta nou stil alsjeblieft en beweeg je niet. Cathy, hou jij die muis vast. Ik moet proberen dat gescheurde vlees te genezen en het pootje te spalken.’

Met een antiseptisch middel maakte hij de wond schoon. De muis lag erbij of hij dood was. Hij had alleen zijn oogjes open en keek ons meelijwekkend aan. Chris knipte het gaas in de lengte doormidden, zodat het om het kleine pootje zou passen, en daaromheen bond hij watten.

Als spalk gebruikte hij een in tweeën gebroken houten tandenstoker, en alles werd met plakband op zijn plaats gehouden.

‘Ik noem hem Mickey,’ zei Cory – met duizend kaarsjes in zijn ogen omdat één klein muisje zou blijven leven.

‘Misschien is het wel een meisje,’ zei Chris, die snel even keek om te controleren.

‘Nee! Ik wil geen meisjesmuis – ik wil een Mickey Mouse!’

‘Het is een jongetje, stil maar,’ zei Chris. ‘Mickey blijft leven en zal onze kaas opeten,’ zei de arts, die zijn eerste operatie had verricht en zijn eerste been gezet. Ik moet zeggen dat hij nogal trots was op zichzelf.

Hij waste zijn handen, Cory en Carrie waren weer helemaal opgeleefd, of er eindelijk iets moois in hun leven was gekomen.

‘Nu mag ik Mickey vasthouden!’ riep Cory uit.

‘Nee, Cory, laat Cathy hem nog even vasthouden. Hij heeft een shock, zie je, en haar handen zijn groter en geven Mickey meer warmte dan die van jou. En jij zou misschien per ongeluk wat te hard knijpen.’

Ik zat in de schommelstoel in de slaapkamer en koesterde een grijze muis die op het punt leek een hartaanval te krijgen – zijn hartje klopte zo wild. Hij hijgde en knipperde met zijn oogjes. Terwijl ik het vasthield en het kleine warme lichaampje voelde vechten om in leven te blijven, hoopte ik dat het zou blijven leven en Cory’s lievelingsdiertje zou worden.

De deur ging open en grootmoeder kwam binnen. We waren geen van allen volledig gekleed. We liepen nog in ons nachtgoed, zonder ochtendjassen, die moesten verbergen wat we niet mochten laten zien. We hadden blote voeten en verwarde haren en ongewassen gezichten.

Eén regel overtreden.

Cory drukte zich dicht tegen me aan, terwijl grootmoeder haar speurende blik liet glijden over de rommel, om eerlijk te zijn, enorme rotzooi. De bedden waren niet opgemaakt, onze kleien hingen over de stoelen en de sokken lagen verspreid over de grond.

Twee regels overtreden.

En Chris was in de badkamer en waste Carrie’s gezicht en hielp haar bij het aankleden en maakte de knoopjes van haar roze overall vast.

Drie regels overtreden.

Ze kwamen allebei naar buiten, Carrie’s haar in een keurige paardestaart, vastgebonden met een roze lint.

Zodra ze grootmoeder zag verstarde Carrie. Ze sperde haar blauwe ogen en keek doodsbang. Ze draaide zich om en klampte zich aan Chris vast om bij hem bescherming te zoeken. Hij tilde haar op, droeg haar naar mij toe en zette haar op mijn schoot. Toen liep hij naar de picknickmand en begon die uit te pakken.

Toen Chris bij haar in de buurt kwam week grootmoeder achteruit. Hij negeerde haar en maakte snel de mand leeg.

‘Cory,’ zei hij, terwijl hij naar de kast liep, ‘ik ga naar boven om te zien of ik een geschikte vogelkooi kan vinden. Terwijl ik weg ben moet je proberen je zelf aan te kleden, zonder Cathy’s hulp, en je gezicht en handen wassen.’

Grootmoeder bleef zwijgen. Ik zat in de schommelstoel en koesterde de kwijnende muis, terwijl mijn kleine kindertjes bij me in de stoel zaten. We keken haar alle drie aan, tot Carrie het niet meer uithield en haar gezichtje tegen mijn schouder verborg. Haar hele lichaam trilde.

Het verontrustte me dat ze ons geen standje gaf en niets zei over de onopgemaakte bedden en de rommelige kamer die ik altijd probeerde zo netjes en opgeruimd mogelijk te houden – en waarom had ze Chris geen standje gegeven omdat hij Carrie had aangekleed? Waarom keek ze en zag ze alles, maar zei ze niets?

Chris kwam van de zolder met een vogelkooi en ijzergaas om de kooi veiliger te maken. Grootmoeder richtte haar blik op ons. Haar harde ogen keken naar mij en het lichtblauwe washandje. ‘Wat heb je daar?’ vroeg ze op ijzige toon.

‘Een gewonde muis,’ antwoordde ik, even ijzig als zij.

‘Ben je van plan die muis als huisdier te houden en in een kooi te stoppen?’

‘Ja.’ Ik keek haar uitdagend aan en tartte haar het ons te verbieden. ‘Cory heeft nog nooit een huisdier gehad en het wordt tijd dat hij er een krijgt.’

Ze tuitte haar dunne lippen en haar harde ogen gingen naar Cory, die op het punt stond in tranen uit te barsten. ‘Ga je gang,’ zei ze, ‘hou die muis maar. Zo’n huisdier past bij je.’ En met die woorden smeet ze de deur achter zich dicht.

Chris begon al pratend te prutsen aan de vogelkooi met het ijzergaas. ‘De tralies staan veel te ver uit elkaar om Mickey binnen te kunnen houden, Cory, dus moet er ijzergaas om de kooi heen, zodat hij niet kan ontsnappen.’

Cory glimlachte. Hij keek even om te zien of Mickey nog leefde. ‘Hij heeft honger. Ik kan het zien, zijn neus trilt.’

Het temmen van Mickey, de zoldermuis, was een hele prestatie. Om te beginnen vertrouwde hij ons niet, ook al hadden we zijn pootje bevrijd uit de val. Hij haatte de beperking van zijn kooi. Hij hobbelde in kringetjes rond op het onhandige ding dat we om zijn poot hadden gebonden en zocht naar een uitweg. Cory stopte stukjes kaas en brood door de tralies om hem te verleiden te eten en aan te sterken. De muis negeerde de kaas en het brood. Zijn kleine kraaloogjes fonkelden van angst, zijn lijfje trilde en beefde en toen Cory de roestige deur van de kooi opende en een miniatuur soepterrientje met water neerzette, deinsde hij zo ver mogelijk achteruit.

Cory stak zijn hand in de kooi en duwde het stukje kaas wat dichter naar de muis toe. ‘Lekkere kaas,’ zei hij uitnodigend. Hij duwde ook een stukje brood naar het trillende muisje, wiens snorharen zenuwachtig bewogen. ‘Lekker brood. Daar word je sterk van.’

Het duurde twee weken voor Cory een muis had die hem adoreerde en kwam als hij floot. Cory verborg lekkere hapjes in de zakken van zijn hemd om Mickey te verleiden erin te kruipen. Als Cory een hemd met twee borstzakken aanhad en in de rechterzak zat een stukje kaas en in de linker een stukje brood met pindakaas en druivejam, bleef Mickey eindeloos lang aarzelen op Cory’s schouder, met een trekkend neusje en wiebelende snorharen. Het was duidelijk dat we geen gourmet hadden, maar een gourmand, die de hapjes uit beide zakken tegelijk wilde hebben.

Als hij dan eindelijk besloten had wat hij het eerst zou gaan halen schoot hij in de pindakaas-zak, at de inhoud ondersteboven op, en vloog in een oogwenk terug naar Cory’s schouder, om zijn hals heen naar de andere zak, maar altijd eerst naar boven, kietelend rond zijn hals, en dan pas naar beneden.

Het pootje genas, maar het muisje leerde nooit meer helemaal normaal lopen en hardlopen kon het ook niet. Ik denk dat de muis slim genoeg was om de kaas voor het laatst te bewaren, want die kon hij met zijn voorpootjes oppakken en vasthouden en rustig en netjes opknabbelen, terwijl het stukje brood een smeerboel was.

Er was geen muis die beter kon ruiken waar eten te vinden was, hoe goed we het ook verborgen hadden. Mickey liet vrijwillig zijn muizevriendjes in de steek en ging bij de mensen wonen die hem goed te eten gaven en liefkoosden en in slaap wiegden. Merkwaardigerwijze had Carrie niet veel op met Mickey. Misschien kwam het omdat de muis net zo dol was op haar poppenhuis als zij. De kleine trappen en gangen pasten precies bij zijn afmetingen, en zodra hij uit de kooi kwam schoot hij in de richting van het poppenhuis. Hij klom door een raam naar binnen en tuimelde op de grond; en de porseleinen mensjes, die in wankel evenwicht stonden, vielen links en rechts omver, en de eettafel rolde om als hij iets wilde proeven.

Cory ving zijn lamme muis, die niet snel kon lopen, en koesterde hem tegen zijn borst. ‘Je moet leren je netjes te gedragen, Mickey. Er gebeuren slechte dingen in grote huizen. Die vrouw van wie dat huis is, slaat je zo maar, om niets.’

Ik moest even grinniken, want het was de eerste keer dat hij ook maar de geringste kritiek had op zijn tweelingzusje.

Het was maar goed dat Cory een lief klein muisje had dat diep in zijn zakken kon graven naar het lekkers dat hij daar verborg. Het was maar goed dat we allemaal wat te doen hadden om de tijd te verdrijven, ons bezig te houden, terwijl we wachtten en wachtten tot moeder zou komen, en het er naar uit begon te zien dat ze nooit meer terug zou keren.