MAMMA’S VERHAAL

Na grootmoeders vertrek wisten we niet wat we moesten doen of zeggen, we voelden ons ongelukkig en ellendig. Mijn hart klopte wild toen ik zag hoe mamma haar bloese omhoog trok, dichtknoopte en in haar rok stopte, waarna ze zich omdraaide en beverig naar ons lachte als om ons gerust te stellen. Ik verachtte mezelf omdat ik me vastklampte aan de strohalm van zo’n glimlach. Chris sloeg zijn ogen neer; hij liet zijn emoties alleen maar blijken door nerveus met zijn schoen het ingewikkelde patroon te volgen van het oosterse tapijt.

‘Hoor eens,’ zei mamma met geforceerde vrolijkheid, ‘het was maar een karwats van wilgehout en het deed echt niet zo’n pijn. Mijn trots heeft meer geleden dan mijn lichaam. Het is vernederend om als een slavin of een dier te worden gestraft, en dan nog wel door de eigen ouders. Maar wees maar niet bang dat het nog een keer gebeurt. Het was alleen maar deze ene keer. Ik zou die geseling nog wel honderd keer willen verdragen als ik daardoor die vijftien jaar van geluk met je vader en met jullie nog eens zou kunnen beleven…’

Ze ging op een van de bedden zitten en stak haar armen uit, zodat we ons tegen haar aan konden nestelen en ons door haar laten troosten, al zorgde ik ervoor haar niet weer te omhelzen en nog meer pijn te doen. Ze nam de tweeling op schoot en gaf een klopje op het bed om ons te beduiden dat we dicht naast haar moesten komen zitten. Toen begon ze te praten. Het spreken viel haar moeilijk, zoals ons het luisteren.

‘Hoor goed wat ik zeg, zodat je je leven lang elk woord herinnert.’ Ze zweeg even, aarzelde, en keek naar de witgevlekte muren of die doorzichtig waren en ze daar doorheen alle kamers van dit gigantische huis kon zien. ‘Dit is een vreemd huis, en de mensen die er wonen zijn nog vreemder- niet de bedienden, maar mijn ouders. Ik had je moeten waarschuwen dat je grootouders fanatiek religieus zijn. In God geloven is goed en juist. Maar je geloof versterken met woorden die je uit het Oude Testament haalt en die je interpreteert zoals het in je kraam te pas komt, is huichelachtig, en dat is precies wat mijn ouders doen. Mijn vader is stervende, ja, maar elke zondag gaat hij naar de kerk, in zijn rolstoel als hij zich goed genoeg voelt, of op een draagbaar als hij te zwak is, en hij schenkt zijn tiende penning – een tiende van zijn inkomen, wat een boel geld is. Dus is hij natuurlijk van harte welkom. Hij heeft de bouw van de kerk bekostigd, heeft alle glas-in-lood ramen gekocht, hij heeft de dominee in zijn macht en controleert zijn preken, want hij plaveit zijn weg naar de hemel met goud, en als Petrus kan worden omgekocht krijgt mijn vader zeker toegang. In die kerk wordt hij behandeld als God zelf of als een levende heilige. En als hij dan thuiskomt, voelt hij zich volkomen gerechtvaardigd om te doen wat hem goeddunkt, omdat hij zijn plicht heeft gedaan en zijn entreegeld heeft betaald en daarom niet bang hoeft te zijn voor het eeuwige vuur van de hel.

Toen ik opgroeide, samen met mijn twee broers, werden we letterlijk gedwongen om naar de kerk te gaan. Zelfs als we ziek genoeg waren om in bed te liggen moesten we gaan. De godsdienst werd ons met de paplepel ingegeven en met geweld opgedrongen. Wees goed, wees goed, wees goed – dat was het enige dat we altijd weer hoorden. De gewone, normale pretjes van andere mensen waren voor ons zondig. Mijn broers en ik mochten niet gaan zwemmen, want dat betekende dat we een badpak moesten dragen en het grootste deel van ons lichaam bloot was. We mochten niet kaarten, of andere spelletjes doen, die ook maar enigszins een gok-element bevatten. We mochten niet dansen, want dat betekende dat je lichaam dicht tegen iemand van het andere geslacht werd gedrukt. Ons werd bevolen onze gedachten te beheersen en ze niet te laten uitgaan naar wellustige, zondige onderwerpen, want de gedachte was even slecht als de daad. O, ik zou eeuwig kunnen doorgaan over alles wat ons verboden werd – het leek of alles wat leuk en opwindend was, in hun ogen zondig was. En de jeugd komt in opstand als ze te streng wordt gehouden en daarom wilden we alles doen wat verboden was. Onze ouders die probeerden engelen of heiligen te maken van hun drie kinderen, slaagden er alleen maar in ons slechter te maken dan anders het geval zou zijn geweest.’

Ik sperde mijn ogen open. Ik luisterde gefascineerd, zoals wij allemaal, zelfs de tweeling.

‘En toen,’ ging mamma verder, ‘kwam er op een dag een mooie jongen hier wonen. Zijn vader was mijn grootvaeier, die was gestorven toen deze jongen pas drie jaar was. Zijn moeder heette Alicia, en was pas zestien toen ze met mijn grootvader trouwde, die toen vijfenvijftig was. Dus toen ze een zoontje kreeg, was het logisch geweest als ze was blijven leven om hem te zien opgroeien. Maar helaas stierf Alicia op heel jeugdige leeftijd. Mijn grootvader heette Garland Christopher Foxworth, en toen hij stierf was de helft van zijn nalatenschap voor zijn jongste zoon, die toen drie jaar was. Maar Malcolm, mijn vader, wist de nalatenschap van zijn vader in handen te krijgen door zichzelf tot beheerder te laten benoemen, want een driejarig kind had natuurlijk geen stem in het kapittel, en Alicia evenmin. Toen mijn vader de hele erfenis had, schopte hij Alicia en haar kind het huis uit. Ze vluchtten naar Richmond, naar Alicia’s ouders, waar ze bleven wonen tot Alicia hertrouwde. Ze beleefde nog een paar gelukkige jaren met een jongen van wie ze sinds haar jeugd had gehouden en toen stierf ook hij. Tweemaal getrouwd, tweemaal weduwe, alleen achtergebleven met een zoontje. En haar ouders waren inmiddels ook gestorven. En toen ontdekte ze op een dag een bobbeltje in haar borst en een paar jaar later stierf ze aan kanker. Toen kwam haar zoon, Garland Christopher Foxworth de Vierde, hier wonen. We noemden hem altijd Chris.’ Ze aarzelde, sloeg haar armen steviger om Chris en mij heen. ‘Weet je over wie ik het heb? Heb je geraden wie die jongen was?’

Ik huiverde. De geheimzinnige halfoom. En ik fluisterde: ‘Pappa…je bedoelt pappa.’

‘Ja,’ zei ze met een diepe zucht.

Ik boog me voorover om naar mijn oudste broer te kijken. Hij zat doodstil, en er lag een merkwaardige uitdrukking op zijn gezicht. Zijn ogen waren glazig.

Mamma ging verder: ‘Je vader was mijn halfoom, maar hij was maar drie jaar ouder dan ik. Ik herinner me nog dat ik hem voor het eerst zag. Ik wist dat hij zou komen, die jonge halfoom die ik nooit had gezien en over wie ik maar weinig had gehoord. Ik wilde een goede indruk maken en nam uitvoerig de tijd om mijn haar te krullen en in bad te gaan, en ik trok mijn mooiste en meest flatteuze jurk aan. Ik was veertien – een leeftijd waarop een meisje haar macht over de mannen begint te voelen. En ik wist dat de meeste jongens en mannen me mooi vonden, en ik denk dat ik rijp was voor de liefde.

Je vader was zeventien Het was laat in het voorjaar, en hij stond midden in de hal met twee koffers naast zijn afgetrapte schoenen – zijn kleren zagen er sjofel uit, en hij was eruit gegroeid. Mijn vader en moeder stonden bij hem, maar hij draaide rond, staarde om zich heen, verblind door alle luxe en rijkdom. Ik had er zelf nooit erg op gelet. Ik vond al die luxe vanzelfsprekend, en tot ik trouwde en ik een leven zonder rijkdom leerde kennen, drong het nauwelijks tot me door dat ik in een uitzonderlijk huis was grootgebracht.

Mijn vader is een ‘verzamelaar’. Hij koopt alles wat als een uniek kunstwerk wordt beschouwd – niet omdat hij van kunst houdt maar omdat hij graag dingen wil bezitten. Als het mogelijk was zou hij alles willen bezitten, vooral mooie dingen. Ik had altijd het idee dat ik deel uitmaakte van zijn verzameling objets d’art… hij was van plan mij voor zichzelf te houden, niet om er plezier van te hebben, maar om anderen te beletten plezier te hebben, van iets dat van hem was.’

Mijn moeder ging verder, haar gezicht zag rood, haar ogen staarden in de ruimte, haar gedachten waren weer bij die dag toen een jonge halfoom in haar leven kwam en dat totaal veranderde.

‘Je vader was zo onschuldig, zo vol vertrouwen, zo lief en kwetsbaar. Hij had alleen maar eerlijke genegenheid gekend en oprechte liefde en armoede. Hij kwam uit een bungalow met vier kamers in dit enorme huis, en hij sperde zijn ogen open van verbazing. Hij dacht dat hem een groot geluk ten deel was gevallen, dat hij de hemel op aarde had gevonden. Hij keek vol dankbaarheid naar mijn vader en moeder.

Poe! Het doet nog pijn als ik daaraan denk, aan die dankbaarheid. Want de helft van alles wat hij om zich heen zag kwam hem rechtens toe, terwijl mijn ouders hem goed lieten voelen dat hij maar een arm familielid was.

Ik zag hem in de hal, in het zonlicht dat door de ramen naar binnen viel, en bleef halverwege de trap staan. Om zijn goudblonde haar was een aureool van zilverkleurig licht. Hij was zo mooi, niet alleen maar knap, maar mooi – er is een verschil, weet je. Echte schoonheid straalt van binnen uit, en die had hij.

Ik bewoog me even en maakte een zacht geluid; hij hief zijn hoofd op en zijn blauwe ogen begonnen te stralen – o, ik herinner me die plotselinge glans in zijn ogen nog zo goed – maar toen we aan elkaar werden voorgesteld doofde die glans. Ik was zijn halfnichtje, verboden terrein, en hij was teleurgesteld, net als ik. Want op die dag, toen ik op de trap stond en hij beneden in de hal, ontvlamde er iets tussen ons dat groter en groter werd tot we het niet langer konden negeren.

Ik zal jullie niet in verlegenheid brengen met het verhaal van onze romance,’ zei ze verlegen, toen ik ging verzitten en Chris zijn gezicht afwendde. ‘Het is voldoende als ik zeg dat het liefde op het eerste gezicht was, want zo gebeurt het soms. Misschien was hij ook rijp voor de liefde, net als ik, of misschien kwam het omdat we allebei iemand nodig hadden die ons warmte en liefde kon geven. Mijn oudste broers waren al dood, verongelukt; ik had maar een paar vrienden, want niemand was ‘goed genoeg’ voor de dochter van Malcolm Foxworth. Ik was zijn mooiste bezit; als een man mij ooit van hem af zou nemen zou het voor een heel, heel hoge prijs zijn. Dus ontmoetten je vader en ik elkaar stiekem in de tuin, waar we uren en uren zaten te praten, en soms duwde hij me in de schommel en ik duwde hem, en soms stonden we samen op de schommel en brachten we hem met onze benen in beweging, en we keken elkaar aan terwijl we steeds hoger gingen. Hij vertelde me al zijn geheimen en ik vertelde hem al de mijne. En toen moest het eruit, we moesten bekennen dat we zielsveel van elkaar hielden, en of het goed of slecht was, we moesten met elkaar trouwen. En we moesten ontsnappen uit dit huis en aan de heerschappij van mijn ouders, voordat ze de kans kregen ons in duplicaten van henzelf te veranderen – want dat was hun opzet, weet je, je vader te veranderen hem te laten boeten voor het kwaad dat zijn moeder had gedaan door met een veel oudere man te trouwen. In materieel opzicht gaven ze hem alles, dat moet ik toegeven. Ze behandelden hem als hun eigen zoon, want hij moest de beide zoons vervangen die ze verloren hadden. Ze stuurden hem naar Yale, waar hij een briljant student was. Jij hebt zijn intelligentie, Christopher. Hij behaalde zijn graad in drie jaar – maar hij kon zijn titel nooit gebruiken, want op zijn diploma stond zijn wettige naam, en we moesten voor de wereld verbergen wie we waren. Het was moeilijk voor ons in die eerste jaren van ons huwelijk, omdat hij zijn universitaire opleiding moest verloochenen.’

Ze zweeg. Ze keek peinzend naar Chris en toen naar mij. Ze liefkoosde de tweeling en gaf hun een zoen op hun bol. Toen keek ze met een bezorgde frons op haar gezicht naar Chris en mij. ‘Cathy, Christopher, ik verwacht dat jullie het zullen begrijpen. De tweeling is nog te jong. Je probeert toch te begrijpen hoe het gegaan is?’

Ja, ja, knikten Chris en ik.

Ze sprak mijn taal, de taal van muziek en ballet, romantiek en liefde, mooie mensen in mooie huizen. Sprookjes kunnen werkelijkheid worden.

Liefde op het eerste gezicht. O, dat zou mij ook gebeuren, ik wist dat het zou gebeuren, en hij zou even mooi zijn als mijn vader, een echte schoonheid uitstralen en mijn hart beroeren. Je moest liefhebben, anders verschrompelde je en stierf.

‘Luister goed nu,’ ging ze zachtjes verder, wat nog een groter effect gaf aan haar woorden. ‘Ik ben hier om te proberen mijn vader weer van me te laten houden en me te vergeven dat ik met zijn halfbroer ben getrouwd. Want toen ik achttien was, zijn je vader en ik weggelopen en getrouwd, en twee weken later kwamen we terug en vertelden het aan mijn ouders. Mijn vader kreeg bijna een zenuwtoeval. Hij was razend, hij tierde en schold en stuurde ons allebei het huis uit en we mochten nooit meer terugkomen, nooit! En daarom werd ik onterfd, en je vader ook – want ik geloof dat mijn vader van plan was geweest hem iets na te laten, niet veel, maar iets. Het grootste deel zou voor mij zijn, want mijn moeder heeft geld van zichzelf. Volgens haar was het geld dat zij van haar ouders had geërfd de voornaamste reden waarom mijn vader met haar trouwde, al was ze, toen ze jong was, wat je noemt een knappe vrouw, geen schoonheid, maar ze had een vorstelijke houding en krachtige, nobele trekken.’

Nee, dacht ik bitter…die oude vrouw was lelijk geboren! ‘Ik ben hier om te proberen mijn vader weer van me te laten houden en me te vergeven dat ik met zijn halfbroer ben getrouwd. En om dat te bereiken moet ik de rol spelen van de plichtsgetrouwe, nederige, gekastijde dochter. En soms, als je een rol begint te spelen, neem je dat karakter aan, zodat ik je nu alles wel vertellen wat jullie moeten weten nu ik nog geheel mijzelf ben. Daarom vertel ik je dit allemaal en ben ik zo eerlijk mogelijk. Ik moet bekennen dat ik geen sterke wil heb en weinig initiatief. Ik was alleen maar sterk toen je vader achter me stond, en die is er nu niet meer. En op de benedenverdieping, in een kleine kamer achter een enorme bibliotheek, leeft een man zoals je nog nooit hebt meegemaakt. Je hebt mijn moeder ontmoet en je weet ongeveer hoe zij is, maar mijn vader ken je riet. En ik wil niet dat jullie hem ontmoeten voordat hij mij heeft vergeven en het feit accepteert dat ik vier kinderen heb van zijn veel jongere halfbroer. Dat zal erg moeilijk voor hem zijn. Maar ik geloof niet dat het te moeilijk zal zijn om me te vergeven, omdat je vader dood is en het moeilijk is een wrok te blijven koesteren tegen iemand die dood en begraven is.’

Ik weet niet waarom ik plotseling bang werd.

‘Als ik wil dat mijn vader me weer opneemt in zijn testament zal ik gedwongen zijn alles te doen wat hij wil.’

‘Wat zou hij van je kunnen verlangen behalve gehoorzaamheid en eerbied?’ vroeg Chris heel somber, heel volwassen, alsof hij begreep waar het allemaal om draaide.

Mamma keek hem lang en vol medelijden aan, en hief haar hand op om hem over zijn jongensachtige wang te strelen. Hij was een jongere uitgave van de man die ze nog zo kort geleden had begraven. Geen wonder dat de tranen haar in de ogen sprongen.

‘Ik weet niet wat hij zal verlangen, lieveling, maar wat ik moet doen zal ik doen. Hij moet me weer in zijn testament opnemen. Maar laten we daar nu niet aan denken. Ik zag jullie gezicht toen ik het jullie vertelde. Ik wil niet dat jullie denken dat het waar is wat mijn moeder zei. Wat je vader en ik hebben gedaan was niet immoreel. We zijn keurig getrouwd, in de kerk, net als elk ander jong stel dat van elkaar houdt. Er was niets ‘goddeloos’ aan. En jullie zijn geen duivelsgebroed en niet slecht – je vader zou dat apekool noemen. Mijn moeder zou het liefste willen dat jullie jezelf gingen verachten, als een andere manier om mij en jullie te straffen. De mensen stellen de regels vast van de maatschappij, niet God. In sommige delen van de wereld kunnen naaste bloedverwanten met elkaar trouwen en kinderen krijgen, zonder dat het slecht of abnormaal wordt gevonden. Maar ik wil niet proberen te rechtvaardigen wat ik heb gedaan, want we moeten leven naar de regels van onze eigen maatschappij. Die maatschappij gelooft dat naaste bloedverwanten niet met elkaar mogen trouwen, omdat ze dan kinderen kunnen voortbrengen die geestelijk of fysiek niet helemaal volmaakt zijn. Maar wie is volmaakt?’

Toen lachte ze, huilde half en drukte ons dicht tegen zich aan. ‘Je grootvader voorspelde dat onze kinderen geboren zouden worden met horens, bochels, gespleten staarten, hoeven in plaats van voeten – hij leek wel krankzinnig, hij vervloekte ons en voorspelde dat onze kinderen mismaakt zouden zijn. Is een van zijn onheilsvoorspellingen uitgekomen?’ riep ze uit. Ze leek door het dolle heen.

‘Nee!’ beantwoordde ze haar eigen vraag. ‘Je vader en ik maakten ons wel een beetje ongerust toen ik de eerste keer zwanger was. Hij liep de hele nacht door de gangen van het ziekenhuis te ijsberen, tot het bijna ochtend was, en toen kwam een verpleegster hem vertellen dat hij een zoon had die in elk opzicht volmaakt was. Je had zijn gezicht moeten zien toen hij mijn kamer binnenkwam met twee dozijn rode rozen in zijn armen en tranen in zijn ogen toen hij me kuste. Hij was zo trots op je, Christopher, zo trots. Hij gaf zes kisten sigaren weg en ging meteen een plastic baseball bat voor je kopen en een vanghandschoen, en een voetbal. Toen je tanden doorkwamen sabbelde je op het bat en je sloeg ermee tegen je ledikant en de muur, om te vertellen dat je er uit wilde.

Toen kwam Cathy, en jij was net zo mooi en zo perfect als je broer. En je weet hoeveel je vader van je hield, van zijn mooie dansende Cathy, die altijd overal het middelpunt van de belangstelling was. Herinner je je eerste balletuitvoering nog, toen je vier was? Je droeg je eerste roze tutu, en je maakte een paar fouten, en iedereen in de zaal lachte, en je klapte in je handen alsof je er nog trots op was ook. En je vader stuurde je een dozijn rozen – weet je nog wel? Hij zag nooit een fout van je. In zijn ogen was je volmaakt. En zeven jaar na jou werd de tweeling geboren. Nu hadden we twee jongens en twee meisjes, we hadden het lot vier keer getart – en gewonnen! Vier volmaakte kinderen. Als God ons had willen straffen had hij vier keer de kans gehad ons mismaakte of geestelijk gehandicapte kinderen te geven. In plaats daarvan gaf hij ons de mooiste kinderen die er bestaan. Dus laat je nooit door je grootmoeder of wie dan ook wijsmaken dat je niet intelligent genoeg bent, of niet de moeite waard of niet welgevallig in Gods ogen. Als er een zonde is begaan is dat de zonde van je ouders, niet van jullie. Jullie zijn de vier kinderen die door al onze vrienden in Gladstone werden benijd en de porseleinen poppetjes werden genoemd. Vergeet nooit wat jullie hebben gehad in Gladstone – klamp je daar aan vast. Blijf geloven in jezelf en in mij en in je vader. Zelfs al is hij dood, blijf van hem houden en heb eerbied voor hem. Hij verdient het. Hij deed zo zijn best een goede vader te zijn. Ik geloof niet dat er veel mannen zijn die zoveel om hun kinderen geven als hij heeft gedaan.’ Ze glimlachte opgewekt door haar tranen heen. ‘Vertel me nu eens wie je bent.’

‘De porseleinen poppetjes!’ riepen Chris en ik uit.

‘Zullen jullie ooit geloven wat je grootmoeder zegt, dat jullie duivelsgebroed zijn?’

‘Nee! Nooit, nooit!

En toch, en toch, wat beide vrouwen hadden gezegd zou ik later overdenken, en goed overdenken. Ik wilde geloven dat God tevreden over ons was, ik wilde in onszelf geloven. Ik móest wel, ik had het nodig. Knik maar, zei ik tegen mezelf, zeg maar ja, net als Chris. Doe niet als de tweeling, die zonder iets te begrijpen naar mamma staarde. Wees niet zo achterdochtig!

Chris zei op zijn meest overtuigende toon: ‘Ja mamma, ik geloof wat je zegt, want als God niet had goed gevonden dat je met pappa trouwde, zou hij jullie in je kinderen hebben gestraft. God is niet bekrompen en kwezelachtig – zoals onze grootouders. Hoe kan die oude vrouw zo gemeen praten? Ze heeft toch ogen in haar hoofd, ze kan toch zien dat we niet lelijk zijn en niet mismaakt en niet achterlijk?’

Tranen van opluchting rolden over mamma’s wangen. Ze trok Chris dicht tegen zich aan, gaf hem een zoen op zijn kruin. Toen nam ze zijn gezicht tussen haar handen, keek hem diep in de ogen en negeerde de rest van ons. ‘Dank je, zoon, voor je begrip,’ zei ze met een hees gefluister.

‘Ik dank je dat je je ouders niet veroordeelt.’

‘Ik hou van je, mamma. Wat je ook hebt gedaan of doet, ik zal het altijd begrijpen.’

‘Ja,’ mompelde ze, ‘dat zul je, ik weet dat jij dat zult doen.’ Ongerust keek ze naar mij. Ik bleef op een afstandje staan en nam haar taxerend op. ‘De liefde komt niet altijd als je dat wenst. Soms gebeurt het tegen je wil.’ Ze boog haar hoofd en pakte de handen van mijn broer, die ze stevig vasthield. ‘Mijn vader was dol op me toen ik jong was. Hij wilde me voor zichzelf houden. Hij wilde niet dat ik met iemand zou trouwen. Ik herinner me nog dat toen ik twaalf was hij zei dat hij me zijn hele bezit na zou laten als ik bij hem bleef tot hij van ouderdom stierf.’

Plotseling hief ze haar hoofd op en keek naar mij. Zag ze een twijfel, een vraag? Haar ogen versomberden. ‘Geef elkaar een hand,’ beval ze krachtig, terwijl ze haar schouders recht trok en één van Chris’ handen losliet. ‘Zeg me na: Wij zijn volmaakte kinderen. Geestelijk, lichamelijk, emotioneel zijn we gezond en godvruchtig. We hebben evenveel recht om te leven, lief te hebben en te genieten als alle andere kinderen op deze aarde.’

Ze glimlachte naar me, pakte mijn hand en vroeg Carrie en Cory zich aan te sluiten bij de kring. ‘Jullie zullen hier kleine rituelen nodig hebben om de dagen door te komen, kleine steunpunten. Ik zal jullie er een paar geven voor als ik weg ben. Cathy, als ik naar jou kijk, zie ik mezelf op jouw leeftijd. Hou van me, Cathy, vertrouw me alsjeblieft.’

Stotterend deden we wat ze vroeg en herhaalden de litanie die we moesten opzeggen als we in twijfel verkeerden. En toen we klaar waren lachte ze goedkeurend en geruststellend naar ons.

‘Zo!’ zei ze wat opgewekter. ‘Denk maar niet dat ik deze dag ben doorgekomen zonder voortdurend aan jullie te denken. Ik heb veel aan onze toekomst gedacht, en ik ben tot de conclusie gekomen dat we niet hier kunnen blijven, waar we worden overheerst door mijn vader en moeder. Mijn moeder is een wrede, harteloze vrouw die mij bij toeval het leven, maar verder nooit één sprankje liefde heeft gegeven – liefde had ze alleen maar voor haar zoons. Ik was dom genoeg om te geloven, toen ik haar brief kreeg, dat ze jullie anders zou behandelen dan mij. Ik dacht dat ze milder zou zijn als ze oud was geworden, en dat als ze jullie eenmaal had gezien en jullie kende, ze jullie net als andere grootmoeders met open armen zou hebben verwelkomd en het heerlijk zou vinden om weer kinderen te hebben van wie ze kon houden. Ik hoopte dat als ze jullie zag…’ Ze hijgde, of ze niet kon begrijpen dat iemand niet van haar kinderen zou houden. ‘Ik kan me nog indenken dat ze Christopher niet mag’ – ze omhelsde hem er gaf hem een zoen op zijn wang – ‘omdat hij zoveel op zijn vader lijkt. En als ze naar jou kijkt, Cathy, ziet ze mij, en ze heeft nooit van mij gehouden – ik weet niet waarom, behalve misschien dat mijn vader te veel van me hield en ze daarom jaloers was. Maar het is nooit bij me opgekomen dat ze wreed zou kunnen zijn tegen jullie of tegen de tweeling. Ik maakte mezelf wijs dat de mensen veranderen als ze ouder worden en hun fouten inzien, maar nu weet ik dat ik me vergist heb.’ Ze veegde haar tranen af.

‘Daarom ga ik morgenochtend vroeg hier vandaan, om in de dichtstbijzijnde grote stad een secretaressecursus te gaan volgen. Ik zal steno en typen leren en boekhouden en archiefwerk – alles wat een goede secretaresse hoort te weten zal ik leren. En als ik dat allemaal kan ga ik een goede baan zoeken zodat ik een behoorlijk salaris verdien. En dan zal ik genoeg geld hebben om jullie hier vandaan te halen. We zullen ergens in de buurt een flat zoeken, zodat ik mijn vader kan blijven bezoeken. Het zal niet lang duren of we wonen allemaal weer onder hetzelfde dak, ons eigen dak, en zijn we weer een hecht gezin.’

‘O, mamma!’ riep Chris blij uit, ‘ik wist dat je een manier zou vinden! Ik wist dat je ons niet in deze kamer opgesloten zou laten.’ Hij boog zich naar voren en gaf me een voldane blik, alsof hij al die tijd al geweten had dat zijn lieve moeder alle problemen zou oplossen, al waren ze nog zo ingewikkeld.

‘Heb vertrouwen in me,’ zei mamma glimlachend en geruststellend. En weer kuste ze Chris.

Ik wou dat ik net als Chris alles wat ze zei kon opvatten als een plechtige belofte. Maar ik moest steeds weer denken aan haar eigen woorden dat ze geen sterke wil had en weinig initiatief nu pappa er niet meer was om haar te steunen. Teneergeslagen vroeg ik: ‘Hoe lang duurt het om voor secretaresse te leren?’

Snel – té snel, dacht ik – antwoordde ze: ‘Niet lang, Cathy. Misschien een maand. Maar als het wat langer mocht duren, moet je geduld hebben en beseffen dat ik niet zo knap ben in zulk soort dingen. Dat is niet mijn schuld,’ ging ze haastig verder, alsof ze kon zien dat ik het haar kwalijk nam dat ze niet handiger was.

‘Als je rijk geboren bent, en opgevoed op kostscholen voor dochters van rijke, machtige mensen, leer je wel het een en ander over etiquette, academische onderwerpen, maar je wordt in de eerste plaats voorbereid op de maalstroom van romantiek en debutantenbals, je leert hoe je mensen moet ontvangen en een ideale gastvrouw moet zijn. Ik heb nooit iets praktisch geleerd. Ik dacht niet dat ik ooit een zakelijke opleiding nodig zou hebben. Ik dacht dat ik altijd een man zou hebben die voor me zou zorgen, en als ik geen man had, zou mijn vader het wel doen – en bovendien was ik al die tijd verliefd op jullie vader. Ik wist dat ik met hem zou trouwen zodra ik achttien was.’

Het was een goede les voor me. Ik zou nooit zo afhankelijk worden van een man dat ik niet voor mezelf zou kunnen zorgen, wat voor tegenslag ik ook zou ondervinden. Ik voelde me onaardig, woedend, beschaamd, schuldig – ik had het gevoel dat het allemaal háár schuld was, maar hoe had ze kunnen vermoeden wat haar te wachten stond?

‘Nu moet ik gaan,’ zei ze terwijl ze opstond om weg te gaan. De tweeling barstte in tranen uit.

‘Mamma, ga niet weg! Laat ons niet in de steek!’ Ze sloegen hun kleine armpjes om haar benen.

‘Morgenochtend vroeg kom ik terug, voor ik naar die cursus ga. Heus, Cathy,’ zei ze, mij recht aankijkend, ‘ik beloof je dat ik mijn best zal doen. Ik wil jullie hier even graag vandaan hebben als jullie dat zelf willen.’

Bij de deur zei ze dat het goed was dat we haar hadden teruggezien, want nu wisten we hoe harteloos haar moeder kon zijn. ‘Doe in Godsnaam wat ze zegt. Wees preuts in de badkamer. Denk eraan dat ze onmenselijk kan zijn, niet alleen tegen mij, maar tegen iedereen die bij me hoort.’ Ze stak haar armen naar ons uit, en we holden naar haar toe en vergaten haar gegeselde rug. ‘Ik hou zoveel van jullie allemaal,’ snikte ze. ‘Vergeet dat nooit. Laat dat een steun voor jullie zijn. Ik zal mijn best doen, zoals nooit tevoren, ik zweer het je. In zekere zin ben ik net zo’n gevangene als jullie. Ga met vrolijke gedachten naar bed, denk eraan dat hoe slecht iets er ook mag uitzien, het nooit zo slecht kan zijn. Ik ben aardig, dat weet je, en mijn vader heeft vroeger veel van mij gehouden. Dat maakt het dus gemakkelijker voor hem om weer opnieuw van me te gaan houden, nietwaar?’

Ja, ja, dat was waar. Als je ontzettend veel van iets of iemand had gehouden was je ontvankelijk voor een nieuwe liefde. Ik wist het; ik was al zes keer verliefd geweest.

‘En als jullie in deze donkere kamer in bed liggen, denk er dan maar aan dat ik morgen, nadat ik me voor die cursus heb ingeschreven, spelletjes en speelgoed voor jullie zal kopen, om de tijd te verdrijven. En het zal niet zo lang duren voordat mijn vader weer van me gaat houden en me alles vergeeft.’

‘Mamma,’ zei ik, ‘heb je geld genoeg om dingen voor ons te kopen?’

‘Ja, ja,’ zei ze haastig. ‘Ik heb genoeg, en mijn ouders zijn trots. Ze willen voor hun vrienden en buren niet dat ik slecht verzorgd en gekleed ben. En elke dollar die ik niet gebruik zal ik opzij leggen, en ik zal plannen maken voor de dag dat we allemaal weer vrij zijn en in ons eigen huis zullen wonen, zoals vroeger, en weer een gezin vormen.’

Dat waren haar afscheidswoorden; ze wierp ons een paar kushandjes toe en deed de deur achter zich op slot.

Onze tweede nacht achter een gesloten deur.

Nu wisten we meer…misschien te veel.

Toen mamma weg was gingen Chris en ik naar bed. Hij grijnsde naar me, en vlijde zich tegen Cory’s rug aan. Zijn ogen vielen al bijna dicht. Hij sloot zijn ogen en mompelde: ‘Welterusten, Cathy. Zorg dat de luizen niet bijten.’

Ik volgde Chris’ voorbeeld en nestelde me tegen Carries jonge warme lichaam aan. Ze lag gebogen als een lepel in mijn armen en mijn gezicht was verborgen in haar zachte haar. Ik kon niet in slaap komen, en na een tijdje lag ik op mijn rug naar boven te staren. Ik voelde en hoorde de intense stilte in het reusachtige huis dat tot rust kwam en ging slapen. Ik hoorde niet de minste beweging: geen telefoon, geen keukenapparaat dat in- of uitgeschakeld werd; er blafte zelfs geen hond buiten en er kwam geen auto voorbij die misschien een straaltje licht had kunnen werpen door die zware gordijnen.

Er kwamen nare gedachten bij me op, dat we ongewenst waren, opgesloten…Duivelsgebroed. De gedachten bleven in mijn hoofd rondspoken, en ik voelde me diep ellendig. Ik moest een manier vinden om ze te verjagen. Mamma hield van ons, ze verlangde naar ons, ze zou haar best doen een goede secretaresse te worden. Het zou haar lukken. Ik wist dat het haar zou lukken. Ze zou zich weten te verzetten tegen de pogingen van haar ouders om haar van ons te scheiden. Natuurlijk zou ze dat.

God, bad ik, help mamma alstublieft om gauw te leren!

Het was afschuwelijk warm en benauwd in de kamer. Buiten hoorde ik de bladeren ritselen in de wind, maar er kwam niet voldoende koelte naar binnen om het hier aangenaam te maken. Ik besefte alleen maar dat het buiten koel was en dat het hier ook koel zou kunnen zijn als we de ramen maar open konden zetten. Ik zuchtte weemoedig, verlangde naar frisse lucht. Had mamma niet verteld dat de nachten in de bergen, zelfs in de zomer altijd koel waren? En nu was het zomer en het was niet koel met de gesloten ramen.

In het warme duister fluisterde Chris mijn naam. ‘Waar denk je aan?’

‘Aan de wind. Hij huilt als een wolf.’

‘Ik wist wel dat je aan zoiets opgewekts zou denken. Gô, jij bent een kei in het hebben van deprimerende gedachten.’

‘Ik heb nog een goeie voor je – fluisterende winden als dode zielen die proberen ons iets te vertellen.’

Hij kreunde. ‘Hoor eens, Catherine Doll (de toneelnaam die ik later van plan was aan te nemen), ik beveel je om op te houden met al die nare gedachten. We nemen elk uur zoals het komt en denken nooit aan het volgende. Op die manier zal het gemakkelijker zijn dan in dagen en weken te denken. Denk aan muziek, aan dansen, zingen. Heb ik je niet eens horen zeggen dat je je nooit bedroefd voelt als er muziek in je hoofd speelt?’

‘Waar denk jij aan?’

‘Als ik niet zo’n slaap had, zou ik je een heleboel gedachten kunnen vertellen, maar nu ben ik te moe om antwoord te geven. En je weet wat ik van plan ben. Op het ogenblik denk ik alleen maar aan de spelletjes waarvoor we de tijd zullen hebben.’ Hij geeuwde, rekte zich uit en lachte naar me. ‘Wat vond jij van dat verhaal over halfooms die met halfnichtjes trouwen en kinderen krijgen met hoeven, staarten en horens?’

‘Als dorser naar alle kennis en als toekomstig arts, vertel me eens, is dat medisch, wetenschappelijk mogelijk?’

‘Nee!’ antwoordde hij, alsof hij goed op de hoogte was van het onderwerp. ‘In dat geval zou het in de wereld wemelen van monsters die op duivels lijken, maar om je de waarheid te zeggen zou ik wel eens een duivel willen zien.’

‘Ik zie ze voortdurend, in mijn dromen.’

‘Ha!’ zei hij spottend. ‘Jij en je krankzinnige dromen. Hoe vond je overigens de tweeling? Ik was echt trots op ze zoals ze die engerd van een grootmoeder durfden te trotseren. Gô, die hebben lef zeg! Maar ik was bang dat ze iets echt gemeens zou doen.’

‘Was het al niet erg genoeg wat ze deed? Ze tilde Carrie op aan haar haar. Dat deed pijn. En ze heeft Cory geslagen zodat hij op de grond viel en dat deed ook pijn. Wat wil je nog meer?’

‘Ze had ergere dingen kunnen doen.’

‘Ik denk dat ze zelf gek is.’

‘Misschien heb je gelijk,’ mompelde hij slaperig.

‘De tweeling zijn nog maar babies. Cory wilde alleen maar Carrie beschermen – je weet hoe hij is ten opzichte van haar, en zij van hem.’ Ik aarzelde. ‘Chris, was het goed dat pappa en mamma verliefd op elkaar werden? Hadden ze niet iets kunnen doen om er een eind aan te maken?’

‘Ik weet het niet. Laten we er maar niet over praten, dat geeft me zo’n onrustig gevoel.’

‘Mij ook. Maar dat zal wel de verklaring zijn waarom we allemaal blauwe ogen en blond haar hebben.’

‘Ja,’ geeuwde hij, ‘de porseleinen poppetje, dat zijn wij.’

‘Je hebt gelijk. Ik heb altijd de hele dag spelletjes willen doen. Als moeder dat nieuwe Monopoly spel voor ons koopt, zullen we eindelijk tijd hebben een spel af te maken. Want we hadden nog nooit een spel helemaal uitgemaakt. En, Chris, de zilveren balletschoentjes zijn voor mij.’

‘Goed,’ mompelde hij, ‘en ik neem de hoge hoed, of de raceauto.’

‘De hoge hoed alsjeblieft.’

‘Goed. Sorry, ik dacht er niet aan. En we kunnen de tweeling leren om de bank te houden en het geld te beheren.’

‘Dan moeten we ze eerst leren tellen.’

‘Dat is gemakkelijk genoeg, want de Foxworths weten alles over geld.’

‘We zijn geen Foxworths!

‘Wat zijn we dan?’

‘Dollangangers!’

‘Oké, jij je zin.’ En weer zei hij welterusten.

Weer knielde ik naast mijn bed en vouwde mijn handen in gebedspositie onder mijn kin. Zwijgend begon ik: Ik ga slapen, ik ben moe… Maar ik kon de woorden of God mijn ziel wilde behoeden als ik mocht sterven voor ik wakker werd, niet over mijn lippen krijgen. Ik sloeg dat deel over en smeekte Gods zegen af over mamma, Chris, de tweeling en pappa, waar hij ook in de hemel mocht zijn.

Toen ik weer in bed lag dacht ik aan de cake of koekjes en het ijs dat grootmoeder ons gisteravond min of meer beloofd had – als we zoet waren.

En we waren zoet geweest.

Tenminste tot Carrie die herrie begon te snaken – en toch had grootmoeder geen dessert gebracht.

Hoe had ze kunnen weten dat we het later niet meer zouden verdienen?

‘Waar denk je nu aan?’ vroeg Chris slaperig en monotoon. Ik dacht dat hij al sliep, ik wist niet dat hij naar me lag te kijken.

‘Niets bijzonders. Ik dacht alleen aan het ijs en de cake of koekjes die grootmoeder zou brengen als we zoet waren.’

‘Morgen komt er weer een nieuwe dag, dus je kunt blijven hopen. En misschien vergeet de tweeling morgen dat ze naar buiten willen. Ze vergeten gauw.’

Ja, dat was waar. Ze waren pappa al vergeten, en die was pas in april gestorven. Wat deden Cory en Carrie gemakkelijk afstand van een vader die zoveel van ze had gehouden. Ik kon hem niet vergeten; ik zou hem nooit vergeten, ook al kon ik hem nu niet zo duidelijk meer voor me halen…ik kon zijn aanwezigheid voelen.