EN HET GEBOUW VERLATEN.
We liepen het voorvertrek in, waarin bandjes met gegil en
een weergalmende, kakelende lach te horen waren. Pulseren-
de rode lampen verlichtten een metalen spoor en een zwarte
tunnelingang. In de duisternis zagen we flitsen en hoorden
we rommelende geluiden en nog meer gegil. Die stemmen
waren niet opgenomen. Vanuit de verte klonken de bezoekers
niet bepaald vrolijk, maar waarschijnlijk waren ze dat wel.
Nou ja, misschien niet allemaal.
126
Eddie Parks, die het spookhuis runde en de leiding over
Team Dobermann had, kwam naar ons toe. Hij droeg stevige
leren werkhandschoenen en een Joyland-petje dat zo oud was
dat het eigenlijk geen kleur meer had (al werd het elke keer
bloedrood als de lampen pulseerden). Hij snoof minachtend
naar ons. 'Blijkbaar verveelden jullie je op je vrije dag.'
'We wilden zien hoe de gewone mensen leven,' zei Tom.
Erin schonk Eddie haar stralendste lach, maar hij glim-
lachte niet terug.
'Allemaal samen in één karretje, neem ik aan.'
'Ja,' zei ik.
'Mij best, maar onthou dat jullie je ook aan de regels moe-
ten houden. Hou je handen binnenboord, begrepen?'
'Begrepen.' Tom salueerde. Eddie keek alsof hij voor het
eerst een nieuw soort insect zag en liep terug naar zijn be-
dieningspaneel. Dat bestond uit drie hendels die uit een con-
sole van een meter hoogte staken. Een paar knoppen werden
beschenen door een bureaulamp, die was gebogen om het al-
lesbehalve spookachtige witte licht te verzachten.
'Aardige man,' mompelde Tom.
Erin haakte haar armen door Toms rechterarm en mijn
linkerarm en trok ons dicht tegen zich aan. 'Is er iemand die
hem aardig vindt?' vroeg ze zachtjes.
'Nee,' zei Tom. 'Zelfs zijn eigen team mag hem niet. Hij
heeft al twee hulpen ontslagen.'
De rest van onze groep kwam net aanlopen toen er een
trein aankwam met lachende pups erin (en met een paar hui-
lende kinderen wier ouders de waarschuwing boven de in-
gang beter hadden kunnen opvolgen). Erin vroeg aan een van
de jonge vrouwen of ze bang was geweest.
127
'Ik was vooral bang voor de handen van mijn vriend, want
hij kon ze niet thuishouden,' antwoordde ze, en ze slaakte een
opgewonden gilletje toen de bewuste man haar in haar hals
kuste en haar meetrok naar de speelhal.
We stapten in. Dat viel nog niet mee, want de karretjes wa-
ren eigenlijk bestemd voor twee personen en ik was me zeer
bewust van Erins dij tegen de mijne en haar borst tegen mijn
arm. Ik voelde opeens een heel aangename tinteling in mijn
kruis. Ik denk dat de meeste mannen - buiten hun fantasieën
om - tussen de oren monogaam zijn, maar onder hun broek-
riem woont een onbezonnen losbol die dat allemaal niet in-
teresseert.
'Handen binnenboorrrd!' riep Eddie Parks met een mo-
notone, dodelijk verveelde stem die niets weg had van de op-
gewekte verkooppraatjes van Lane Hardy. 'Handen binnen-
boorrrd! Is uw kind kleinerrr dan een meterrr, neem het dan
op schoot of stap uit! Blijf stilzitten en pas op voorrr de stang!'
De metalen veiligheidsstangen kwamen met een harde klik
naar beneden en een paar meisjes begonnen al te gillen. Je
zou kunnen zeggen dat ze hun stembanden smeerden voor
de aria's in de komende duisternis.
We kwamen met een schok in beweging en reden het
spookhuis in.
Negen minuten later stapten we uit en hepen we met de rest
van de groep door de speelhal naar buiten. Achter ons hoor-
den we Eddie de volgende groep instrueren om hun handen
binnenboorrrd te houden en voorzichtig te zijn met kinderen
die kleinerrr dan een meterrr waren. Hij keek niet eens meer
naar ons.
128
'Die kerkers waren niet eng, want alle gevangenen waren
Dobies,' zei Erin. 'Die jongen in dat piratenpak was Billy Rug-
gerio.' Ze had een blos, haar haar was verward door de wind-
machines en ik had haar nog nooit zo mooi gevonden. 'Maar
ik schrok wel van de schreeuwende schedel. En de martelka-
mer, mijn hemel!'
'Ja, die was walgelijk,' beaamde ik. Ik had op de middel-
bare school heel veel horrorfilms gezien en dacht dat ik wel
wat gewend was, maar ik was me rot geschrokken van een
hoofd met uitpuilende ogen dat vanaf een guillotine door
een afhellende goot naar ons toe was gerold. De mond be-
woog nog!
Toen we weer op Joyland Avenue kwamen, zagen we dat
Cam Jorgenson van Team Terriër limonade stond te verko-
pen. 'Willen jullie iets drinken?' vroeg Erin. Ze was nog
steeds heel opgewonden. 'Ik trakteer!'
'Graag,' zei ik.
'Tom?'
Hij haalde zijn schouders op, ten teken dat hij het best
vond. Erin keek hem even verbaasd aan, maar rende vervol-
gens weg om limonade te halen. Ik wierp een blik op Tom,
maar hij keek naar de ronddraaiende Raket. Of misschien
keek hij er wel dwars doorheen.
In elk van de drie grote kartonnen bekers waarmee Erin
terugkwam, dobberde een halve citroen. We liepen met de
limonade naar de bankjes in Joyland Park, vlak bij Wiggel-
waggel, en gingen in de schaduw zitten. Erin had het over de
vleermuizen aan het einde van de rit. Ze wist dat het gewoon
opgedraaide speeltjes aan metalen draadjes waren, maar ze
was altijd doodsbang geweest voor vleermuizen en...
129
Opeens hield ze op met praten. 'Tom, voel je je wel goed?
Je hebt nog niets gezegd. Je bent toch niet misselijk van die
draai in de cakewalk?'
'Met mijn maag is niets aan de hand.' Alsof hij dat wilde
bewijzen, nam hij een slok van zijn limonade. 'Wat had ze
aan, Dev? Weet je dat?'
'Wie?'
'Dat vermoorde meisje. Laurie Gray.'
'Linda Gray.'
'Laurie, Larkin, Linda, wat maakt het uit. Wat had ze aan?
Een lange, wijd uitstaande rok tot op haar schenen en een
mouwloos bloesje?'
Ik staarde naar hem. Erin ook. Eerst dachten we dat het
gewoon weer een typisch Tom-geintje was, maar hij zag er
niet uit alsof hij een grapje maakte. Nu ik hem goed bekeek,
vond ik dat hij eruitzag alsof hij zich röt geschrokken was.
'Tom?' Erin legde een hand op zijn schouder. 'Heb je haar
gezien? Eerlijk zeggen.'
Hij legde zijn hand op haar vingers, maar keek haar niet
aan. Hij keek naar mij. 'Ja,' zei hij. 'Een rok tot op haar sche-
nen en een mouwloos bloesje. Jij weet het, want La Shoplaw
heeft het je verteld.'
'Welke kleur?' vroeg ik.
'Dat was moeilijk te zien met al die lichten die van kleur
veranderden, maar volgens mij was het blauw. Een blauwe
rok en een blauw bloesje.'
Toen drong het pas tot Erin door. 'Jezus.' Het klonk als een
zucht en haar rode kleur trok razendsnel weg.
Er was nog iets. Een detail dat de politie volgens mevrouw
Shoplaw lange tijd had achtergehouden.
130
'Hoe zat haar haar, Tom? Droeg ze het in een paarden-
staart?'
Hij schudde zijn hoofd en nam een slokje limonade. Daar-
na depte hij met de rug van zijn hand zijn mond droog. Hij
was niet grijs geworden, hij staarde niet gechoqueerd voor
zich uit, hij had geen trillende handen, maar hij zag er anders
uit dan de jongen die in het spiegelpaleis en op de cakewalk
grapjes had gemaakt. Hij zag eruit als iemand die zojuist een
realiteitsklysma had ondergaan, een klysma dat alle werkstu-
dentgrapjes uit zijn lichaam had gespoeld.
'Nee, ze had geen paardenstaart. Ze had wel lang haar,
maar er zat een strookje stof om haar hoofd om het uit haar
gezicht te houden.'
'Een haarband,' zei Erin.
'Ja. Volgens mij was die ook blauw. Ze stak haar handen
uit.' Hij maakte een gebaar dat er exact hetzelfde uitzag als
het gebaar dat Emmalina Shoplaw had gemaakt toen ze het
verhaal vertelde. 'Alsof ze om hulp vroeg.'
'Dit weet je allemaal van mevrouw Shoplaw,' zei ik. 'Geef
het maar toe. We worden niet boos, hè Erin?'
'Nee.'
Tom schudde zijn hoofd. 'Ik vertel jullie eerlijk wat ik heb
gezien. Hebben jullie haar niet opgemerkt?'
We schudden ons hoofd en zeiden dat we niets hadden ge-
zien.
'Waarom ik dan wel?' vroeg Tom op klaaglijke toon. 'Toen
we eenmaal binnen waren, dacht ik niet eens aan haar. Ik had
gewoon plezier. Waarom moest ik haar dan zo nodig zien?'
131
Toen we in mijn oude rammelbak terugreden naar Heavens
Bay wilde Erin nog meer details weten. Tom gaf op haar eer-
ste vragen antwoord, maar zei daarna dat hij er niet meer
over wilde praten. Die botte toon had ik hem nog nooit tegen
haar horen aanslaan. Erin waarschijnlijk ook niet, want ze
zei de rest van de rit geen woord meer. Misschien hebben ze
het er samen nog wel eens over gehad, maar ik kan je vertellen
dat ik hem er pas een maand voor zijn dood weer over hoor-
de, en toen nog maar heel kort. Het was aan het einde van
een telefoongesprek, dat uiterst moeizaam was verlopen om-
dat hij een stokkende, nasale stem had gekregen en soms de
draad kwijtraakte.
'Ik weet... in elk geval... dat er iéts is,' zei hij. 'Dat heb ik...
die zomer... zelf gezien... in het geestpaleis.' Ik verbeterde hem
niet, want ik wist wat hij bedoelde. 'Weet... je nog?'
'Jazeker' zei ik.
'Maar ik weet niet... of dat iets goeds of iets... kwaadaardigs
is.' In zijn stervende stem was afgrijzen te horen. 'De manier
waarop ze... Dev, de manier waarop... ze haar handen uit-
stak...'
Ja.
De manier waarop ze haar handen uitstak.
De volgende dag had ik vrij. Het was bijna half augustus en
de grote stroom pups begon op te drogen. Ik hoefde niet meer
over Joyland Avenue naar de Carolina Spin te dansen, of naar
de tent van Madame Fortuna, die in de ronddraaiende scha-
duw van het reuzenrad stond.
Lane en Fortuna - ze was die dag op-en-top Fortuna, vol-
ledig in zigeunerkleding stonden bij het bedieningspaneel
132
van het reuzenrad te praten. Toen Lane me zag, tikte hij zijn
hoedje naar de andere kant van zijn hoofd. Dat was zijn ma-
nier om me te groeten.
'Kijk nou eens wat er komt aanwaaien,5 zei hij. 'Hoe gaat
het, Jonesy?'
'Prima,' zei ik, al was dat niet helemaal waar. Nu ik het pak
nog maar vier of vijf keer per dag aan moest, had ik weer last
van slapeloze nachten. Ik lag in bed te wachten tot het licht
werd, dacht aan Wendy en haar nieuwe vriend en luisterde
naar het geluid van de branding, dat door het open raam naar
binnen dreef. Ik dacht ook aan het meisje dat Tom naast het
spoor in het spookhuis had zien staan, in de nepbakstenen
tunnel tussen de kerker en de martelkamer.
Ik wendde me tot Fortuna. 'Kan ik je even spreken?'
Ze vroeg niet eens waarom, maar nam me mee naar haar
tent. Ze hield het paarse gordijn voor de ingang open en ge-
baarde dat ik naar binnen mocht lopen. Binnen stond een
ronde tafel met een rozerood kleed erop. Daarop stond For-
tuna's kristallen bol, waarover een doek lag. Aan weerszijden
van de tafel waren twee eenvoudige klapstoelen neergezet,
zodat de zieneres en de degene die haar raadpleegde elkaar
aankeken over de bol (die, zo wist ik toevallig, aan de onder-
kant werd verlicht door een lampje dat Madame Fortuna met
haar voet kon bedienen). Op de achterwand hing een enorm
zijden paneel met een afbeelding van een hand. De vingers
waren gespreid en de handpalm stak naar voren. Op de af-
beelding waren keurig de Zeven Lijnen aangegeven: de le-
venslijn, de hartlijn, de hoofdlijn, de liefdeslijn (ook wel be-
kend als de Gordel van Venus), de zonnelijn, de lotslijn en
de gezondheidslij n.
133
Madame Fortuna raapte haar rokken bij elkaar en ging zit-
ten. Ze gebaarde dat ik tegenover haar mocht plaatsnemen.
Ze haalde de doek niet van de bol en zei ook niet dat ik haar
geld moest geven als ik een blik in de toekomst wilde wer-
pen.
'Stel je vraag,' zei ze.
'Ik wil weten of het meisje een goede gok was of dat je echt
iets wist. Of je echt iets had gezien.'
Ze bleef me een paar tellen rustig aankijken. In haar tent
rook het vaag naar wierook in plaats van naar popcorn en
donuts. De wanden waren heel dun, maar de muziek, de klet-
sende pups en het kabaal van de attracties leken allemaal ver
weg. Ik wilde mijn ogen neerslaan, maar slaagde er toch in
haar aan te blijven kijken.
'Je wilt dus eigenlijk weten of ik de boel belazer.'
'I-ik... Ik weet eigenlijk niet wat ik wil.'
Ze glimlachte. Ik had het goede antwoord gegeven, alsof
ik voor een bepaald examen was geslaagd. 'Je bent een lieve
jongen, Jonesy, maar zoals zoveel lieve jongens ben je een
waardeloze leugenaar.'
Ik wilde iets zeggen, maar ze stak haar rechterhand vol rin-
gen op om me het zwijgen op te leggen. Ze reikte onder de
tafel en pakte haar geldkistje. Je kon gratis naar haar toe -
hoort allemaal bij de toegangskaartjes, dames en heren, jon-
gens en meisjes maar fooien waren altijd welkom. Het was
in North Carolina niet verboden om iemand iets extra's toe
te stoppen. Toen ze het kistje openmaakte, zag ik een stapeltje
gekreukte bankbiljetten, voornamelijk briefjes van één dollar.
Ik zag ook iets wat verdacht veel op het gokspel punchboard
leek (dat was wél verboden in North Carolina) en een enve-
134
lopje waarop mijn naam stond. Dat stak ze naar me uit. Na
een korte aarzeling nam ik het aan.
'Die vraag is niet de enige reden dat je vandaag naar Joy-
land bent gekomen,' zei ze.
'Ik...'
Ze maakte weer een wegwuivend gebaar. 'Jij weet precies
wat je wilt. In elk geval op korte termijn. En de korte termijn
is alles wat we hebben, dus wie is Fortuna - of Rozzie Gold -
dan om je tegen te spreken? Ga. Ga doen wat je wilt doen.
Lees daarna wat ik voor je heb opgeschreven.' Ze glimlachte.
'Voor werknemers van het park zijn mijn adviezen gratis.
Vooral voor aardige jongens zoals jij.'
'Ik weet niet...'
Met ruisende rokken en rammelende sieraden stond ze op.
'Wegwezen, Jonesy. We zijn uitgepraat.'
Verward verliet ik haar tentje. Muziekflarden van wel twintig
andere tenten en attracties leken als tegengestelde winden op
me in te beuken, en de zon was meedogenloos. Ik liep recht-
streeks naar het gebouw van de administratie (eigenlijk een
heel brede trailer) en klopte voor de beleefdheid op de deur.
Ik liep naar binnen en groette Brenda Rafferty, die aan het
werk was met een opengeslagen kasboek en haar trouwe tel-
machine.
'Hallo, Devin,' zei ze. 'Zorg je goed voor je Hollywood
Girl?'
'Ja, we passen allemaal goed op haar.'
'Jullie hebben Dana Elkhart, hè?'
'Nee, Erin Cook'
'Erin, ja, dat is waar ook. Team Beagle. Het meisje met het
135
rode haar. Wat kan ik voor je doen?'
'Kan ik meneer Easterbrook spreken?'
'Hij ligt te rusten en ik wil hem niet storen. Hij moest van-
ochtend veel mensen bellen en we moeten ook nog wat cijfers
doornemen, al vind ik het erg vervelend om hem daarmee
lastig te vallen. Hij is tegenwoordig erg snel moe.'
'Ik heb maar een paar minuutjes nodig.'
Ze zuchtte. 'Nou ja, ik kan kijken of hij wakker is. Kun je
zeggen waarover het gaat?'
'Het gaat om een gunst,' zei ik. 'Dan snapt hij het wel.'
Dat was inderdaad zo, en hij wilde maar twee dingen weten.
Zijn eerste vraag was of ik het zeker wist, en ik knikte. Zijn
tweede...
'Weten je ouders het al, Jonesy?'
'Ik heb alleen nog maar een vader, en ik vertel het hem
vanavond.'
'Oké. Leg alles uit aan Brenda voordat je gaat. Zij geeft je
de formulieren die je moet invullen...' Voordat hij was uitge-
sproken, kreeg ik uitzicht op zijn grote paardentanden omdat
hij hevig moest geeuwen. 'Sorry. Het was een vermoeiende
dag. Het was een vermoeiende zómer.'
'Dank u wel, meneer Easterbrook.'
Hij wuifde met zijn hand. 'Geen dank. Ik ben ervan over-
tuigd dat we je heel goed kunnen gebruiken, maar als je dit
doet zonder je vaders toestemming stel je me diep teleur. Doe
je de deur achter je dicht?'
Ik probeerde niet naar Brenda's frons te kijken toen ze in
haar dossierkasten de benodigde formulieren zocht om mij
als fulltime werknemer van Joyland, Inc. in te schrijven, maar
136
ik voelde haar afkeuring toch wel. Ik vouwde de formulieren
op, stak ze in de achterzak van mijn spijkerbroek en ging weg.
Achter het rijtje beerputten aan het einde van de achtertuin
bevond zich een groepje tupelobomen. Ik liep erheen, ging
met mijn rug tegen een boom zitten en opende de enveloppe
die Madame Fortuna me had gegeven. Het briefje was kort
en kwam meteen ter zake.
je gaat meneer Easterbrook vragen of je na het
hoogseizoen in het park mag blijven werken, je weet dat
hij je verzoek niet zal weigeren.
Ze had gelijk, ik wilde weten of ze een oplichtster was. Dit
was haar antwoord. En ja, ik had inderdaad besloten wat de
volgende stap in mijn leven moest zijn. Ook daarin had ze
gelijk gehad.
Maar er stond nog iets in het briefje:
Je hebt het meisje gered, maar beste jongen, je kunt niet
iedereen redden!
Ik vertelde mijn vader dat ik niet terugging naar de univer-
siteit, maar mijn studie een jaar wilde onderbreken om in
Joyland te blijven werken. Het bleef lange tijd stil aan de an-
dere kant van de lijn. Ik dacht dat hij me de wind van voren
zou geven, maar dat deed hij niet. Hij klonk alleen vermoeid.
'Dat komt zeker door dat meisje.'
Ik had hem twee maanden daarvoor verteld dat Wendy en
ik het 'even rustig aan deden', maar mijn vader had onmid-
dellijk begrepen wat er aan de hand was. Tijdens onze weke-
137
lijkse telefoongesprekken had hij haar naam sindsdien niet
één keer genoemd. Inmiddels was ze gereduceerd tot 'dat
meisje'. Ik maakte een keer een grapje over zijn weerzin om
haar naam te noemen, maar hij kon er niet om lachen. Ik
hield er maar over op.
'Wendy heeft er wel mee te maken,' erkende ik, 'maar ze is
niet de enige reden. Ik wil er even tussenuit. Een adempauze.
En ik heb het hier naar mijn zin.'
Hij zuchtte. 'Misschien zal een onderbreking je goed doen.
Ik ben al blij dat je gaat werken en niet door Europa gaat
trekken, zoals de dochter van Dewey Michaud. Veertien
maanden lang in jeugdherbergen, en het einde is nog niet in
zicht! Mijn hemel. Waarschijnlijk komt ze zwanger en onder
de huiduitslag terug.'
'Nou, als ik mijn best doe, kan ik die twee gevaren wel ont-
lopen.'
'Maar kijk alsjeblieft uit voor orkanen. Die kunnen in de
herfst heel hevig zijn.'
'Vind je het echt niet erg dat ik dit wil, pap?'
'Waarom vraagje dat? Had je er liever ruzie over gemaakt?
Wil je dat ik je op andere gedachten probeer te brengen? Dat
wil ik best proberen, maar ik weet wat je moeder zou zeggen:
als hij oud genoeg is om een biertje te bestellen, is hij oud
genoeg om over zijn leven te beslissen.'
Ik glimlachte. 'Dat vind ik echt iets voor mam.'
'En als je mijn mening wilt horen: ik wil niet dat je terug-
gaat naar de universiteit als je daar alleen maar treurt om dat
meisje en je cijfers ziet kelderen. Als je over je verdriet heen
komt door attracties te schilderen en winkeltjes te repareren,
heb ik daar geen moeite mee. Maar hoe zit het met je beurs
138
en je lening als je pas in de herfst van '74 weer gaat stude-
ren?'
'Dat is geen probleem. Ik sta er op dit moment heel goed
voor, dus het zal niet veel moeite kosten om de aanvragen er
dan weer door te krijgen.'
'Dat meisje ook,' zei hij vol afkeer, en daarna gingen we
over op andere onderwerpen.
Ik was nog steeds verdrietig en neerslachtig dat mijn relatie
met Wendy zo was geëindigd, daar had mijn vader gelijk in.
Maar ik was wel begonnen aan de moeizame tocht — 'de reis',
zoals ze tegenwoordig in zelfhulpgroepen zouden zeggen -
van ontkenning naar acceptatie. Ik had nog steeds niet echt
vrede met de situatie, maar ik dacht ook niet meer dat ik
nooit meer innerlijke rust zou vinden, zoals ik me tijdens die
lange, verdrietige dagen en nachten in juni had verbeeld.
Mijn besluit om in Joyland te blijven, had met allerlei re-
denen te maken die ik nog lang niet kon doorgronden of
overzien. In mijn hoofd waren die redenen ongeordend en
slordig opgestapeld en voorlopig slechts met intuïtie bijeen-
gebonden. Hallie Stansfield was er één van. Bradley Easter-
brook ook, samen met de opmerking die hij aan het begin
van de zomer had gemaakt: 'We verkopen plezier.' Het geluid
van de nachtelijke oceaan speelde mee, en het deuntje van de
straffe aanlandige bries die tussen de steunbalken van de Ca-
rolina Spin door floot. De koele tunnels onder het park waren
ook redenen, en het taaltje, die geheime code die de andere
zomerhuipen tegen de kerstvakantie waarschijnlijk al verge-
ten waren. Ik wilde het taaltje niet vergeten, want ik vond het
bloemrijk en mooi. Ik had het gevoel dat Joyland me nog wat
139
te bieden had. Ik wist niet wat, ik wist alleen dat ik nog wat
tegemoet kon zien.
Ik weet dat het vreemd klinkt, en ik heb mijn herinnerin-
gen uit die tijd keer op keer onder de loep genomen om zeker
te weten dat ik het me niet heb verbeeld, maar een van de
voornaamste redenen van mijn besluit leek te zijn dat onze
ongelovige thomas de geest van Linda Gray had gezien. Het
had hem op een subtiele, maar wezenlijke manier veranderd.
Volgens mij was Tom tevreden met zijn bestaan en wilde hij
helemaal niet veranderen, maar ik wilde dat wél.
Ik wilde de geest ook zien.
Tijdens de tweede helft van augustus droegen veteranen als
Opa Allen en Dottie Lassen me op te bidden dat het tijdens
het laatste lange weekend van het hoogseizoen zou regenen.
Het bleef droog, en op zaterdagmiddag begreep ik waarom
ze me de opdracht hadden gegeven. De pups stroomden mas-
saal toe voor een laatste weekend vertier en Joyland was com-
pleet afgevuld. Wat alles nog erger maakte, was dat de helft
van de zomerhuipen al was vertrokken om aan een nieuw
school- of studiejaar te beginnen. De achterblijvers moesten
zich in het zweet werken.
Voor sommigen van ons gold dat letterlijk: de mensen in
het Howie-pak. Ik beleefde dat lange weekend vooral door
de gazen ogen van Howie, en die zondag moest ik dat ellen-
dige pak meer dan tien keer aan. Na mijn op twee na laatste
optreden van die dag was ik bijna aan het einde van de Bou-
levard onder Joyland Avenue toen de wereld om me heen
schimmig begon te worden. Ik weet nog dat ik aan de schim
van Linda Gray dacht.
140
Ik reed in een van de golfkarretjes en had mijn bovenli-
chaam ontbloot om de koele lucht van de airconditioning op
mijn bezwete borst te voelen. Toen ik merkte dat ik flauw
dreigde te vallen, was ik gelukkig zo verstandig om naar de
muur te sturen en mijn voet van de rubberen knop te halen
die als gaspedaal diende. Dikke Wally Schmidt, die de tent
runde waar je kon raden hoe zwaar je was, had toevallig net
even pauze in het schaftlokaal. Hij zag dat ik mijn karretje
scheef had geparkeerd en over de stuurstang hing. Hij haalde
een kan ijswater uit de koelkast, waggelde naar me toe en
tilde met zijn mollige hand mijn kin op.
'Hé, groentje. Heb je nog een pak, of is dit het enige dat je
past?'
'Erizzernogeen,' zei ik. Mijn stem klonk dronken. 'Bij
Koztuums. Eksra groot.'
'Mooi zo.' Hij goot de kan boven mijn hoofd leeg. Mijn
verraste kreet echode door de Boulevard en er kwamen men-
sen aanrennen.
'Jezus, Dikke Wally, waar was dat goed voor?'
Hij grijnsde. 'Je bent toch weer klaarwakker? Het laatste
weekend van het seizoen moet je aanpakken, groentje. Dan
kun je niet tijdens het werk liggen pitten. Wees maar blij dat
het buiten niet boven de veertig graden is.'
Als het boven de veertig graden was geweest, zou ik dit
verhaal nu niet vertellen. Dan zou ik halverwege een vrolijk
Howie-dansje op het verhaaltjespodium van Wiggelwaggel
met een dodelijke zonnesteek in elkaar zijn gezakt, maar dat
weekend was het bewolkt en stond er een lekkere aanlandige
bries. Op de een of andere manier wist ik me overal doorheen
te slaan.
141
Toen ik die maandag tegen vieren het reservepak aantrok
voor mijn laatste optreden van die zomer, kwam Tom Ken-
nedy binnen bij Kostuums. Hij droeg geen Joyland-pet en
vuile gympen meer, maar een nette, geperste katoenen broek
(waarvan ik me afvroeg waar hij hem in godsnaam had be-
waard), een keurig ingestopt buttondown overhemd en col-
legeschoenen. Die rotzak had frisse rode wangen en was zelfs
naar de kapper geweest. Hij zag er echt uit als een succesvolle
student die het in de zakenwereld ging maken. Je zou niet
zeggen dat hij twee dagen eerder nog in een smerige spijker-
broek met een paar centimeter bouwvakkersdecolleté onder
de Rits was gekropen om het toestel te smeren. Elke keer dat
hij zijn hoofd aan een steunbalk had gestoten, had hij een
verwensing geuit aan het adres van Opa Allen, de onver-
schrokken roerganger van ons team.
'Ga je ervandoor?'
'Goed geraden. Ik neem morgenochtend om acht uur de
trein naar Philadelphia en heb nog een weekje thuis voordat
ik weer hard aan de slag moet.'
'Gezellig.'
'Erin moet nog het een en ander doen, maar ze komt van-
avond naar me toe in Wilmington. Ik heb voor ons een kamer
geboekt in een leuke bed & breakfast.'
Ik voelde een doffe steek van j aloezie. 'Dat heb je goed voor
elkaar.'
'Ik wil haar nooit meer kwijt,' zei hij.
'Dat weet ik.'
'Maar jou ook niet, Dev. We houden contact. Dat zeggen
mensen vaak zonder het te menen, maar dit komt recht uit
mijn hart. Wij blijven bevriend.' Hij stak zijn hand uit.
142
Ik gaf hem een hand. 'Ja, we houden contact. Je bent een
aardige vent, Tom, en Erin is een fantastische meid. Zorg
goed voor haar'
'Komt voor elkaar.' Hij grijnsde. 'In de lente komt ze ook
aan Rutgers studeren. Ik heb haar al het strijdlied van de Scar-
let Knights geleerd. "Rode Strijders, zet 'm op, zet 'm op, Rode
Strijders.'"
'Klinkt erg ingewikkeld,' zei ik.
Hij zwaaide zijn wijsvinger heen en weer. 'Met sarcasme
kom je nergens, jongen. Tenzij je teksten wilt schrijven voor
het tijdschrift Mad'.
'Kunnen jullie het afscheid inkorten en het aantal tranen
beperken?' riep Dottie Lassen. 'Je moet optreden, Jonesy'
Tom wendde zich tot haar en spreidde zijn armen. 'Dottie,
ik hou van je en ik zal je vreselijk missen!'
Ze gaf een klap op haar achterwerk om aan te geven hoe
ontroerd ze was en boog zich weer over een kostuum dat ge-
repareerd moest worden.
Tom gaf me een papiertje. 'Mijn huisadres, mijn studie-
adres en beide telefoonnummers. Ik verwacht dat je ze ge-
bruikt.'
'Doe ik.'
'Geef je nu echt een jaar zuipen en meiden versieren op
om in Joyland verf af te krabben?'
'Ja.'
'Ben je wel goed bij je hoofd?'
Daar dacht ik even over na. 'Misschien niet helemaal, maar
het gaat steeds beter met me.'
Ik was bezweet, maar ondanks zijn schone kleren omhels-
de hij me. Voordat hij wegliep, gaf hij Dottie een kus op haar
143
rimpelige wang. Ze had haar mond vol spelden, dus ze kon
hem niet verwensen, maar ze sloeg hem weg alsof hij een
vlieg was.
Bij de deur draaide hij zich naar me om. 'Mag ik je een ad-
vies geven, Dev? Blijf uit de buurt van...' Hij sloot zijn zin af
met een hoofdgebaar, en ik wist precies wat hij bedoelde. Het
spookhuis. Het volgende moment was hij verdwenen, met
zijn gedachten waarschijnlijk al bij zijn weekje thuis, Erin, de
auto die hij hoopte te kopen, Erin, het aankomende studiejaar
en Erin. Rode Strijders, zet 'm op, zet m op, Rode Strijders.
Vanaf de lente konden ze dat samen scanderen. Wat zeg ik,
die avond konden ze het al samen scanderen. In Wilmington.
In bed.
We hadden geen prikklok in het park, want onze werktijden
werden in de gaten gehouden door onze teamleiders. Toen
ik op de eerste maandag van september voor de laatste keer
als Howie had opgetreden, zei Opa Allen dat ik hem mijn
werkurenkaart moest geven.
'Ik moet nog een uur werken,' zei ik.
'Nee, ga maar. Er staat iemand bij het hek die met je terug
wil wandelen.' Dat kon maar één persoon zijn. Het was haast
ondenkbaar dat Opa in zijn verschrompelde hart een zwak
voor iemand kon hebben, maar het was wel zo. Die zomer
kon Erin Cook wel een potje bij hem breken.
'Weet je hoe laat je morgen moet werken?'
'Van halfacht tot zes,' antwoordde ik. En ik hoefde het pak
niet aan. Wat een zegen.
'Ik ben nog een paar weken je directe baas, maar dan ga
ik naar de zon in Florida. Daarna val je onder Lane Hardy.
144
En onder Freddy Dean, waarschijnlijk, als hij doorheeft dat
je hier nog bent.'
'Ik zal het onthouden.'
'Mooi. Ik zal je kaart aftekenen en dan kun je hobbelen'
Dat betekende dat ik mocht gaan. 'En Jonesy, zeg dat ze me
af en toe een kaartje stuurt. Ik zal haar missen.'
Hij was niet de enige.
Net als Tom stond Erin ook al met één been in de Echte We-
reld. Ze droeg geen versleten spijkerbroek en T-shirt met kit-
tige opgerolde mouwtjes meer, en ook geen groen Hollywood
Girl-jurkje of Robin Hood-hoedje. Het meisje dat in de rode
regen van neon bij het hek stond, droeg een zijdeachtig,
blauw mouwloos bloesje en een uitwaaierende rok met cein-
tuur. Ze had haar haar opgestoken en zag er beeldschoon uit.
'Loop je met me mee over het strand?' vroeg ze. 'Dat kan
nog net voordat ik de bus naar Wilmington pak. Ik heb een
afspraak met Tom.'
'Dat vertelde hij al, ja. Maar je hoeft niet met de bus. Ik
breng je wel.'
'Echt?'
'Ja, natuurlijk.'
We liepen over het fijne witte zand. Aan de hemel stond
een halve maan die een spoor op het water tekende. Halver-
wege het strand van Heaven's Bay - niet ver van het grote,
groene Victoriaanse huis dat die herfst zo'n belangrijke rol in
mijn leven zou gaan spelen - pakte ze mijn hand, en zo liepen
we samen verder. We zeiden niet veel tot we bij de trap naar
de parkeerplaats kwamen. Daar draaide ze zich naar mij.
'Je liefdesverdriet gaat wel voorbij.' Ze keek me recht in de
145
ogen. Ze droeg die avond geen make-up, en die had ze ook
niet nodig. In het maanlicht was ze al mooi genoeg.
'Ik weet het,' zei ik. Ik wist dat ze gelijk had en op een be-
paalde manier stemde me dat droevig. Het is moeilijk om
dingen los te laten. Zelfs als je iets stekeligs in je hand houdt,
valt het niet mee om het los te laten. Misschien juist dan.
'En op dit moment is dit de juiste plaats voor jou. Ik weet
het zeker.'
'Tom ook?'
'Nee, maar Joyland betekent voor jou veel meer dan voor
hem. Voor mij heeft het park deze zomer ook veel betekend.
En na wat er die dag in het spookhuis is gebeurd... Wat hij
daar zag...'
'Hebben jullie het daar wel eens over?'
'Ik ben erover begonnen, maar dat doe ik niet meer. Het
beeld past niet in zijn kijk op de wereld, dus hij probeert het
te vergeten. Maar volgens mij maakt hij zich zorgen om jou.'
'Jij ook?'
'Niet als het om de geest van Linda Gray gaat. Wel een
beetje als ik aan de geest van die Wendy denk.'
Ik grinnikte. 'Mijn vader noemt haar naam niet eens meer.
Hij heeft het alleen nog maar over "dat meisje". Erin, wil je
iets voor me doen als je weer op de campus bent? Als je tijd
hebt?'
'Ja, natuurlijk. Zeg het maar.'
Ik vertelde haar wat ik wilde.
Ze vroeg of ik haar wilde afzetten bij het busstation in Wil-
mington, in plaats van bij de bed & breakfast die Tom had
geboekt. Ze zei dat ze voor het laatste stukje liever een taxi
146
wilde nemen. Ik wilde protesteren dat dat zonde van het geld
was, maar slikte mijn woorden in. Ze bloosde en leek zich
een beetje te generen. Ik vermoedde dat ze het vervelend
vond om uit mijn auto te stappen en zich meteen daarna uit
te kleden om met Tom Kennedy in bed te stappen.
Toen ik tegenover de taxiparkeerplaats stopte, nam ze mijn
gezicht tussen haar handen en gaf ze me een kus op mijn
mond. Het was een lange, intieme kus.
'Als Tom er niet was geweest, zou ik hebben gezorgd dat
je dat domme wicht vergat,' zei ze.
'Maar Tom was er wel,' zei ik.
'Ja. Laat gauw wat van je horen, Dev.'
'Vergeet niet wat ik heb gevraagd. Als je er tijd voor hebt.'
'Nee, ik vergeet het niet. Je bent een lieve schat.'
Ik weet niet waarom, maar bij die woorden moest ik bijna
huilen. In plaats daarvan glimlachte ik. 'Geef toe, ik was een
verdomd goede Howie.'
'Zeker! Devin Jones, de kleinemeisjesredder.'
Even dacht ik dat ze me nog een keer zou kussen, maar
dat deed ze niet. Ze glipte uit de auto en rende naar de taxi's
aan de andere kant van de straat. Haar rok wapperde om haar
heen. Ik bleef zitten tot ik haar achter in een gele taxi zag
stappen en zag wegrijden. Daarna reed ik terug naar Heaven's
Bay, mevrouw Shoplaw en mijn herfst in Joyland de beste
en de akeligste herfst van mijn leven.
Zaten Annie en Mike Ross op het plankier van de groene Vic-
toriaanse villa toen ik die eerste dinsdag van september over
het strand liep? Ik herinner me de warme croissants die ik
tijdens de wandeling at en de rondcirkelende meeuwen bo-
147
ven mijn hoofd, maar ik weet niet meer of ik hen zag. Ze wa-
ren zon vast onderdeel van het landschap geworden, zo'n her-
kenbaar punt, dat ik echt niet meer kan zeggen wanneer ik
hen voor het eerst opmerkte. Niets is zo funest voor het ge-
heugen als herhaling.
Tien jaar na de gebeurtenissen waarover ik nu vertel, was
ik redacteur van het tijdschrift Cleveland (misschien wel om
boete te doen voor al mijn zonden). Ik schreef de eerste ver-
sies van mijn artikelen meestal uit op blocnotes. Dat deed ik
in een koffiebar aan West Third Street, vlak bij het Lakefront
Stadium waar The Indians toen nog speelden. Elke dag kwam
er om tien uur een jonge vrouw binnen om vier of vijf bekers
koffie te bestellen, die ze meenam naar het makelaarskantoor
in het aangrenzende pand. Ik weet ook niet meer precies
wanneer ik haar voor het eerst zag. Ik weet alleen dat ik haar
op een dag opmerkte en dat ze soms even naar me keek als
ze wegliep. Op een dag keek ik ook naar haar, en toen ze
glimlachte, glimlachte ik terug. Acht maanden later waren
we getrouwd.
Met Annie en Mike ging het ook zo: op een dag hoorden
ze opeens bij mijn leven. Ik zwaaide altijd, en de jongen in
de rolstoel zwaaide altijd terug. Ik zag de wind met de vacht
van de hond spelen als het dier met gespitste oren naar me
zat te kijken. De vrouw was blond en mooi: hoge jukbeende-
ren, wijd uit elkaar staande blauwe ogen en volle lippen, van
die lippen die er altijd een beetje opgezwollen uitzien. De
jongen in de rolstoel droeg een pet van de White Sox die tot
over zijn oren zakte. Hij maakte een heel zieke indruk, maar
zijn glimlach was warm en oprecht. Of ik nu heen of terug
liep, hij grijnsde altijd van oor tot oor. Een paar keer maakte
1 4 8
hij zelfs het v-vormige vredesteken met zijn wijsvinger en
middelvinger, en ik beantwoordde zijn gebaar. Ik was onder-
deel van zijn landschap geworden, net zoals hij van het mijne.
Ik denk dat zelfs Milo, de jack russell, me als onderdeel van
het landschap ging zien. Alleen de moeder bleef gereser-
veerd. Meestal keek ze niet op van haar boek als ik passeerde,
en als ze al opkeek, zwaaide ze niet. Ze groette me al helemaal
niet met een v-teken.
Ik hoefde me niet bepaald te vervelen in Joyland. Het werk
was niet zo interessant en gevarieerd als in de zomer, maar
in elk geval geregelder en minder vermoeiend. Ik kreeg zelfs
de kans om weer in mijn prijswinnende rol van Howie te
kruipen en nog een paar verjaardagsliedjes in Wiggelwaggel-
dorp te zingen, want tijdens de eerste drie weekends van sep-
tember was het park nog geopend voor publiek. Maar er kwa-
men niet veel bezoekers meer, en als ik een attractie bemande,
was die nooit meer afgevuld. Dat gold zelfs voor de Carolina
Spin, op de draaimolen na onze populairste attractie.
'Ten noorden van ons, in New England, blijven de meeste
parken tot Halloween in de weekends open,' zei Fred Dean
een keer tegen me. We aten op een bankje een voedzame, vi-
taminerijke lunch van chiliburgers en spekzwoerdjes. 'Ten
zuiden van ons, in Florida, blijven ze het hele jaar open. Wij
zitten in een soort schemergebied. In de jaren zestig heeft
meneer Easterbrook een poosje zijn best gedaan het herfst-
seizoen populair te maken. Hij heeft toen veel geld in een
grote reclamecampagne gestoken, maar dat leverde niet veel
op. Tegen de tijd dat het hier s avonds frisser wordt, beginnen
de mensen aan jaarmarkten te denken. En veel van onze vaste
149
werknemers gaan in de winter naar het zuiden of het westen.'
Hij keek naar de lege, brede Howielaan en zuchtte. 'In deze
tijd van het jaar is het hier een beetje eenzaam.'
'Mij bevalt dat juist wel,' zei ik. Dat was ook echt zo. Het
was het jaar waarin ik de eenzaamheid verwelkomde. Soms
ging ik in Lumberton of Myrtle Beach naar de film met me-
vrouw Shoplaw en Tina Ackerley, de bibliothecaresse met de
dikke bril, maar meestal zat ik 's avonds in mijn kamer In de
ban van de ring te herlezen of brieven te schrijven aan Erin,
Tom en mijn vader. In die tijd schreef ik ook veel gedichten,
waaraan ik nu niet zonder gêne kan terugdenken. Goddank
heb ik ze verbrand. Ik voegde een nieuwe, heerlijk sombere
elpee toe aan mijn kleine verzameling: The Dark Side of the
Moon. In het Boek Spreuken staat geschreven: zoals een hond
terugkeert naar zijn eigen braaksel, zo herkauwt een dwaas
zijn dwaasheid. Die herfst haalde ik Dark Side keer op keer
tevoorschijn, en ik gaf Pink Floyd alleen af en toe rust om
Jim Morrison monotoon te horen zingen: 'This is the end,
beautifulfriend.' Ja, ik weet het - ik leed zoals alleen een eenentwintigjarige kan lijden.
Gelukkig was er in Joyland genoeg te doen. De eerste we-
ken, toen het park in de weekends nog open was, deden we
de herfstschoonmaak. Fred Dean gaf me de leiding over een
groepje papierprikkers en tegen de tijd dat het bordje GESLO-
TEN TOT MEI op het hek kwam te hangen, hadden we alle
grasvelden gemaaid en aangeharkt, alle bloembedden win-
terklaar gemaakt en alle gebouwen en tentjes schoon ge-
schrobd. In de achtertuin zetten we een prefabschuur van
golfplaten op waarin we de etenskarretjes - in het taaltje
Voertrolleys' geheten - voor de winter stalden. Elk popcorn-
150
karretje, ijscokarretje en hotdogkarreti e werd afgedekt met
een groen zeil.
Toen de papierprikkers naar het noorden trokken om ap-
pels te plukken, maakte ik het park verder winterklaar met
Lane Hardy en Eddie Parks, de humeu rige oude rot die tij-
dens het hoogseizoen de leiding had over het spookhuis en
Team Dobermann. We lieten de fontein op het kruispunt van
Joyland Avenue en de Howielaan leeglopen en waren net be-
gonnen aan Kapitein Nemo's Wildwaterbaan - een veel gro-
tere klus - toen Bradley Easterbrook langskwam, al gekleed
in het zwarte pak waarin hij op reis ging.
'Ik vertrek vanavond naar Sarasota,' vertelde hij. 'Zoals ge-
woonlijk gaat Brenda Rafferty met me mee.' Hij glimlachte
en liet ons zijn paardentanden zien, 'Ik maak een rondje door
het park om iedereen te bedanken. Iedereen die hier nog is,
moet ik zeggen.'
'Ik wens u een fijne winter, meneer Easterbrook,' zei Lane.
Eddie mompelde iets wat me in de oren klonk als 'zak door
het ijs', maar waarschijnlijk bedoelde hij iets als 'alvast goede
reis'.
'Bedankt voor alles,' zei ik.
Hij gaf ons alle drie een hand. Ik was de laatste. 'Ik hoop
je volgend jaar weer te zien, Jonesy. Volgens mij ben jij een
jongeman met heel wat kermis in je ziel.'
Maar het j aar daarop zag hij me niet meer. Hij zag niemand
meer, want meneer Easterbrook overleed op nieuwjaarsdag
in een appartement aan de John Ringling Boulevard, nog
geen kilometer van de plek waar het beroemde circus over-
wintert.
'Ouwe gek,' zei Parks, terwijl hij Easterbrook naar zijn auto
151
zag lopen. Brenda stond te wachten om haar baas te helpen
instappen.
Lane keek hem lang en strak aan en zei: 'Hou je kop, Ed-
die.'
Eddie volgde het advies op, en dat was waarschijnlijk heel
verstandig.
Toen ik op een ochtend met mijn croissants naar Joyland
wandelde, kwam de jack russell over het strand aandraven
om me te besnuffelen. Het was de eerste keer dat hij dat deed.
'Milo, hier!' riep de vrouw.
Milo keek naar haar om en keek toen weer met zijn hel-
dere, zwarte oogjes naar mij. In een opwelling scheurde ik
een stukje van mijn croissant. Ik ging op mijn hurken zitten
en stak het naar hem uit. Milo wist niet hoe snel hij naar me
toe moest komen.
'Niets geven!' riep de vrouw scherp.
'Doe niet zo flauw, mam,' zei het jongetje.
Milo hoorde haar en hapte niet toe, maar ging wel keurig
voor me opzitten. Ik gaf hem het stukje brood.
'Ik zal het niet meer doen,' zei ik, terwijl ik opstond. 'Maar
ik vond het zo zielig als hij zijn kunstje voor niets deed.'
De vrouw snoof minachtend en boog zich weer over haar
dikke, pittig uitziende boek. Het jongetje riep: 'We geven hem
heel vaak iets lekkers. Hij wordt niet dik, hij rent het er alle-
maal af.'
De moeder keek niet op van haar boek en zei: 'Wat heb ik
gezegd over praten met vreemde mensen, Mikie?'
'Hij is niet echt een vreemde, want we zien hem elke dag,5
zei de jongen. Dat vond ik heel redelijk klinken.
152
'Ik heet Devin Jones,' zei ik. 'Ik woon verderop aan het
strand en werk in Joyland.'
'Dan moet je zorgen dat je niet te laat komt.' Ze keek nog
steeds niet op van haar boek.
Het jongetje haalde zijn schouders op. Tja, wat doe je
eraan, zei zijn gebaar. Hij was bleek en gebogen als een oude
man, maar ik dacht in dat gebaar en in zijn blik een enorm
gevoel voor humor te zien. Ik haalde ook mijn schouders op
en vervolgde mijn weg. De volgende ochtend zorgde ik dat
ik mijn croissants op had voordat ik bij het groene huis
kwam, zodat Milo niet zou komen bedelen. Maar ik zwaaide
wel, en Mike zwaaide terug. De vrouw zat deze keer zonder
boek op haar gebruikelijke plaats onder de groene parasol,
maar ze zwaaide niet. De blik op haar mooie gezicht was ge-
reserveerd. Er is hier niets voor jou te vinden, seinden haar
ogen. Ga maar naar je opzichtige pretpark en laat ons met
rust.
Dat deed ik, maar ik bleef zwaaien en het jongetje bleef te-
rugzwaaien. 's Ochtends en 's avonds zag ik zijn arm om-
hooggaan.
De maandag nadat Gary 'Opa' Allen was vertrokken naar
Alstons All-Star Carnival in Jacksonville, Florida, waar hij
ook een tent onder zijn hoede kreeg, kwam ik in Joyland en
zag ik Eddie Parks, mijn minst favoriete oudgediende, op een
appelkist vóór het spookhuis zitten. Roken was in het park
verboden, maar nu meneer Easterbrook was weggegaan en
Fred Dean nergens te bekennen was, leek Eddie de regel wel
aan zijn laars te durven lappen. Hij rookte met zijn hand-
schoenen aan. Dat leek vreemd, maar het was minstens zo
153
vreemd geweest als hij ze had uitgetrokken, want ik had hem
nog nooit met blote handen gezien.
'Ah, daar ben je, jochie, en maar vijf minuten te laat.' Ie-
dereen noemde me Dev of Jonesy, maar voor Eddie was ik
'jochie', en dat zou ook altijd zo blijven.
'Ik heb het precies halfacht,' zei ik, terwijl ik op mijn hor-
loge tikte.
'Dan loop je achter. Waarom kom je niet met de auto, zoals
alle anderen? Dan kun je hier in vijf minuten zijn.'
'Ik vind het fijn om over het strand te lopen.'
'Het interesseert me geen bal wat jij fijn vindt, jochie. Je
moet zorgen dat je op tijd bent. Je zit hier niet op de univer-
siteit, waar je colleges volgt wanneer jij daar zin in hebt. Dit
is een baan, en nu de Hoofdbeagle weg is, zul je moeten wer-
ken.'
Ik had kunnen zeggen dat ik volgens Opa nu onder Lane
Hardy viel, maar het leek me beter mijn mond te houden. Ik
schoot er niets mee op om hem nog kribbiger te maken. Het
was me wel duidelijk waarom Eddie me niet mocht. Hij baal-
de dat ik evenveel rechten leek te hebben als hij. Als hij het
me te moeilijk maakte, kon ik gaan klagen bij Lane, maar dat
zou ik alleen doen als het echt niet anders kon. Mijn vader
had me geleerd dat een man pas volwassen is als hij volwassen
met problemen omgaat. Zelf had hij altijd het goede voor-
beeld gegeven.
'Wat heb je vandaag voor me bedacht, Eddie?'
'Een heleboel. Ik wil dat je uit de voorraadschuur een pot
Turtle Wax haalt, en waag het niet om daar een poos te blijven
ouwehoeren. Met die pot ga je alle karretjes in het spookhuis
in de was zetten, en geen gemaar.' Hij sprak dat laatste woord
154
natuurlijk uit als gemaarrr'. 'Je weet toch dat we ze aan het
einde van het seizoen in de was zetten, hè?'
'Nee, dat wist ik niet.'
'Jezus, jullie snotneuzen weten ook niks.' Hij stampte zijn
sigarettenpeuk uit en tilde het kistje net ver genoeg op om
de peuk eronder te kunnen gooien. Alsof het ding daarmee
verdwenen was. 'En ik adviseer je om flink te boenen, jochie,
want anders mag je het een keer overdoen. Gesnopen?'
'Gesnopen.'
'Mooi zo.' Hij zette een volgende sigaret tussen zijn lippen
en zocht in zijn broekzak naar zijn aansteker. Omdat hij zijn
handschoenen aanhad, duurde dat even. Toen hij hem ein-
delijk had, klapte hij hem open, maar vervolgens hield hij
zijn handen stil. 'Wat valt er te zien?'
'Niets,' zei ik.
'Nou, wegwezen dan. Doe in het spookhuis de lampen aan,
want anders zie je goddorie niet eens wat je doet. Je weet toch
waar de knoppen zitten, hè?'
Ik had geen idee, maar ik zou ze zelf wel zoeken. 'Ja hoor.'
Hij keek me chagrijnig aan. 'Bijdehand kereltje, hoor.'
Hoorrr.
Op de muur tussen het wassenbeeldenmuseum en de cake-
walk vond ik een metalen kast met het woord LICHT erop. Ik
maakte het kastje open en duwde met de muis van mijn hand
alle schakelaars naar boven. Ik had gedacht dat de goedkope
schrikeffecten en de sinistere sfeer van het spookhuis in het
volle licht zouden verdwijnen, maar op de een of andere ma-
nier was dat niet het geval. Ik zag nog steeds schaduwen in
de hoeken en hoorde de wind, die die ochtend vrij krachtig
155
was, buiten de dunne houten wanden fluiten en aan een losse
plank morrelen. Ik nam me voor de plank op te sporen en te
repareren.
Aan mijn ene hand bungelde een draadmand met schone
doeken en een enorme pot Turtle Wax. Ik liep ermee door
de wiegelende kamer - waarvan de vloer nu stilstond en naar
rechts helde - naar de speelhal. Ik keek naar de Skee-Ball-
machines en herinnerde me Erins afkeurende woorden: 'Be-
seffen ze niet dat ze worden bedonderd?' Ik glimlachte bij de
herinnering, maar mijn hart klopte in mijn keel. Ik wist na-
melijk al wat ik ging doen als ik mijn werk af had.
De twintig karretjes stonden in een rij bij het oplaadpunt.
In de verte was de tunnel, waar het spookhuis begon, nu ver-
licht door een paar heldere witte werklampen in plaats van
door flikkerende lichten. De tunnel zag er daardoor een stuk
alledaagser uit.
Ik durfde te wedden dat Eddie de hele zomer niet eens een
nat doekje over de karretjes had gehaald, dus dat betekende
dat ik ze eerst moest wassen. Dat betekende ook dat ik zeep-
poeder uit de voorraadschuur moest halen en bij de dichtst-
bijzijnde werkende kraan emmers water moest halen. Tegen
de tijd dat ik de karretjes alle twintig had gewassen en afge-
spoeld, was het lunchpauze, maar ik besloot door te werken
in plaats van in de achtertuin of het schaftlokaal koffie te gaan
drinken. Op beide plaatsen zou ik Eddie tegen het lijf kunnen
lopen, en ik had die ochtend al genoeg naar zijn knorrige ge-
zeur geluisterd. Daarom begon ik de karretjes in de was te
zetten. Ik smeerde de Turtle Wax er dik op en poetste de was
daarna uit. Ik werkte de karretjes een voor een af tot ze in
het licht van de plafondlampen glommen alsof ze nieuw wa-
156
ren. Niet dat de volgende sensatiezoekers dat zouden zien als
ze in de rij stonden om een rit van negen minuten te maken.
Tegen de tijd dat ik klaar was, waren mijn handschoenen ka-
pot. Ik zou bij de ijzerhandel in Heavens Bay nieuwe moeten
kopen, en goede werkhandschoenen waren niet goedkoop.
Ik vermaakte me even met de gedachte hoe Eddie zou rea-
geren als ik vroeg of hij ze wilde betalen.
Ik zette mijn mand met vuile doeken en het inmiddels bij-
na lege blik Turtle Wax bij de uitgang van de speelhal. Het
was tien over twaalf, maar op dat moment had ik geen trek
in eten. Ik probeerde de pijn in mijn armen en benen met
strekoefeningen te verdrijven en liep terug naar het oplaad-
punt. Daar stond ik even stil om de karretjes te bewonderen,
die in het lamplicht een beetje glansden, en daarna liep ik
langzaam over het spoor het spookhuis in.
Ik moest bukken toen ik onder de schreeuwende schedel
door liep, al was die nu omhooggehesen en op zijn beginpo-
sitie vastgezet. Daarachter lag de kerker, waar de hulpen uit
Eddies Team Dobermann - doorgaans met veel succes - kin-
deren van alle leeftijden met hun kreten en kreunen de stui-
pen op het lijf hadden gejaagd. Dit was een hoog vertrek, dus
hier kon ik weer rechtop staan. Mijn voetstappen weergalm-
den op de houten vloer, die zo beschilderd was dat hij van
steen leek. Ik hoorde dat mijn ademhaling droog en scherp
klonk. Ik was bang. Vind je het gek? Tom had gezegd dat ik
hier niet meer moest komen, maar Tom schreef mij net zo-
min de wet voor als Eddie Parks. Ik had The Doors en Pink
Floyd, maar ik wilde méér. Ik wilde Linda Gray.
Tussen de kerker en de martelkamer liep het spoor omlaag
en maakte het een dubbele s-bocht. Daar gingen de karretjes
157
sneller rijden en zwaaiden de inzittenden heen en weer. Het
spookhuis was een duistere attractie, maar tijdens de rit was
dit het enige stuk waar helemaal geen licht brandde. Dit
moest de plek zijn waar de moordenaar het meisje de keel
had afgesneden en haar lichaam had gedumpt.
Hij moest heel snel te werk zijn gegaan en precies hebben
geweten wat hij moest doen. Na de laatste bocht werden de
inzittenden verblind door flikkerende lichten in verschillen-
de kleuren. Tom had nooit precies gezegd waar hij Linda
Gray had gezien, maar ik was ervan overtuigd dat het hier
moest zijn.
Ik liep langzaam door de dubbele s-bocht en dacht: als Ed-
die me nu hoort, zou het echt iets voor hem zijn om voor de
grap de lampen uit te doen. Hij zou me waarschijnlijk op de
tast langs de plaats van de moord laten lopen, slechts verge-
zeld door de geluiden van de wind en die klapperende plank.
En stel dat een jong meisje in de duisternis mijn hand zou
pakken, net zoals Erin de avond ervoor op het strand mijn
hand had gepakt.
De lichten bleven branden. Naast het spoor verschenen
geen bebloede, spookachtig oplichtende handschoenen of
een overhemd. En toen ik op de plek kwam waar het volgens
mij gebeurd moest zijn, vlak voor de ingang van de martel-
kamer, stond er geen vermoord meisje dat haar handen naar
me uitstrekte.
Toch was ik niet alleen. Ik voelde het, en ik weet het nu
nog steeds zeker. De lucht was er kouder. Niet zo koud dat
ik mijn eigen adem kon zien, maar beslist kouder dan elders.
Op mijn ledematen en in mijn kruis kreeg ik kippenvel, en
de haartjes in mijn nek prikten.
158
'Laatje zien,' fluisterde ik. Ik voelde me dwaas, maar ik was
ook doodsbang. Enerzijds wilde ik dat ze aan mijn verzoek
gehoor zou geven, maar anderzijds hoopte ik dat ze zich niet
zou vertonen.
Er klonk een geluid. Een langgerekte zucht, Geen mense-
lijk geluid, beslist niet. Het was alsof iemand een onzichtbare
stoomklep had geopend. Het volgende moment was het ver-
dwenen. Meer kreeg ik niet te zien of te horen. Die dag niet.
'Zo, dat heeft even geduurd,' zei Eddie toen ik eindelijk om
kwart voor één terugkwam. Hij zat nog steeds op de appel-
kist, nu met het restant van een broodje spek, sla en tomaat
in zijn ene hand en een piepschuimen beker koffie in de an-
dere. Alleen mijn hoofd was nog schoon, de rest van mijn lijf
was smerig. Eddies kleren zagen er nog kraakhelder uit.
'De karretjes waren behoorlijk vuil. Ik moest ze afsoppen
voordat ik ze in de was kon zetten.'
Eddie rochelde, draaide zijn hoofd opzij en spuwde op de
grond. 'Als je daarvoor een medaille wilt hebben, heb je pech.
Ga maar naar Hardy. Hij vindt het tijd om het irrigatiesys-
teem leeg te laten lopen. Jij werkt zo traag dat je daar wel de
rest van de dag mee bezig zult zijn. Zo niet, dan kom je naar
me toe en zoek ik een ander klusje voor je. Ik heb nog een
hele lijst, geloof me.'
'Oké.' Ik wilde weglopen, blij dat ik niet in zijn buurt hoef-
de te blijven.
'Jochie!'
Met tegenzin draaide ik me om.
'Heb je haar gezien?'
'Wat?'
159
Hij grijnsde boosaardig. 'Mij hou je niet voor de gek. Ik
weet wat je daarbinnen hebt gedaan. Je was niet de eerste en
je zult ook niet de laatste zijn. Heb je haar gezien?'
'Heb jij haar wel eens gezien?'
'Nee.' Zijn indringende, sluwe oogjes staarden me vanuit
zijn smalle, zonverbrande gezicht aan. Hoe oud zou hij zijn?
Dertig? Zestig? Ik kon het onmogelijk schatten, en ik had ook
geen idee of hij de waarheid sprak. Het kon me ook niet sche-
len. Ik wilde alleen maar weg, want ik kreeg de kriebels van
hem.
Eddie hief zijn handen op. 'De dader had zulke handschoe-
nen aan. Wist je dat?'
Ik knikte. 'En een extra overhemd.'
'Precies.' Zijn grijns werd breder. 'Om het bloed van zijn
Üjf te houden. En zijn plan heeft gewerkt, want ze hebben
hem nooit gepakt. En nu wegwezen, jij.'
Toen ik bij de Carolina Spin kwam, zag ik alleen Lanes scha-
duw. Lane zelf bevond zich halverwege het rad en klom om-
hoog. Hij testte elke stalen dwarsbalk voordat hij zijn gewicht
erop zette. Op zijn heup hing een leren gereedschapsriem
waaruit hij af en toe een dopsleutel pakte. Joyland had slechts
één duistere attractie, maar een stuk of tien attracties waarbij
de bezoekers de hoogte in gingen, waaronder de Carolina
Spin, de Rits, de Thunderball en de Shaker. In het hoogsei-
zoen werden ze elke dag vóór Vroege Poort door drie man
van Onderhoud nagelopen, en natuurlijk stuurde de staat re-
gelmatig veiligheidsinspecteurs, ook onverwachts, maar
Lane vond spullenbazen die hun eigen attractie niet contro-
leerden lui en onverantwoordelijk. Ik vroeg me af wanneer
160
Eddie Parks voor het laatst in zijn eigen karrretjes had gere-
den en de veiligheidsstangen had gecontroleerrrd.
Toen Lane me zag aankomen, riep hij: 'Heeft die lelijke
klootzak je eigenlijk wel tijd gegund om te lunchen?'
'Ik heb in mijn pauze gewerkt,' riep ik terug. 'Ik was de tijd
vergeten.' Maar inmiddels rammelde ik van de honger.
'Er staat pastasalade met tonijn in mijn hok, als je zin hebt.
Ik heb gisteravond te veel gemaakt.'
Ik liep het hok naast het bedieningspaneel in, zag een flin-
ke tupperwaredoos staan en maakte hem open. Tegen de tijd
dat Lane weer op de grond stond, had ik de pastasalade op-
gegeten en vulde ik de laatste gaatjes met een paar overge-
bleven fruitrepen met vijgen.
'Bedankt, Lane. Dat was lekker.'
'Ja, ik zou best een goede huisvrouw zijn. Geef me eens
een paar repen voordat je ze allemaal opeet.'
Ik gaf hem het doosje. 'Hoe staat het rad erbij?'
'Altijd paraat en in goede staat. Heb je zin om me te helpen
met het motoronderhoud als je lunch een beetje is gezakt?'
'Ja, hoor.'
Hij nam zijn hoed af en liet hem rond zijn vinger draaien.
Zijn haar zat in een strak paardenstaartje en ik zag een paar
witte haren tussen het zwart. Die hadden er aan het begin
van de zomer niet gezeten, dat wist ik zeker. 'Jonesy, Eddie
Parks heeft een kermisstamboek, maar desondanks is hij een
ongelooflijke zak. Hij neemt je twee dingen kwalijk jij bent
jong en je bent niet op je dertiende van school gegaan. Als
je zijn gekanker beu bent, moet je het maar zeggen, dan zorg
ik dat hij je met rust laat.'
'Bedankt, maar het gaat nog wel.'
161
'Dat weet ik. Ik ben onder de indruk van de manier waarop
je met hem omgaat, maar Eddie is geen doorsneebrompot.'
'Hij vindt het leuk om mensen te koeioneren,' zei ik.
'Klopt, maar het goede nieuws is dat zulke mensen meestal
lafaards zijn en dat je ze makkelijk op hun plaats kunt zetten.
Er zijn hier mensen voor wie hij bang is, en ik hoor daar toe-
vallig bij. Ik heb hem al eens een dreun op zijn neus gegeven
en dat wil ik met alle plezier nog eens doen. Ik zeg alleen
maar dat je bij mij kunt aankloppen als hij het te bont maakt.'
'Mag ik je iets vragen over Eddie?'
'Ja, natuurlijk'
'Waarom draagt hij altijd handschoenen?'
Lane lachte, zette zijn hoed op en schoof hem in de juiste
stand. 'Psoriasis. Zijn handen zijn schilferig. Tenminste, dat
zegt hij zelf, ik kan me niet herinneren wanneer ik ze voor
het laatst heb gezien. Hij zegt dat hij zijn handen openkrabt
als hij die handschoenen niet draagt.'
'Misschien is hij daarom zo korzelig.'
'Volgens mij is het andersom. Volgens mij heeft hij zijn
slechte huid aan zijn slechte humeur te danken.' Hij tikte te-
gen zijn slaap. 'Ik denk dat je hoofd de baas is over je lijf.
Kom op, Jonesy, we gaan aan het werk.'
We maakten het reuzenrad klaar voor zijn lange winterslaap
en gingen aan de slag met het irrigatiesysteem. Tegen de tijd
dat de leidingen met perslucht waren doorgeblazen en een
paar liter antivries hadden opgeslokt, zakte de zon in de rich-
ting van de bomen ten westen van het park en werden de
schaduwen langer.
'Zo is het wel mooi geweest,' zei Lane. 'Dit was meer dan
162
genoeg voor vandaag. Geef me je kaart maar, dan teken ik
hem af.'
Ik tikte op mijn horloge en liet hem zien dat het pas kwart
over vijf was.
Glimlachend schudde hij zijn hoofd. 'Ik zet wel zes uur op
de kaart, je hebt vandaag twaalf uur gewerkt, jochie. Mis-
schien nog wel meer.'
'Oké, maar noem me alsjeblieft geen jochie,' zei ik. 'Zo
noemt hij me.' Ik gebaarde met mijn hoofd in de richting van
het spookhuis.
'Ik zal het onthouden. Haal je kaart maar op, dan kun je
weg.'
Die middag was de wind enigszins gaan liggen, maar het was
nog steeds warm en er stond nog een bries toen ik over het
strand terugwandelde. Vaak vond ik het leuk om naar mijn
lange schaduw op de golven te kijken als ik naar Heaven's Bay
wandelde, maar die avond keek ik voornamelijk naar mijn
voeten. Ik was bekaf. Ik had zin in een broodje ham en kaas
van Betty's Bakery en een paar biertjes uit de 7-Eleven er-
naast. Ik was van plan terug naar mijn kamer te gaan, lekker
in de stoel bij het raam te gaan zitten en tijdens het eten nog
wat Tolkien te lezen. Ik was op dat moment al ver in De twee
torens.
Ik keek op toen ik de stem van de jongen hoorde. De wind
stond mijn kant op en ik verstond hem duidelijk 'Sneller,
mam! Hij gaat b...' Hij kon niet verder praten omdat hij een
hoestbui kreeg. Daarna hoorde ik: 'Hij gaat bijna!'
Mikes moeder zat die dag niet onder haar parasol, maar
rende over het strand. Ze kwam op me af, maar ze zag me
163
niet omdat ze naar de vlieger boven haar hoofd keek. Het
touw liep naar de jongen, die in zijn rolstoel aan het uiteinde
van het plankier zat.
Je loopt de verkeerde kant op, mam, dacht ik.
Ze liet de vlieger los. Het ding steeg een halve meter, wie-
gelde ondeugend heen en weer en dook met zijn neus in het
zand. Het ging harder waaien en de vlieger stuiterde weg,
waardoor ze erachteraan moest rennen.
'Nog een keer!' riep Mike. 'Daarnet ging hij...' Kuch-kuch-
kuch, venijnig en bronchiaal. 'Daarnet ging hij bijna om-
hoog!'
'Niet waar.' Ze klonk alsof ze moe was en de pest in had.
'Dat ellendige ding heeft een hekel aan me. Ik stel voor dat
we naar binnen gaan en gaan et...'
Milo zat die avond naast de rolstoel van Mike en bekeek
alle activiteit met heldere oogjes. Zodra hij me in de gaten
kreeg, rende hij blaffend naar me toe. Toen ik hem zag na-
deren, herinnerde ik me Madame Fortuna's voorspelling op
de dag dat ik haar had ontmoet: 'In je toekomst zie ik een
meisje en een jongetje. Het jongetje heeft een hond.'
'Milo, hier!' riep de moeder. Waarschijnlijk had haar haar
eerder die avond in een staart of een knotje gezeten, maar na
haar pogingen de vlieger op te laten, hing het in slierten rond
haar gezicht. Ze veegde het vermoeid met de rug van haar
hand naar achteren.
Milo deed of hij haar niet hoorde en kwam slippend voor
me tot stilstand. Zijn voorpoten stuwden zand omhoog en
hij ging netjes voor me opzitten. Lachend aaide ik hem over
zijn kop. 'Alleen een aai vanavond, jongen. Ik heb geen crois-
sants.'
164
Hij blafte nog een keer naar me en draafde terug naar de
moeder, die hijgend tot aan haar enkels in het zand stond en
me wantrouwig aankeek Ze hield de inmiddels gevangen
vlieger tegen haar been.
'Zie je?' zei ze. 'Daarom wil ik dat je hem niets geeft. Hij
kan vreselijk bedelen en denkt dat iedereen die hem voert
zijn vriendje is.'
'Nou ja, volgens mij ben ik wel vriendelijk.'
'Fijn om te weten, maar ik wil niet meer dat je onze hond
voert.' Ze droeg een strakke kniebroek en een oud blauw
T-shirt met een verschoten print op de voorkant. Aan de
zweetplekken op het shirt te zien, deed ze al een poosje po-
gingen om de vlieger op te laten. Dat verbaasde me niet. Als
mijn kind in een rolstoel zat, zou ik hem ook iets willen geven
dat kon vliegen.
'U loopt de verkeerde kant op,' zei ik. 'En u hoeft ook niet
te rennen. Ik weet niet waarom iedereen dat denkt.'
'Je hebt er vast verstand van, maar het is al laat en Mike
moet eten,' zei ze.
'Mam, laat hem het een keertje proberen,' zei Mike. 'Toe.'
Ze bleef een paar tellen met gebogen hoofd staan. De ont-
snapte lokken haar, die ook bezweet waren, plakten in haar
nek. Met een zucht stak ze de vlieger naar me uit. Nu kon ik
de letters op haar shirt lezen: WEDSTRIJD (GESTREKT) CAMP
PERRY 1959. De voorkant van de vlieger was een stuk leuker
en ik schoot in de lach. Het was het gezicht van Jezus.
'Grapje voor intimi,' zei ze. 'Lang verhaal.'
'O.'
'Je mag het één keer proberen, meneer Joyland, en dan
neem ik hem mee naar binnen voor het eten. Hij mag het
165
niet koud krijgen. Hij is vorig jaar ziek geweest en daar heeft
hij nog steeds last van. Hij denkt zelf van niet, maar het is
wel zo.'
Het was nog een graad of vierentwintig op het strand, maar
het leek me beter dat niet te zeggen. De moeder was duidelijk
niet in de stemming voor nog meer tegenspraak. In plaats
daarvan vertelde ik haar weer dat ik Devin Jones heette. Ze
hief haar handen op en liet ze vervolgens slap hangen. Ik vind
alles best, jongen, zei haar gebaar.
Ik keek naar het jongetje. 'Mike?'
'Ja?'
'Wind het touw wat op. Ik zeg wel wanneer je moet stop-
pen.
Hij deed wat ik hem had opgedragen en ik liep naar hem
toe. Toen ik bij hem kwam, keek ik naar Jezus. 'Bent u nu
van plan te gaan vliegen, meneer Christus?5
Mike schoot in de lach. Zijn moeder niet, maar ik dacht
dat ik haar mondhoeken zag trillen.
'Hij zegt van wel,' zei ik tegen Mike.
'Goed zo, want...' Kuch. Kuch-kuch-kuch. Ik wist niet wat
hem mankeerde, maar ze had gelijk. Hij was nog niet beter.
'Want tot nu toe heeft hij alleen maar zand gegeten.'
Ik hield de vlieger boven mijn hoofd, nu met de voorkant
in de richting van Heaven's Bay. Ik voelde de wind er meteen
aan trekken. Het plastic trilde. 'Ik laat hem zo los, Mike. Als
ik dat doe, moet je de klos weer opwinden.'
'Maar dan gaat-ie...'
'Nee, dat gebeurt niet, maar je moet het vlug en zorgvuldig
doen.' Ik deed net of het best moeilijk was, want ik wilde dat
hij trots zou zijn en het gevoel kreeg dat hij echt iets kon als
166
de vlieger opsteeg. Dat zou zeker gebeuren als het zo bleef
waaien. Ik hoopte maar dat de wind niet ging liggen, want
volgens mij was de moeder echt niet van plan me meer dan
één kans te geven. 'Als de vlieger de lucht in gaat, moet jij
meteen het touw afrollen. Maar je moet wel zorgen dat het
strak blijft staan, oké? Dus als het slap gaat hangen...'
'Jahaa, dan rol ik het meteen weer op. Ik snap het wel.'
'Oké. Ben je er klaar voor?'
'Ja!'
Milo zat tussen de moeder en mij en keek omhoog naar
de vlieger.
'Goed, Drie... twee... een... daar gaat-ie'
De jongen zat voorovergebogen in zijn rolstoelen er staken
slappe, broodmagere benen uit zijn korte broek, maar er was
niets mis met zijn handen en hij kon goed orders opvolgen.
Hij wond het touw op en de vlieger ging meteen omhoog.
Daarna liet hij het touw een stukje vieren - in het begin te
veel, waardoor de vlieger zakte, maar hij herstelde zich en de
vlieger ging weer omhoog. Hij lachte. 'Ik voel hem! Ik voel
hem in mijn handen!'
'Dat is de wind,' zei ik. 'Ga zo door, Mike. Als hij nog wat
hoger gaat, neemt de wind hem over. Dan hoefje alleen maar
te zorgen dat je hem niet loslaat.'
Hij liet het touw verder vieren en de vlieger vloog steeds
hoger, eerst boven het strand en daarna boven de oceaan, ho-
ger en hoger in het late middagblauw van die septemberdag.
Ik keek een poosje naar de vlieger en wierp toen een blik op
de vrouw. Ze keek niet nors naar me, want ze had het niet in
de gaten. Ze had alleen maar aandacht voor haar zoon. Vol-
gens mij heb ik nog nooit zoveel blijdschap en liefde op ie-
167
mands gezicht gezien. Ze was blij omdat hij het ook was. Zijn
ogen glansden en hij hoefde niet te hoesten.
'Mam, het lijkt wel of de vlieger leeft!'
Dat is ook zo, dacht ik. In gedachten ging ik terug naar
mijn vader, die me in het stadspark had leren vliegeren. Ik
was ongeveer net zo oud geweest als Mike, maar ik had over
gezonde benen beschikt. Een vlieger leeft echt als hij hoog in
de lucht zweeft, waar hij thuishoort.
'Moet je eens voelen!'
Ze liep over het duin omhoog naar het plankier en ging
naast haar zoon staan. Ze keek naar de vlieger, maar haar
hand streelde zijn donkere haar. 'Weet je het zeker, schat? Het
is jouw vlieger.'
'Ja, je moet echt eens voelen. Het is geweldig!'
Ze pakte de klos, waarop aanzienlijk minder draad zat
sinds hij het touw had laten vieren, en hield hem voor haar
lichaam. De vlieger was nu niet meer dan een zwarte ruit, en
het gezicht van Jezus was niet meer te zien. Ze fronste even,
maar toen glimlachte ze. Op het moment dat een vlaag wind
grip op de vlieger kreeg en hem hoog boven de aanrollende
golven van bakboord naar stuurboord liet duikelen, werd de
glimlach breder en grijnsde ze van oor tot oor.
Toen ze een poosje had gevliegerd, zei Mike: 'Laat hem eens.'
'Dat hoeft niet, hoor,' zei ik.
Ze stak de klos naar me uit. 'Met nee nemen we geen ge-
noegen, Devin Jones. Per slot van rekening ben jij de expert.'
Ik nam de klos van haar over en voelde de oude, vertrouw-
de kick. De vlieger rukte aan het touw zoals een flinke forel
aan een hengel trekt, maar het leuke van vliegeren is dat er
helemaal niets doodgaat.
168
'Hoe hoog kan hij?' vroeg Mike.
'Dat weet ik niet, maar misschien moet je hem vanavond
maar niet verder laten stijgen. Daarboven waait het harder,
en daardoor kan de vlieger scheuren. En jullie moeten eten.'
'Mag Devin bij ons eten, mam?'
Ze schrok van die suggestie en leek het geen goed idee te
vinden, maar ik zag dat ze hem zijn zin wilde geven omdat
ik de vlieger had opgelaten.
'Dat hoeft niet, hoor,' zei ik. 'Bedankt voor de uitnodiging,
maar ik heb een drukke dag achter de rug. We maken het
park winterklaar en ik ben ontzettend vuil.'
'Je kunt je bij ons wel wassen,' zei Mike. 'We hebben wel
zeventig badkamers.'
'Michael Ross, dat is niet waar!'
'Misschien wel vijfenzeventig, en ze hebben allemaal een
jacuzzi.' Hij begon te lachen. Het was een heerlijk, aansteke-
lijk geluid tot hij weer een hoestbui kreeg. Het kuchen ging
over in een raspend gehijg. Net toen zijn moeder erg bezorgd
begon te kijken - ik was het al - kreeg hij de hoestbui onder
controle.
'Een ander keertje,' zei ik, terwijl ik hem de klos gaf. 'Ik
vind je Jezus-vlieger geweldig. En je hond ook.' Ik bukte me
om Milo te aaien.
'O, oké. Een ander keertje. Maar wacht niet te lang, an-
ders...'
Zijn moeder kwam haastig tussenbeide. 'Kun je morgen
misschien iets eerder naar je werk gaan, Devin?'
'Eh, ja hoor.'
'Als het mooi weer is, kunnen we hier een smoothie met
vers fruit drinken. Ik maak erg lekkere smoothies.'
169
Ik geloofde haar meteen, en op die manier hoefde ze geen
vreemde man in haar huis toe te laten.
'Ja!' riep Mike. 'Kom alsjeblieft, Devin, dat is leuk.'
'Graag. Ik breng dan wel zoete broodjes mee van Betty's
Bakery.'
'O, dat hoeft niet...' begon ze.
'Ik doe het graag, mevrouw.'
'O!' Ze keek geschrokken. 'Volgens mij heb ik me nog niet
eens voorgesteld. Ik ben Ann Ross.' Ze stak haar hand uit.
'Ik zou u graag een hand geven, maar ik ben echt erg vuil.'
Ik liet haar mijn handen zien. 'Waarschijnlijk heb ik de vlie-
ger ook vies gemaakt.'
'Je had Jezus een snor moeten geven!' riep Mike, en toen
moest hij zo hard lachen dat hij weer een hoestbui kreeg.
'Je laat het touw iets te veel vieren, Mike,' zei ik. 'Je kunt
het beter opwinden.' Terwijl hij dat deed, gaf ik Milo een laat-
ste aai en liep ik verder over het strand.
'Devin,' riep ze me na.
Ik draaide me om. Haar rug was kaarsrecht en ze stak haar
kin in de lucht. Door het zweet plakte het T-shirt aan haar
lichaam, en ze had prachtige borsten.
'Eigenlijk zou je mejuffrouw Ross moeten zeggen, want ik
ben niet getrouwd. Maar nu we elkaar hebben leren kennen,
kun je me ook Annie noemen.'
'Graag.' Ik wees op haar shirt. 'Wat was dat voor een wed-
strijd? En waarom was die "gestrekt"?'
'Een schietwedstrijd waarbij je liggend moet schieten,' zei
Mike. Hij deed of hij een geweer in zijn handen hield.
'Dat heb ik al heel lang niet meer gedaan,' zei ze kortaf.
Haar stem suggereerde dat ze er niet over wilde praten.
170
Ik vond alles best. Ik zwaaide nog een keer naar Mike en
hij zwaaide grijnzend terug. Dat joch had een heel leuke
lach.
Veertig of vijftig meter verderop draaide ik me nog een
keer om. De vlieger daalde, maar de wind had er nog steeds
vat op. Ze keken allebei omhoog en de vrouw had haar hand
op haar zoons schouder gelegd.
Ze is niet getrouwd, dacht ik. Zou er in dat grote, oude Vic-
toriaanse huis met de zeventig badkamers ook een man wo-
nen? Het feit dat ik nooit een vader had gezien, betekende
natuurlijk niet dat hij er niet was, maar op de een of andere
manier kreeg ik de indruk dat ze met hun tweeën waren. Ver-
der niemand.
Ik kreeg van Annie Ross de volgende ochtend geen antwoord
op mijn vraag, maar Mike trakteerde me in elk geval op een
heel gezellig gesprek. Ik kreeg ook een erg lekkere fruit-
smoothie en Annie vertelde dat ze de yoghurt zelf had ge-
maakt. Ik had geen idee waar ze de laagjes verse aardbeien
in het glas vandaan had gehaald. Ik had bij Betty's Bakery
croissants en bosbessenmuffins gekocht. Mike bedankte,
maar hij dronk zijn smoothie op en vroeg er nog een. Zijn
moeders mond viel open, waaruit ik concludeerde dat dit een
zeer onverwachte, maar welkome vraag was.
'Weet je zeker dat je er nog een op kunt?'
'Misschien een halve' zei hij. 'Wees blij, mam. Jij zegt altijd
dat ik van verse yoghurt beter naar de wc kan.'
'Ik denk niet dat we het om zeven uur 's ochtends over
jouw ontlasting hoeven hebben, Mike.' Ze stond op en wierp
een weifelende blik in mijn richting.
171
'Maak je maar geen zorgen,' zei Mike opgewekt. 'Als hij aan
me zit, laat ik Milo aanvallen.'
Haar wangen kleurden rood. 'Michael Everett Ross!'
'Sorry,' zei hij, maar hij zag er niet uit of hij spijt had. Zijn
ogen twinkelden.
'Je kunt beter sorry zeggen tegen Devin.'
'Het is al goed, hoor.'
'Wil jij hem even in de gaten houden, Devin? Ik ben zo te-
rug.'
'Ja hoor.'
Ze haastte zich weg over het plankier en stond onderweg
een keer stil om over haar schouder te kijken. Volgens mij
wilde ze terugkomen, maar de verleiding om nog wat gezon-
de calorieën in haar ziekelijk dunne kind te stoppen, was te
groot. Ze liep naar binnen.
Mike zag haar de trap naar de patio achter het huis op lo-
pen en zuchtte. 'Nu moet ik hem ook opdrinken.'
'Ja, maar je hebt er toch zelf om gevraagd?'
'Dat heb ik alleen maar gedaan om met jou te kunnen pra-
ten zonder dat ze zich ermee bemoeit. Ik hou van mama,
hoor, maar ze bemoeit zich overal mee. Ze doet bijvoorbeeld
of mijn ziekte een groot geheim is waarvoor we ons moeten
schamen.' Hij haalde zijn schouders op. 'Ik heb spierdystrofie.
Daarom zit ik in een rolstoel. Ik kan wel lopen, maar door
de braces en de krukken is dat een heel gedoe.'
'Balen, Mike. Wat naar voor je,' zei ik.
'Ja, maar ik kan me niet herinneren dat ik het niét had, dus
wat maakt het uit. Het is trouwens een speciale vorm van
spierdystrofie. De ziekte van Duchenne. De meeste mensen
die het hebben, worden hooguit begin twintig.'
172
Tja, wat moet je in vredesnaam zeggen tegen een tienjarige
die vertelt dat hij een doodvonnis heest gekregen?
'Maar...' Als een schoolmeester hief h ij zijn vinger op. 'Weet
je nog dat ze zei dat ik vorig jaar ziek ben geweest?'
'Mike, dit hoef je me niet te vertellen, hoor.'
'Jawel.' Zijn heldere blik was vurig. Misschien zelfs indrin-
gend. 'Je wilt het weten. Misschien móét je het zelfs weten.'
Ik dacht weer aan Fortuna. Twee kinderen, had ze gezegd,
een meisje met een rood petje en een jongen met een hond.
Ze zei dat een van hen het derde oog had, maar ze wist niet
wie. Volgens mij wist ik het nu wel.
'Volgens mam denk ik zelf dat ik weer beter ben. Klink ik
alsof ik beter ben?'
'Je hebt een nare hoest,' zei ik weifelend, 'maar verder...' Ik
wist niet hoe ik die zin moest afmaken. Maar verder heb je
broodmagere beentjes? Verder zie je eruit alsof je moeder en
ik een touw aan de rug van je shirt kunnen binden en je als
een vlieger kunnen oplaten? Verder zou ik mijn geld op Milo
zetten als ik moest raden wie van jullie tweeën het oudst wordt?
'Ik heb vlak na Thanksgiving longontsteking gekregen.
Toen ik na een paar weken in het ziekenhuis nog niet beter
was, gaf de dokter me nog maar weinig kans en zei hij tegen
mam dat ze er maar rekening mee moest houden dat ik dood
zou gaan.'
Maar dat heeft hij niet gezegd waar jij bij was, dacht ik.
Zo'n gesprek zouden ze nooit voeren als jij het kon horen.
'Maar ik heb het gered.' Zijn stem klonk trots. 'Opa belde
mama op. Ze hadden elkaar al heel lang niet meer gesproken.
Ik weet niet wie het hem had verteld, maar hij heeft overal
mensen. Hij kan het van iedereen hebben gehoord.'
173
'Hij heeft overal mensen' klonk nogal paranoïde, maar ik
zei niets, Later ontdekte ik dat de opmerking helemaal niet
ziekelijk wantrouwig was. Mikes opa had écht overal mensen,
en ze waren allemaal trouw aan Jezus, de vlag en de National
Rifle Association, zij het misschien niet in die volgorde.
'Opa zei dat het Gods wil was geweest dat ik de longont-
steking had overleefd. Mama zei dat hij uit zijn nek kletste,
net als die keer dat hij zei dat mijn duchenne een straf van
God was. Ze zei dat ik gewoon een taai kereltje was en dat
God er niets mee te maken had. Toen gooide ze de hoorn op
de haak.'
Mike had haar kant van het gesprek misschien opgevan-
gen, maar hij had zijn opa niet gehoord en ik kon me niet
voorstellen dat zijn moeder hem alles had verteld. Toch kreeg
ik niet de indruk dat hij dit gesprek had verzonnen. Ik hoopte
dat Annie nog even weg zou blijven, want dit was heel anders
dan luisteren naar Madame Fortuna. Volgens mij was haar
talent - en dat denk ik na al die jaren nog steeds - dat ze haar
kleine beetje helderziendheid met een flinke dosis mensen-
kennis aanvulde en in opzichtige kermisflauwekul verpakte.
Mikes talent was uitgesprokener. Eenvoudiger. Puurder. Het
was niet hetzelfde als een ontmoeting met de geest van Linda
Gray, maar wel bijna. Echt waar. Het was een kennismaking
met een andere wereld.
'Mam zei dat ze hier nooit meer naartoe wilde, maar we zijn
toch gekomen. Omdat ik naar het strand wilde en wilde vlie-
geren en nooit twaalf zal worden, laat staan begin twintig. Dat
komt door de longontsteking. Ik krijg steroïden en die helpen
wel, maar de combinatie van longontsteking en duchenne
heeft mijn longen en mijn hart onherstelbaar verkloot.'
174
Hij keek me met een kinderlijk uitdagende blik aan, be-
nieuwd of ik op dat laatste, onbehoorlijke woord zou reage-
ren. Dat deed ik natuurlijk niet. Zijn woordkeuze deed er niet
toe, omdat ik de boodschap nog moest verwerken.
'Dus volgens jou haalt een extra fruitsmoothie niets uit,'
zei ik.
Hij schaterde het uit, maar de lach ging over in de ergste
hoestbui die ik had meegemaakt. Ik ging bezorgd bij hem
staan en klopte zachtjes op zijn rug. Het leek wel of ik kip-
penbotjes onder mijn handen voelde. Milo blafte een keer en
legde zijn poten op een van Mikes krachteloze benen.
Er stonden twee kannen op tafel, een met water en een met
vers geperst sinaasappelsap. Mike wees op het water en ik
schonk een half glas voor hem in. Toen ik het voor hem wilde
vasthouden, keek hij me ondanks de onbedaarlijke hoestbui
geïrriteerd aan. Hij nam het glas van me over en knoeide wat
water op zijn shirt, maar het meeste ging naar binnen en hij
kwam weer op adem.
'Dat was een flinke.' Hij klopte op zijn borst. 'Mijn hart
gaat als een razende tekeer. Niet tegen mijn moeder zeggen.'
'Jezus, Mike! Ze weet toch al hoe erg het is?'
'Ze weet te veel, vind ik,' zei Mike. 'Ze weet dat er misschien
nog drie goede maanden komen en daarna vier of vijf beroer-
de, waarin ik alleen maar in bed kan liggen, zuurstof naar bin-
nen kan zuigen en naar M.A.S.H. en Fat Albert kan kijken.
De enige vraag is of ze opa en oma Ross uitnodigt voor de be-
grafenis.' Hij hoestte zo hard dat zijn ogen vochtig werden,
maar ik wist dat het geen tranen waren. Hij was somber ge-
stemd, maar hij had zichzelf in de hand. Toen hij de vlieger
de avond daarvoor had opgelaten en hem aan het touw had
175
voelen trekken, had hij jonger geleken dan tien. Nu zag ik hem
moeite doen om veel ouder te lijken. Het ging hem angstaan-
jagend goed af. Hij keek me recht in de ogen. 'Ze weet precies
hoe de vlag erbij hangt, maar ze weet niet dat ik het weet.'
De achterdeur viel met een klap dicht. Toen we opkeken,
zagen we Annie over de patio naar het plankier lopen.
'Waarom vond je dat ik het moest weten?' vroeg ik.
Hij schudde zijn hoofd. 'Geen idee, maar je mag het niet
tegen mama zeggen. Oké? Dan raakt ze alleen maar van
streek. Ik ben alles wat ze heeft.' Dat laatste zei hij niet met
trots, maar met een sombere realiteitszin.
'Ik begrijp het.'
'O, nog één ding. Dat zou ik bijna vergeten.' Hij wierp
vluchtig een blik op zijn moeder. Toen hij zag dat ze pas hal-
verwege het plankier was, keek hij weer naar mij. 'Het is niet
wit.'
'Wat bedoel je?'
Zijn blik verraadde dat hij die boodschap net zomin be-
greep als ik. 'Dat weet ik niet. Bij het wakker worden herin-
nerde ik me dat jij een smoothie kwam drinken en toen kwam
dat bij me op. Ik dacht dat jij zou weten wat het betekende.'
Annie voegde zich bij ons. Ze had een miniportie smoothie
in een sapglas geschonken en er een aardbei op gelegd.
'Lekker!' zei Mike. 'Bedankt, mam.'
'Graag gedaan, lieverd.'
Ze keek naar zijn natte shirt, maar maakte er geen opmer-
king over. Toen ze vroeg of ik nog wat sap wilde, gaf Mike
me een knipoog. Ik zei dat ik graag nog een glas wilde. Terwijl
ze wat voor me inschonk, gaf Mike Milo twee volle lepels van
zijn smoothie.
176
Ze draaide zich naar haar zoon en keek naar zijn halflege
glas. 'Jee, je had écht trek.'
'Dat zei ik toch?'
'Waar hadden jullie het over?'
'O, van alles,' zei Mike. 'Hij heeft een nare tijd achter de
rug, maar het gaat nu beter met hem.'
Ik zei niets, maar ik voelde dat ik bloosde. Toen ik het
waagde om naar Annie te kijken, zag ik haar glimlachen.
'Welkom in Mikes wereld, Devin,' zei ze. Ik moet eruit heb-
ben gezien of ik een goudvis had ingeslikt, want ze barstte in
lachen uit. Het was een aangenaam geluid.
Toen ik die middag na mijn werk naar Heavens Bay wandel-
de, stond Annie op het uiteinde van het plankier op me te
wachten. Het was de eerste keer dat ik haar in een bloesje en
een rok zag. En ze was voor het eerst alleen.
'Devin? Heb je even?'
'Ja, natuurlijk.' Ik liep over het duin naar haar toe, 'Waar
is Mike?'
'Hij heeft drie keer per week fysiotherapie. Zijn fysio, Ja-
nice, komt meestal 's ochtends, maar ik heb geregeld dat ze
vandaag aan het einde van de middag kwam. Ik wilde je on-
der vier ogen spreken.'
'Weet Mike dat?'
Annie glimlachte verdrietig. 'Waarschijnlijk wel. Mike
weet veel meer dan goed voor hem is. Ik zal niet vragen waar
jullie het over hebben gehad toen hij me vanochtend weg-
stuurde, maar ik vermoed dat zijn... inzichten je niet verras-
sen.'
'Hij heeft me verteld waarom hij in een rolstoel zit, dat is
177
alles. En hij zei dat hij met Thanksgiving longontsteking heeft
gehad.'
'Bedankt voor het vliegeren, Dev. Mijn zoon is 's nachts
erg onrustig. Hij heeft niet echt pijn, maar in zijn slaap kan
hij moeilijk ademhalen. Het is zoiets als apneu. Hij moet half
zittend slapen, en dat maakt het alleen maar lastiger. Soms
houdt hij helemaal op met ademhalen. Als dat gebeurt, wordt
hij gewekt door een alarmsignaal. Maar gisteren, na het vlie-
geren, sliep hij de hele nacht. Ik ben tegen tweeën zelfs bij
hem gaan kijken of de monitor het wel deed. Hij sliep als een
roos. Hij lag niet rusteloos te woelen of te kreunen en had
geen nachtmerries, wat anders vaak voorkomt. Het kwam
door het vliegeren. Waarschijnlijk was dat het enige wat hem
zo'n voldaan gevoel kon bezorgen. Met uitzondering mis-
schien van een bezoek aan dat ellendige pretpark van jullie,
en dat kan hij wel vergeten.' Ze hield op met praten en glim-
lachte. 'Shit, ik hou een hele speech.'
'Dat geeft niet,' zei ik
'Sorry hoor. Ik spreek maar heel weinig mensen. Ik heb
een huishoudelijke hulp, een heel aardige vrouw uit Heaven's
Bay, en daarnaast heb ik natuurlijk Janice, maar dat is toch
niet hetzelfde.' Ze haalde diep adem. 'En dan nog iets. Ik ben
een paar keer heel onbeleefd tegen je geweest, en dat spijt me.
Er was geen enkele reden voor.'
'Mevrouw... Juffr...' Hè, verdorie. 'Annie, je hoeft je niet te
verontschuldigen.'
'Jawel. Je had door kunnen lopen toen je me zag modderen
met die vlieger, en dan had Mike die nacht niet rustig kunnen
slapen. Als excuus kan ik alleen maar aanvoeren dat ik men-
sen niet snel vertrouw.'
178
Nu nodigt ze me uit bij hen te komen eten, dacht ik, maar
dat deed ze niet. Misschien kwam het door wat ik daarna zei.
'Hij zou best naar Joyland kunnen komen, hoor. Ik kan het
makkelijk regelen, en nu het park gesloten is, heeft hij het
rijk alleen.'
Haar blik werd ineens gesloten, als een hand die tot een
vuist wordt gebald. 'O nee. Geen sprake van. Als je dat denkt,
heeft hij je minder over zijn ziekte verteld dan ik dacht. Zeg
zulke dingen alsjeblieft niet tegen hem. Sterker nog, ik ver-
bied het je.'
'Oké,' zei ik. 'Maar als je van gedachten verandert...'
Ik maakte mijn zin niet af. Ze zou niet van gedachten ver-
anderen. Ze keek op haar horloge en er gleed weer een glim-
lach over haar gezicht. Die was zo stralend dat je bijna niet
zag dat haar ogen niet meelachten. 'O jee, is het al zo laat?
Mike zal wel trek hebben na zijn fysiotherapie en ik heb nog
niets aan het eten gedaan. Ik moet naar binnen, sorry.'
'Ik begrijp het.'
Ik keek haar na toen ze over het plankier haastig terugliep
naar het groene huis, dat ik door mijn grote mond waarschijn-
lijk nooit vanbinnen zou zien. Maar het had me écht een goed
idee geleken om Mike in Joyland rond te leiden. In de zomer
ontvingen we groepen kinderen met allerlei soorten handi-
caps: verlamde kinderen, blinde kinderen, kinderen met kan-
ker, verstandelijk gehandicapte kinderen (die we in de bevoor-
oordeelde jaren zeventig nog 'achterlijk' noemden). Ik was
echt niet van plan Mike in het voorste karretje van de Shaker
te zetten en hem met een rotgang die rit te laten maken. Ook
als de achtbaan nog niet winterklaar was gemaakt, zou ik dat
niet in mijn hoofd hebben gehaald. Ik ben niet gek
179
Maar de draaimolen kon nog worden gebruikt, en daar
kon hij toch best een paar rondjes op draaien? En hij kon ook
met het treintje door Wiggelwaggeldorp. Ik wist zeker dat
Fred Dean het goed zou vinden als ik Mike het spiegelpaleis
liet zien, maar dat mocht ook al niet van Annie. Hoe haalde
ik het in mijn hoofd. Hij was haar tere kasplantje en zo wilde
ze het graag houden. Dat vliegeren was een misstap geweest
en de verontschuldiging smaakte haar als een bittere pil.
Toch kon ik het niet nalaten waarderend naar haar atleti-
sche, soepele tred te kijken. Ze liep met een elegantie die haar
zoon nooit zou bezitten. Bij het zien van de blote benen onder
haar rok was de gedachte aan Wendy Keegan mijlenver weg.
Ik had het weekend vrij, dus je snapt wel wat er gebeurde.
Het zal wel niet kloppen dat het in de weekends altijd regent,
maar zo voelt het wél. Vraag maar aan iedereen met een full-
timebaan die op zijn vrije dagen wil kamperen of vissen.
Nou ja, ik kon altijd terugvallen op Tolkien. Die zaterdag-
middag trok ik in mijn stoel voor het raam met Frodo en
Sam steeds dieper de bergen van Mordor in, maar op een ge-
geven moment klopte mevrouw Shoplaw op de deur om te
vragen of ik zin had om beneden met haar en Tina Ackerley
te scrabbelen. Ik hou niet van scrabble, omdat ik bij dat spel
te vaak ben afgedroogd door mijn tante Tansy en mijn tante
Naomi. Voor mijn gevoel hadden ze in hun hoofd een enor-
me voorraad rottige scrabblewoorden als 'wushu', 'xenon en
'bhoot' (een Indiase geest, voor het geval je je afvraagt wat
het betekent). Toch zei ik dat het me leuk leek een potje te
spelen. Per slot van rekening was mevrouw Shoplaw mijn
hospita, en diplomatie kent vele vormen.
1 8 0
Op de trap zei ze op vertrouwelijke toon: 'We helpen Tina
bij haar training. Ze is een kei in scrabble en ze doet volgend
weekend mee aan een of ander toernooi in Atlantic City. Vol-
gens mij kan ze een geldprijs winnen.'
Al heel snel - misschien al na vier beurten - ontdekte ik
dat onze bibliothecaresse een geducht tegenstandster zou zijn
voor mijn tantes. Tegen de tijd dat Tina 'querciet' had gelegd
(en daarbij de verontschuldigende glimlach had opgezet die
je bij alle scrabblekeien aantreft - volgens mij oefenen ze die
voor hun spiegel), stond Emmalina Shoplaw al tachtig pun-
ten achter. En ik... Laat maar.
'Komen de namen Annie en Mike Ross jullie toevallig be-
kend voor?' vroeg ik tijdens een van de vele pauzes. (Beide
vrouwen leken het nodig te vinden héél lang naar het bord
te staren voordat ze maar een lettertje legden.) 'Ze wonen in
een groene Victoriaanse villa aan Beach Row.'
Tina Ackerley bleef doodstil met haar hand in het bruine
zakje met letters zitten. Ze had grote ogen, die door haar dik-
ke brillenglazen nog groter leken. 'Heb jij hen ontmoet?'
'Ja. Ze probeerden te vliegeren. Nou ja, Annie probeerde
het, en ik heb haar een beetje geholpen. Ik vond hen erg aar-
dig, maar ik vroeg me af... Ze zitten daar maar met hun
tweeën in dat grote huis, en dat jongetje is doodziek...'
Ze staarden elkaar ongelovig aan en ik wenste dat ik mijn
mond had gehouden.
'Praat ze met jou?' vroeg mevrouw Shoplaw. 'Heeft de ijs-
koningin echt iets tegen je gezegd?'
Dat niet alleen, ze heeft een smoothie voor me gemaakt,
dacht ik. En me bedankt en haar verontschuldigingen aan-
geboden. Dat zei ik echter niet. Niet omdat Annie was dicht-
181
geklapt toen ik te ver was gegaan met mijn voorstel, maar
omdat het op de een of andere manier niet loyaal leek.
'We hebben een praatje gemaakt. Ik heb de vlieger voor
hen opgelaten, meer niet.' Ik draaide het bord. Het was van
Tina, zo'n luxe-editie met een draaischijfje aan de onderkant.
'Ga uw gang, mevrouw S. U bent aan de beurt. Misschien
hoeft u niet zo lang over een mooi woord te dubben.'
'Op de juiste plaats kan het woord "dubben" achtenveertig
punten opleveren,' zei Tina Ackerley. 'Soms nog meer, als je
de "d" bijvoorbeeld achter "man" legt en meteen het woord
"mand" kunt maken.'
Mevrouw Shoplaw had geen aandacht meer voor het bord
of het advies. 'Je weet toch wel wie haar vader is?'
'Nee.' Ik wist alleen dat ze met hem overhooplag.
'Buddy Ross. Van The Buddy Ross Hour of Power. Wel eens
van gehoord?'
Er ging wel een lampje branden, ja. Volgens mij had ik bij
Kostuums een priester op de radio gehoord die zo heette. Die
moest het zijn. Toen ik me weer eens razendsnel als Howie
had verkleed, had Dottie Lassen me uit het niets gevraagd of
ik Jezus al had gevonden. Ik had er bijna uitgeflapt dat ik niet
eens wist dat Hij verdwaald was, maar ik had mijn mond ge-
houden.
'Dat is toch zo'n fanatieke radio- en televisiedominee?'
'Een van de beroemdste, samen met Oral Roberts en die
Jimmy Swaggart' antwoordde mevrouw S. 'Hij verzorgt uit-
zendingen vanuit een enorme kerk in Atlanta die hij "Gods
citadel" noemt. Zijn radioprogramma wordt in het hele land
uitgezonden en hij komt ook steeds vaker op tv. Ik weet niet
of hij gratis zendtijd krijgt of dat hij ervoor moet betalen,
182
maar geld moet geen probleem voor hem zijn, vooral niet
voor programma's op de late avond. Dan luisteren er oude
mensen die door hun pijntjes en kwaaltjes niet kunnen sla-
pen. Zijn programma's bestaan voor de helft uit wonderbaar-
lijke genezingen en voor de andere helft uit dringende ver-
zoeken om meer donaties.'
'Maar het is hem niet gelukt zijn kleinzoon te genezen,' zei
ik.
Tina haalde een lege hand zonder letters uit het zakje. Ze
was het scrabblespel even vergeten, wat wel plezierig was
voor haar arme slachtoffers. Haar ogen schitterden. 'Je kent
het verhaal dus niet,' zei ze. 'Doorgaans hou ik niet van rod-
delen, maar...' Ze ging heel zachtjes praten en haar stem kreeg
een vertrouwelijke toon. 'Nu je hen hebt ontmoet, kan ik het
je wel vertellen.'
'Graag,' zei ik. Ik bedacht dat één van mijn vragen inmid-
dels al was beantwoord. Ik vroeg me af hoe Annie en Mike
zich een gigantisch huis aan een van de duurste stranden van
North Carolina konden veroorloven, maar het was dus een
zomerhuis van opa Buddy, gekocht met donaties van gelovi-
gen.
'Hij heeft twee zoons,' zei Tina. 'Ze bekleden allebei een
hoog ambt in zijn kerk, diaken of assistent-dominee of zoiets.
Ik weet niet precies wat ze zijn, want ik ben niet zo van dat
heilige gedoe. De dochter was een heel ander type. Sportief.
Paardrijden, tennissen, handboogschieten, op hertenjacht
met haar vader, veel schietwedstrijden. Dat stond allemaal in
de kranten toen de problemen begonnen.'
Nu begreep ik het T-shirt van CAMP PERRY.
'Rond haar achttiende brak de hel los - letterlijk, in zijn
183
ogen. Ze ging naar een zogeheten "seculier-humanistische
universiteit" en scheen volledig los te slaan. Hij vond het al
erg genoeg dat ze de schietwedstrijden en tennistoernooien
voor gezien hield, maar ze ging ook niet meer naar de kerk
en hield zich bezig met feestjes, drank en mannen. En...' Tina
ging nog zachter praten. 'Met wiet.'
'Nee toch,' zei ik. 'Ook dat nog!'
Mevrouw Shoplaw keek me veelbetekenend aan, maar Ti-
na zag het niet. 'Jazeker, ook dat nog! Omdat ze mooi en rijk
was, maar vooral omdat ze een beroemde vader had, werd er
in de roddelbladen over haar geschreven. Ze zeiden dat ze
afvallig was. Ze was een schandaal in zijn kerk, omdat ze mi-
nirokken aanhad en geen beha droeg. Je kent die fanatieke
gelovigen wel. Hun gepreek komt rechtstreeks uit het Oude
Testament, dat de rechtvaardigen zullen worden beloond en
dat zondaars tot en met de zevende generatie worden gestraft
en zo. En feestvieren in het duivelse Greenwich Village was
niet het enige wat ze deed.' Tina's ogen waren nu zo groot dat
ze bijna uit hun kassen rolden. 'Ze zei haar lidmaatschap van
de NRA op en werd lid van de Amerikaanse atheïstenbewe-
ging!'
'Goh. Kwam dat ook in de bladen te staan?'
'Dat kun je wel zeggen, ja! Het verbaasde niemand dat ze
zwanger raakte, en toen bleek de baby een handicap te heb-
ben. Volgens mij was hij spastisch of zoiets.'
'Hij heeft spierdystrofie.'
'Hoe dan ook, haar vader kreeg er tijdens een van zijn wer-
vingscampagnes een vraag over, en weet je wat hij zei?'
'Nee,' zei ik, maar ik had al een donkerbruin vermoeden.
'Hij zei dat God de ongelovigen en de zondaren straft. Vol-
184
gens hem was zijn dochter daar geen uitzondering op, en hij
hoopte dat haar zoons handicap haar weer tot God zou bren-
gen.'
'Volgens mij is dat nog niet gebeurd.' Ik dacht aan de Je-
zus-vlieger.
'Ik begrijp niet waarom mensen religie gebruiken om el-
kaar pijn te doen. Er is al genoeg verdriet op de wereld,' zei
mevrouw Shoplaw. 'Het geloof moet juist troost bieden'
'Hij is gewoon een nare, onverdraagzame zedenprediker'
zei Tina. 'Ook al heeft ze nog zoveel mannen versleten of stic-
kies gerookt, ze blijft zijn dochter. En die jongen blijft zijn
kleinzoon. Ik heb dat kind een paar keer hier in Heaven's Bay
gezien, in een rolstoel of strompelend met die afgrijselijke
braces die hij nodig heeft om te lopen. Hij lijkt me heel aardig,
en zij had duidelijk geen alcohol gedronken. En ze droeg een
beha.' Ze zweeg en dacht nog even na. 'Dacht ik.'
'Misschien draait haar vader nog bij, maar ik betwijfel het,'
zei mevrouw Shoplaw. 'Jongeren worden volwassen, maar
ouderen worden alleen maar ouder en nog meer gesterkt in
hun overtuiging dat ze het gelijk aan hun kant hebben. Vooral
als ze elke letter in de Bijbel kennen.'
Ik herinnerde me iets wat mijn moeder vroeger zei. 'Elke
ketter heeft zijn letter.'
'En de duivel ook,' beaamde mevrouw Shoplaw knorrig.
Haar gezicht klaarde op. 'Maar als dominee Ross het goed-
vindt dat ze zijn huis aan Beach Row bewonen, is hij mis-
schien bereid het verleden te vergeten. Misschien beseft hij
inmiddels dat ze nog maar een jong meisje was. Misschien
mocht ze in die tijd nog niet eens stemmen. Dev, volgens mij
ben jij aan de beurt.'
185
Dat was waar. Ik legde 'traan'. Het leverde me vijf punten
op.
Ik leed een gevoelige nederlaag, maar toen Tina Ackerley
eenmaal de smaak te pakken kreeg, was de afgang gelukkig
vrij snel voorbij. Ik liep terug naar mijn kamer, ging weer in
mijn stoel bij het raam zitten en probeerde me weer bij Frodo
en Sam te voegen op weg naar de Doemberg. Het lukte niet.
Ik sloeg het boek dicht en staarde door de regenstrepen op
het raam naar het lege strand en de grijze oceaan erachter.
Mijn omgeving zag er verlaten uit, en op zulke momenten
dwaalden mijn gedachten nog regelmatig af naar Wendy.
Dan vroeg ik me af waar ze was, wat ze deed en in wiens ge-
zelschap ze verkeerde. Ik dacht aan haar glimlach, aan de
haarlok die over haar wang viel en aan haar zachte ronde
borsten onder een vestje uit haar vrijwel onuitputtelijke ver-
zameling.
Die dag dacht ik echter niet aan Wendy, maar aan Annie
Ross, en ik besefte dat ik verliefd op haar was. Waarschijnlijk
was het een bevlieging, maar het feit dat het niets kon wor-
den - ze was minstens tien jaar ouder dan ik, misschien wel
twaalf - maakte de verliefdheid alleen maar erger. Of mis-
schien wel beter, want een onbeantwoorde liefde heeft voor
jongens van die leeftijd wel een zekere bekoring.
Mevrouw S. had gesuggereerd dat Annies vader misschien
wel bereid was het verleden te vergeten. Hij kwam over als
een heilig boontje, maar misschien had ze wel gelijk. Ik had
wel vaker gehoord dat kleinkinderen ijzige harten konden
ontdooien, en misschien wilde hij de jongen leren kennen nu
het nog kon. Het kon best zijn dat de 'mensen die hij overal
186
had' hem hadden verteld dat de invalide Mike een heel slim
jongetje was. Mogelijk was hem zelfs ter ore gekomen dat
Mike 'het derde oog had', zoals Madame Fortuna dat noemde.
Of misschien was dat wel een veel te rooskleurig beeld. Mis-
schien had dominee Hel-en-verdoemenis haar wel zijn huis
in bruikleen gegeven op voorwaarde dat ze haar mond hield
en geen wiet- en minirokschandalen meer veroorzaakte als
hij de cruciale overstap van de radio naar de televisie maak-
Ik kon blijven speculeren tot de zon achter de grijze wolken
onderging, want ik wist niets over Buddy Ross. Maar volgens
mij wist ik wél iets over Annie: zij was niet bereid het verleden
te vergeten.
Ik stond op, draafde de trap af en viste op weg naar de zit-
kamer een papiertje met een telefoonnummer uit mijn por-
temonnee. Ik hoorde Tina en mevrouw S. in de keuken op-
gewekt babbelen. Ik belde de studentenflat van Erin Cook,
maar hield er al rekening mee dat ze daar op zaterdagmiddag
niet zou zijn. De kans was groot dat ze met Tom in New Jersey
naar een footballteam van Rutgers keek en het strijdlied van
de Scarlet Knights zong.
Maar het meisje dat telefoondienst had, zei dat ze haar zou
roepen. Een paar minuten later hoorde ik Erins stem in mijn
oor.
'Dev, ik wilde je al bellen. Sterker nog, ik wil naar je toe
komen als ik Tom mee kan krijgen. Dat lukt waarschijnlijk
wel, maar niet komend weekend. Ik denk dat het de week
daarna wordt.'
Ik keek op de kalender aan de muur en zag dat ze dan het
eerste weekend van oktober zou komen. 'Heb je iets ontdekt?'
187
'Ik weet het niet. Misschien wel. Ik doe graag onderzoek
en ben tot over mijn oren in deze zaak gedoken. Ik heb heel
veel achtergrondinformatie verzameld, maar ik kan niet zeg-
gen dat ik de moord op Linda Gray in de universiteitsbiblio-
theek heb opgelost. Toch wil ik je een paar dingen laten zien.
Dingen waarover ik blijf piekeren.'
'Piekeren? Wat bedoel je?'
Tk wil het liever niet door de telefoon vertellen. Als ik Tom
niet kan overhalen mee te gaan, stuur ik alles in een grote
enveloppe naar je toe. Maar ik denk dat ik hem wel mee krijg.
Hij wil je graag zien, maar hij wil niets met mijn onderzoekje
te maken hebben. Hij wilde niet eens naar de fotos kijken.'
Ik vond dat ze erg geheimzinnig deed, maar besloot niet
verder te vragen. 'Erin, ken jij een dominee die Buddy Ross
heet?'
'Buddy...' Ze begon te giechelen. 'The Buddy Ross Hour of
Powerl Mijn oma luistert altijd naar die ouwe oplichter! Hij
trekt geitenmagen uit mensen en beweert dat het tumoren
zijn! Weet je wat Opa Allen zou zeggen?'
'Kermisstamboek,' zei ik grijnzend.
'Precies! Wat wil je over hem weten? En waarom kun je
dat zelf niet uitzoeken? Is je moeder geschrokken van een
reeks tarotkaarten toen ze zwanger van je was?'
'Niet dat ik weet, maar tegen de tijd dat ik klaar ben met
mijn werk is de bibliotheek van Heaven's Bay al gesloten. En
ik betwijfel of ze daar een Whos who hebben waarin ik hem
kan opzoeken, want die bibliotheek bestaat uit één zaaltje. Ik
wil trouwens geen informatie over hém, maar over zijn twee
zoons. Ik wil weten of ze kinderen hebben.'
'Waarom?'
188
'Omdat zijn dochter er eentje heeft. Een ontzettend leuk
joch, maar hij is ongeneeslijk ziek.'
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. 'Waar
heb je je nu weer in gemengd, Dev?'
'Niets. Ik leer gewoon nieuwe mensen kennen. Kom als-
jeblieft hierheen. Het lijkt me heel leuk om jullie weer te zien.
Zeg maar tegen Tom dat we niet in de buurt van het spook-
huis zullen komen.'
Ik had gedacht dat ze daarom zou lachen, maar dat deed
ze niet. 'O, dat is hij ook niet van plan. Hij loopt er met een
grote boog omheen.'
We namen afscheid, ik schreef netjes op hoe lang ik had
gebeld en ging boven weer voor het raam van mijn kamer
zitten. Ik werd weer geplaagd door die vreemde, knagende
jaloezie. Waarom had Linda Gray zich aan Tom Kennedy la-
ten zien? Waarom niet aan mij?
Het weekkrantje van Heaven's Bay verscheen altijd op don-
derdag, en op 4 oktober las ik op de voorpagina: WERKNEMER
VAN JOYLAND REDT VOOR DE TWEEDE KEER EEN LEVEN. D a t
leek me wat overdreven. Ze mochten me bedanken voor Hal-
lie Stansfield, maar ik verdiende niet alle lof voor die kwal
Eddie Parks. Die eer kwam voornamelijk toe aan Wendy Kee-
gan, want als zij het in juni niet met me had uitgemaakt, zou
ik die herfst in Durham, New Hampshire, zijn geweest, ruim
duizend kilometer van Joyland vandaan. En ik moest trou-
wens ook mijn Howie-petje afnemen voor Lane Hardy, want
hij had me geholpen.
Ik had het echt niet zien aankomen dat er nog een leven
zou worden gered, want voorgevoelens over dergelijke din-
189
gen was iets voor mensen als Rozzie Gold en Mike Ross. Toen
ik op 1 oktober bij het park aankwam, dacht ik alleen maar
aan het naderende bezoekje van Erin en Tom. Het had weer
het hele weekend geregend en het was nog steeds grijs, maar
ter ere van de maandag was het inmiddels droog geworden.
Eddie rookte op zijn troon voor het spookhuis - het appel-
kistje - zijn gebruikelijke ochtendsigaret. Ik stak mijn hand
naar hem op, maar hij nam niet de moeite mij te groeten. Hij
trapte zijn sigarettenpeuk uit en bukte zich om de kist een
stukje op te tillen en de peuk eronder te gooien. Dat had ik
hem al minstens vijftig keer zien doen en ik vroeg me af hoe-
veel peuken er inmiddels onder lagen, maar deze keer tilde
hij het kistje niet op en bleef hij voorovergebogen zitten.
Stond er een verbaasde blik op zijn gezicht? Ik weet het
niet. Tegen de tijd dat het tot me doordrong dat er iets mis
was, zag ik alleen zijn verschoten, vettige petje omdat zijn
hoofd tussen zijn knieën zakte. Hij helde steeds verder voor-
over en maakte een complete salto, waarna hij met gespreide
benen en met zijn blik naar de wolken op zijn rug terecht-
kwam. Tegen die tijd was zijn gezicht vertrokken van de pijn.
Ik liet mijn broodtrommel vallen, rende naar hem toe en
plofte op mijn knieën. 'Eddie, wat is er?'
'Tikker,' wist hij moeizaam uit te brengen.
Heel even dacht ik dat hij ergens door was geraakt, maar
toen zag ik dat hij de linkerkant van zijn borst met zijn rech-
terhandschoen beetpakte.
Vóór Joyland zou ik simpelweg om hulp hebben geroepen,
maar nadat ik vier maanden het pretparktaaltje had gespro-
ken, kwam het woord 'help' niet eens bij me op. Ik haalde in
de vochtige ochtendlucht diep adem, stak mijn neus omhoog
190
en schreeuwde zo hard mogelijk; 'Hé, kinkel!' De enige die
zo dicht in de buurt was dat hij me kon horen, was Lane Har-
dy, en hij kwam onmiddellijk aanrennen.
De zomerhuipen die Fred Dean aannam, hoefden bij hun
komst nog niet te kunnen reanimeren, maar ze moesten het
wel leren. Dankzij de cursussen die ik als tiener had gevolgd,
kon ik het al. We hadden met een man of vijf les gehad in
een zwembad van de YMCA en werkten met een pop die de
onwaarschijnlijke naam Herkimer Saltfish had gekregen. Nu
kon ik mijn theorielessen voor het eerst in praktijk brengen,
en zal ik je eens iets vertellen? Het was eigenlijk net zoiets als
de snelle, krachtige beweging die ik had gemaakt om de hot-
dog uit Hallie Stansfields keel te krijgen. Ik droeg geen hon-
denpak en hoefde Eddie niet tegen me aan te klemmen, maar
het was eigenlijk ook gewoon een kwestie van brute kracht.
Ik kneusde vier ribben van die rotzak en brak er ook nog
eentje. Ik kan niet zeggen dat ik dat erg vond.
Tegen de tijd dat Lane kwam aanrennen, zat ik geknield
bij Eddie en drukte ik ritmisch op zijn borstkas. Eerst leunde
ik met mijn volle gewicht op de muizen van mijn handen en
daarna kwam ik een stukje omhoog en luisterde ik of hij lucht
binnenkreeg.
'Jezus,' zei Lane. 'Hartaanval?'
'Moet haast wel. Bel een ambulance.'
De dichtstbijzijnde telefoon stond in het huisje naast de
schiettent van Opa Allen - zijn hondenhok, in ons taaltje. De
deur zat op slot, maar Lane bezat de Sleutels van het Konink-
rijk: drie lopers waarmee hij alles in het park open kreeg. Hij
rende weg en ik bleef heen en weer wiegen en Eddie reani-
meren. Ik kreeg kramp in mijn dijen en mijn knieën protes-
191
teerden fel tegen hun langdurige contact met de ruwe bestra-
ting van Joyland Avenue. Als ik vijf keer had gedrukt, telde
ik langzaam tot drie en luisterde ik of Eddie inademde, maar
er gebeurde niets. Het pretpark bood die dag geen vreugde
voor Eddie, niet na de eerste vijf drukbewegingen, niet na de
tweede serie en ook niet na de vijfde. Hij lag daar maar met
zijn mond open en zijn gehandschoende handen naast zijn
lichaam. De klootzak. Ik staarde naar hem toen Lane weer
kwam aanhollen en schreeuwde dat de ambulance onderweg
was.
Ik doe het niet, dacht ik. Geen haar op mijn hoofd die er-
over denkt.
Maar toen boog ik voorover. Ik duwde nog een keer hard
op zijn borstkas en drukte mijn mond op de zijne. Het was
niet zo erg als ik had gevreesd - het was nog erger. Zijn lippen
waren bitter van de sigaretten en tot mijn afgrijzen stonk zijn
mond ook nog naar iets anders. Spaanse pepers, dacht ik,
misschien van een omelet bij het ontbijt. Maar ik slaagde er
wel in om geen lucht te laten ontsnappen. Ik kneep zijn neus
dicht en ademde uit in zijn keel.
Dat moest ik vijf of zes keer doen voordat hij uit zichzelf
begon te ademen. Ik hield op met drukken om te kijken wat
er zou gebeuren, en zijn borstkas bleef op en neer gaan. De
hel zal die dag wel vol zijn geweest, meer kan ik er niet van
maken. Ik rolde hem op zijn zij voor het geval hij moest over-
geven. Lane stond met zijn hand op mijn schouder naast me.
Kort daarna hoorden we een loeiende sirene naderen.
Lane haastte zich naar de poort om de ambulance de weg
te wijzen. Toen hij was weggerend, keek ik naar de dreigende
groene monsterkoppen op de fa^ade van het spookhuis, KOM
192
BINNEN ALS JE DURFT, stond met druipende groene letters
boven de gezichten geschilderd. Mijn gedachten dwaalden
weer af naar Linda Gray, die levend naar binnen was gegaan
en uren later koud en dood naar buiten was gedragen. Mis-
schien dacht ik eraan omdat Erin informatie voor me had.
Informatie waarover ze bleef piekeren. Ik moest ook denken
aan de moordenaar van het meisje.
'Jij had het zelfs kunnen zijn,' had mevrouw Shoplaw ge-
zegd. 'Alleen heb jij donker haar in plaats van blond en heb
je geen getatoeëerde vogelkop op je hand. Dat had hij wel.
Een adelaar, of een havik of zo.'
Eddie was al vele jaren een zware roker en was daardoor
vroeg grijs geworden, maar vier jaar geleden was hij mis-
schien nog wel blond geweest. En hij droeg altijd handschoe-
nen. Hij was vast te oud om de man te zijn geweest die Linda
Gray op haar laatste rit door de duisternis had vergezeld,
maar toch...
De sirene klonk heel dichtbij, maar de ambulance was er
nog niet, al zag ik Lane met zwaaiende armen bij de poort
staan en gebaren dat ze moesten opschieten. Ik doe het ge-
woon, dacht ik. Ik trok Eddies handschoenen uit. Op zijn
vingers stond een kantachtig patroon van dode huid. De bo-
venkanten van zijn handen waren rood en zaten onder een
dikke laag witte crème. Hij had geen tatoeages.
Alleen psoriasis.
Zodra hij in de ambulance was geschoven en onderweg was
naar het piepkleine ziekenhuisje van Heaven's Bay liep ik naar
de dichtstbijzijnde beerput en spoelde ik minutenlang mijn
mond. Het duurde heel lang voordat ik die smerige Spaanse
193
pepers niet meer proefde, en ik heb ze sindsdien nooit meer
gegeten.
Toen ik naar buiten kwam, stond Lane Hardy bij de deur.
'Ik ben onder de indruk,' zei hij. 'Je hebt hem gered.'
'Hij is voorlopig nog niet buiten gevaar, en misschien heeft
hij wel een hersenbeschadiging opgelopen.'
'Zou kunnen, maar als jij er niet was geweest, was hij hier
tussen zes planken weggedragen. Eerst dat kleine meisje, nu
die groezelige oude vent. Misschien ga ik je wel Jezus noemen
in plaats van Jonesy, want je bent een levensredder.'
'Als je dat doet, ben ik pleite.' Ik bedoelde dat ik dan ontslag
zou nemen.
'Oké, maar je hebt goed werk verricht, Jonesy. Je bent de
held van de dag.'
'Gadver, wat smaakte hij smerig,' zei ik.
'Ik geloof je meteen, maar bekijk het van de zonnige kant.
Nu hij weg is, ben je vrij. Als ik de woorden van dominee
King een beetje mag verdraaien: eindelijk vrij, eindelijk vrij,
dankzij de Almachtige, je bent eindelijk vrij. Dat is vast een
stuk aangenamer.'
Dat moest ik beamen.
Uit zijn achterzak haalde Lane een paar stevige leren hand-
schoenen. Eddies handschoenen. 'Ik zag ze op de grond lig-
gen. Waarom heb je ze van zijn handen gehaald?'
cEh... Ik wilde zijn huid laten ademen' Dat klonk ongeloof-
lijk stom, maar de waarheid zou nog stommer hebben ge-
klonken. Wat had me bezield om een paar tellen te denken
dat Eddie Parks de moordenaar van Linda Gray was? 'Toen
ik die reanimatiecursus volgde, zeiden ze dat je bij een hart-
aanval zo veel mogelijk huid moet ontbloten. Daar hebben
194
de slachtoffers baat bij.' Ik haalde mijn schouders op. 'Heb ik
me laten vertellen.'
'Tss. Zo leer je elke dag iets nieuws.' Hij liet de handschoe-
nen flapperen. 'Ik denk dat Eddie voorlopig niet terugkomt -
als hij al terugkomt. Ik stel voor datje deze in zijn hondenhok
legt.'
'Oké,' zei ik. Ik deed wat hij had gezegd, maar later die dag
ging ik ze weer halen. En ook nog iets anders.
Het was toch duidelijk dat ik Eddie niet mocht, hè? Ik had
geen enkele reden om hem aardig te vinden. Volgens mij had
niémand in Joyland reden om hem aardig te vinden. Zelfs
oudgedienden als Rozzie Gold en Opa Allen liepen met een
wijde boog om hem heen. Toch ging ik die middag om vier
uur in het Heaven's Bay Community Hospital vragen of Ed-
ward Parks bezoek mocht ontvangen. In mijn hand had ik
zijn handschoenen en nog iets anders.
De receptioniste, een vrijwilligster met een blauwe kleur-
spoeling, liep twee keer hoofdschuddend al haar papieren na.
Ik begon net te vermoeden dat Eddie alsnog was overleden
toen ze zei: 'Hebbes! Hij heet Edwin, geen Edward. Hij ligt
op kamer 315. Dat is op de intensive care, dus je moet het
daar eerst aan de verpleegstersbalie vragen.'
Ik bedankte haar en liep naar de lift, zo'n enorm ding waar-
in een brancard past. Hij ging tergend traag omhoog, waar-
door ik ruim de tijd kreeg om me af te vragen wat ik eigenlijk
kwam doen. Als er al iemand van Joyland op bezoek moest
bij Eddie, was het Fred Dean, want die had die herfst de lei-
ding over het park. Toch was ik naar het ziekenhuis gegaan.
Nou ja, waarschijnlijk mocht ik toch niet bij hem.
195
Maar toen de hoofdzuster zijn status had bekeken, gaf ze
me toestemming naar zijn kamer te lopen. 'Maar het kan zijn
dat hij slaapt.'
'Hebt u al enig idee over zijn...' Ik tikte tegen mijn hoofd.
'Zijn verstandelijke functies? Nou, hij kon ons in elk geval
vertellen hoe hij heet'
Dat klonk hoopgevend.
Hij lag inderdaad te slapen. De zon was die middag toch
nog doorgekomen en bescheen zijn gezicht. Toen ik hem met
gesloten ogen zag liggen, leek de gedachte dat hij vier jaar
eerder misschien Linda Grays vriend was geweest nog bela-
chelijker. Hij leek wel honderd, of misschien zelfs honderd-
twintig. Ik zag trouwens ook dat ik zijn handschoenen niet
had hoeven meenemen, want zijn handen zaten in het ver-
band. Waarschijnlijk was de psoriasis inmiddels behandeld
met een middel dat krachtiger was dan de crème die hij bij
de drogist had gekocht. Toen ik naar die dikke, witte hand-
schoenen keek, kreeg ik ondanks alles vreemd genoeg me-
delijden met hem.
Ik liep op mijn tenen door de kamer en legde de hand-
schoenen in de kast, bij de kleren waarmee hij in het zieken-
huis was aangekomen. Toen had ik nog maar één ding in
mijn hand: een foto die aan een punaise in zijn propvolle,
naar tabak stinkende hut had gehangen, naast een al twee
jaar verlopen kalender. Op de foto stonden Eddie en een mui-
zige vrouw tussen het onkruid in de voortuin van een onop-
vallend rijtjeshuis. Eddie was volgens mij een jaar of vijfen-
twintig en had zijn arm om de vrouw heen geslagen. Ze
glimlachte naar hem, en wonder boven wonder glimlachte
hij terug.
196
Naast zijn bed stond een roltafeltje met een plastic kan en
een glas erop. Dat vond ik tamelijk stom, want met die inge-
pakte handen kon hij voorlopig niets inschenken. Toch kwam
de kan nu wel van pas. Ik zette de foto ertegenaan, zodat hij
hem zou zien wanneer hij wakker werd. Daarna liep ik naar
de deur.
Ik was er bijna toen ik zijn stem hoorde, een fluisterend
geluid dat totaal niet op zijn gebruikelijke, kribbige rasptoon
leek. 'Jochie.'
Ik liep met tegenzin terug naar zijn bed. Er stond een stoel
in de hoek, maar ik was niet van plan die te pakken en te
gaan zitten. 'Hoe voel je je, Eddie?'
'Kan ik niet goed beoordelen. Ademen gaat moeilijk. Ze
hebben me helemaal ingetapet.'
'Ik had je handschoenen meegenomen, maar ik zag dat ze
al...' Ik knikte naar het verband om zijn handen.
'Ja.' Hij zoog lucht naar binnen. 'Als ze daar iets aan kunnen
doen, is dit misschien toch ergens goed voor. Die handen jeu-
ken verdomme altijd.' Hij keek naar de foto. 'Waarom heb je
die meegebracht? En wat deed je in mijn hondenhok?'
'Van Lane moest ik je handschoenen daar opbergen. Dat
had ik ook gedaan, maar toen bedacht ik dat je ze misschien
wilde hebben. En die foto ook. Wil je dat Fred Dean haar
voor je belt?'
'Corinne?' Hij snoof. 'Die is al twintig jaar dood. Schenk
eens wat water voor me in, jochie. Ik ben uitgedroogd als een
tien jaar oude hondendrol.'
Ik schonk wat water in en hield het glas voor hem vast.
Toen hij morste, maakte ik zijn mondhoek zelfs droog met
het laken. Dat was allemaal veel intiemer dan me lief was,
197
maar deze handelingen vielen eigenlijk wel mee toen ik be-
dacht dat ik die ellendige rotzak een paar uur eerder nog in-
nig had gekust.
Hij bedankte me niet. Dat was niet zo vreemd, want dat
had hij nog nóóit gedaan. Hij zei alleen: 'Hou die foto eens
omhoog.' Ik deed wat hij vroeg. Hij staarde er een paar se-
conden naar en zuchtte. 'Achterbaks klerewijf met haar scher-
pe tong. Het verstandigste wat ik ooit heb gedaan, is bij haar
weggaan en voor Royal American Shows gaan werken.' Een
traan trilde in zijn linkerooghoek, aarzelde en rolde over zijn
wang.
'Zal ik hem weer in je hondenhok hangen, Eddie?'
'Nee, nu kun je hem net zo goed hier laten. We hadden
een kind samen. Een meisje.'
'O ja?'
'Ja. Ze is onder een auto gekomen. Drie jaar oud, en als
een hond op straat gestorven. Dat ellendige rotwijf stond aan
de telefoon te ouwehoeren en hield haar niet in de gaten.' Hij
draaide zijn hoofd opzij en deed zijn ogen dicht. 'Hup, weg-
wezen jij. Het doet pijn om te praten en ik ben moe. Er zit
een olifant op mijn borst.'
'Oké. Zorg goed voor jezelf?
Hij grimaste zonder zijn ogen te openen. 'Nou, moet jij me
maar eens vertellen hoe ik dat moet doen. Ik zou niet weten
hoe. Ik heb geen familie, geen vrienden, geen spaargeld en
ik ben niet verzekerd. Wat moet ik nu?'
'Het komt vast wel op zijn pootjes terecht.' Ik wist dat hij
niets aan mijn reactie had.
'In de film wel, ja. Huppekee, wegwezen.'
Ik stond al bijna op de gang toen hij nog iets zei.
198
'Je had me moeten laten doodgaan, jochie.' Hij zei het zon-
der dramatische ondertoon, het was gewoon een terloopse
opmerking. 'Dan was ik bij mijn dochter geweest.'
In de lobby van het ziekenhuis stond ik abrupt stil. Ik dacht
eerst dat ik me vergiste, maar mijn ogen bedrogen me niet.
Ze had een van de moeilijke boeken uit haar onuitputtelijke
voorraad opengeslagen. Dit boek heette The Dissertation.
'Annie?'
Ze keek behoedzaam op, maar glimlachte toen ze me her-
kende. 'Dev! Wat doe jij hier?'
'Ik ben op bezoek geweest bij een collega die vandaag een
hartaanval heeft gehad.'
'O, wat erg. Komt het goed met hem?'
Ze nodigde me niet uit naast haar te komen zitten, maar
ik nam toch plaats. Mijn zenuwen stonden op scherp en mijn
bezoek aan Eddie had me van streek gemaakt om redenen
die ik zelf niet begreep. Ik was niet ongelukkig en voelde ook
geen verdriet. Het was een vreemde, algemene woede die iets
te maken had met de smerige smaak van de Spaanse pepers
die ik nog altijd leek te proeven. En met Wendy, al heb ik
geen idee waarom. Het was vervelend om te merken dat ik
nóg niet over haar heen was. Een gebroken arm zou sneller
zijn geheeld. 'Dat weet ik niet, ik heb geen arts gesproken. Er
is toch niets met Mike?'
'Nee, we zijn hier voor een controleafspraak. Een röntgen-
foto van zijn borst en een volledig bloedonderzoek. Vanwege
de longontsteking. Goddank ligt die nu achter ons. Afgezien
van die hardnekkige hoest gaat het goed met Mike.' Ze had
haar boek niet dichtgeslagen, en dat betekende waarschijnlijk
199
dat ze wilde dat ik wegging. Dat maakte me nog bozer. Ver-
geet niet dat iederéén me dat jaar leek weg te sturen, zelfs de
man wiens leven ik had gered.
Waarschijnlijk was dat de reden dat ik zei: 'Mike zegt dat
het niét goed met hem gaat. Wie moet ik dan geloven, An-
nie?'
Ze keek me verbaasd en met grote ogen aan, maar toen
werd haar blik afstandelijk 'Het maakt mij niet uit wie jij ge-
looft, Devin. Dit zijn jouw zaken niet.'
'O, jawel.' Dat was een stem achter ons. Mike was met zijn
rolstoel komen aanrijden. Het was geen elektrische rolstoel,
dus hij had hem met zijn handen zelf voortgeduwd. Een ster-
ke jongen, ondanks zijn hoest. Al had hij wel zijn shirt scheef
dichtgeknoopt.
Verbaasd draaide Annie zich naar hem om. 'Wat doe jij
hier? Je moest aan de verpleegster vragen...'
'Ik zei dat ik het zelf wel kon en dat vond ze goed. Vanaf
radiologie is het maar één keer linksaf en twee keer rechtsaf.
Ik ben niet blind, hoor, ik ga alleen doo...'
'Meneer Jones was op bezoek bij een vriend van hem, Mike.'
Ik was dus gedegradeerd naar het afstandelijke 'meneer Jones'.
Ze sloeg haar boek met een klap dicht en stond op. 'Hij wil
waarschijnlijk vlug naar huis, en jij zult wel moe z...'
'Ik wil dat hij ons meeneemt naar het park.' De stem van
Mike was heel kalm, maar wel zo luid dat er mensen naar
ons omkeken. 'Ons. Wij samen.'
'Mike, je weet dat dat niet...'
'Naar Joyland. Joy... land.' Nog steeds kalm, maar nog een
tikje harder. Nu keek iedereen naar ons. Annies wangen wa-
ren vuurrood. 'Ik wil dat jullie samen met mij naar het pret-
200
park gaan.' Zijn stem werd nog harder. 'Ik wil met jullie naar
Joyland voordat ik doodga.'
Ze sloeg haar hand voor haar mond en sperde haar ogen
open. Toen ze begon te praten, klonken haar woorden ge-
dempt, maar ze was goed te verstaan. 'Mike, je gaat niet dood,
wie heeft dat gezegd?' Ze wendde zich tot mij. 'Heb jij hem
dat soms wijsgemaakt?'
'Natuurlijk niet.' Ik was me er zeer van bewust dat het aan-
tal toehoorders groeide. Er luisterden nu ook een paar ver-
pleegsters en een arts in blauwe operatiekleding mee, maar
dat kon me niet schelen. Ik was nog steeds boos. 'Hij heeft
het mij verteld. D at zou j e niet moeten verbazen, want j e weet
alles van zijn intuïtieve gaven.'
Dat was de middag dat ik twéé mensen aan het huilen
maakte. Eerst Eddie, nu Annie. Mike hield droge ogen en
maakte de indruk net zo kwaad te zijn als ik, maar hij zei
niets toen ze de handvatten van de rolstoel beetgreep, hem
omdraaide en hem naar de uitgang duwde. Ik dacht dat ze
tegen het glas aan zou lopen, maar door de sensor gingen de
deuren net op tijd open.
Laat maar gaan, dacht ik, maar ik was het beu om vrouwen
te laten gaan. Ik was het beu dat me van alles overkwam en
dat ik me daar rot over voelde.
Er kwam een verpleegster naar me toe. 'Gaat het?'
'Nee,' zei ik. Ik liep achter hen aan naar buiten.
Annie had haar auto op de parkeerplaats naast het ziekenhuis
gezet, waar een bord stond met de tekst: DEZE TWEE RIJEN
ZIJN GERESERVEERD VOOR GEHANDICAPTEN. Ik zag dat ze e e n
busje had en dat de ingeklapte rolstoel makkelijk achterin
201
paste. Ze had het portier aan de passagierskant geopend,
maar Mike weigerde uit de stoel te komen. Zijn handen wa-
ren krijtwit omdat hij de leuningen uit alle macht beetgreep.
'Stap in!' schreeuwde ze tegen hem.
Mike keek haar niet aan en schudde zijn hoofd.
'Stap goddomme in!'
Deze keer nam hij niet eens de moeite zijn hoofd te schud-
den.
Ze begon aan hem te sjorren. De rolstoel stond op de rem
en kantelde naar voren. Ik greep de stoel beet en kon nog net
voorkomen dat ze samen door het geopende portier in het
busje kiepten.
Annies haar was voor haar gezicht gevallen, maar tussen
haar lokken door zag ik een paar verwilderde ogen, bijna de
blik van een schichtig paard in een onweersbui. 'Laat los! Dit
is allemaal jouw schuld! Ik had je nooit moeten laten...'
'Hou op,' zei ik. Ik pakte haar schouders beet. Er lagen diepe
holtes onder haar sleutelbeenderen en ik voelde haar botten
vlak onder haar huid. Ik dacht: ze heeft het zo druk gehad met
Mike volstoppen dat ze niet goed voor zichzelf heeft gezorgd.
'Laat me 1...'
'Ik wil hem niet van je afpakken' zei ik. 'Annie, dat is wel
het laatste wat ik wil.'
Ze hield op met tegenstribbelen. Voorzichtig liet ik haar
los. Tijdens de worsteling was haar boek op de grond geval-
len. Ik bukte me, raapte het op en stopte het in het vak op de
achterkant van de rolstoel.
'Mam.' Mike pakte haar hand. 'Het hoeft echt niet de laatste
keer te zijn dat we plezier hebben.'
Toen begreep ik het. Zelfs voordat ze haar schouders liet
202
hangen en begon te snikken, begreep ik het. Ze was niet bang
dat ik hem in een of andere duizelingwekkende attractie zou
zetten en dat de adrenalinepiek zijn dood zou worden. Ze
was niet bang dat een vreemde het beschadigde hart zou ste-
len dat haar zo dierbaar was. Het was een soort overgeërfde,
moederlijke overtuiging dat het leven gewoon zou doorgaan
als ze dingen nooit Voor het laatst' gingen doen. Dan zouden
ze 's ochtends altijd op het plankier smoothies drinken en er
's avonds vliegeren, allemaal in een zomer waaraan nooit een
einde leek te komen. Maar het was inmiddels oktober en het
strand was verlaten. Het vrolijke gegil van tieners in de Thun-
derball en kleine kinderen in de wildwaterbaan was wegge-
storven, en het werd kouder nu de dagen korter werden.
Geen enkele zomer is eindeloos.
Ze sloeg haar handen voor haar gezicht en ging op de pas-
sagiersstoel van het busje zitten. Die was te hoog voor haar
en ze gleed er bijna af. Ik ving haar op en zorgde dat ze haar
evenwicht niet verloor. Volgens mij had ze het niet eens in
de gaten.
'Toe maar, neem hem maar mee,' zei ze. 'Het kan me geen
bal schelen. Ga maar samen parachutespringen, als jullie dat
willen. Maar vraag alsjeblieft niet of ik deel wil uitmaken van
jullie jongensavontuur.'
'Ik kan er niet naartoe zonder jou,' zei Mike.
Bij die woorden liet ze haar handen zakken en keek ze hem
aan. 'Michael, je bent alles wat ik heb. Begrijp je dat?'
'Ja,' zei hij. Hij pakte een van haar handen tussen de zijne.
'En jij bent alles wat ik heb.'
Ik zag aan haar gezicht dat die gedachte eigenlijk nooit bij
haar was opgekomen.
203
'Willen jullie me alsjeblieft in de auto helpen?' vroeg
Mike.
Ik herinner me niet of ik zijn veiligheidsriem vastklikte,
dus misschien speelde dit voordat iedereen zich daar zo druk
over maakte. Toen hij eenmaal zat, sloot ik het portier en liep
samen met zijn moeder om de motorkap van het busje heen,
'Zijn rolstoel,' zei ze afwezig. 'Ik moet zijn stoel nog pak-
ken.'
'Ik zet hem wel in de auto. Ga jij maar achter het stuur zit-
ten en maak je klaar voor de rit. Haal een paar keer diep
adem.'
Ze stond toe dat ik haar in de auto hielp. Ik hield haar bo-
ven haar elleboog vast en kon haar hele bovenarm met mijn
hand omsluiten. Ik wilde zeggen dat ze niet alleen op moei-
lijke boeken kon leven, maar ik hield me in. Ze had die mid-
dag al genoeg te horen gekregen.
Ik klapte de rolstoel in en zette hem in de achterbak. Ik
deed er extra lang over om haar tijd te geven haar tranen te
drogen. Toen ik terugliep naar haar kant, verwachtte ik half
dat ze het raampje had dichtgedraaid, maar het stond nog
open. Ze had haar ogen en haar neus afgeveegd en haar haar
min of meer gefatsoeneerd.
'Hij kan er niet naartoe zonder jou, en ik ook niet,' zei ik.
Ze reageerde alsof Mike het gesprek niet kon horen. 'Ik
maak me voortdurend zorgen om hem. Hij ziet zoveel, en
van de meeste dingen heeft hij echt last. Daarom heeft hij
nachtmerries, dat weet ik zeker. Hij is zon fantastische jon-
gen. Waarom wordt hij nu niet gewoon beter? Waar heeft hij
dit aan te danken? Waaraan?'
'Dat weet ik niet,* zei ik.
204
Ze draaide zich opzij om Mike een kus op zijn wang te ge-
ven. Daarna keek ze weer naar mij. Ze haalde diep en beverig
adem en blies haar longen leeg. 'Wanneer zullen we gaan?'
vroeg ze.
De terugkeer van de koning was vast niet zo moeilijk als The Dissertation, maar die avond had ik me niet eens kunnen concentreren op een kinderboek van Dr. Seuss. Nadat ik spa-
ghetti uit blik had gegeten (en mijn oren had gesloten voor
mevrouw Shoplaws bitse opmerkingen dat sommige jonge-
ren vastbesloten leken slecht voor zichzelf te zorgen), ging ik
voor het raam in mijn slaapkamer zitten. Daar staarde ik naar
de duisternis en luisterde ik naar de gestaag rollende bran-
ding.
Ik dommelde bijna in toen mevrouw S. zachtjes op de deur
klopte. 'Er is telefoon voor je, Dev. Een jongetje.'
Ik haastte me de trap af naar de woonkamer, want ik kon
maar één jongetje bedenken dat me zou bellen.
'Mike?'
'Mijn moeder slaapt,' zei hij zachtjes. 'Ze zei dat ze moe
was.'
'Dat zal best.' Mike en ik hadden haar samen immers hard
aangepakt.
'Dat klopt,' zei Mike, alsof ik de gedachte hardop had uit-
gesproken. 'We moesten wel.'
'Mike... kun jij gedachten lezen? Lees je nu de mijne?'
'Dat weet ik niet zeker,' antwoordde hij. 'Het gebeurt soms
dat ik opeens dingen zie en hoor. En er komen soms gedach-
ten bij me op. Het was mijn idee om naar opa's huis te gaan.
Mama zei dat hij dat nooit goed zou vinden, maar ik wist dat
205
hij ja zou zeggen. Ik denk dat ik die extra zintuigen van hem
heb. Hij geneest mensen. Ja, soms doet hij alsof, maar soms
doet hij het ook écht.'
'Waarom bel je, Mike?'
Zijn stem werd levendig. 'Ik wou het over Joyland hebben!
Kunnen we echt in de draaimolen en het reuzenrad?'
'Daar ga ik wel van uit, ja.'
'En kunnen we naar de schiettent?'
'Misschien. Dat is van jemoeders goedkeuring afhankelijk.
Daarmee bedoel ik...'
'Ik weet wat dat betekent' Zijn stem was ongeduldig, maar
toen brak zijn kinderlijke enthousiasme weer door. 'Dat lijkt
me zó leuk!'
'Maar je begrijpt wel datje niet in de snelste attracties kunt,
hè?' zei ik. 'Ten eerste zijn die al afgesloten voor de winter.'
Dat gold ook voor de Carolina Spin, maar met Lane Hardy's
hulp zou het rad binnen veertig minuten kunnen draaien.
'Ten tweede...'
'Jahaa, ik weet het, mijn hart. Ik ben al blij met het reu-
zenrad. Wist je dat we het rad vanaf het einde van het plankier
kunnen zien? Bovenin is het vast alsof je de wereld vanaf mijn
vlieger bekijkt.'
Ik glimlachte. 'Daar lijkt het wel een beetje op. Maar denk
erom, het mag alleen als je moeder het goedvindt. Zij is de
baas.'
'We gaan juist voor haar. Dat snapt ze wel als we er zijn.'
Hij klonk griezelig zelfverzekerd. 'En voor jou, Dev. Maar
voornameüjk voor het meisje. Ze is daar al te lang. Ze wil
weg.'
Mijn mond viel open, maar ik hoefde niet bang te zijn dat
206
er speeksel uit liep. Mijn tong was kurkdroog geworden.
'Hoe...' Ik kon alleen maar een krakerig geluid uitbrengen en
slikte nog een keer. 'Hoe ben je daarachter gekomen?'
'Dat weet ik niet, maar volgens mij ben ik voor haar hier-
heen gekomen. Had ik al verteld dat het niet wit is?'
'Ja, maar je wist niet wat dat betekende. Weet je het nu
wel?'
'Nee.' Hij begon weer te hoesten en ik wachtte tot de aanval
voorbij was. Toen hij weer op adem was gekomen, zei hij: 'Ik
moet ophangen. Mijn moeder is klaar met haar dutje. Nu
blijft ze de halve nacht lezen.'
'Echt waar?'
'Ja. Ik hoop dat ik van haar in het reuzenrad mag.'
'Het rad heet de Carolina Spin, maar de mensen die er wer-
ken, noemen het de hijsbak.' Sommigen - onder wie Eddie -
noemden het de kinkelhijsbak, maar dat zei ik er niet bij. 'Het
personeel van Joyland gebruikt een soort geheimtaal. Dat
hoort erbij.'
'De hijsbak. Ik zal het onthouden. Dag, Dev.'
Er klonk een klik in mijn oor.
Deze keer kreeg Fred Dean een hartaanval.
Hij lag met een blauw, vertrokken gezicht op de opgang
naar de Carolina Spin. Ik knielde bij hem en begon ritmisch
op zijn borstkas te drukken. Toen dat niets opleverde, boog
ik voorover. Ik kneep zijn neus dicht en drukte mijn lippen
op de zijne. Er kroop iets kriebelends over mijn tanden en
op mijn tong. Ik ging rechtop zitten en zag een zwarte stroom
jonge spinnetjes uit zijn mond komen.
Ik schrok met bonkend hart wakker en greep naar mijn
207
mond. Ik lag half naast het bed en had de dekens losgetrok-
ken en als een soort lijkwade om me heen gedraaid. Het duur-
de een paar tellen voordat ik doorhad dat er niets in mijn
mond zat. Toch stond ik op en liep ik naar de badkamer om
twee glazen water te drinken. Het kan zijn dat ik ooit ergere
nachtmerries heb gehad dan de droom die me die dinsdag-
nacht om drie uur wekte, maar ik kan het me niet herinneren.
Ik maakte mijn bed op en kroop er weer in, overtuigd dat ik
die nacht niet meer zou kunnen slapen. Toch was ik weer bij-
na ingedommeld toen het tot me doordrong dat de heftige,
emotionele scène die we de dag ervoor met ons drieën in het
ziekenhuis hadden opgevoerd best eens voor niets kon zijn
geweest.
O, in de zomer regelde Joyland met plezier van alles voor
kinderen die niet konden lopen, blind waren of andere han-
dicaps hadden, maar het seizoen was voorbij. Het park was
ongetwijfeld voor veel geld verzekerd, maar zou die verzeke-
ring ook uitkeren als er in oktober iets met Mike Ross ge-
beurde? In gedachten zag ik Fred Dean zijn hoofd schudden
bij mijn verzoek. Het speet hem zeer, maar...
Het was die ochtend kil en er stond een flinke bries, dus ik
ging met de auto en parkeerde die naast de pick-up van Lane.
Ik was vroeg en onze voertuigen waren de enige op parkeer-
plaats A, waarop vijfhonderd auto's konden staan. Herfstbla-
deren waaiden over het asfalt en maakten een droog geluid
dat aan insecten en de spinnen in mijn droom deed denken.
Lane zat in een tuinstoel bij Madame Fortuna's tent, die
binnenkort werd afgebroken en voor de winter zou worden
opgeslagen. Hij at een bagel met een dikke laag roomkaas.
2 0 8
Zijn hoedje stond zoals gewoonlijk brutaal scheef en hij had
een sigaret achter zijn oor. Het enige nieuwe element aan zijn
outfit was zijn spijkerjasje. Toen wist ik écht zeker dat onze
zachte nazomer voorbij was.
'Jonesy, Jonesy, wat zie jij er eenzaam uit. Wil je een bagel?
Ik heb er nog meer.'
'Graag,' zei ik. 'En mag ik ondertussen even met je praten?'
'Kom je je zonden opbiechten? Ga zitten, jongen.' Hij wees
naar de zijkant van de waarzeggerstent, waartegen nog een
paar ingeklapte tuinstoelen leunden.
'Nee, geen zonden.' Ik klapte een van de stoelen open, ging
zitten en pakte de bruine zak die hij me aanreikte. 'Ik heb een
belofte gedaan en ben bang dat ik die niet kan nakomen.'
Ik vertelde hem over Mike en zei dat ik zijn moeder had
overgehaald om met hem naar het park te komen, wat nog
niet eens was meegevallen omdat ze momenteel snel van
streek was. Tot slot vertelde ik dat ik die nacht wakker was
geworden en ervan overtuigd was dat Fred Dean het nooit
goed zou vinden. Het enige waar ik het niet over had, was de
droom die me had gewekt.
'Vertel eens,' zei Lane na afloop van mijn verhaal. 'Is die
moeder een lekker ding?'
'Eh, ja, maar dat is niet de reden...'
Hij klopte op mijn schouder en glimlachte neerbuigend,
wat me erg irriteerde. 'Ik weet al voldoende, Jonesy, ik weet
al voldoende.'
'Lane, ze is tien jaar ouder dan ik!'
'Nou en? Als ik een dollar kreeg voor al mijn afspraakjes
met meiden die tien jaar jonger waren dan ik, kon ik bij Han-
ratty's in Heavens Bay steak gaan eten.'
209
'Fijn. Bedankt voor je wijze woorden, maar vertel me nu
alsjeblieft of het dom was om dat joch te beloven dat hij naar
het park mag komen en in de draaimolen en het reuzenrad
mag.
'Ja, dat was dom,' zei hij. De moed zonk me in de schoenen,
maar hij hief zijn vinger op. 'Maar...'
'Ja?'
'Heb je al een datum voor dat uitstapje geprikt?'
'Nog niet. Ik dacht eigenlijk aan donderdag.' Met andere
woorden: voordat Erin en Tom kwamen.
'Donderdag is niks. Vrijdag ook niet. Zijn die jongen en
zijn lekkere moeder er volgende week ook nog?'
'Ik denk het wel, maar...'
'Kom dan op maandag of dinsdag.'
'Waarom?'
'Vanwege de krant.' Hij keek me aan alsof ik de grootste
domkop op aarde was.
'De krant?'
'Het plaatselijke sufferdje verschijnt op donderdag. Als je
recente levensreddende operatie op de voorpagina verschijnt,
kun je bij Freddy Dean wel een potje breken.' Hij gooide het
restant van zijn bagel in de dichtstbijzijnde vuilnisbak - twee
punten - en hief zijn handen op, alsof hij een krantenkop
omlijstte. '"Kom naar Joyland! We verkopen niet alleen ple-
zier, we redden levens!'" Hij glimlachte en schoof zijn hoedje
naar de andere kant. 'Onbetaalbare publiciteit. Dan staat Fred
bij je in het krijt, en daar zou ik maar dankbaar gebruik van
maken.'
'Maar hoe moet de krant erachter komen wat er is ge-
beurd? Ik kan me niet voorstellen dat Eddie Parks het nieuws
210
doorbelt.' En als hij het al deed, zou hij zorgen dat het artikel
begon met de mededeling dat ik zijn ribbenkast bijna had
verbrijzeld.
Hij hief zijn ogen ten hemel. 'Ik vergeet steeds dat je pas
kort in deze regio woont. De enige artikelen die ze hier lezen
voordat de krant in de kattenbak belandt, zijn de politiebe-
richten en de ambulanceverslagen. Maar ambulanceverslagen
komen niet zo vaak voor, dus als speciale gunst aan jou,
Jonesy, zal ik tijdens mijn lunchpauze even bij het kantoor van
de Banner binnenwandelen en de kinkels over je heldendaad
vertellen. Dan sturen ze meteen iemand om je te interviewen'
'Maar ik wil niet...'
'O jee, een verkennertje met een badge voor bescheiden-
heid. Hou toch op. Je wilt toch dat dat joch een rondleiding
door het park krijgt?'
7a:
'Geef dan een interview. En glimlach lief naar de camera.'
Dat zou ik later inderdaad doen, als ik even op het verhaal
vooruit mag lopen.
Toen ik mijn stoel inklapte, zei hij: 'Misschien zou Freddy
Dean trouwens wel hebben gezegd dat de verzekering hem
de rug op kon en dat hij het wilde riskeren. Je zou het niet
zeggen, maar hij heeft zelf een kermisstamboek. Zijn vader
was jarenlang spreker op maisfeesten en braderieën. Freddy
heeft eens verteld dat zijn vader een kermisrol bij zich droeg
waarin een paard zou stikken.'
Ik wist niet wat een kermisrol was en Lane lachte toen ik
ernaar vroeg. 'Een dikke stapel geld met twee briefes van
twintig aan de buitenkant. De rest bestaat uit groen papier of
briefjes van één. Fantastische gimmick als je naar een fooi
211
hengelt. Maar dat is niet het belangrijkste bij Freddy.' Hij
schoof zijn hoed weer de andere kant op.
'Wat bedoel je?'
'Mensen met een kermisstamboek hebben een zwak voor
zielige kindertjes en mooie truitjes in strakke rokken. Daar-
naast zijn ze hevig allergisch voor kinkelregels. Ook voor al
het accountantsgeneuzel.'
'Dus misschien hoef ik niet...'
Hij hief zijn handen op om me het zwijgen op te leggen.
'Ik zou het er niet op wagen. Doe dat interview nu maar.'
De fotograaf van de Banner wilde dat ik voor de Thunderball
poseerde. Ik schrok me rot toen ik de foto zag. Ik kneep met
mijn ogen en zag eruit als de dorpsgek, maar de pijlen raakten
wel hun doel. Het krantje lag op Freds bureau toen ik vrij-
dagochtend bij hem kwam. Hij leek een poosje te weifelen,
maar ging uiteindelijk akkoord met mijn verzoek, op voor-
waarde dat Lane ons overal vergezelde zolang de jongen en
zijn moeder in het park waren.
Lane hoefde daar niet over na te denken en zei meteen ja.
Hij zei dat hij mijn vriendinnetje wilde zien en barstte in la-
chen uit toen ik daar woedend op reageerde.
Later die ochtend belde ik Annie Ross, met de telefoon die
Lane had gebruikt om de ambulance te bellen. Ik vertelde dat
ik voor de dinsdagochtend daarna een rondleiding door het
park had geregeld. Als het slecht weer was, konden we het
bezoek eventueel uitstellen tot woensdag of donderdag. Met
ingehouden adem wachtte ik af.
Er viel een lange stilte, die werd gevolgd door een zucht.
Toen stemde ze in.
212
Die vrijdag was een drukke dag. Ik ging vroeg weg van mijn
werk, reed naar Wilmington en stond daar te wachten toen
Tom en Erin uit de trein stapten. Erin rende over het perron
naar me toe, wierp zich in mijn armen en kuste me op beide
wangen en het puntje van mijn neus. Het was verrukkelijk
om haar in mijn armen te houden, maar het was me natuur-
lijk wel duidelijk dat haar kussen puur vriendschappelijk wa-
ren. Nadat ik haar had losgelaten, liet ik me door Tom omar-
men, zo'n stoere mannenomhelzing waarbij je elkaar
enthousiast op de rug slaat. Het was alsof we elkaar vijf jaar
niet hadden gezien in plaats van vijf weken. Ik was inmiddels
een echte arbeider, en zo zag ik er ondanks mijn netste ka-
toenen broek en overhemd ook uit. Zelfs nu mijn vettige spij-
kerbroek en verschoten Joyland-pet in de kast van mijn ka-
mer bij mevrouw S. lagen, leek ik een echte werkman.
'Wat fijn om je te zien!' zei Erin. 'En jee, wat ben je bruin!'
Ik haalde mijn schouders op. 'Tja, wat wil je. Ik werk in
de noordelijkste provincie van de Amerikaanse Rivièra.'
'Je hebt er goed aan gedaan,' zei Tom. 'Dat kon ik me niet
voorstellen toen je zei dat je je studie wilde stopzetten, maar
het was een verstandige beslissing. Misschien had ik in Joy-
land moeten blijven.'
Hij glimlachte - die onweerstaanbaar charmante lach
waarvan zelfs het poolijs zou smelten - maar slaagde er niet
in de schaduw te verbergen die over zijn gezicht trok. Na onze
duistere rit had hij nooit in Joyland kunnen blijven.
Ze logeerden dat weekend in het pension van mevrouw
Shoplaw. (Mevrouw S. vond het heerlijk om hen te ontvangen
en Tina Ackerley vond het heerlijk om hen te zien.) Met ons
vijven picknickten we die avond op het strand. We maakten
213
een flink kampvuur om warm te blijven, raakten stevig aan-
geschoten en hadden verschrikkelijk veel plezier. Maar toen
Erin me die zaterdagmiddag wilde vertellen wat ze had ont-
dekt en waarover ze bleef piekeren, zei Tom dat hij van plan
was Tina en mevrouw S, ervanlangs te geven met scrabble en
dat we maar met ons tweeën moesten gaan wandelen. Ik was
van plan Annie en Mike aan Erin voor te stellen als ze op
hun plankier zaten, maar het was een kille dag. De aanlandige
wind was ronduit koud en de picknicktafel aan het uiteinde
van het plankier was leeg. Zelfs de parasol was verdwenen,
al netjes opgeborgen voor de winter.
De enige auto's op de vier parkeerterreinen van Joyland
waren de pick-ups van Onderhoud. Erin droeg een dikke col-
trui en een wollen broek, en ze had een dunne, zakelijk uit-
ziende aktetas met haar initialen erop bij zich. Ze hief haar
wenkbrauwen op toen ik mijn sleutelbos pakte en de grootste
sleutel gebruikte om het hek te openen.
'Goh,' zei ze. 'Je bent dus echt een van hen geworden.'
Ik bloosde gegeneerd. Volgens mij blozen we allemaal ge-
geneerd als iemand zegt dat we een van hen' zijn geworden,
al begrijpen we zelf niet waarom.
'Nee hoor. Ik heb een sleutel van de poort voor als ik als
eerste kom of als laatste wegga. Alleen Fred en Lane hebben
alle Sleutels van het Koninkrijk.'
Ze lachte alsof ik iets mals had gezegd. 'De sleutel van de
poort is in mijn ogen al de sleutel van het koninkrijk.' De lach
verdween van haar gezicht en ze nam me lang en taxerend
op. 'Je bent volwassener geworden, Devin. Dat vond ik al
voordat we uit de trein stapten, toen je op het perron stond
te wachten. Nu begrijp ik waarom. Jij bent aan het werk ge-
214
gaan en wij gingen terug naar Nooitgedachtland om met de
Verloren Jongens en Meisjes te spelen. De jongens en meisjes
die uiteindelijk pakken van Brooks Brothers gaan dragen en
een MBA in hun achterzak hebben.'
Ik wees op de aktetas. 'Die past wel bij een pak van Brooks
Brothers. Als ze tenminste pakken voor vrouwen maken.'
Ze zuchtte. 'Een cadeau van mijn ouders. Mijn vader wil
dat ik advocaat word, net als hij. Ik heb nog niet de moed ge-
had hem te vertellen dat ik freelance fotograaf wil worden.
Dan ontploft hij.'
We liepen zwijgend over Joyland Avenue. De stilte werd al-
leen verbroken door de droge bladeren, die klonken als een
zacht rammelend skelet. Ze keek naar de afgedekte attracties,
de droge fontein, de stilstaande paarden op de draaimolen,
het lege verhaaltjespodium in het verlaten Wiggelwaggeldorp.
'Een beetje treurig om alles zo te zien. Dan ga je nadenken
over je eigen sterfelijkheid.' Ze nam me aandachtig op. 'We
hebben de krant gezien. Mevrouw Shoplaw had hem natuur-
lijk klaargelegd in onze kamer. Het is je weer gelukt.'
'Eddie? Ik was toevallig in de buurt.' We waren aangeko-
men bij de tent van Madame Fortuna, waar nog steeds tuin-
stoelen tegenaan leunden. Ik klapte er twee uit en gebaarde
dat Erin kon gaan zitten. Ik kwam naast haar zitten en haalde
een halve liter Old Log Cabin uit mijn jaszak. 'Goedkope
whiskey, maar je wordt er wel warm van.'
Met een geamuseerde blik nam ze een slokje. Ik nam er
ook een, draaide de dop erop en stopte de fles weer in mijn
zak. Vijftig meter verderop aan Joyland Avenue, onze hoofd-
straat, zag ik de hoge nepfa^ade van het spookhuis en de drui-
pende groene letters: KOM BINNEN ALS JE DURFT.
215
Haar kleine hand greep mijn schouder verrassend krachtig
beet. 'Je hebt die oude rotzak gered. Daar mag je best trots
op zijn, hoor.'
Ik glimlachte en dacht aan Lane, die had gezegd dat ik een
badge voor bescheidenheid had. Misschien had hij wel gelijk.
Trots zijn op mezelf was in die tijd niet een van mijn sterke
punten.
'Haalt hij het?'
'Daar ziet het wel naar uit. Freddy Dean heeft een paar art-
sen gesproken. Die hadden een heel verhaal, maar de patiënt
moest in elk geval stoppen met roken en patat eten, meer li-
chaamsbeweging nemen, blablabla.'
'Ik zie Eddie Parks al joggen,' zei Erin.
'Ja, met een sigaret in zijn mond en een zak zwoerdjes in
zijn hand.'
Ze giechelde. Door een vlaag wind danste haar haar rond
haar gezicht. Met haar dikke trui en haar zakelijke donker-
grijze broek had ze niet veel meer weg van de blozende
schoonheid die in een groen jurkje door Joyland had gehold,
haar stralende lach had laten zien en mensen had overge-
haald voor haar ouderwetse camera te poseren.
'Wat wilde je me laten zien? Wat heb je ontdekt?'
Ze maakte haar aktetas open en haalde er een map uit.
'Weet je heel zeker dat je hier meer van wilt weten? Want ik
denk niet dat je na mijn verhaal zegt "dat is toch heel een-
voudig, mijn beste Erin" en als een soort Sherlock Holmes
de naam van de moordenaar tevoorschijn tovert.'
Het bewijs dat ik mezelf bepaald geen Sherlock Holmes kon
noemen, was mijn idiote gedachte dat Eddie Parks de zogehe-
ten spookhuismoordenaar kon zijn. Ik wilde haar vertellen dat
216
ik het belangrijker vond het slachtoffer rust te geven dan de
moordenaar te pakken, maar dat klonk absurd, zelfs als we re-
kening hielden met Toms ervaring. 'Dat verwacht ik ook niet.'
'O, en je bent me bijna veertig dollar schuldig omdat ik
boeken bij andere bibliotheken heb moeten lenen.'
'Die krijg je terug.'
Ze gaf me een por tussen mijn ribben. 'Dat is je geraden.
Ik ben geen werkstudent omdat ik dat zo leuk vind.'
Ze zette haar tas tussen haar enkels en sloeg de map open.
Ik zag fotokopieën, twee of drie vellen met getikte aanteke-
ningen en een paar glanzende afdrukken die op de foto's le-
ken die de pups kregen als ze in het verkooppraatje van de
Hollywood Girls trapten. 'Oké, luister goed. Ik ben begonnen
met het artikel in de Post-Courier uit Charleston waarover je
me had verteld.' Ze gaf me een van de fotokopieën. 'Het is
een artikel uit de zondagskrant, vijfduizend woorden specu-
latie en misschien achthonderd woorden echte informatie. Je
kunt het later lezen, ik zal de opvallendste punten samenvat-
ten. Vier meisjes. Vijf als je haar meetelt.'
Ze wees over Joyland Avenue naar het spookhuis. 'De eer-
ste was Delight Mowbray, DeeDee voor haar vrienden. Af-
komstig uit Waycross, Georgia. Blank, eenentwintig jaar oud.
Twee of drie dagen vóór haar dood vertelde ze haar goede
vriendin Jasmine Withers dat ze een nieuwe vriend had, een
oudere, aantrekkelijke man. Ze werd negen dagen na haar
verdwijning naast een wandelpad aan de rand van het Oke-
fenokee-moeras gevonden. Dat was op 31 augustus 1961. Als
die man haar ook maar iets verder mee het moeras in had
genomen, had het misschien nog veel langer geduurd voordat
ze was gevonden.'
217
'Als ze al was gevonden,' zei ik. 'Als je daar een lichaam
achterlaat, kan het binnen twintig minuten door alligators
worden verslonden.'
'Walgelijke gedachte, maar je hebt gelijk.' Ze gaf me nog
een fotokopie. 'Dit is het verhaal uit de Journal-Herald in
Waycross.' Er stond een foto bij, waarop een ernstig kijkende
politieman een gipsafdruk van bandensporen omhooghield.
'De theorie is dat hij haar heeft gedumpt op de plaats waar
hij haar de keel heeft doorgesneden. De bandensporen waren
afkomstig van een pick-up, volgens het artikel.'
'Hij heeft haar als vuilnis uit de auto gegooid' zei ik.
'Ook walgelijk, maar inderdaad.' Ze gaf me nog een foto-
kopie van een krantenartikel. 'Slachtoffer nummer twee.
Claudine Sharp uit Rocky Mount, hier in North Carolina.
Blank, drieëntwintig jaar oud. Werd op 2 augustus 1963 dood
in een plaatselijke bioscoop aangetroffen. Ze draaiden toen
Lawrence ofArabia, toevallig een heel lange, zeer lawaaierige
film. De schrijver van het artikel citeert een "niet nader ge-
noemde politiebron", die vertelde dat de dader haar waar-
schijnlijk tij dens een van de oorlogsscènes de keel heeft door-
gesneden. Dat is natuurlijk pure speculatie. Hij het een
bebloed overhemd en bebloede handschoenen achter en
heeft de bioscoop waarschijnlijk verlaten in een overhemd
dat hij onder het eerste droeg.'
'Dat moet wel de man zijn geweest die Linda Gray heeft
vermoord,' zei ik. 'Denk je ook niet?'
'Daar lijkt het wel op. De politie heeft al haar vrienden on-
dervraagd, maar Claudine had niets gezegd over een nieuwe
vriend.'
'Ook niet met wie ze die avond naar de film ging? Zelfs
niet tegen haar ouders?'
218
Erin keek me lijdzaam aan. 'Ze was drieëntwintig, Dev,
geen veertien. Ze woonde niet bij haar ouders, maar aan de
andere kant van de stad. Ze had een appartementje en werkte
in een drogisterij die daaronder zat.'
'Stond dat allemaal in de krant?'
'Natuurlijk niet. Ik heb ook een paar telefoontjes gepleegd.
Wat zeg ik, ik heb me de blaren op mijn vingers gedraaid. Je
bent me ook nog geld schuldig voor die interlokale gesprek-
ken. Straks moet ik je nog wat over Claudine Sharp vertellen,
maar eerst gaan we verder met slachtoffer nummer drie. Vol-
gens het artikel in de Post-Courier was dat een meisje uit San-
tee, South Carolina. We zitten inmiddels in 1965. Eva Long-
bottom, negentien jaar oud. Zwart. Verdween op 4 juli. Haar
lichaam werd negen dagen later door een paar vissers op de
noordelijke oever van de Santee River gevonden. Verkracht
en in het hart gestoken. De andere slachtoffers waren niet
zwart en waren ook niet verkracht. Je kunt haar bij de slacht-
offers van de spookhuismoordenaar indelen, maar ik heb zo
mijn twijfels. En dit was het laatste slachtoffer vóór Linda
Gray.'
Ze gaf me een foto die waarschijnlijk was gemaakt voor
een jaarboek van de middelbare school. Ik zag een heel mooi
meisje met goudblond haar, zo'n meisje dat de cheerleaders
aanvoert, de koningin van het herfstbal wordt, het vriendin-
netje van de quarterback in het footballteam is en tóch door
iedereen aardig wordt gevonden.
'Darlene Stamnacher. Zou waarschijnlijk haar achternaam
hebben veranderd als ze bij de film was gegaan, wat ze heel
graag wilde. Blank, negentien jaar oud. Afkomstig uit Max-
ton, North Carolina. Verdween op 29 juni 1967 en werd twee
219
dagen later na een intensieve zoektocht gevonden. Ze lag ten
zuiden van Elrod in een schuilhut aan een afgelegen pad in
de naaldbossen. Haar keel was doorgesneden.'
'Jee, wat een mooi meisje. Had ze geen vaste vriend?'
'Zo'n mooi meisje? Dat hoefje niet eens te vragen. Natuur-
lijk ging de politie eerst bij hem langs, maar hij was er niet.
Hij kampeerde met drie vrienden in de Blue Ridge Moun-
tains, en die vrienden konden hem allemaal een alibi ver-
schaffen. Tenzij hij letterlijk naar huis was gevlogen, kon hij
het niet hebben gedaan.'
'En toen kwam Linda Gray,' zei ik. 'Nummer vijf. Als ze
tenminste allemaal door dezelfde man zijn vermoord.'
Als een schooljuf stak Erin haar vinger op. 'En misschien
waren het er wel meer dan vijf. We weten niet of al zijn slacht-
offers zijn gevonden. Misschien heeft hij ook wel meisjes ver-
moord in 1962,1964,1966...'
De wind trok aan en blies kreunend tussen de balken van
het reuzenrad door.
'Er zijn dus een paar dingen waarover ik blijf piekeren,' zei
Erin, alsof de dood van vijf meisjes nog niet genoeg was om
over te piekeren. Uit haar map haalde ze nog een fotokopie.
Het was een advertentie voor een bepaalde kermis, 'Manly
Wellmans kermis met 1000 verrassingen. Ik zag een paar
clowns die een perkament omhooghielden waarop een paar
van die verrassingen waren opgesomd. Eén daarvan was
AMERIKA'S FRAAISTE COLLECTIE FREAKS EN RARITEITEN! Er
waren ook attracties, spelletjes, leuke bezigheden voor de
kinderen en HET ENGSTE SPOOKHUIS TER WERELD:
Kom binnen als je durft, dacht ik.
'Heb je dit uit een andere bibliotheek?'
220
'Ja. Ik ben tot de conclusie gekomen dat je overal achter
kunt komen als je bereid bent in allerlei bibliotheken rond te
neuzen. Of je oren te spitsen, want eigenlijk is het de grootste
tamtam ter wereld. Deze advertentie stond in de eerste week
van augustus 1961 in de Joumal-Herald in Waycross.'
'Was die kermis van Manly Wellman in Waycross toen het
eerste meisje verdween?'
'DeeDee Mowbray. Nee, ze waren toen al weer verder ge-
trokken, maar op die kermis vertelde DeeDee haar vriendin
dat ze een nieuwe vriend had. En kijk eens naar deze adver-
tentie. Die komt uit de Telegram in Rocky Mount en stond
half juli 1963 een week lang in de krant. Standaard aankon-
diging voor de kermis, maar dat had je al begrepen.'
Het was weer een paginagrote advertentie voor 'Manly
Wellmans kermis met 1000 verrassingen'. Dezelfde clowns
hielden hetzelfde perkament omhoog, maar twee jaar na hun
verblijf in Waycross beloofden ze ook een bingo met als
hoofdprijs tienduizend dollar, en in deze advertentie was het
woord 'freaks' nergens meer te bekennen.
'Stond de kermis nog in Rocky Mount toen Claudine Sharp
in de bioscoop werd vermoord?'
'De kermis was een dag eerder opgebroken.' Ze tikte op de
onderste regels van het vel papier. 'Je hoeft alleen maar naar
de data te kijken, Dev.'
Ik had de tijdbalk niet zo goed in mijn hoofd als zij, maar
ik vond het niet nodig me te verdedigen. 'En het derde meis-
je? Eva Longbottom?'
'Ik heb niets gevonden over een kermis in de buurt van
Santee, en er viel sowieso niets te vinden over Manly Well-
man, want die ging in de herfst van 1964 failliet. Dat heb ik
221
in het blad Outdoor Trade and Industry gelezen. Ik ben bij
mijn onderzoek door veel bibliotheekmedewerkers gehol-
pen, en dat is het enige vakblad voor de kermis- en pretpark-
branche dat wij konden ontdekken.'
'Mijn hemel, Erin, je moet die fotografie uitje hoofd zetten
en op zoek gaan naar een rijke schrijver of filmproducer. Je
kunt zo als onderzoeksassistent aan de slag.'
'Ik maak liever foto's. Onderzoek lijkt te veel op werk. Maar
blijf even bij de les, Devin. Er was dus geen kermis in de buurt
van Santee, maar de moord op Eva Longbottom leek toch al
niet op de andere vier. Tenminste, dat vind ik De andere vier
waren niet verkracht, zoals ik al zei'
'Dat weet je niet zeker. Kranten schrijven niet graag over
zulke dingen.'
'Dat klopt, ze schrijven het woord "gemolesteerd" of "aan-gerand", maar geloof me, de betekenis is duidelijk'
'Vertel eens over Darlene Shoemaker. Was er bij haar...'
'Stamnacher. Die meisjes zijn vermoord, Dev. Je zou op
zijn minst hun namen kunnen onthouden.'
'Dat komt wel. Gun me wat tijd.'
Ze legde haar hand op de mijne. 'Sorry. Je krijgt nu al die
informatie in één keer over je heen. Ik heb weken de tijd ge-
had om erover te tobben.'
'Heb je dat gedaan?'
'Eigenlijk wel. Het zijn vreselijke verhalen.'
Ze had gelijk. Als je een detective leest of een thriller be-
kijkt, kun je je fluitend door stapels lijken heen werken omdat
je wilt weten wie de dader is, de butler of de boze stiefmoeder.
Dit waren jonge vrouwen van vlees en bloed geweest. Waar-
schijnlijk hadden kraaien hun vlees van hun botten getrok-
222
ken. Wriemelende maden hadden in hun ogen, hun neus en
de grijze cellen van hun hersenen gekrioeld.
'Was er in de buurt van Maxton een kermis toen Darlene
Stamnacher werd vermoord?'
'Nee, maar die week begon er wel een braderie in Lumber-
ton, het dichtstbijzijnde plaatsje van enige betekenis. Hier.'
Ze gaf me weer een fotokopie, deze keer van een adver-
tentie voor de zomerbraderie in Robeson County. Ze tikte
weer op het papier. Deze keer vestigde ze mijn aandacht op
de regel: 50 VEILIGE ATTRACTIES VAN SOUTHERN STAR AMUSE-
MENTS. 'Ik heb Southern Star ook opgezocht in Outdoor
Trade and Industry. Het bedrijf bestaat al sinds de Tweede
Wereldoorlog. Het is gevestigd in Birmingham, maar ze rei-
zen door het hele zuiden en zetten overal kermissen op. Niet
zulke indrukwekkende dingen als de Thunderball of de
Shaker, maar ze hebben heel wat spullenbazen en attracties.
Wildemuizen, dat soort dingen.'
Mijn mondhoeken gingen omhoog. Kennelijk was ze ons
taaltje niet vergeten. Een wildemuis was zon kermisachtbaan
die makkelijk kon worden opgebouwd en afgebroken.
'Ik heb Southern Star gebeld en gesproken met de man die
over de spullen gaat. Ik zei dat ik deze zomer in Joyland had
gewerkt en voor sociologie een essay over de amusements-
industrie moest schrijven. Misschien doe ik dat trouwens ook
echt, want na dit uitpluiswerk is dat een eitje. Hij vertelde me
wat ik eigenlijk al vermoedde: er is veel verloop in hun
branche. Hij wist niet uit zijn hoofd of ze iemand van Well-
man in dienst hadden, maar hij zei dat de kans groot was.
Een paar sjouwers hier, een paar spullenbazen daar, en mis-
schien ook nog wel een sleutelaar. De man die DeeDee en
223
Claudine heeft vermoord, kon dus ook op die braderie rond-
lopen en Darlene Stamnacher tegen het lijf lopen. De brade-
rie was nog niet officieel geopend, maar in elke plaats komen
er wel mensen kijken als de attracties worden opgebouwd.
Ze vinden het leuk om te zien hoe de sleutelaars en de plaat-
selijke papierprikkers de boel in elkaar zetten.' Ze keek me
strak aan. 'Ik denk dat het zo is gegaan.'
'Erin, stond die link met de kermiswereld in het artikel dat
de Post-Courier na Linda Grays dood heeft gepubliceerd? Of
misschien moet ik het een link naar de amusementswereld
noemen.'
'Nee. Mag ik nog een slok uit je fles? Ik heb het koud.'
'We kunnen naar binnen gaan...'
'Nee, ik krijg het koud van die moordverhalen. Elke keer
dat ik me erin verdiep.'
Ik gaf haar de fles en nam ook een slok toen zij er een had
genomen. 'Misschien ben jij Sherlock Holmes' zei ik. 'Weet
de politie dit? Of denk je dat ze de link over het hoofd hebben
gezien?'
'Ik weet het niet zeker, maar ik denk het wel. Als dit een
detectiveserie op tv was, zou zo'n ervaren, slimme politieman
als inspecteur Columbo alles op een rijtje zetten en het ver-
band zien, maar ik denk dat er in het echt niet veel van die
mensen rondlopen. Het valt ook niet mee om alles op een
rijtj e te zetten, want het verhaal beslaat acht j aar en drie staten.
Van één ding kun je zeker zijn: als de dader ooit in Joyland
heeft gewerkt, is hij allang vertrokken. Ik ben ervan overtuigd
dat het verloop in een pretpark niet zo groot is als in een rond-
reizend bedrijf als Southern Star Amusements, maar toch
gaan er altijd mensen weg en komen er nieuwe gezichten bij.'
2 2 4
Dat had ik zelf ook ervaren. Spullenbazen en stoepiers
wortelen niet snel, en er gingen om de haverklap papierprik-
kers weg.
'Dan was er nog iets wat me dwarszat.' Ze gaf me het sta-
peltje foto's van twintig bij vijfentwintig centimeter. Op de
witte onderrand van elke foto stond: FOTO GEMAAKT DOOR