9

haar vriendin Renee voor hen een zomerbaantje had geregeld

bij warenhuis Filenes in Boston.

'En ik dan?' vroeg ik.

'Je kunt naar me toe komen' zei ze. Ik zal je vreselijk mis-

sen, maar misschien is het wel goed als we elkaar wat meer

ruimte geven, Dev.'

Een woordkeuze die de doodsteek voor menige relatie

vormt. Misschien kon ze die gedachte van mijn gezicht afle-

zen, want ze ging op haar tenen staan en gaf me een kus. 'Als

we elkaar niet elke dag zien, gaan we elkaar alleen maar meer

waarderen' zei ze. 'En ik heb daar een eigen kamer, dus mis-

schien kun je blijven logeren.' Maar ze keek me niet aan toen

ze het zei, en ik ben nooit bij haar blijven slapen. Te veel huis-

genoten, zei ze. Te weinig tijd. Die problemen zijn natuurlijk

makkelijk op te lossen, maar op de een of andere manier

kwam het er niet van. Dat had me toen al iets moeten ver-

tellen, maar achteraf sprak het boekdelen. We waren een paar

keer bijna met elkaar naar bed geweest, maar we hadden 'het'

nog nooit gedaan. Ze krabbelde altijd terug en ik zette haar

nooit onder druk. Ik was hoffelijk, godbetert. Sindsdien heb

ik me vaak afgevraagd of onze relatie langer zou hebben ge-

duurd als ik dat niet was geweest. Of zou ze me dan nog eer-

der de bons hebben gegeven? Ik weet inmiddels wel dat hof-

felijkheid zelden tot seks leidt. Zet dat maar op zo'n tegeltje

dat je in je keuken kunt hangen.

Het vooruitzicht om weer een zomer lang kantinevloeren te

dweilen en vuile borden in stokoude vaatwassers te zetten,

trok me niet erg aan, zeker niet als Wendy ruim honderd ki-

lometer ten zuiden van mij de bloemetjes buitenzette in Bos-

10

ton, maar ik had het vaste inkomen nodig en had niets anders

op het oog. Dat veranderde toen ik eind februari letterlijk iets

bij de vuile afwas vond die via de lopende band naar me toe

kwam.

Tijdens het verorberen van de lunchspecial van die dag -

Mexicali-burgers en Caramba-frietjes - had iemand het blad

Carolina Living zitten lezen. Het tijdschrift was op het dien-

blad blijven liggen en ik pakte het tegelijk met de vuile vaat

van de band. Ik had het bijna in de prullenbak gegooid, maar

bedacht me. Gratis leesvoer was tenslotte gratis leesvoer (ver-

geet niet dat ik werkstudent was). Ik stopte het in mijn ach-

terzak en dacht er niet meer aan tot ik op mijn kamer in de

studentenflat kwam. Daar plofte het blad op de grond toen

ik een andere broek aantrok, en het viel open op de adver-

tenties achterin.

Degene die het blad had zitten lezen, had een paar adver-

tenties omcirkeld waarin baantjes werden aangeboden. Ken-

nelijk was geen van die baantjes goed genoeg, want anders

was Carolina Living niet op de lopende band naar de keuken

gestuurd. Mijn oog viel op een advertentie onder aan de blad-

zijde, ook al was die niet omcirkeld. De kop was vet gedrukt:

EEN BAAN V L A K BIJ DE HEMEL! Als je Engels studeert, wil je

dan toch meteen weten wat dat inhoudt? En elke sombere

eenentwintigjarige die steeds banger wordt dat zijn vriendin

hem zal dumpen, voelt natuurlijk wel wat voor een baan in

een park dat Joyland heet. Werken in 'Vreugdeland', wie wil

dat nu niet?

Er stond een telefoonnummer bij, dat ik in een opwelling

belde. Een week later lag er een sollicitatieformulier in de

brievenbus van onze studentenflat. Als ik die zomer een vol-

11

tijdbaan wilde hebben (en dat wilde ik), zou ik veel verschil-

lende klussen krijgen, zo meldde de begeleidende brief. Het

ging voornamelijk om schoonmaak- en onderhoudswerk,

maar de baan omvatte ook andere taken. Ik moest in het be-

zit zijn van een geldig rijbewijs en zou op gesprek moeten

komen. Daar had ik mooi tijd voor als ik in de voorjaarsva-

kantie niet naar mijn vader in Maine ging, maar ik was van

plan geweest in elk geval een deel van die week met Wendy

door te brengen. Misschien zou er zelfs seks op het program-

ma staan.

'Ga op gesprek,' zei Wendy toen ik het haar vertelde. Ze

aarzelde geen seconde. 'Zie het maar als een avontuur.'

'Bij jou zijn is ook een avontuur,5 zei ik.

'Daar krijgen we volgend jaar nog genoeg tij d voor.' Ze ging

op haar tenen staan en kuste me. (Ze ging altijd op haar tenen

staan.) Ging ze toen al met die andere jongen om? Waar-

schijnlijk niet, maar ik durf te wedden dat ze hem wel had

opgemerkt, want ze volgden dezelfde colleges sociologie. Ik

denk dat Renee St. Claire mijn vraag wel had kunnen beant-

woorden en dat ze daartoe ook best bereid was geweest - ge-

heimen verklappen was Renees specialiteit, ik denk dat de

priester doodmoe werd als ze haar zonden kwam opbiech-

ten -, maar sommige dingen wil je liever niet weten. Je wilt

niet weten waarom je grote liefde jou altijd heeft afgewim-

peld, maar wel binnen de kortste keren met haar nieuwe

vriend de koffer in duikt. Ik weet niet of je je eerste liefde

ooit helemaal kunt vergeten, en dat zit me nog steeds dwars.

Op een bepaalde manier wil ik nog steeds weten waarom ik

niet voldeed. Wat er aan mij ontbrak. Ik ben inmiddels een

zestigplusser, mijn haar is grijs en ik heb prostaatkanker ge-

12

had, maar ik wil nog steeds weten waarom ik niet goed ge-

noeg was voor Wendy Keegan.

Met een trein die The Southerner heette, reisde ik van Boston

naar North Carolina. (Dat was niet echt een avontuur, maar

wel goedkoop.) Daarna pakte ik de bus van Wilmington naar

Heaven's Bay. Ik moest op gesprek bij Fred Dean, die bij Joy-

land onder andere personeelszaken deed. Na een vraagge-

sprek van een kwartier en een blik op mijn rijbewijs en mijn

diploma's reanimatie, zwemmend redden en EHBO kreeg ik

een sleutelkoord met een plastic pasje eraan. Op het pasje

stonden het woord BEZOEKER, de datum en de getekende kop

van een grijnzende Duitse herder met blauwe ogen, die wel

wat weg had van de beroemde tekenfilmspeurneus Scooby-

Doo.

'Maak maar een rondje over het terrein,' zei Dean. 'En stap

maar in de Carolina Spin, als je daar zin in hebt. Dat is het

reuzenrad. De meeste attracties zijn nog niet klaar voor het

nieuwe seizoen, maar het rad wel. Zeg maar tegen Lane dat

het van mij mocht. Ik heb je een pasje voor de hele dag ge-

geven, maar ik wil dat je hier terug bent om...' Hij keek op

zijn horloge. 'Laten we zeggen één uur. Dan wil ik van je ho-

ren of je de baan wilt hebben. Ik heb nog vijf mensen nodig,

maar die krijgen allemaal ongeveer hetzelfde te doen.'

'Dank u wel.'

Hij glimlachte en knikte. 'Zeg maar Fred. Ik weet niet wat

jouw indruk van het park zal zijn, maar ik voel me hier pret-

tig. Het is een beetje oud en gammel, maar dat heeft wel iets,

vind ik. Ik heb een poosje bij Disney gewerkt, maar dat beviel

me niet. Dat park is me te... Ik weet het niet.'

13

'Te groot en te onpersoonlijk?5 opperde ik.

'Ja, precies. Te onpersoonlijk. Te gelikt en opgepoetst.

Daarom ben ik een paar jaar geleden teruggekomen naar Joy-

land, en daar heb ik nooit spijt van gehad. Hier gaan we meer

op ons gevoel af. Dit park heeft iets weg van een ouderwetse

kermis. Loop maar eens rond. Kijk maar wat je ervan vindt.

En wat nog belangrijker is: wat je erbij voelt5

'Mag ik je eerst iets vragen?'

'Natuurlijk.'

Ik speelde met mijn pasje. 'Waarom staat hier een hond

op?'

Zijn glimlach werd breder. 'Dat is Howie de Happy Hound,

de mascotte van Joyland. Het park is gebouwd door Bradley

Easterbrook, en de echte Howie was zijn hond. Het beest leeft

natuurlijk allang niet meer, maar als je deze zomer hier komt

werken, zul je het nog vaak tegenkomen.'

Hij had gelijk, maar toch ook weer niet. Een simpel raad-

seltje, maar dat leg ik later wel uit.

Joyland was geen onderdeel van een keten. Het park was niet

zo groot als een Six Flags en aanzienlijk kleiner dan Disney

World, maar had toch wel indrukwekkende afmetingen,

vooral door Joyland Avenue, de hoofdstraat, en de Howie-

laan, de andere grote straat, die praktisch verlaten was en wel

acht rijstroken breed leek. Ik hoorde het gejank van motor-

zagen en zag een heleboel werklui. De grootste groep was be-

zig op de Thunderball, een van de twee achtbanen. Omdat

het seizoen pas op 15 mei inging, waren er nog geen bezoe-

kers, maar er waren een paar snackkiosken open om de werk-

lieden tussen de middag van eten te voorzien. Voor een met

14

sterren bezaaide waarzeggerstent staarde een oude vrouw me

achterdochtig aan. Verder zat alles potdicht - op één attractie

na.

De uitzondering was het reuzenrad, de Carolina Spin. Het

rad was bijna zestig meter hoog (ontdekte ik later) en draaide

heel langzaam. Ervoor stond een gespierde man met een ver-

schoten spijkerbroek, een strak T-shirt en vale suède laarzen

met vetvlekken. Een bolhoed stond schuin op zijn gitzwarte

haar, en achter zijn oor bewaarde hij een sigaret zonder filter.

Hij zag eruit als een kermisstoepier uit een ouderwetse kran-

tenstrip. Naast hem stonden een openstaande gereedschaps-

kist en een sinaasappelkist met een grote radiocassetterecor-

der erop. The Faces zongen 'Stay with me'. Met zijn handen

in zijn achterzakken bewoog hij zich heupwiegend op de

maat van de muziek. Er schoot een absurde, maar glasheldere

gedachte door mijn hoofd: als ik groot ben, wil ik er ook zo

uitzien.

Hij wees op het pasje. 'Je bent zeker gestuurd door Freddy

Dean. Hij zei vast dat alles gesloten was, maar dat je wel een

rondje mocht draaien in het reuzenrad.'

' K

'Wie naar het rad wordt gestuurd, wordt ingehuurd. Hij

vindt het leuk als het handjevol uitverkorenen het park vanuit

de lucht kan zien. Neem je de baan?'

'Ik denk het wel.'

Hij stak zijn hand uit. 'Ik ben Lane Hardy. Welkom in het

park, jongen.'

Ik gaf hem een hand. 'Devin Jones.'

'Aangenaam.'

Hij liep de verhoging op naar het zachtjes draaiende rad,

15

sloot zijn hand om een soort lange versnellingspook en duw-

de hem naar achteren. Het rad kwam langzaam tot stilstand

en een van de vrolijk beschilderde gondels met Howie erop

kwam wiebelend voor de instapplaats te hangen.

'Stap maar in, Jonesy. Ik stuur je omhoog in de ijle lucht

en toon je het park in vogelvlucht.'

Ik stapte in de gondel en deed het deurtje dicht. Lane ram-

melde eraan om zeker te weten dat het goed dichtzat, klikte

de veiligheidsstang vast en liep terug naar zijn eenvoudige

bedieningspaneel. 'Klaar voor vertrek, kapitein?'

'Ik denk het wel.'

'Je zult je ogen uitkijken.' Hij knipoogde en trok de pook

naar zich toe. Het rad begon weer te draaien en binnen een

oogwenk moest hij opkijken om me te zien. De oude vrouw

bij de waarzeggerstent ook. Ze strekte haar nek en hield haar

hand boven haar ogen. Ik zwaaide naar haar. Ze zwaaide niet

terug.

Ik steeg steeds verder in de frisse, prille lentelucht en to-

rende boven alles uit, behalve boven de kronkelende dalen

en bochten van de Thunderball. Het klinkt belachelijk, maar

ik had echt het gevoel dat ik al mijn zorgen op de grond ach-

terliet.

Joyland was geen themapark, en daardoor konden ze al-

lerlei verschillende soorten attracties aanbieden. Er was een

tweede achtbaan, die de Shaker heette, en een waterglijbaan,

Kapitein Nemo's Wildwaterbaan. Aan de westkant van het

park lag Wiggelwaggeldorp, een speciaal deel voor kleine

kinderen. Er was ook een concertzaal. De mensen die daar

optraden, waren mindere goden uit het countrycircuit of ou-

de rockers die in de jaren vijftig of zestig succes hadden ge-

16

had. (Dat was ook iets wat ik later ontdekte.) Ik herinner me

dat Johnny Otis en Big Joe Turner er samen optraden. Ik

moest aan Brenda Rafferty, die behalve hoofdaccountant een

soort moeder-overste van de Hollywood Girls was, vragen

wie ze waren. Bren vond mij dom, ik vond haar oud, en waar-

schijnlijk hadden we allebei gelijk

Lane Hardy zette het rad stil toen ik helemaal boven was.

In de schommelende gondel hield ik de veiligheidsstang vast

en keek ik uit over een totaal nieuwe wereld. Ten westen van

mij lag de kustvlakte van North Carolina, die er in de ogen

van een jongen uit New England ongelooflijk groen uitzag.

Ik kende maart alleen maar als de koude, modderige voor-

bode van de echte lente. Ten oosten van mij lag de donkere,

metaalblauwe oceaan, die in roomwitte golven uiteenbrak op

het strand waarover ik een paar maanden later met mijn ge-

broken hart zou wandelen. Recht onder me lag het vrolijke

allegaartje van Joyland: de grote en de kleine attracties, de

concertzaal, de snackkiosken, de souvenirwinkels en de

Howie-shuttlebus, die bezoekers naar de aangrenzende mo-

tels en natuurlijk naar het strand bracht. Ten noorden van

me lag Heaven's Bay. Vanaf mijn verheven plek boven het

park ('in de ijle lucht') zag het plaatsje eruit als een knus

bouwsel van speelgoedblokken met op elk van de vier hoofd-

streken een kerktoren.

Het rad kwam weer in beweging. Toen ik beneden kwam,

voelde ik me net een kind dat in een verhaal van Rudyard

Kipling op de slurf van een wandelende olifant zit. Lane Har-

dy zette het rad stil, maar nam niet de moeite het deurtje van

de gondel voor me te openen. Per slot van rekening werkte

ik al bijna in het park.

17

'Hoe vond je het?'

'Geweldig,' zei ik

'Ja, onze Carolina Spin is best leuk voor een tamme attrac-

tie' Hij bekeek me van top tot teen en verschoof zijn hoed,

waardoor die schuin de andere kant op wees. 'Hoe groot ben

je? Een meter negentig?'

'Een drieënnegentig.'

'Nou, ben benieuwd hoe het je bevalt om hartje juli het

pak aan te trekken en in het rad liedjes te zingen voor een

jarige, verwende snotneus met een suikerspin in de ene hand

en een smeltend ijsje in de andere.'

'Welk pak?'

Hij liep al terug naar zijn bedieningspaneel en gaf geen

antwoord. Misschien kon hij me niet horen door de radio-

cassetterecorder, waaruit nu 'Crocodile Rock' blèrde. Of mis-

schien wilde hij dat de taken van een zomerhulp in Joyland

nog een verrassing voor me bleven.

Ik had nog meer dan een uur de tijd voor mijn afspraak met

Fred Dean, dus ik kuierde over de Howielaan naar een snack-

kiosk die goede zaken leek te doen. Niet alles in Joyland had

een hondenthema, maar veel wel. Deze kiosk verkocht heel

toepasselijk hotdogs. Ik had een belachelijk klein budget voor

mijn zoektocht naar een zomerbaantje, maar ik vond dat ik

wel een paar dollar mocht uitgeven aan een pittige hotdog

en een zak patat.

Toen ik langs de tent van de waarzegster liep, kwam Ma-

dame Fortuna recht voor me staan. Al moet ik haar misschien

zo niet noemen, want ze heette alleen maar Fortuna tussen

15 mei en Labor Day, de eerste maandag van september. Tij-

18

dens die zestien weken droeg ze lange rokken, laagjes rag-

dunne blouses en sjaals met allerlei mysterieuze symbolen

erop. Aan haar oren hingen gouden ringen die zo zwaar wa-

ren dat ze haar oorlellen naar beneden trokken, en met haar

aangemeten, zware zigeuneraccent klonk ze als een persona-

ge in een horrorfilm uit de jaren dertig, zon film met in ne-

velen gehulde kastelen en huilende wolven.

De rest van het jaar was ze een weduwe uit Brooklyn die

Hummel-beeldjes verzamelde en graag naar films keek

(vooral naar die tranentrekkers waarin vrouwen kanker krij-

gen en prachtig sterven). Die dag droeg ze een keurig zwart

broekpak en schoenen met een laag hakje. Een roze sjaal om

haar hals zorgde voor wat kleur. Als Fortuna had ze een dikke

bos woest, grijs haar, maar dat was een pruik die nu nog on-

der een glazen stolp in haar huisje in Heavens Bay lag. Haar

echte haar was kortgeknipt en zwart geverfd. Fortuna de

Waarzegster en de Love Story-fan uit Brooklyn hadden maar

één ding met elkaar gemeen: ze dachten allebei dat ze hel-

derziend waren.

'Er hangt een schaduw boven jou, jongeman' kondigde ze

aan.

Ik keek naar de grond en zag dat ze daar beslist gelijk in

had. Ik stond in de schaduw van het reuzenrad. Zij ook.

'Die bedoel ik niet, sufferd. Boven je toekomst. Je krijgt

met honger te maken.'

Ik rammelde al van de honger, maar daar zou zo'n lekkere

grote hotdog snel verandering in brengen. 'Dat is heel inte-

ressant, mevrouw...'

'Rosalind Gold.' Ze stak haar hand naar me uit. 'Je mag me

Rozzie noemen, dat doet iedereen, maar tijdens het seizoen...'

19

Ze mat zich het accent van haar personage aan, waardoor ze

als een Bela Lugosi met borsten klonk. 'Taidens die saizoen

ben iek... Fortuna!'

Ik gaf haar een hand. Als ze op dat moment haar kostuum

had gedragen, had ik om haar pols een stuk of vijf goudkleu-

rige armbanden horen rinkelen. Aangenaam.' Ik ging met

hetzelfde accent praten. 'lek ben... Devin!'

Ze kon er niet om lachen. 'Ierse naam?'

'Ja.'

'De Ieren kennen veel verdriet, en velen van hen hebben

het derde oog. Ik weet niet of dat ook voor jou geldt, maar

je zult iemand ontmoeten die het heeft.'

Ik was helemaal niet verdrietig, ik had alleen veel zin in

een hotdog, bij voorkeur met een flinke schep chilisaus

erop. Ik had het gevoel dat ik midden in een avontuur zat.

Ik hield mezelf voor dat ik dat waarschijnlijk niet meer zou

denken als ik aan het einde van een drukke dag wc's moest

schoonmaken of kots uit de Ronddraaiende Theekoppen

moest verwijderen, maar op dat moment lachte het leven

me toe.

'Is dit je manier om je act te oefenen?'

Ze richtte zich op tot haar volle een meter vijfenvijftig. 'les

geen act, mijn joongen.' Weer dat accent. 'Geen enkel volk

ies zo paranormaal begaafd als die Joden. Dat weet iedereen.'

Ze ging weer normaal praten. 'En je kunt beter waarzeggen

in Joyland dan aan Second Avenue. Maar goed, verdriet of

niet, ik mag jou wel. Ik voel een goede vibe bij jou. Good

vibrations'

'Een van mijn favoriete liedjes van The Beach Boys.'

'Maar je krijgt binnenkort met een groot verdriet te ma-

20

ken' Ze zweeg even, de welbekende truc om woorden meer

nadruk te geven. 'En misschien wel met gevaar.'

'Zie je een mooie donkerharige vrouw in mijn toekomst?'

Wendy was een mooie donkerharige vrouw.

'Nee,' zei Rozzie. Ik schrok van haar volgende woorden.

'Ze behoort tot je verleden.'

O. O jee.

Ik liep om haar heen naar de hotdogtent en zorgde dat ik

haar niet aanraakte. Ik was ervan overtuigd dat ze een char-

latan was, maar op dat moment leek lichamelijk contact me

niet verstandig.

Ik schoot er niets mee op. Ze liep met me mee. 'In je toe-

komst zie ik een meisje en een jongetje. Het jongetje heeft

een hond.'

'Vast een Happy Hound die Howie heet.'

Ze negeerde mijn tweede poging om het gesprek luchtig

te houden. 'Het meisje draagt een rood petje en heeft een pop

bij zich. Eén van die kinderen heeft het derde oog. Ik weet

niet wie. Dat kan ik niet zien.'

Ik hoorde dat deel van haar uitvoerige verhaal al niet meer.

Ik dacht aan haar vorige woorden, die met een vet accent uit

Brooklyn waren uitgesproken: ze behoort tot je verleden.

Later kwam ik erachter dat Madame Fortuna het vaak mis

had, maar ze leek wel degelijk helderziend te zijn, en die dag

dat ik naar een zomerbaantje in Joyland solÜciteerde, was ze

heel goed op dreef.

Ik kreeg de baan. Fred Dean was vooral blij met mijn EHBO-

en reddingsdiploma's, die ik bij de YMCA had gehaald in de

zomer dat ik zestien werd. Die maanden noemde ik toen mijn

21

Zomer van Verveling. Sindsdien ben ik erachter gekomen dat

verveling nog zo gek niet is.

Ik vertelde Fred wanneer ik mijn laatste tentamens had en

beloofde dat ik me twee dagen later in Joyland zou melden

voor de teamindeling en de opleiding. We gaven elkaar een

hand en hij verwelkomde me bij het team. Heel even vroeg

ik me af of hij me zou vragen gezamenlijk als Howie te blaffen

of zoiets, maar hij wenste me gewoon een prettige dag en be-

geleidde me naar buiten. Hij was klein van gestalte en had

scherpe ogen en een soepele tred. Toen ik op het cementen

stoepje van het personeelskantoor de bulderende branding

hoorde en de vochtige, zilte lucht rook, voelde ik weer een

opgewonden kriebel en keek ik halsreikend uit naar de zo-

mer.

'Nu hoor je bij de amusementsindustrie, Devin,' zei mijn

nieuwe baas. 'Als je kijkt naar de manier waarop we de boel

hier tegenwoordig runnen, is dat niet helemaal hetzelfde als

de kermisindustrie, maar er zijn nog wel raakvlakken. Weet

je wat het betekent om in de amusementsindustrie werkzaam

te zijn?'

'Niet echt, nee.'

Zijn blik was ernstig, maar er speelde een flauw glimlachje

om zijn mondhoeken. 'Het betekent dat de kinkels het park

met een glimlach moeten verlaten. Als je de bezoekers in

mijn bijzijn trouwens ooit zo durft te noemen, sta je onmid-

dellijk op straat. Ik mag die term gebruiken, want ik werk al

in de amusementsindustrie sinds ik de baard in de keel kreeg.

En het zijn kinkels, net zulke onbeschaafde heden als de ar-

beiders en de bergbewoners die zich vergaapten op alle ker-

missen waar ik na de Tweede Wereldoorlog heb gewerkt. De

22

bezoekers van Joyland dragen mooiere kleren en rijden in

Ford- en Volkswagenbusjes in plaats van in pick-ups van

Farmall, maar in het park veranderen ze gewoon in kinkels

met openhangende monden. Als dat niet gebeurt, doen wij

ons werk niet goed. Maar voor jou zijn de bezoekers pups. Als

ze dat woord opvangen, denken ze aan iets liefs en vermoeden

ze dat de term bij het hondenthema van het park hoort, maar

wij weten beter. Ze zijn puppy's, Devin, onnozele wezens die

van plezier houden en opgewekt naar alles toe waggelen wat

hun aandacht trekt. In ons geval zijn dat de attracties.'

Hij knipoogde en gaf me een kneepje in mijn schouder.

'De pups moeten hier blij weggaan, want anders verdort

dit park en houdt het op te bestaan. Ik heb het elders zien

gebeuren, en als het gebeurt, gaat het heel snel. Het is een

pretpark, jongen, dus aai de puppy's en trek ze hooguit heel

zachtjes aan hun oren. Met andere woorden: bezorg ze pret.'

'Oké,' zei ik, al wist ik niet hoeveel pret ik de bezoekers

verschafte als ik de botsauto's oppoetste (die in Joyland Devil

Wagons heetten) of na sluitingstijd met een straatveger over

de Howielaan reed.

'En waag het niet me in de steek te laten. Zorg dat je hier

op de afgesproken datum staat, vijf minuten voor de afge-

sproken tijd'

'Oké.'

'In de showbizz zijn er twee belangrijke regels, jongen: zorg

dat je er bent en zorg dat je altijd weet waar je portemonnee

Ik liep door de grote, halfronde toegangspoort, waarboven

de neonletters WELKOM IN JOYLAND nu niet brandden. Op

23

de bijna geheel verlaten parkeerplaats leunde Lane Hardy te-

gen een van de gesloten kassa's. Hij rookte de sigaret die ik

eerder achter zijn oor had zien zitten.

'We mogen in het park niet meer roken,' zei hij. 'Nieuwe

regel. Meneer Easterbrook zegt dat dit het eerste park in

Amerika is waar het niet meer mag, maar dat er wel meer

zullen volgen. Ben je aangenomen?'

'Ja.'

'Gefeliciteerd. Heeft Freddy je die hele kermispreek gege-

ven?'

'Min of meer, ja.'

'Ook dat je de puppy's moet aaien?'

'Ja.'

'Je krijgt soms een punthoofd van hem, maar hij zit al jaren

in dit vak. Hij is door de wol geverfd en hij heeft gelijk. Het

gaat je vast wel lukken. Ik vind dit werk wel iets voor jou.' Hij

gebaarde met zijn hand naar het park, waarin de van verre

herkenbare attracties naar de stralend blauwe lucht reikten:

de Thunderball, de Shaker, de kronkelbochten van Kapitein

Nemo's Wildwaterbaan en natuurlijk de Carolina Spin. 'Mis-

schien ligt hier je toekomst wel.'

'Wie weet,' zei ik, al wist ik al hoe mijn toekomst eruit zou

zien. Ik zou schrijver worden. Mijn oeuvre zou bestaan uit

romans en het soort verhalen dat in The New Yorker ver-

schijnt. Ik had alles uitgestippeld. Ik had ook al een huwelijk

met Wendy Keegan gepland en we zouden tot na ons dertig-

ste wachten met een gezinnetje. Als je eenentwintig bent, is

het leven een landkaart. Pas rond je vijfentwintigste begin je

te vermoeden datje de kaart ondersteboven hebt gehouden,

en je moet veertig worden om dat heel zeker te weten. Tegen

24

de tijd dat je zestig bent, ben je volledig de weg kwijt, geloof

me.

'Heeft Rozzie Gold haar gebruikelijke Fortuna-onzin uit-

gekraamd?'

'Eh...'

Lane grinnikte. 'Ik had het niet eens hoeven vragen, hè?

Onthou maar dat negentig procent van haar gebabbel klets-

koek is. Die overige tien procent... Hou het er maar op dat

ze mensen dingen heeft verteld waarvan ze steil achterover-

sloegen.'

'Jou ook?' vroeg ik. 'Heeft ze jou iets verteld waarvan je

versteld stond?'

Hij grijnsde. 'De dag waarop ik Rozzie mijn handpalm laat

lezen, is de dag dat ik weer met de kermis ga rondreizen. On-

dergetekende loopt met een boog om ouijaborden en kris-

tallen bollen heen.'

Ik dacht aan de vraag die ik Rozzie had gesteld. 'Zie je een

mooie donkerharige vrouw in mijn toekomst?'

'Nee,' had ze gezegd. 'Ze behoort tot je verleden.'

Lane bekeek me aandachtig. 'Wat is er? Heb je een vlieg

ingeslikt?'

'Nee, er is niks,' zei ik

'Voor de draad ermee, jongen. Stond ze te orakelen of te

wauwelen? Zeg het maar.'

'Te wauwelen.' Ik keek op mijn horloge. 'Ik moet gaan. Ik

moet de bus van vijf uur hebben als ik de trein van zeven uur

naar Boston wil halen.'

'O, dan heb je nog zeeën van tijd. Waar logeer je deze zo-

mer?'

'Daar heb ik nog niet over nagedacht.'

25

'Ga op weg naar het busstation dan even langs bij mevrouw

Shoplaw. Er zijn in Heavens Bay veel mensen die kamers aan

zomerhuipen verhuren, maar zij is de beste. Door de jaren

heen heeft ze al heel wat zomerhuipen in huis gehad. Je kunt

haar makkelijk vinden: het laatste huis aan Main Street vóór

het strand. Grote, grijs geschilderde villa. Er hangt een bordje

aan de veranda. Je kunt het niet missen, want de letters zijn

gemaakt van schelpen en er ontbreken er altijd een paar.

MEVROUW SHOPLAWS STRANDPENSION. Zeg maar dat ik je

heb gestuurd.'

'Zal ik doen. Bedankt.'

'En als je daar een kamer huurt, kun je over het strand

hierheen lopen. Dan kun je je benzinegeld bewaren voor iets

belangrijkers, zoals uitstapjes op je vrije dagen. Die strand-

wandeling is een mooie manier om de dag te beginnen. Suc-

ces, jongen. Ik kijk ernaar uit om met je samen te werken.'

Hij stak zijn hand uit. Ik gaf hem een hand en bedankte hem

nog een keer.

Ik besloot zijn idee meteen op te volgen en over het strand

naar het plaatsje te wandelen, want dan hoefde ik ook geen

twintig minuten te wachten op een taxi die eigenlijk te duur

voor me was. Ik was bijna bij de houten trap naar het strand

toen hij me nariep.

'Hé, Jonesy! Zal ik je eens iets vertellen wat je niet van Roz-

zie zult horen?'

'Nou?'

'We hebben ook een spookhuis in het park Roz loopt er

met een boog van vijftig meter omheen. Ze heeft een hekel

aan de schrikeffecten, de martelkamer en de geluidsopnames,

maar in haar hart is ze bang dat het er écht spookt.'

26

'O ja?1

'Ja, en ze is niet de enige. Een stuk of vijf werknemers be-

weren dat ze een geest hebben gezien. Een jonge vrouw.'

'Meen je dat?' Het is een vraag die je altijd stelt als je stom-

verbaasd bent, maar ik zag aan hem dat hij bloedserieus was.

'Ik wil je het verhaal wel vertellen, maar mijn pauze is voor-

bij. Ik moet een paar connectoren van de Devil Wagons ver-

vangen en tegen drieën komt de veiligheidsinspectie naar de

Thunderball kijken. Gek word je van die lui. Vraag maar aan

Shoplaw. Emmalina Shoplaw weet meer over Joyland dan ik.

Je kunt zeggen dat zij het park echt als haar broekzak kent.

Vergeleken met haar ben ik een groentje.'

'Is dit een grapje? Iets waarmee je elke nieuweling voor de

gek houdt?'

'Zie ik eruit of ik een geintje maak?'

Dat niet, maar volgens mij vermaakte hij zich opperbest.

Hij knipoogde zelfs naar me. 'Elk zichzelf respecterend pret-

park hoort een spook te hebben. Misschien zie jij haar ook

wel. De kinkels zien haar in elk geval nooit. Ga maar gauw,

jongen. Regel een kamer voordat je de bus naar Wilmington

pakt. Deze zomer ben je me dankbaar.'

Bij een naam als Emmalina Shoplaw stel je je meteen een

pensionhoudster voor uit een roman van Charles Dickens,

zo'n rondborstig, bedrijvig type met blozende wangen en uit-

drukkingen als: 'De hemel sta ons bij!' In mijn fantasie ser-

veerde ze thee en scones terwijl een ondersteunende cast van

vriendehjke excentriekelingen goedkeurend toekeek Mis-

schien zou ze me zelfs een kneepje in mijn wang geven als

we boven een knappend haardvuur kastanjes roosterden.

27

Maar fantasieën komen zelden uit en de vrouw die de deur

voor me opendeed, was lang, in de vijftig, allesbehalve rond-

borstig en zo bleek als matglas. In haar ene hand had ze een

ouderwetse asbak met zon zandzakje aan de onderkant en

in de andere een smeulende sigaret. Haar vaalbruine, dikke

vlechten waren opgerold en bedekten haar oren, waardoor

ze eruitzag als een rijpere versie van een prinses uit de

sprookjes van Grimm. Ik stelde me voor en legde uit wat ik

kwam doen.

'Zo, dus jij gaat in Joyland werken. Nou, kom dan maar

binnen. Heb je referenties?'

'Niet van een huurbaas, ik woon op de campus van UNH.

Maar voor mijn werk heb ik een referentie van mijn baas in

de mensa. Dat is een eetzaal waar ik...'

'Ik weet wat een mensa is. Ik ben niet van gisteren.' Ze nam

me mee naar een woonkamer die was ingericht met meubels

die niet bij elkaar pasten. Blikvanger in het vertrek, dat even

diep was als het huis, was een groot televisietoestel op een

tafeltje. Ze wees ernaar. 'Kleuren-tv. Mijn huurders mogen

het toestel en deze woonkamer doordeweeks tot tien uur

's avonds gebruiken. In het weekend mag het van mij tot mid-

dernacht. Soms kijk ik met ze naar een film, of op zaterdag-

middag naar een honkbalwedstrijd. Dan eten we pizza, of ik

maak popcorn. Enig.'

Enig, dacht ik. Dat woord hoorde ik niet vaak, maar het

klonk inderdaad erg gezellig.

'Vertel eens, Devin Jones, ben jij zo iemand die drinkt en

herrie maakt? Ik vind zulk gedrag asociaal, al is niet iedereen

het met me eens.'

'Nee, mevrouw.' Ik dronk wel eens wat, maar ik werd zel-

28

den lawaaierig. Na een paar biertjes kreeg ik meestal alleen

maar slaap.

'Ik hoef niet te vragen of je drugs gebruikt, want daarop

zeg je toch nee, of je ze nu gebruikt of niet. Maar daar kom

ik natuurlijk vanzelf achter, en als mijn huurders drugs ge-

bruiken, zeg ik dat ze een ander onderkomen mogen zoeken.

Zelfs geen wiet, is dat duidelijk?'

'Ja.'

Ze bekeek me aandachtig. 'Je ziet er niet uit als een wiet-

roker.'

'Dat ben ik ook niet.'

'Ik heb plaats voor vier huurders, en op dit moment heb

ik er maar één. Mejuffrouw Ackerley, een bibliothecaresse.

Ik verhuur alleen eenpersoonskamers, maar ze zijn veel com-

fortabeler dan motelkamers. De kamer die ik voor jou in ge-

dachten heb, is op de eerste verdieping en heeft een eigen

douche en wc. De kamers op de tweede verdieping hebben

dat niet. Er is ook een buitentrap, wat wel handig is als je da-

mesbezoek hebt. Ik heb niets tegen damesbezoek, want ik

ben zelf een dame en ben dol op bezoek Heb je een vrien-

dinnetje?'

'Ja, maar ze werkt komende zomer in Boston.'

'Nou, misschien ontmoet je iemand anders. Je kent het ge-

zegde wel: geen handvol, maar een landvol.'

Ik glimlachte om haar opmerking, want in de lente van

1973 kon ik me niet voorstellen dat ik ooit van iemand anders

zou houden. Wendy Keegan was de enige voor mij.

'Je komt met een auto, neem ik aan. Er zijn hierachter maar

twee parkeerplaatsen voor vier huurders, dus wie het eerst

komt, het eerst maalt. Zo doe ik het elke zomer. Jij bent de

29

eerste en ik zie het wel zitten met jou. Als ik van gedachten

verander, is daar het gat van de deur. Kun je je daarin vin-

den?'

'Ja, mevrouw.'

'Mooi, want het is niet anders. Ik wil de gebruikelijke be-

dragen: eerste maand, laatste maand, een waarborgsom voor

eventuele schade.' Ze noemde een bedrag waarin ik me ook

prima kon vinden, al vormde het wel een flinke aanslag op

mijn rekening van de First New Hampshire Trust.

'Accepteert u een cheque?'

'Is die gedekt?'

'Ja, nog net.'

Ze legde haar hoofd in haar nek en schaterde het uit. 'Dan

wil ik hem wel, als jij de kamer nog wilt hebben als je hem

hebt gezien.' Ze drukte haar sigaret uit en stond op. 'O, voor

ik het vergeet: boven mag niet gerookt worden. Heeft met de

verzekering te maken. Hier in de woonkamer ook niet, als

de kamers eenmaal zijn verhuurd. Wel zo beleefd tegenover

de andere huurders. Wist je dat die oude Easterbrook een

rookverbod in het park gaat invoeren?'

'Dat heb ik gehoord, ja. Dat gaat hem klandizie kosten.'

'In het begin misschien wel, maar daarna zou het juist wel

eens klanten kunnen opleveren. Ik durf mijn geld wel op Brad

te zetten. Hij is een pientere vent met een onvervalst kermis-

stamboek.' Ik wilde vragen wat dat precies betekende, maar

met haar gedachten was ze al ergens anders. 'Zullen we een

kijkje nemen in de kamer?'

Eén blik op de kamer op de eerste verdieping was voldoen-

de om me over te halen. Het bed was groot, dat was prettig.

Het raam keek uit over de oceaan, en dat was zelfs nog beter.

30

De badkamer was een lachertje, zo klein dat mijn voeten on-

der de douche stonden als ik op de wc zat, maar berooide

studenten kunnen niet al te kieskeurig zijn. En het uitzicht

gaf de doorslag. Ik betwijfelde of de rijken in de zomerhuizen

aan Beach Row een mooier uitzicht hadden. In gedachten

kwam ik hier met Wendy en bewonderden we samen het uit-

zicht, en dan... in het grote bed met de gestage, lome dreun

van de branding buiten...

Dan zouden we 'het' doen. Eindelijk.

'Ik neem hem,' zei ik, en ik voelde mijn wangen rood wor-

den. De kamer was niet het enige wat ik wilde nemen.

'Dat dacht ik al. Het staat al op je gezicht te lezen.' Het was

alsof ze wist wat ik dacht, en misschien was dat ook wel zo.

Ze glimlachte van oor tot oor, waardoor ze er ondanks haar

platte boezem en haar bleke huid bijna dickensiaans uitzag.

'Je eigen nestje. Niet bepaald het paleis van Versailles, maar

je eigen plekje. Heel anders dan een bed op een campus, vind

je niet? Zelfs als je daar een kamer voor jezelf hebt.'

'Ja,' zei ik. Ik bedacht dat ik mijn vader moest overhalen

om nog vijfhonderd dollar op mijn bankrekening te storten,

want anders kwam ik misschien rood te staan voordat ik mijn

eerste salaris kreeg. Hij zou het geld niet van harte overma-

ken, maar uiteindelijk zou hij het wel doen. Ik hoopte maar

dat ik mijn overleden moeder er niet bij hoefde te halen om

mijn zin te krijgen. Ze was inmiddels al bijna vier jaar dood,

maar mijn vader had wel vijf foto's van haar in zijn porte-

monnee en droeg nog altijd een trouwring.

'Een echte baan en een eigen onderkomen,' zei ze. Haar

stem klonk een beetje dromerig. 'Dat klinkt goed, Devin.

Vind je niet?'

3i

'Zegt u maar Dev'

'Goed, doe ik.' Ze keek het kamertje rond en zuchtte. Het

lag recht onder het dak en had een schuin aflopend plafond.

'De kick is er snel af, maar in het begin is het heerlijk. Dat

gevoel van onafhankelijkheid. Ik denk dat je hier wel op je

plaats bent. Ik vind werken in een pretpark wel iets voor jou.'

'U bent al de tweede die dat zegt.' Toen dacht ik aan het

gesprek dat ik op de parkeerplaats met Lane Hardy had ge-

voerd. 'Nee, de derde.'

'En ik durf te wedden dat ik weet wie die andere twee wa-

ren. Wil je verder nog iets zien? De badkamer stelt niet veel

voor, ik weet het, maar het is beter dan schijten in een ge-

meenschappelijke badkamer op de gang terwijl een paar ruf-

tende studenten bij de wasbakken staan te liegen over de

meisjes die ze de vorige avond hebben versierd.'

Ik bulderde van het lachen, en mevrouw Emmalina Shop-

law deed met me mee.

We liepen over de buitentrap naar beneden. 'Hoe is het met

Lane Hardy?' vroeg ze toen we beneden waren. 'Draagt hij

nog steeds die stomme muts?'

'Volgens mij is het een bolhoed.'

Ze haalde haar schouders op. 'Muts, bolhoed, wat maakt

het uit.'

'Het gaat prima met hem, maar hij vertelde me iets...'

Ze hield haar hoofd schuin en keek me aan. Om haar mond

speelde het begin van een glimlach.

'Hij had het over het spookhuis van Joyland. Hij zei dat er

een geest in rondwaart.'

'O ja?'

32

'Ja. Volgens hem weet u meer over Joyland dan hij.'

'Ik weet er wel het een en ander van, ja.' Ze stak haar hand

in haar broekzak en haalde er een pakje Winston uit. 'Mijn

man was er tot aan zijn dodelijke hartaanval hoofd van de

technische dienst. Toen ik erachter kwam dat hij een waar-

deloze levensverzekering had afgesloten en de polis ook nog

eens voor veel geld had beleend, besloot ik de bovenste twee

verdiepingen van dit huis te verhuren. Er zat niets anders op.

We hadden maar één kind, en zij werkt tegenwoordig in New

York voor een reclamebureau.' Ze stak haar sigaret op, inha-

leerde en blies de lucht met een hoorbare lach naar buiten.

'Ze werkt ook aan het kwijtraken van haar zuidelijke accent,

maar dat is een ander verhaal. Dit monsterlijk grote huis was

Howies speeltje, en ik heb het hem altijd gegund. Gelukkig

is het in elk geval afbetaald. En ik vind het leuk om een band

met het park te houden, want dat voelt alsof ik ook nog een

band met hem heb. Snap je?'

'Ja, natuurlijk.'

Ze bekeek me aandachtig door een sliert opstijgende rook,

glimlachte en schudde haar hoofd. 'Nee, je snapt het niet. Je

bedoelt het goed, maar je bent nog een beetje te jong.'

'Ik heb vier jaar geleden mijn moeder verloren. Mijn vader

rouwt nog steeds om haar. Volgens hem is er een reden dat

"hecht paar" en "echtpaar" bijna hetzelfde klinken. Ik heb mijn studie nog, en mijn vriendin. Mijn vader loopt een beetje verloren door een veel te groot huis even ten noorden van

Kittery. Hij weet - we weten allebei - dat hij het beter kan

verkopen en in een kleiner huis dicht bij zijn werk kan gaan

wonen, maar hij blijft er zitten. Ik weet dus wat u bedoelt.'

'Wat vreselijk dat je je moeder hebt verloren,' zei mevrouw

33

Shoplaw. 'Ik en mijn grote mond... Moet je de bus van tien

over vijf hebben?'

'Ja.'

'Loop dan maar mee naar de keuken, dan maak ik een tosti

voor je en zet ik een kop tomatensoep in de magnetron. Daar

heb je nog wel tijd voor. Als je wilt, kan ik je tijdens het eten

het treurige verhaal van de geest van Joyland vertellen.'

'Zit er echt een geest?'

'Ik ben nooit in dat vreselijke spookhuis geweest, dus ik

weet het niet zeker. Maar het is een verhaal over een moord,

dat weet ik wel.'

De soep was van Campbell's en kwam gewoon uit blik, maar

de tosti was gemaakt met munster, mijn lievelingskaas, en

smaakte heerlijk Ze schonk een glas melk voor me in en

stond erop dat ik het leegdronk. Je bent nog in de groei, zei

ze. Ze ging met een kop soep tegenover me zitten om het ver-

haal te vertellen, maar nam er geen tosti bij. ('Anders raak ik

mijn meisjesachtige figuur kwijt') Een deel van haar infor-

matie kwam uit kranten en van journaalbeelden. De smeuïge

details kwamen van de mensen die ze in Joyland kende, en

dat waren er veel.

'Het gebeurde vier jaar geleden, dus ongeveer rond de tijd

dat je moeder overleed. Weet je waar ik altijd het eerst aan

denk als dit naar boven komt? Het overhemd van de dader.

En de handschoenen. Als ik bij die details stilsta, krijg ik kip-

penvel. Want ze betekenen dat hij alles grondig had voorbe-

reid.'

'Het lijkt wel of u midden in het verhaal begint,' zei ik.

Mevrouw Shoplaw lachte. 'Ja, daar heb je wel gelijk in. Je

34

vermeende spook heet Linda Gray en ze kwam uit Florence,

South Carolina. Zij en haar vriend - als hij dat tenminste was,

want de politie heeft haar achtergrond uitgespit en kon geen

spoor van hem vinden - brachten de laatste nacht van haar

leven door in de Luna Inn. Die ligt hier vlakbij aan het strand,

ongeveer een kilometer ten zuiden van ons. Ze kwamen de

volgende dag rond elf uur aan in Joyland. Hij kocht dagkaart-

jes voor hen en betaalde ze contant. Ze gingen in een paar

attracties en gebruikten een late lunch in Rock Lobster, het

visrestaurantje bij de concertzaal. Dat was even na enen. Je

weet vast wel hoe ze het tijdstip van overlijden vaststellen -

de maaginhoud en zo.'

'Ja.' Ik had mijn tosti op en pakte mijn lepel om mijn soep

te eten. Het verhaal bedierf mijn eetlust niet. Vergeet niet dat

ik eenentwintig was, en al zou ik het nooit hebben toegege-

ven, in mijn hart was ik ervan overtuigd dat ik onsterfelijk

was. Zelfs de dood van mijn moeder had niets aan die over-

tuiging veranderd.

'Hij betaalde haar lunch en ging daarna met haar in de Ca-

rolina Spin. Die draait heel langzaam, wat wel prettig is met

een volle maag. Daarna nam hij haar mee naar het spookhuis.

Ze gingen samen naar binnen, maar hij kwam in zijn eentje

naar buiten. Ongeveer halverwege de rit, die zo'n negen mi-

nuten duurt, sneed hij haar de keel door en gooide hij haar

naast de monorail waarover de karretjes rijden. Hij smeet

haar weg alsof ze oud vuil was. Hij moet er rekening mee

hebben gehouden dat het een enorme troep zou worden,

want hij droeg twee overhemden en had een paar gele werk-

handschoenen aangetrokken. Ze vonden het bovenste over-

hemd, waarop het meeste bloed was beland, zo'n honderd

35

meter van het lichaam vandaan. De handschoenen lagen nog

wat verder weg.'

Ik zag het helemaal voor me: eerst het lichaam, nog warm

en met pompend hart, daarna het overhemd en daarna de

handschoenen. Ondertussen bleef de moordenaar rustig zit-

ten tot het einde van de rit. Mevrouw Shoplaw had gelijk, je

kreeg er kippenvel van.

'Na afloop van de rit stapte die rotzak gewoon uit. Hij had

het karretje schoongeveegd - het overhemd dat ze vonden

was kleddernat -, maar er was nog bloed achtergebleven. Een

van de zomerhuipen zag wat op het bankje liggen en maakte

het schoon voordat de volgende bezoekers kwamen. Hij

dacht er niet eens bij na. Je vindt wel vaker bloed in attracties,

en doorgaans is het afkomstig van een kind dat door de op-

winding een bloedneus krijgt. Dat zul je nog wel merken.

Zorg overigens dat je altijd handschoenen draagt tijdens het

schoonmaken, dan kun je geen ziektes oplopen. Ze hebben

ze bij alle EHBO-posten, en die vind je in het hele park.'

'Viel het niemand op dat hij zonder vriendin uit het spook-

huis kwam?'

'Nee. Het was half juli, hoogseizoen, en het krioelde in het

park van de mensen. Ze vonden het lichaam pas om één uur

's nachts, toen het park allang dicht was en de lampen in het

spookhuis aangingen. Dat doen ze voor de nachtploeg. Daar

kom je nog wel achter; alle zomerhuipen hebben met hun

team elke maand één week schoonmaakdienst. Zorg dat je

daar uitgerust aan begint, want die verschoven werktijden

zijn erg vervelend.'

'Reden de bezoekers tot sluitingstijd langs het lichaam

zonder het te zien?'

36

'Ais ze al werd opgemerkt, zullen de bezoekers wel hebben

gedacht dat ze bij de schrikeffecten van het spookhuis hoor-

de. Maar waarschijnlijk heeft niemand haar zien liggen. Ver-

geet niet dat het een duistere attractie is. De enige in Joyland.

Andere parken hebben er meer.'

Een duistere attractie. Er ging een rilling door me heen,

maar die was niet krachtig genoeg om mijn eetlust te beder-

ven, dus ik at de rest van mijn soep op. 'Kon niemand die

man beschrijven? De serveerster in het visrestaurantje ook

niet?'

'Ze hadden nog iets beters: ze hadden foto's van hem. De

politie heeft zelfs gezorgd dat ze op tv en in de kranten ver-

schenen.'

'Foto's? Hoe kwamen ze daaraan?'

'De Hollywood Girls,' antwoordde mevrouw Shoplaw. 'Op

topdagen zijn er altijd een stuk of vijf aan het werk. Stripten-

ten zijn er in Joyland nooit te vinden geweest, maar de ouwe

Easterbrook heeft niet voor niets al die jaren op de kermis

gestaan. Hij weet dat de bezoekers naast attracties en snacks

ook wel een vleugje sexappeal kunnen waarderen. In elk team

van zomerhuipen zit een Hollywood Girl, Jullie krijgen er

ook een, en jij en je teamgenoten horen haar als grote broers

te beschermen als iemand opdringerig wordt. De meisjes

dragen korte, groene jurkjes, groene hoge hakken en snoe-

perige groene hoedjes die me altijd aan Robin Hood en zijn

vrolijke vrienden doen denken. Alleen zijn dit dus allemaal

vrolijke vriendinnetjes. Ze hebben Speed Graphics bij zich,

van die fototoestellen die je in oude films ziet, en ze maken

foto's van de kinkels.' Ze zweeg even. 'Al lijkt het me niet ver-

standig als je de bezoekers zo noemt.'

37

'Dat heeft Fred Dean ook al gezegd,' zei ik.

'Dat verbaast me niet. Maar goed, de Hollywood Girls heb-

ben de opdracht zich op familiegezelschappen en volwassen

stelletjes te concentreren. Tieners hebben doorgaans geen in-

teresse in souvenirs in de vorm van foto's; zij besteden hun

geld liever aan eten en gokspelletjes. De tactiek is dat de meis-

jes eerst een foto nemen en vervolgens de mensen benaderen.'

Ze zette een ademloos stemmetje op, waardoor ze als Marilyn

Monroe klonk. '"Hallo, welkom in Joyland! Ik ben Karen. Als

u een afdruk wilt van de foto die ik zojuist heb gemaakt, zal

ik uw naam opschrijven. Op weg naar de uitgang kunt u zich

dan melden bij onze fotokiosk aan de Howielaan." Zoiets. Een

van hen zette Linda Gray en haar vriend op de foto bij de

schiettent, die overigens naar Annie Oakley is genoemd,

maar toen ze naar hen toe liep, werd ze door die man afge-

snauwd. Heel agressief. Later zei ze tegen de politie dat hij

eruitzag of hij de camera wilde afpakken en kapottrappen.

Ze kreeg koude rillingen van zijn ogen, zei ze. Die waren vol-

gens haar hard en grijs.' Mevrouw Shoplaw glimlachte en

haalde haar schouders op. 'Later bleek dat hij een zonnebril

had gedragen. Sommige meisjes dikken een drama graag wat

aan, je kent dat wel.'

Ik wist inderdaad precies wat ze bedoelde. Wendy's vrien-

din Renee kon een controleafspraak bij de tandarts laten klin-

ken als een scenario voor een horrorfilm.

'Dat was de beste foto, maar niet de enige. De politie be-

keek alle foto's die de Hollywood Girls die dag hadden ge-

maakt en vond nog minstens vier andere waarop Linda Gray

en haar vriend op de achtergrond stonden. Op de beste foto

staan ze in de rij voor de Ronddraaiende Theekoppen en ligt

38

zijn hand op haar billen. Tamelijk intiem voor iemand die

haar vrienden en familieleden nog nooit hadden gezien.'

'Jammer dat er geen beveiligingscamera's zijn,' zei ik. 'Mijn

vriendin gaat deze zomer bij Filene's in Boston werken, en

zij zegt dat daar van die camera's hangen. Er komen er nog

meer, om winkeldiefstallen te voorkomen.'

'Er komt een dag dat ze ze overal hebben,' zei ze. 'Net als

in dat sciencefictionboek over de Gedachtepolitie. Ik kijk er

niet naar uit, moet ik zeggen, Maar in het spookhuis komen

ze nooit te hangen. Zelfs geen infraroodcamera's waarmee je

in het donker kunt zien'

'Niet?'

'Nee. Joyland heeft geen liefdestunnel, maar je zou het

spookhuis beslist de opvrijtunnel kunnen noemen. Mijn man

zei ooit dat de nachtelijke schoonmaakploeg na een drukke

dag meestal minstens drie slipjes naast de baan vindt.

Maar ze hadden dus die ene goede foto van de dader bij

de schiettent. Het was haast alsof hij ervoor had geposeerd.

Dat kiekje verscheen een week lang in de kranten en op tv.

Hij drukte zijn heup tegen de hare en deed voor hoe ze het

geweer moest vasthouden. Dat doen mannen altijd, je kent

dat wel. Iedereen in North en South Carolina moet die foto

onder ogen hebben gekregen. Zij glimlacht, maar hij is bloed-

serieus.'

'En al die tijd had hij handschoenen en een mes in zijn

zakken,' zei ik. Ik kon er met mijn verstand haast niet bij.

'Scheermes.'

'Wat?'

'Volgens de lijkschouwer gebruikte hij een recht scheer-

mes, of iets vergelijkbaars. Maar goed, ze hadden dus foto's,

39

waaronder die ene goede, maar weet je wat 20 raar was? Je

kunt zijn gezicht niet één keer goed zien'

'Door die zonnebril.'

'Onder andere. Daarnaast was zijn kin bedekt met een sikje

en droeg hij een honkbalpet met een lange klep. Die wierp

schaduwen over het stukje van zijn gezicht dat niet achter de

zonnebril en de baard schuilging. Het had iedereen kunnen

zijn. Jij had het zelfs kunnen zijn, alleen heb jij donker haar

in plaats van blond en heb je geen getatoeëerde vogelkop op

je hand. Hij wel. Een adelaar, of een havik of zo. Op de foto

bij de schiettent was die heel duidelijk te zien. Er stond vijf

dagen lang een uitvergroting van de tatoeage in de krant, in

de hoop dat iemand de afbeelding zou herkennen. Niemand

meldde zich.'

'En in het motel waar ze de nacht ervoor hadden gelo-

geerd? Wisten ze daar ook niets over hem te vertellen?'

'Nee. Bij het inchecken liet hij een rijbewijs uit South Ca-

rolina zien, maar dat was een jaar daarvoor gestolen. In het

motel hebben ze het meisje niet eens gezien. Waarschijnlijk

zat ze in de auto te wachten. Dagenlang wisten ze niet eens

wie ze was, maar de politie gaf een getekend portret van haar

vrij. Daarop zag ze eruit alsof ze sliep, niet of haar de hals

was doorgesneden. Iemand - volgens mij een vriendin van

haar verpleegstersopleiding - zag het portret en herkende

haar. Zij nam contact op met Linda's ouders. Wat moeten die

mensen zich ellendig hebben gevoeld toen ze hierheen reden

en tegen beter weten in hoopten dat ze andermans oogappel

in het lijkenhuis zouden zien liggen.' Langzaam schudde ze

haar hoofd. 'Kinderen zijn een enorm risico, Dev. Heb je daar

wel eens bij stilgestaan?'

40

'Ik geloof het wel'

'Niet, dus. O, man. Ik zou gek worden als ze dat laken te-

rugsloegen en ik mijn dochter zag liggen.'

'U denkt toch niet echt dat de geest van Linda Gray door

dat spookhuis doolt?'

'Daar kan ik je geen antwoord op geven, want ik heb geen

mening over het hiernamaals. Ik weet niet of het bestaat. Ik

denk altijd: daar kom ik wel achter als het zover is, en verder

maak ik me er niet druk over. Ik weet alleen dat veel werk-

nemers van Joyland beweren dat ze haar naast de baan heb-

ben zien staan, gekleed in de blauwe rok en het blauwe

mouwloze bloesje dat ze droeg toen ze haar vonden. Nie-

mand had die kleuren kunnen zien op de foto's die werden

vrijgegeven, want de Speed Graphics van de Hollywood Girls

maken alleen zwart-witfotos. Het zal wel makkelijker en

goedkoper zijn om die te ontwikkelen.'

'Misschien werd de kleur van haar kleding in de artikelen

genoemd*

'Zou kunnen, dat weet ik niet meer.' Ze haalde haar

schouders op. 'Maar een paar mensen zeiden ook dat het

meisje langs de baan een blauwe haarband droeg, zo'n band

als die van Alice uit Alice in Wonderland, en dat werd beslist

niét in de nieuwsartikelen vermeld. Dat detail hielden ze

bijna een jaar lang achter, in de hoop dat ze het konden ge-

bruiken als ze iemand oppakten die ze van de moord ver-

dachten.'

'Lane zei dat de kinkels haar nooit zien.'

'Nee, ze verschijnt alleen na sluitingstijd. Ze is voorname-

lijk gespot door zomerhuipen in de nachtploeg, maar ik ken

ook een veiligheidsinspecteur uit Raleigh die beweert dat hij

4 i

haar heeft gezien. Dat vertelde hij toen ik iets met hem ging

drinken in de Sand Dollar. Hij zei dat hij haar tijdens een rit

door het spookhuis zag staan. Hij dacht dat ze bij de attractie

hoorde tot ze haar handen naar hem uitstrekte, zó.'

Mevrouw Shoplaw draaide haar handpalmen naar boven

en stak ze naar me uit, een smekend gebaar.

'Hij had het gevoel dat de temperatuur vijftien graden

daalde. Hij had het over een luchtbel van kou. Toen hij zich

omdraaide en omkeek, was ze verdwenen.'

Ik dacht aan Lane met zijn strakke spijkerbroek, versleten

laarzen en stoere, scheefstaande hoedje. 'Stond ze te orakelen

of te wauwelen?' had hij gevraagd. De geest van Linda Gray

leek me beslist gewauwel, maar ik hoopte dat ik me vergiste.

Ik hoopte dat ik haar zou zien, want het leek me geweldig om

dat aan Wendy te vertellen. In die tijd kwamen al mijn ge-

dachten bij haar uit. Als ik een overhemd kocht, vroeg ik me

af of Wendy het mooi zou vinden. Als ik een verhaal schreef

over een meisje dat tijdens het paardrijden haar eerste kus

kreeg, vroeg ik me af of Wendy het leuk zou vinden. Ik vroeg

me dus ook af of het Wendy zou boeien als ik de geest van

een vermoord meisje zag. Zou ze zo geboeid zijn dat ze de

geest met eigen ogen wilde zien?

'Een halfjaar na de moord verscheen er een vervolgartikel

in de Post-Courier in Charleston,' vertelde mevrouw Shoplaw.

'Kennelijk waren er sinds 1961 vier soortgelijke moorden ge-

pleegd, in Georgia, North Carolina en South Carolina. Alle-

maal jonge meisjes. Ééntje neergestoken met een mes, drie

anderen de keel doorgesneden. Volgens een geciteerde poli-

tieman konden ze allemaal gedood zijn door de moordenaar

van Linda Gray.'

42

Ik zette een lage commentaarstem op. 'Wees op je hoede

voor de Spookhuismoordenaar!'

'Ja, zo noemde de krant hem inderdaad. Je had echt trek,

hè? Je hebt de soepkom er bijna bij opgegeten. Nu kun je

maar beter die cheque voor me uitschrijven en even flink

doorlopen naar het busstation, want anders moet je hier van-

nacht op de bank slapen.'

Die zag er heel comfortabel uit, maar ik wilde graag terug

naar het noorden. Over twee dagen was de voorjaarsvakantie

voorbij en kon ik mijn arm weer om Wendy Keegan heen

leggen.

Ik pakte mijn cheques, schreef er een uit en huurde daar-

mee een kamer met een prachtig uitzicht over de oceaan dat

mijn vriendin, Wendy Keegan, nooit te zien zou krijgen. In

die kamer speelde ik een aantal avonden met de gedachte aan

zelfmoord terwijl de muziek van Jimi Hendrix en The Doors

zachtjes uit de stereo-installatie klonk. Ik wilde niet echt

dood, het waren gewoon onvolwassen fantasieën van een

jongen met hartenpijn en een veel te levendige verbeelding.

Tenminste, dat hou ik mezelf al die jaren later voor, maar wie

zal het zeggen?

Als het om het verleden gaat, verzint iederéén een verhaal.

Ik probeerde Wendy vanuit het busstation te bellen, maar

haar stiefmoeder zei dat ze met Renee weg was. Ik probeerde

het nog een keer toen de bus aankwam in Wilmington, maar

ze was nog steeds op pad met Renee. Ik vroeg aan Nadine -

de stiefmoeder - of ze wist waar ze naartoe waren gegaan.

Nadine had geen idee. Ze klonk alsof dit het minst interes-

sante telefoongesprek van die dag was. Van het hele jaar. Van

43

haar hele leven. Met Wendy s vader kon ik best goed opschie-

ten, maar Nadine Keegan was nooit erg dol op me geweest.

Ik was al in Boston toen ik Wendy eindelijk te pakken

kreeg. Ze klonk slaperig, al was het pas elf uur, doorgaans het

beste deel van de avond voor studenten met voorjaarsvakan-

tie. Ik vertelde dat ik de baan had gekregen.

'Fijn voor je,' zei ze. 'Ben je op weg naar huis?'

'Ja, zodra ik mijn auto heb opgehaald.' En als ik geen lekke

band had. In die tijd zaten er altijd kale banden op mijn auto,

en die waren om de haverklap lek. Een reservewiel, zegt u?

Heel grappig, senor. 'Ik kan vannacht ook in Portsmouth sla-

pen en later naar huis gaan. Dan kunnen we morgen samen...'

'Lijkt me geen goed idee. Renee logeert hier, en meer be-

zoek kan Nadine niet aan. Je weet hoe hoeveel moeite ze heeft

met gasten.'

Met sommige gasten, misschien, maar volgens mij hadden

Nadine en Renee altijd goed met elkaar overweg gekund. Ze

dronken samen sloten koffie en roddelden over favoriete

filmsterren alsof die tot hun vriendenkring behoorden, maar

het leek me niet het goede moment om dat te zeggen.

'Normaal gesproken zou ik het fijn vinden om met je te

praten, Dev, maar ik wilde net naar bed gaan. Ren en ik heb-

ben een drukke dag gehad. Winkelen en zo.'

Ze vertelde niet wat dat en zo' inhield, en ik merkte dat ik

er ook niet naar wilde vragen. Weer een waarschuwingssig-

naal.

'Ik hou van je, Wendy'

'Ik ook van jou.' Het klonk eerder werktuiglijk dan harts-

tochtelijk. Ze is gewoon moe, hield ik mezelf voor.

Er knaagde iets aan me toen ik Boston verliet en noord-

44

waarts reed. Was het haar toon? Het gebrek aan enthousias-

me? Ik wist het niet. Ik wist niet of ik het wel wilde weten,

maar ik vroeg het me toch af. Dat doe ik na al die jaren nog

steeds. Tegenwoordig is ze alleen nog maar een litteken en

een herinnering voor me, iemand die me pijn heeft gedaan

zoals een meisje een jongen soms pijn doet. Een jonge vrouw

uit een ander leven. Toch blijf ik me afvragen waar ze die dag

was geweest. Wat dat en zo' inhield. En of ze de dag werkelijk

met Renee St. Clair had doorgebracht.

Er valt te discussiëren over de vraag wat de griezeligste zin

uit de popmuziek is, maar voor mij is het een zin uit de be-

gintijd van The Beatles. John Lennon zingt: 'I'd rather seeyou

dead, little girl, than to be with another man'. Ik zie je nog liever dood dan met een andere man. Ik zou kunnen zeggen

dat ik na mijn breuk met Wendy nooit zo over haar heb ge-

dacht, maar dan zou ik liegen. De gedachte was er niet altijd,

maar toen het uit was, dacht ik beslist met een bepaalde

kwaadaardigheid aan haar. Er waren lange, slapeloze nachten

waarin ik vond dat haar iets naars moest overkomen voor

wat ze me had aangedaan. Misschien zelfs iets heel akeligs.

Ik vond het vreselijk dat ik dat dacht, maar soms ging het

vanzelf. En dan dacht ik aan de man met de twee overhemden

die met zijn arm om Linda Gray heen het spookhuis was bin-

nengegaan. De man met de vogel op zijn hand en een recht

scheermes in zijn zak.

In de lente van 1973 - het laatste jaar van mijn jeugd, nu ik

erop terugkijk - zag ik een toekomst waarin Wendy Keegan

Wendy Jones ging heten, of misschien Wendy Keegan Jones,

als ze modern wilde zijn en haar meisjesnaam wilde blijven

45

gebruiken. We zouden in Maine, New Hampshire of het wes-

ten van Massachusetts aan een meer gaan wonen en in ons

huis zou het kabaal van een paar kindertjes Keegan Jones te

horen zijn. De boeken die ik daar zou schrijven, zouden geen

enorme bestsellers worden, maar zouden goed genoeg ver-

kopen om er prettig van te kunnen leven en zouden goede

kritieken krijgen. Dat laatste vond ik heel belangrijk. Wendy

zou haar droom verwezenlijken en een kledingboetiekje ope-

nen (dat ook goed stond aangeschreven) en ik zou wat col-

leges creatief schrijven geven, lessen waarvoor begaafde stu-

denten in de rij stonden. Geen van die dromen kwam dus

uit, en daarom was het wel passend dat het decor van ons

laatste samenzijn het kantoor van professor George B. Nako

was, een man die nooit had bestaan.

In de herfst van 1968 ontdekten ouderejaarsstudenten aan

de University of New Hampshire onder de keldertrap van

Hamilton Smith Hall het 'kantoor van professor Nako. De

ruimte hing vol nepdiploma's, eigenaardige aquarellen die

'Albanese kunst' werden genoemd en tafelschikkingen waar-

op namen als Elizabeth Taylor, Robert Zimmerman en Lyn-

don B. Johnson waren ingevuld. Er hingen ook essays van

studenten die nooit hadden bestaan. Ik herinner me er een

met de titel: 'Sekssterren van het Morgenland'. Een ander es-

say was getiteld: 'Vroege dichtkunst van Cthulhu: een ana-

lyse'. Er stonden drie rookpoten, van die asbakken op een

standaard. Op een briefje dat aan de onderkant van de trap

was geplakt, stond: PROFESSOR NAKO ZEGT: 'DE ROOKLAMP

BRANDT ALTIJD!' Er stonden een paar versleten fauteuils en

een al even versleten bank, erg handig voor studenten die

een comfortabel plekje zochten om te vrijen.

46

Op de woensdag voor mijn laatste tentamen was het on-

gewoon warm en vochtig. Tegen enen stapelden zich on-

weerswolken op, en rond vier uur, het tijdstip waarop Wendy

en ik in het ondergrondse 'kantoor' van George B. Nako had-

den afgesproken, gingen de hemelsluizen open en begon het

te stortregenen. Ik was als eerste onder de trap. Wendy kwam

vijf minuten later, kleddernat maar met een stralend humeur.

In haar haar glinsterden druppeltjes regen. Ze wierp zich in

mijn armen en schurkte zich lachend tegen me aan. Er klon-

ken onweersklappen en het handjevol hanglampen in de

schemerige keldergang flikkerde.

'Oooo, ik wil een knuffel' zei ze. 'Wat is die regen koud!'

Ik verwarmde haar en zij verwarmde mij. Binnen de kort-

ste keren lagen we met verstrengelde ledematen op de have-

loze bank. Mijn linkerarm lag om haar heen en ik hield haar

behaloze borst vast. Mijn rechterhand zat zo ver onder haar

rok dat ik met mijn vingers over kant en zijde streek Dat

laatste stond ze een paar minuten toe, maar toen ging ze

rechtop zitten. Ze schoof verder van me af en fatsoeneerde

haar haar.

'Zo is het wel mooi geweest,' zei ze preuts. 'Stel dat profes-

sor Nako binnenkomt.'

'Die kans lijkt me klein.' Ik glimlachte, maar ik voelde mijn

broek weer knellen. Soms deed Wendy daar wat aan - ze was

inmiddels heel goed in wat we 'hand-op-de-broekseks'

noemden maar ik had zo'n idee dat ze dat die dag niet zou

doen.

'Een van zijn studentes, dan,' zei ze. 'Iemand die om een

hoger cijfer komt bedelen omdat ze anders niet aan het vol-

gende jaar mag beginnen. "Toe, professor Nako. Alstublieft,

47

alstublieft! Ik wil alles voor u doen."'

Die kans leek me ook klein, maar ze had wel gelijk dat we

makkelijk gestoord konden worden. Er kwamen altijd stu-

denten binnen om een nieuwe voorraad verzonnen essays of

Albanese kunst op te hangen. De bank was heel geschikt voor

een vrijpartij, maar de omgeving niet. Ooit was dat misschien

wel zo geweest, maar op de alfafaculteiten had het hoekje on-

der de trap inmiddels een soort mythische status gekregen.

'Hoe ging je tentamen sociologie?' vroeg ik.

'Ging wel. Ik denk niet dat het een hoog cijfer wordt, maar

ik weet zeker dat ik het binnen heb. Dat vind ik goed genoeg,

vooral omdat het mijn laatste tentamen is.' Ze rekte zich uit,

raakte met haar vingers de zigzag van de trap boven ons aan

en stak haar borsten op een verrukkelijke manier naar voren.

'Over...' Ze keek op haar horloge.'... een uur en tien minuten

ben ik hier weg.'

'Samen met Renee?' Ik was niet kapot van Wendy's kamer-

genote, maar ik keek wel uit om dat te zeggen. Ik had het één

keer gedaan, en toen hadden we een korte, hooglopende ru-

zie gehad waarin Wendy me verweet dat ik haar de wet voor-

schreef.

'Ja. Ze zet me thuis af en over een week zijn we officieel

werknemers van Filene's!'

Ze klonk alsof ze hofdames in het Witte Huis zouden wor-

den, maar dat hield ik ook wijselijk voor me. Bovendien had

ik andere zorgen. 'Maar je komt zaterdag toch wel naar Ber-

wick?' Het was de bedoeling dat ze s ochtends zou komen,

de hele dag bij me zou blijven en die nacht zou blijven loge-

ren. In de logeerkamer, natuurlijk, maar die was maar een

paar stappen van mijn slaapkamer verwijderd. Omdat we el-

48

kaar de hele zomer misschien niet zouden zien, leek de kans

dat we 'het' zouden doen me erg groot. Maar ja, kleine kin-

deren geloven in de Kerstman, en soms dachten eerstejaars

een heel semester lang dat George B. Nako een bestaande do-

cent Engels was.

'Zekers te weten.' Ze keek om zich heen, zag niemand en

liet haar hand over mijn dij naar boven glijden. Toen ze bij

het kruis van mijn spijkerbroek kwam, trok ze heel zachtjes

aan wat ze daar vond. 'Kom hier, jij.'

Het werd dus toch een dag voor hand-op-de-broekseks.

Ze deed het bijzonder toegewijd, langzaam en ritmisch. De

donder rolde en op een bepaald moment ging de ruisende

stortregen over in het harde, kille geratel van hagelstenen.

Aan het einde kneep ze zachtjes, waardoor ze mijn orgasme

nog heviger en langduriger maakte.

'Zorg dat je doorweekt bent als je op je kamer komt, want

anders weet de hele wereld wat we hier hebben gedaan.' Ze

sprong van de bank. 'Ik moet gaan, Dev. Ik moet nog een

paar spullen inpakken.'

'Ik kom je zaterdag tegen de middag halen. Mijn vader

maakt die avond zijn beroemde kipgerecht klaar.'

Ze zei nog een keer 'zekers te weten'. Dat hoorde bij Wendy

Keegan, net als die kussen waarbij ze op haar tenen ging

staan. Maar vrijdagavond belde ze met de mededeling dat

Renees plannen waren gewijzigd en dat ze twee dagen eerder

naar Boston zouden gaan. 'Het spijt me, Dev, maar ik had af-

gesproken dat ik met haar zou meerijden.'

'Je kunt ook met de bus,' zei ik, maar ik wist al dat ze dat

niet zou doen.

'Ik heb het haar beloofd. En we hebben kaartjes voor Pip-

49

pin in het Imperial. Een verrassing van Renees vader.' Ze

zweeg even. 'Wees nou blij voor me. Jij gaat helemaal naar

North Carolina, en ik ben ook blij voor jou'

'Blij,' zei ik. 'Oké. Veel plezier.'

'Dat klinkt al beter.' Haar stem werd zachter en intiemer.

'Ik maak het goed als we elkaar weer zien. Erewoord.'

Het was een belofte die ze niet zou houden, maar die ze

ook niet hoefde te breken, want na die dag in professor Nako's

'kantoor' heb ik haar nooit meer gezien. Er kwam niet eens

een laatste telefoontje met tranen en verwijten. Dat was op

advies van Tom Kennedy (over wie ik het zo zal hebben) en

dat was waarschijnlijk maar goed ook. Misschien zat Wendy

wel op zo'n telefoontje te wachten en wilde ze dat ik zou bel-

len. Nou, dan had ze pech.

Ik hóóp dat ze teleurgesteld was. Dat hoop ik nog steeds,

ook nu die koortsachtige jeugdliefde al jaren achter me ligt.

Liefde laat littekens na.

Die goed ontvangen bijna-bestsellers waarvan ik droomde,

heb ik nooit geschreven, maar ik verdien een goede boterham

als schrijver en tel mijn zegeningen. Talloze mensen hebben

minder geluk Ik ben gestaag gestegen op de inkomensladder

en werk inmiddels bij Commercial Flight, een tijdschrift

waarvan je waarschijnlijk nog nooit hebt gehoord.

Een jaar nadat ik hoofdredacteur was geworden, kwam ik

weer eens op de campus van UNH. Ik woonde een tweedaags

symposium bij over de toekomst van vakbladen in de eenen-

twintigste eeuw. Op de tweede dag wandelde ik tijdens een

pauze in een opwelling naar Hamilton Smith Hall om een

blik onder de keldertrap te werpen. De essays, de Albanese

50

kunst en de tafelschikkingen met beroemde namen waren

verdwenen. De stoelen, de bank en de rookpoten ook. Maar

toch was er nog iemand die zich die tijd herinnerde. Op de

onderkant van de trap, waar ooit een bordje had gehangen

dat de rooklamp altijd brandde, hing nu een velletje papier

waarop een regel tekst was getypt. De letters waren zo klein

dat ik mijn hals moest strekken en op mijn tenen moest gaan

staan om ze te lezen:

Professor Nako geeft nu les op Zweinstein, de

hogeschool voor hekserij en hocus pocus.

Tja, waarom ook niet?

Waarom zou die man daar geen les kunnen geven?

Ik heb geen idee wat er van Wendy geworden is. Ik zou

natuurlijk gebruik kunnen maken van Google, die eenen-

twintigste-eeuwse Magie 8-Ball, om haar te zoeken en uit te

pluizen of ze haar droom heeft gerealiseerd, dat exclusieve

boetiekje, maar wat schiet ik ermee op? Gebeurd is gebeurd.

Voorbij is voorbij. En na mijn tijd in Joyland (slechts een

strandwandeling verwijderd van een plaatsje dat Heaven's

Bay heet, Baai van de Hemel, vergeet dat niet), leek mijn ge-

broken hart opeens niet meer zo belangrijk. Dat had heel veel

te maken met Mike en Annie Ross.

Uiteindelijk aten mijn vader en ik het kipgerecht met ons

tweeën op, zonder het gezelschap van een logee. Waarschijn-

lijk vond mijn vader dat allang best. Uit respect voor mij pro-

beerde hij zijn gevoelens te verbergen, maar ik wist dat hij

ongeveer net zo dol op Wendy was als ik op Renee. Destijds

5i

dacht ik dat hij gewoon een beetje jaloers was op de plaats

die Wendy in mijn leven had. Nu denk ik dat hij haar beter

doorhad dan ik. Ik weet het niet zeker; we hadden het nooit

over haar. Ik weet niet of mannen wel zinvolle gesprekken

over vrouwen kunnen voeren.

Toen we na het eten de afwas hadden gedaan, genoten we

samen van bier en popcorn en keken we naar een film waarin

Gene Hackman een stoere politieman met een voetfetisj

speelde. Ik miste Wendy - die op dat moment waarschijnlijk

luisterde naar 'Spread a Little Sunshine' van het Pippingezel-

schap - maar het heeft ook voordelen om met mannen onder

elkaar te zijn, Je kunt bijvoorbeeld ongegeneerd scheten laten

en boeren.

De volgende dag, mijn laatste dag thuis, maakten we een

wandeling over de oude spoorbaan door het bos achter mijn

ouderlijk huis. Mijn moeder had mijn vriendjes en mij altijd

streng verboden in de buurt van die spoorbaan te komen. Er

was toen al tien jaar geen goederentrein van GS&WM meer

langsgekomen en er groeide al onkruid tussen de roestige

verbindingsbalken, maar dat maakte voor mijn moeder geen

verschil. Ze was ervan overtuigd dat er één laatste trein -

noem hem maar de Kinderverslinder - over het spoor zou

rijden als wij daar speelden en ons allemaal zou vermorzelen.

Een poosje later was zij degene die werd geraakt door een

onverwachts passerende trein: op haar zevenenveertigste

kreeg ze borstkanker met uitzaaiingen. Het was een dodelijke

hogesnelheidstrein.

'Ik zal je deze zomer missen,' zei mijn vader.

'Ik jou ook.'

'O, voordat ik het vergeet.' Hij haalde een cheque uit zijn

52

borstzak. 'Open hier maar zo snel mogelijk een nieuwe reke-

ning mee. En vraag of ze het geld vlug kunnen bijschrijven.'

Ik keek naar het bedrag, niet de vijfhonderd dollar waarom

ik had gevraagd, maar duizend dollar. 'Pap, kun je dit echt

wel missen?'

'Ja. Voornamelijk omdat je al die tijd in de mensa hebt ge-

werkt. Daardoor hoefde ik niet krom te liggen om bij te sprin-

gen. Beschouw het maar als een extraatje'

Ik gaf hem een kus op zijn wang, die prikte. Hij had zich

die ochtend niet geschoren. 'Dank je wel.'

'Jongen, ik geef het je met liefde.' Hij haalde een zakdoek

uit zijn zak en veegde zonder enige gêne zijn ogen af. 'Excuses

voor de tranen. Het valt niet mee als je kind uitvliegt. Dat zul

je zelf ook ooit merken, maar hopelijk heb je dan een lieve

vrouw om je gezelschap te houden.'

Ik dacht aan mevrouw Shoplaw, die had gezegd dat kin-

deren een enorm risico vormden. 'Red je het in je eentje,

pap?'

Hij stopte de zakdoek weer in zijn zak en liet een oprechte,

brede lach zien. 'Als je me af en toe belt, komt dat wel goed.

En zorg dat ze je niet in die ellendige achtbanen laten klim-

men.'

Eigenlijk leek me dat juist wel spannend, maar ik knikte.

'En...' Hij maakte zijn zin niet af, dus ik weet niet of hij een

advies of een waarschuwing in zijn hoofd had. Hij wees in de

verte. 'Kijk eens!'

Vijftig meter verderop was een hinde tussen de bomen

vandaan gekomen. Ze stapte voorzichtig over een roestige

GS&WM-rail en liep de spoorbaan op, waar het onkruid en de

guldenroede zo hoog stonden dat ze haar flanken raakten.

53

Ze stond stil, spitste haar oren en bekeek ons rustig. Wat ik

me van dat moment herinner, is de stilte. Er zongen geen vo-

gels, in de lucht klonk nergens de brom van een vliegtuig. Als

mijn moeder bij ons was geweest, zou ze haar camera hebben

gepakt en verwoed foto's hebben gemaakt. Toen ik daaraan

dacht, miste ik haar weer alsof ze net was overleden.

Ik omhelsde mijn vader en hield hem een paar tellen stevig

vast. 'Ik hou van je, pap.'

'Dat weet ik,' zei hij. 'Dat weet ik.'

Toen ik nog een keer keek, was de hinde weg. Een dag later

ging ik ook.

Toen ik in Heaven's Bay terugkwam, was het bord met de

schelpen op de grijze villa aan het uiteinde van Main Street

weggehaald en opgeborgen, omdat mevrouw Shoplaw haar

kamers voor de hele zomer had verhuurd. Ik was Lane Hardy

dankbaar voor zijn waarschuwing dat ik tijdig een onderko-

men moest regelen. De zomertroepen van Joyland waren ge-

arriveerd en alle pensions zaten vol.

Ik deelde de eerste verdieping met Tina Ackerley, de bi-

bliothecaresse. Mevrouw Shoplaw had de kamers op de twee-

de verdieping verhuurd aan Erin Cook, een slanke, roodha-

rige studente kunstgeschiedenis, en een vierkant gebouwde

student aan Rutgers University die Tom Kennedy heette.

Erin, die zowel op de middelbare school als aan Bard College

fotografielessen had gevolgd, was ingehuurd als Hollywood

Girl. Tom bleek hetzelfde te gaan doen als ik.

'Ik word een zomerhulp,' zei hij. 'Met andere woorden:

overal inzetbaar. Dat heeft Fred Dean op mijn sollicitatiefor-

mulier aangevinkt. En jij?'

54

'Ik ook,' zei ik. 'Volgens mij worden we een soort conciër-

ges.'

'Dat betwijfel ik.'

'Waarom?'

'Omdat we blank zijn,' zei hij. Hoewel we in het park ook

wel schoonmaakwerk moesten doen, had hij dat nog niet

eens zo gek ingeschat, De daadwerkelijke conciërgeploeg -

twintig mannen en meer dan dertig vrouwen, die overalls

droegen met een badge van Howie op de borstzak - bestond

uit Haïtianen en Dominicanen van wie ik bijna zeker wist dat

ze zwartwerkten. Ze woonden vijftien kilometer landin-

waarts in hun eigen minidorpje en werden dagelijks opge-

haald en teruggebracht in een paar oude schoolbussen. Tom

en ik verdienden vier dollar per uur, Erin iets meer. Ik heb

geen flauw idee wat de schoonmakers verdienden, maar ze

werden natuurlijk uitgebuit. Dat valt niet goed te praten, ook

niet met het excuus dat het inmiddels veertig jaar geleden is

of dat er in het zuiden overal zwartwerkers waren die het nog

veel slechter hadden. Hun enige mazzel was dat ze nooit het

pak aan hoefden. Dat hoefde Erin trouwens ook niet.

Tom en ik wel.

Op de avond voor onze eerste werkdag zaten we met ons

drieën in de woonkamer van pension Shoplaw om elkaar te

leren kennen en te kletsen over de komende zomer. Tijdens

het gesprek kwam de maan boven de Atlantische Oceaan op,

net zo kalm en betoverend als de hinde die mijn vader en ik

op de oude spoorbaan hadden zien staan.

'Jongens, het is een pretpark,' zei Erin. 'Hoe zwaar kan het

nu helemaal zijn?'

55

'Jij hebt makkelijk praten' zei Tom. 'Niemand verwacht

van jou dat je de Ronddraaiende Theekoppen schoonspuit

als een hele troep welpen hun lunch uitkotst.'

'Als het moet, spring ik bij,' zei ze. 'Als ik naast foto's maken

ook braaksel moet opdweilen, vind ik dat niet erg. Ik heb dit

baantje nodig. Ik begin volgend jaar aan mijn mastersoplei-

ding en ik ben bijna blut.'

'We moeten proberen in hetzelfde team te komen,' zei Tom.

Dat lukte ons. Alle groepen hadden hondennamen, en wij

waren Team Beagle.

Op dat moment kwam Emmalina Shoplaw de woonkamer

in met een blad waarop vijf champagneglazen stonden. Tina

Ackerley, een magere lat die met haar grote ogen en bril wel

iets weg had van Joyce Carol Oates, liep met de fles in haar

hand naast haar. Het gezicht van Tom Kennedy klaarde op.

'Hé, zie ik daar Frans gemberbier? Die fles ziet er net wat te

elegant uit om goedkope supermarché-wijn te zijn.'

'Ja, het is champagne,' zei mevrouw Shoplaw, 'al moet ik je

teleurstellen als je Moët & Chandon verwacht. Het is geen

supermarkttroep, maar ook geen peperdure wijn.'

'Ik kan niet voor mijn nieuwe collega's spreken' zei Tom,

'maar als iemand wiens kennis nauwelijks verder reikt dan

cider denk ik niet dat ik teleurgesteld zal zijn.'

Mevrouw Shoplaw glimlachte. 'Zo luid ik altijd de zomer

in, in de hoop dat dat geluk brengt. Het lijkt te werken. Ik

ben nog nooit een zomerhulp kwijtgeraakt. Pakken jullie al-

lemaal een glas?' We deden wat ze had gevraagd. 'Tina, wil

jij inschenken?'

Toen de glazen vol waren, hief mevrouw Shoplaw haar

glas, en wij volgden haar voorbeeld.

56

'Op Erin, Tom en Devin,' zei ze. 'Ik hoop dat ze een fan-

tastische zomer tegemoet gaan en dat ze het pak alleen maar

hoeven te dragen als het onder de vijfentwintig graden is.'

We tikten onze glazen zachtjes tegen elkaar en dronken de

wijn. Het was misschien niet de allerduurste champagne,

maar het was heel goede wijn, en er was genoeg over om ie-

dereen nog een slokje te geven. Deze keer bracht Tom een

toost uit. 'Op mevrouw Shoplaw, die zo lief is ons onderdak

te verschaffen!'

'Dank je wel, Tom, dat is heel aardig, maar desondanks

krijg je géén korting op de huur.'

We namen nog een slok Ik zette mijn glas neer en was een

beetje licht in het hoofd. 'Over welk pak had u het?' vroeg ik.

Mevrouw Shoplaw en Tina Ackerley keken elkaar glimla-

chend aan. De bibliothecaresse gaf antwoord, al werd ik daar

nog niets wijzer van. 'Daar kom je nog wel achter,' zei ze.

'Ga niet te laat naar bed, jongens,' waarschuwde mevrouw

Shoplaw. 'Jullie moeten vroeg uit de veren. Jullie carrière in

de showbizz gaat beginnen.'

We moesten inderdaad vroeg op ons werk zijn: om zeven uur,

twee uur voordat het park voor de zoveelste zomer openging.

Met ons drieën liepen we over het strand. Tom praatte bijna

de hele weg. Hij praatte altijd. Dat zou me vreselijk hebben

vermoeid als hij niet zo'n geestige, vrolijke jongen was ge-

weest. Erin liep door de branding en liet haar gympen aan

haar linkerhand bungelen. Ik zag dat ze aan zijn lippen hing

en dat ze hem erg leuk vond. Ik benijdde Tom dat hij dat zo

makkelijk voor elkaar kreeg. Hij was zwaargebouwd en niet

bepaald moeders mooiste, maar hij bruiste van energie en

57

had de vlotte babbel die ik helaas miste. Herinner je je die

oude mop over dat ambitieuze filmsterretje dat zo dom was

dat ze met de scenarioschrijver naar bed ging?

'Hoe rijk zouden die eigenaars zijn?' vroeg hij, gebarend

naar de huizen aan Beach Row. We hepen net langs het grote,

groene huis dat op een kasteel leek, maar die dag waren de

vrouw en het jongetje in de rolstoel nergens te bekennen. An-

nie en Mike Ross kwamen later.

'Ik denk dat ze miljonairs zijn,' zei Erin. 'Het is hier niet

zo duur als in The Hamptons, maar het is ook niet bepaald

een achterbuurt, zoals mijn vader zou zeggen.'

'Het pretpark zal de huizenprijzen wel wat drukken,' zei ik.

Ik keek naar de drie attracties van Joyland die al van verre

herkenbaar waren en zich scherp tegen de blauwe ochtend-

lucht aftekenden: de Thunderball, de Shaker en de Carolina

Spin.

'Nee joh, zo denken rijken helemaal niet,' zei Tom. 'Het is

net zoiets als op straat bedelaars voorbijlopen. Ze zien ze ge-

woon niet. Bedelaars? Welke bedelaars? Met dat park is het

precies hetzelfde. Een pretpark? Waar dan? Mensen met zul-

ke huizen leven in een heel andere wereld.' Hij stond stil, hield

zijn hand boven zijn ogen en keek naar de groene Victoriaan-

se villa die die herfst zo'n grote rol in mijn leven zou gaan

spelen. Erin Cook en Tom Kennedy hadden toen al verkering

gekregen en waren teruggegaan naar de universiteit. 'Dat

wordt ooit mijn huis. Ik denk dat ik het in mijn bezit krijg

op eh... 1 juni 1987'

'Dan zorg ik voor champagne,' zei Erin, en we lachten alle

drie.

58

Die ochtend zag ik alle zomerhuipen van Joyland voor het

eerst en voor het laatst bij elkaar. We verzamelden ons in het

Surf Auditorium, de concertzaal waar al die minder bekende

countryzangers en oude rockers optraden. We waren met bij-

na tweehonderd man. Net als Tom, Erin en ik waren de mees-

ten studenten die bereid waren voor een fooi te werken. Een

paar van de vaste werknemers waren er ook. Ik zag Rozzie

Gold, uitgedost in zigeunerkleding en met bungelende oor-

ringen. Lane Hardy zette op het spreekgestoelte een micro-

foon klaar en tikte er met zijn vinger op om hem te testen.

Zijn vertrouwde hoedje stond zoals altijd schuin op zijn

hoofd. Ik weet niet hoe hij me tussen al die rondlopende jon-

geren opmerkte, maar we kregen oogcontact en hij tikte even

tegen de scheefstaande rand van zijn hoed. Ik groette terug.

Hij rondde zijn taak af, knikte, sprong van de verhoging

en nam plaats op de stoel die Rozzie voor hem had vrijge-

houden. Fred Dean kwam met kordate pas uit de coulissen.

'Ga zitten, neem alsjeblieft allemaal plaats. Voordat we de

teamtaken uitdelen, wil de eigenaar van Joyland, jullie werk-

gever, het woord tot jullie richten. Graag een hartelijk applaus

voor de heer Bradley Easterbrook.'

We applaudisseerden en uit de coulissen kwam een oude

man voorzichtig en met hoog opgetrokken benen aanlopen.

Het was de tred van iemand met versleten heupen, een ver-

sleten rug of allebei. Hij was lang, verbazend mager en ge-

kleed in een zwart pak waardoor hij meer weg had van een

begrafenisondernemer dan van een eigenaar van een pret-

park. Zijn gezicht was langgerekt, bleek en bedekt met bultjes

en moedervlekken. Scheren moest een marteling voor hem

zijn, maar hij was gladgeschoren. Zijn haar, waarvan de git-

59

zwarte kleur ongetwijfeld uit een flesje kwam, was achter-

overgekamd. Hij had diepe rimpels op zijn voorhoofd en ging

naast het spreekgestoelte staan. Hij vouwde zijn enorme han-

den, die enkel uit knokkels leken te bestaan, voor zijn lichaam

ineen. Hij had wallen en zijn ogen lagen diep in hun kassen.

Ouderdom keek naar jeugd, en het applaus van de jeugd

werd eerst zwakker en stierf vervolgens weg.

Ik weet niet precies wat we hadden verwacht. Misschien

wel een sombere misthoorn die ons vertelde dat de Rode

Dood ons binnenkort allemaal in zijn greep zou houden,

maar hij glimlachte en zijn gezicht begon te glimmen als een

jukebox. Je kon bijna een zucht van verlichting door de groep

horen gaan. Later hoorde ik dat het de zomer was waarin

Bradley Easterbrook drieënnegentig werd.

'Welkom in Joyland,' zei hij. Voordat hij achter de micro-

foon ging staan, boog hij zelfs naar ons. Hij nam een paar se-

conden de tijd om de microfoon goed te zetten, waardoor er

luide krassen en piepen weerklonken. Ondertussen bleven

zijn verzonken ogen naar ons kijken.

'Ik zie veel mensen die hier eerder hebben gewerkt. Dat

doet me altijd goed. Tegen de nieuwelingen wil ik zeggen: ik

hoop dat dit de beste zomer van je leven wordt, een meetlat

waarlangs je al je toekomstige banen legt. Dat is natuurlijk

een hoog gegrepen wens, maar als je jarenlang een park als

Joyland runt, moetje altijd hoog inzetten. Ik weet in elk geval

zeker dat je nooit meer een baan als deze zult krijgen.'

Hij het zijn blik over de groep dwalen en wrikte ondertus-

sen nog eens aan de gelede nek van de arme microfoon.

'Zo dadelijk krijgt elk team taken uitgereikt van Fred Dean

en Brenda Rafferty, die bij ons op kantoor de scepter zwaait.

60

Elk team bestaat uit zeven mensen, en we verwachten dat jul-

lie je als team gedragen en samenwerken. De taken in je team

worden verdeeld door de teamleider en variëren van week

tot week, soms van dag tot dag. Als verandering van spijs

doet eten, zuilen jullie de komende drie maanden een gezon-

de trek ontwikkelen. Ik hoop dat jullie al die tijd maar aan

één ding blijven denken, jongens en meisjes. Willen jullie dat

doen?'

Hij zweeg alsof hij een reactie verwachtte, maar het bleef

doodstil. We keken zwijgend naar die stokoude man in zijn

zwarte pak en een wit overhemd waarvan de bovenste knoop-

jes openstonden. Toen hij verder praatte, leek het even of hij

het tegen zichzelf had, in elk geval in het begin.

'We leven in een jammerlijke wereld vol oorlogen, wreed-

heden en zinloze tragedies. Ieder mens krijgt zijn portie ver-

driet en slapeloze nachten. Wie dat nog nooit heeft onder-

vonden, ontdekt het vanzelf. Gezien die treurige, maar

onmiskenbare eigenschap van de condition humaine hebben

jullie deze zomer een onbetaalbaar cadeau gekregen: jullie

mogen hier plezier gaan verkopen. In ruil voor de zuurver-

diende dollars van de bezoekers delen jullie geluk uit. Als de

kinderen naar huis gaan, dromen ze nog van alles wat ze hier

hebben gedaan en gezien. Ik hoop dat jullie dat onthouden

voor momenten dat het werkje zwaar valt, wat soms het geval

zal zijn, of als bezoekers onbeleefd zijn, wat vaak het geval

zal zijn, of als je het gevoel hebt dat al je moeite en inspan-

ningen niet worden gewaardeerd. Dit is een totaal andere we-

reld, een wereld met zijn eigen gebruiken en woorden die we

simpelweg "het taaltje" noemen. Die beginnen jullie vandaag

te Ieren. Als jullie het taaltje leren spreken, leren jullie auto-

61

matisch de gebruiken. Dat ga ik niet uitleggen, want het laat

zich niet uitleggen. Je kunt alle stappen alleen maar leren'

Tom leunde naar me toe en fluisterde: 'Stappen Ieren? Zijn

we op een bijeenkomst van de AA beland?'

'Sst,' zei ik. Ik had gedacht dat er een lijst met strenge voor-

schriften opgedreund zou worden, maar in plaats daarvan

kreeg ik tot mijn grote genoegen een bijna poëtische toe-

spraak te horen. Bradley Easterbrook liet zijn blik weer over

de groep dwalen en lachte plotseling zijn paardentanden

bloot. Het was een grijns van oor tot oor. Erin Cook staarde

gebiologeerd naar hem. De meeste andere zomerhuipen

trouwens ook. Het was de blik waarmee leerlingen naar een

leraar staren die hun een nieuwe, misschien wel fantastische

manier laat zien om naar de realiteit te kijken.

'Ik hoop dat jullie veel plezier aan je werk beleven, maar

als dat niet het geval is - als je bijvoorbeeld aan de beurt bent

om het pak te dragen probeer dan te onthouden datje zeer

bevoorrecht bent. In een droevige, sombere wereld zijn wij

een eilandje van vreugde. Velen van jullie hebben je leven al

uitgestippeld - jullie hopen artsen te worden, of advocaten.

Of misschien wel politici...'

'O god, néé!' schreeuwde iemand, en iedereen moest la-

chen.

Ik had gedacht dat Easterbrook niet breder kon grijnzen,

maar dat bleek wél te kunnen. Tom schudde zijn hoofd, maar

ook hij gaf zich gewonnen. 'Nu begrijp ik het,' fluisterde hij

in mijn oor. 'Deze man is de Jezus van de Lol.'

'Jullie hebben interessante, vruchtbare levens voor de

boeg, jonge vrienden. Jullie zullen veel goede daden verrich-

ten en veel uitzonderlijke dingen meemaken. Maar ik hoop

62

dat je tijd in Joyland altijd iets bijzonders voor je blijft. We

verkopen geen meubels. We verkopen geen auto's. We verko-

pen geen grond of huizen of pensioenverzekeringen. We heb-

ben geen politieke bijbedoelingen. We verkopen plezier! Ver-

geet dat nooit. Dank voor jullie aandacht. Aan de slag!'

Hij stapte van het spreekgestoelte, boog nogmaals en liep

weer met die pijnlijke, hoog opgetrokken benen van het po-

dium af. Hij was al bijna weg toen het applaus losbarstte. Het

was een van de beste toespraken die ik ooit had gehoord, om-

dat hij de waarheid sprak en niet wauwelde. Ik bedoel: hoe-

veel kinkels kunnen 'in 1973 heb ik drie maanden lang plezier

verkocht' op hun cv zetten?

Alle teamleiders waren al j aren in dienst van Joyland en werk-

ten buiten het seizoen op kermissen. De meesten zaten ook

in het Park Services Committee, wat betekende dat ze klach-

ten van bezoekers afhandelden en voor naleving van de fe-

derale voorschriften en de staatsvoorschriften zorgden (die

in 1973 nog allesbehalve streng waren). De meeste klachten

die zomer betroffen de regel dat er in het park niet meer ge-

rookt mocht worden.

Onze teamleider was een energiek mannetje dat Gary Al-

len heette. Hij was al over de zeventig en stond dagelijks in

het schietpaleis van Annie Oakley, dat we na de eerste dag al

niet meer zo noemden. In ons taaltje heette een schiettent

een knalhok, en Gary was de knalhokman. De zeven leden

van Team Beagle meldden zich bij zijn schiettent, waar hij op

dat moment geweren aan kettingen klaarlegde. Erin, Tom, de

vier andere jongens in mijn team en ik moesten de prijzen

op de planken uitstallen. Het was onze eerste officiële taak in

6 3

Joyland. Op ooghoogte zetten we de grote, pluizige knuffel-

beesten die bijna nooit iemand won, al zei Gary dat hij er op

drukke avonden altijd minstens één uitdeelde.

'Ik hou van de klanten, en dan vooral van klanten die mak-

kelijk hun portemonnee trekken' zei hij. 'En de klanten die

me het meest bevallen, zijn de truitjes, en dan bedoel ik de

leuke meisjes. De truitjes die ik het liefst zie, hebben van die

diepe decolletés en buigen voorover om te schieten. Kijk, zó.'

Hij pakte een .22 die was omgebouwd om BB-kogels af te vu-

ren (en om bij elk schot een harde, indrukwekkende knal te

laten horen) en boog zijn bovenlijf om te laten zien wat hij

bedoelde.

'Als kerels dat doen, zeg ik dat ze achter de streep moeten

blijven. Dat zeg ik bij de truitjes nooit.'

Ronnie Houston, een bezorgd kijkende j ongen met een bril

en een pet van Florida State University, zei: 'Ik zie geen streep

waar ze achter moeten blijven, meneer Allen.'

Gary keek naar hem en legde zijn vuisten op de plek waar

zijn heupen hadden moeten zitten. Zijn spijkerbroek leek de

zwaartekracht te tarten door netjes om zijn middel te blijven

zitten. 'Ik zal je drie dingen vertellen, jongen. Luister je?'

Ronnie knikte en zag eruit of hij aantekeningen wilde ma-

ken. Hij zag er ook uit alsof hij zich het liefst achter ons wilde

verschuilen.

'Eén. Je mag me Gary noemen, of Opa, of "hé, ouwe zak",

maar ik ben geen schoolmeester, dus laat dat "meneer" als-

jeblieft achterwege. Twee. Ik wil die stomme schooljongens-

pet nooit meer op je hoofd zien. Drie. Die streep staat op de

plaats waar ik hem op dat moment wil hebben. Dat kan ik

doen omdat die streep alleen maar in mijn hóófd zit.' Hij tikte

64

met een vinger tegen zijn ingevallen, geaderde slaap om dat

te onderstrepen en gebaarde daarna naar de prijzen, de doe-

len en de toonbank waarop de pups - de kinkels - hun geld

uittelden. 'Dit zit allemaal in mijn kop. Het hok zit in het

hoofd, snappie?'

Ronnie begreep er niets van, maar hij knikte vurig.

'En zet nu die achterlijke schooljongenspet af. Haal een

zonneklep van Joyland of een blafpet van Howie. Dat wordt

je eerste taak'

Ronnie zette bereidwillig zijn Fsu-pet af en stopte hem in

zijn achterzak. Later die dag - volgens mij nog binnen het

uur - verving hij hem door een Howie-pet, in ons taaltje beter

bekend als een blafpet. Nadat hij drie dagen was geplaagd en

groentje was genoemd, liep hij met zijn nieuwe blafpet naar

de parkeerplaats, waar hij hem op een lekker smerige plek op

de grond gooide en er een paar keer op trapte. Toen hij hem

weer opzette, zag hij eruit als een ervaren werknemer. Nou

ja, bijna dan. Ronnie Houston slaagde er nooit helemaal in

om er als een ervaren werknemer uit te zien. Sommige men-

sen waren gedoemd voor eeuwig groentjes te blijven. Ik weet

nog dat Tom een keer naar hem toe liep en zei dat hij mis-

schien een keer op zijn petje moest pissen om het nét dat ver-

eiste beetje extra te geven. Toen hij zag dat Ronnie op het

punt stond zijn raad op te volgen, nam hij zijn woorden haas-

tig terug en zei hij dat de pet ook in de Atlantische Oceaan

kon worden gedompeld om hetzelfde resultaat te krijgen.

Ondertussen liet Opa zijn blik over ons team dwalen.

'Over knappe dames gesproken, ik zie dat we er een in ons

midden hebben.'

Erin glimlachte bescheiden.

65

'Word je een Hollywood Girl, schoonheid?'

'Volgens Fred Dean wel.'

'Dan moet je naar Brenda Rafferty. Zij is de op één na

hoogste baas hier en de moeder-overste van de Hollywood

Girls. Zij regelt zon lekker groen jurkje voor je. Zeg maar dat

het jouwe extra kort moet worden.'

'Ik kijk wel uit, ouwe snoeper,' zei Erin, en ze lachte vrolijk

met hem mee toen hij zijn hoofd in zijn nek legde en het uit-

schaterde.

'Een brutaaltje! Een pittig wijffie! Dat bevalt me wel! Als

je geen foto's van de pups hoeft te maken, kom je maar naar

Opa, dan zoek ik wel een ander werkje voor je. Maar dan

moet je wel eerst iets anders aantrekken. Er mag geen vet of

zaagsel op dat jurkje komen, gesnopen?'

'Ja,' zei Erin. Ze was meteen weer serieus.

Opa Allen keek op zijn horloge. 'Het park gaat over een

uur open, jongens. Jullie leren het vak tijdens het werk. Jullie

beginnen bij de attracties.' Hij wees ons om beurten aan en

noemde een attractie. Tot mijn genoegen kreeg ik de Caro-

lina Spin. 'We hebben nog tijd voor een paar vragen, maar

niet te veel. Wil iemand iets weten, of kunnen jullie aan de

slag?'

Ik stak mijn hand op. Hij knikte en vroeg mijn naam.

'Devin Jones, meneer.'

'Als je nog een keer "meneer" zegt, vlieg je eruit.'

'Devin Jones, Opa.' Ik was niet van plan om hem 'hé, ouwe

zak te noemen. Tenminste, nog niet. Misschien als we elkaar

beter kenden.

'Da's beter.' Hij knikte. 'Vertel eens, wat loop je allemaal te

denken onder dat mooie donkere haar van je?'

66

'Wat is een kermisstamboek?'

'Een familie als die van de oude Easterbrook. Zijn vader

zat in het vak tijdens de Grote Droogte van de jaren dertig,

en zijn grootvader stond op de kermis met een show vol nep-

indianen en opperhoofd Yowlatcha'

'Ga weg!' riep Tom uit. Zijn stem klonk bijna opgetogen.

Opa bracht hem met een kille blik tot zwijgen, wat een hele

prestatie was bij een spraakwaterval als Tom. 'Jongen, weet

jij wat geschiedenis is?'

'Eh... Dingen die in het verleden zijn gebeurd.'

'Nee.' Opa Allen bond zijn canvas gordel met wisselgeld

om zijn middel. 'Geschiedenis is alle opgestapelde voorou-

derlijke stront van de mensheid, een enorme, almaar groei-

ende mesthoop. Op dit moment staan we erbovenop, maar

binnen afzienbare tijd worden we bedolven onder de schijt

van toekomstige generaties. Daarom vind je dat je ouders op

oude foto's rare kleren dragen, om maar eens een voorbeeld

te noemen. En omdat het jouw lot is om te worden bedolven

onder de kak van je kinderen en kleinkinderen, vind ik dat

je een béétje milder zou mogen zijn.'

Tom deed zijn mond open, waarschijnlijk om een bijde-

hante opmerking te maken, maar was zo verstandig om hem

weer te sluiten.

George Preston, een ander lid van Team Beagle, nam het

woord. 'Heb jij een kermisstamboek?'

'Nee, mijn vader was veeboer in Oregon. Nu hebben mijn

broers de ranch. Ik ben het zwarte schaap van de familie, en

daar ben ik apetrots op. Goed, als er verder geen vragen zijn,

hebben we genoeg gewauweld en gaan we aan de slag.'

'Mag ik nog één ding vragen?' vroeg Erin.

67

'Alleen omdat je zo mooi bent.'

'Wat wil het zeggen als je "het pak" moet dragen?'

Opa Allen glimlachte. Hij legde zijn handen op de toon-

bank van zijn tent. 'Vertel eens, jongedame, heb je zelf enig

idee?'

'Eh... ja.'

De glimlach van onze nieuwe teamleider verbreedde zich

tot een grijns die alle vergelende tanden in zijn mond liet

zien. 'Dan heb je waarschijnlijk gelijk.'

Wat deed ik die zomer in Joyland? Alles. Ik verkocht kaartjes.

Ik duwde een karretje met popcorn. Ik verkocht gesuikerde

beignets, suikerspinnen en ontelbare hotdogs. Door een van

die hotdogs kwam ik met mijn foto in de krant, al was ik niet