KING
JOYLAND
UITGEVERIJ LUITINGH-SIJTHOFF
Uitgeverij Luitingh Sijthoffen Drukkerij Koninklijke Wöhrmann BV
vinden het belangrijk om op milieuvriendelijke en duurzame wijze
met natuurlijke bronnen om te gaan.
© 2013 by Stephen King
All rights reserved
© 2013 Nederlandse vertaling
Uitgeverij Luitingh ~ Sijthoff B.V., Amsterdam
Alle rechten voorbehouden
Oorspronkelijke titel: Joyland
Vertaling: Mieke Trouw-Luyckx
Omslagontwerp: Studio Jan de Boer
Omslagfotografie: Nikki Smith, Arcangel Images
ISBN 978 90 245 5977 0 (gebonden)
ISBN 978 90 245 6155 1 (paperback)
NUR 330
Voor Donald Westlake
Ik had een auto, maar in de herfst van 1973 wandelde ik
meestal van mevrouw Shoplaws pension in Heavens Bay naar
Joyland. Dat leek me de beste manier. De enige manier. Vanaf
begin september was het strand van Heaven's Bay troosteloos
en leeg, en dat paste goed bij mijn stemming. Die herfst was
de mooiste van mijn leven. Veertig jaar later vind ik dat nog
steeds, maar ik ben ook nog nooit zo ongelukkig geweest als
toen. Veel mensen hebben geweldige herinneringen aan hun
eerste liefde en kijken er met weemoed op terug als die voor-
bijgaat. Je kent al die pop- en countryliedjes wel die dat gevoel
onderstrepen: ze gaan altijd over sufferds die om hun verlo-
ren liefde treuren. Maar geen enkel gebroken hart is zo pijn-
lijk, geneest zo langzaam en laat zo'n groot litteken achter als
het eerste. Wat is daar zo geweldig aan?
De hele maand september was het goed weer geweest in
North Carolina, en het mooie weer hield aan tot in oktober.
Als ik s ochtends om zeven uur mijn kamer op de eerste ver-
dieping verliet en over de buitentrap naar beneden liep, voel-
de het al warm aan. Als ik in een dunne jas aan de vijf kilo-
meter lange wandeling begon, zat die halverwege het stadje
en het pretpark al om mijn middel geknoopt
7
Ik stopte altijd bij Bettys Bakery voor een paar croissants,
en op het strand liep een schaduw van minstens zes meter
met me mee. Boven mijn hoofd, cirkelden hoopvolle
meeuwen, die de nog warme croissants in het vetvrije papier
roken. En als ik rond vijven naar huis liep - of soms wat later
omdat er niemand op me wachtte in Heaveris Bay, een plaats-
je dat na de zomer min of meer indutte wandelde mijn
schaduw met me mee over het water. Bij vloed golfde hij op
de zee alsof hij een lome hoela danste.
Ik weet het niet helemaal zeker, maar volgens mij waren
het jongetje, de vrouw en hun hond er al toen ik er voor het
eerst liep. De kuststrook tussen Heaven's Bay en de uitbun-
dige, knipperende kermislichten van Joyland was volge-
bouwd met vakantiehuizen. Veel van die huizen waren duur
en bij de meeste waren de luiken gesloten vanaf Labor Day,
het eerste weekend van september, maar dat gold niet voor
het grootste huis, dat eruitzag als een groen houten kasteel.
Vanaf de brede patio aan de achterkant liep een plankier naar
de plek waar het helmgras overging in fijn wit zand. Aan het
uiteinde van het plankier stond een picknicktafel onder een
heldergroene parasol. In de schaduw zat het jongetje in zijn
rolstoel. Hij droeg een honkbalpet en vanaf zijn middel was
hij bedekt met een deken, zelfs aan het einde van de middag,
als het nog ruim boven de twintig graden was. Ik schatte dat
hij een jaar of acht was, in elk geval niet ouder dan tien. De
hond, een jack russell, lag altijd naast hem of zat aan zijn voe-
ten. De vrouw zat aan de picknicktafel. Soms zat ze te lezen,
maar meestal staarde ze naar de zee. Ze was beeldschoon.
Of ik nu op de heen- of de terugweg was, ik zwaaide altijd,
en het jongetje zwaaide terug. De moeder deed dat in het be-
8
gin nog niet. 1973 was het jaar van de olieboycot door de
OPEC-landen, het jaar waarin Richard Nixon beweerde dat
hij geen boef was en het jaar waarin Edward G. Robinson en
Noel Coward stierven. Het was ook het jaar waarin Devin
Jones met zijn ziel onder zijn arm liep. Ik was een eenentwin-
tigjarige maagd met literaire ambities. Ik had drie spijker-
broeken, vier boxershorts, een aftandse Ford (met een goede
radio), terugkerende fantasieën over zelfmoord en een ge-
broken hart.
Geweldig, toch?
De hartenbreekster heette Wendy Keegan en eigenlijk was ik
te goed voor haar. Ik heb het merendeel van mijn leven nodig
gehad om tot die conclusie te komen, maar je kent het spreek-
woord: beter laat dan nooit. Ze kwam uit Portsmouth, New
Hampshire, en ik uit South Berwick, Maine, dus je zou kun-
nen zeggen dat we bijna buren waren. We hadden tijdens ons
eerste studiejaar aan de University of New Hampshire 'iets
met elkaar gekregen, zoals we dat noemden. We hadden el-
kaar ontmoet tijdens de introductieweek, schattig hè? Het
lijkt wel een van die popsongs.
Twee jaar lang waren we onafscheidelijk. We gingen overal
samen naartoe en deden alles samen. Nou ja, bijna alles - we
gingen alleen nog niet met elkaar naar bed. We hadden alle-
bei een bijbaantje op de universiteit, zij in de bibliotheek, ik
in de mensa. Tijdens de zomer van 1972 konden we allebei
doorwerken, en natuurlijk grepen we die kans aan. We ver-
dienden niet veel, maar het was onbetaalbaar dat we samen
konden zijn. Ik was ervan uitgegaan dat we de zomer van
1973 ook zo zouden doorbrengen, maar Wendy vertelde dat