-21-
Het liep tegen twee uur toen Tess haar tas pakte, haar hotelrekening betaalde en een taxi nam naar de luchthaven. Ze reed zuidwaarts langs complexen van Boeing, en files op de andere weghelft. Ze keek uit het raam, zag de stad in de verte verdwijnen en had grote moeite met het gevoel dat haar band met John Ross daarmee ook verdween.
Ze ging gebukt onder twijfels en een onbehagen dat ze niet kon verklaren.
Ze had alles gedaan waarvoor ze was gekomen, en meer. Ze had John Ross gevonden, hem de waarschuwing van de Edelvrouw overgebracht, hem ervan overtuigd dat hij gevaar liep, en de plechtige belofte van hem losgekregen dat hij alles zou doen wat nodig was om zichzelf te beschermen. Ze bleef zichzelf voorhouden dat ze werkelijk niets méér kon doen, niets méér eigenlijk dan ze kon rechtvaardigen, maar niets van dit alles scheen te helpen.
Misschien had het iets te maken met de dood van de drie boswezens, schuldgevoel dus. Misschien zat het haar dwars dat ze zo weinig had gedaan om hen te helpen. Ze wist dat ze geen vrede had met het idee dat de demon die hen had gedood vrij bleef rondlopen in Seattle. Maar wat moest ze dan doen? Hem opsporen en wraak nemen? Hoe moest dat en wat maakte het nu nog uit? De boswezens kwamen er niet mee terug. Het was als afrekening niet zinvol. Misschien dat het haar enige voldoening gaf, maar zelfs dat wist ze niet zeker.
Volgens haar zat het haar vooral dwars dat ze zoveel zaken onafgemaakt achterliet. Ze was een hardloopster, iemand die wedijverde tot de finish, en niet halverwege opgaf. En dat gevoel kreeg ze wel nu ze vertrok.
Ze wist het even van zich af te zetten en dacht aan wat haar thuis weer wachtte. De Universiteit Noordwest, met meteen de volgende morgen colleges, huiswerk voor drie dagen, en haar onderbroken trainingsschema. Het huis van haar grootouders, van haar nu, en de papieren op de keukentafel, voor de eventuele verkoop. Kwit, met zijn niet-aflatend gevraag over haar inzet voor Sinnissippi Park. Robert, die geduldig wachtte op een
telefoontje of brief, om te horen dat alles in orde was.
Zoals zij zou wachten op een telefoontje of brief van John Ross met dezelfde boodschap.
Of zou ze nooit meer iets van hen vernemen?
De taxi nam de afslag naar de luchthaven, reed langs een reeks slurven en sloeg af naar de terminals. Ze keek naar de grote vliegtuigen bij de instapplaatsen en stond stil bij het idee om naar huis te vliegen. Het leek haar onwerkelijk, als iets dat niet zou gebeuren.
Ze stapte uit bij de terminal van United, betaalde de chauffeur en ging naar binnen. Ze checkte in en kreeg haar instapkaart. Ze besloot haar tas bij zich te houden, want die was niet zo groot, en ze had geen zin in het gedoe bij de bagageband op O'Hare. Ze liep naar de winkels en opeens schoot haar te binnen dat ze nog geen nieuw windjack had. Ze had haar sweater aan, maar dat was te koud als ze buiten Chicago kwam.
Ze keek rond en liep een kledingzaak in die voornamelijk grote merken verkocht. Na wat gewroet tussen de parka's vond ze een dik gevoerd exemplaar dat haar wel beviel, liep ermee naar de kassa en betaalde met haar creditcard.
Toen ze ermee onder haar arm de zaak uit liep vroeg ze zich af of de herinneringen van dode kinderen waar Ariël uit bestond werden gebruikt voor een nieuwe lordellon, of dat ze voor altijd in de wind bleven hangen. Wat gebeurde er met lordellons als hun leven eindigde? Ze waren toch al niet meer dan wat flintertjes toverij en herinneringen, maar kwamen die dan ooit weer samen in een nieuw leven? Kwit had dat nooit verteld.
Ze liep naar een wachtruimte bij een veiligheidspoortje en ging zitten. Ze moest weer aan John Ross denken. Er was iets goed mis. Wat het was wist ze niet, maar het was er wel. Ze deed maar net of alles goed was zo, maar dat was niet waar. Oppervlakkig gezien misschien wel, maar niet in de diepte, onder de gemakkelijke illusie die ze wilde koesteren.
Wat ontging haar?
Wat was er nodig om het onbehagen te doen verdwijnen?
Ze begon nog eens de situatie rond John Ross onder de loep te nemen. Ze ging alle aspecten ervan na, en hield opeens op toen ze bij zijn droom uitkwam. De Edelvrouw had Tess voor de droom gewaarschuwd. Die zou binnen enkele dagen werkelijkheid worden, en zoals Ross betrokken was bij de voorspelde gebeurtenissen riskeerde hij te worden gegrepen door de Leegte. De droom voorspelde dat Ross Simon Lawrence, de Tovenaar van Oz, zou vermoorden.
Hij voorspelde ook dat hij haar, Tess, zou vermoorden. Maar dat was pas vorige nacht.
Omdat ze tot voor twee dagen helemaal geen deel had uitgemaakt van zijn huidige leven, nietwaar?
Peinzend staarde ze naar het verlichte raam van een kiosk verderop. John Ross had haar vijf jaar geleden over zijn dromen verteld. Die waren vloeibaar, omdat de toekomst vloeibaar was, en ze waren te veranderen door wat er in het heden gebeurde. Dat verwachtte hij te bereiken als Ridder van het Woord. Dat was zijn roeping. Verander die gebeurtenissen die een neergang in de beschaving en de ondergang der mensheid zullen bespoedigen. Verander een paar gebeurtenissen, een paar maar, en het evenwicht van magie is te handhaven en de Leegte blijft op afstand.
Stel nu dat de Edelvrouw in dit opzicht hetzelfde spel speelde. Stel dat ze Tess uitsluitend naar Ross stuurde om een nieuw element in de gebeurtenissen van zijn droom te brengen. Ross zou naar Tess luisteren, had de Edelvrouw haar via Ariël gezegd. Haar woorden hadden meer gewicht dan die van anderen. Maar zo had het niet gewerkt. Niet wat ze tegen Ross zei maakte het verschil uit. Wel wat haar in het park was overkomen. Het was de manier waarop haar aanwezigheid de demon beïnvloedde. Die beïnvloedde vervolgens hem. Een domino-effect. Kon dat de bedoeling van de Edelvrouw zijn geweest toen ze haar naar Ross had gestuurd?
Tess zuchtte maar weer eens diep. Het was zo'n vreemd idee dat er een spel werd gespeeld met mensenlevens als inzet. Het was eerder gebeurd, en het gebeurde haar nu. Kwit had haar gewaarschuwd dat het Woord nooit iets onthulde, en wat waar leek was het vaak niet. Hij maande haar tot voorzichtigheid.
Dit maakte een onprettige gedachte los. Misschien wist de Edelvrouw dat Tess' aanwezigheid John Ross' droom zou beïnvloeden, en haar erin op zou nemen, waardoor Ross zijn zelfgenoegzame zekerheid zou verliezen dat hij geen gevaar liep.
In dat geval gebruikte het Woord haar als lokaas.
Toen John Ross Tess achterliet ging hij niet terug naar Klaar-Over of zijn flat. Hij ging naar Starbucks op First Avenue, nam een grote cappuccino en ging ermee op een bankje in Occidental Park zitten. Het was nog helder en zonnig, en in de frisse wind van zee was het goed uit te houden. Ross dronk bedachtzaam van zijn cappuccino, warmde zijn handen eraan en keek naar de mensen die langsliepen.
Hij bleef het idee houden dat hem een licht op zou gaan wat de identiteit van de demon betrof. Hij wist zeker dat hij, als hij zich goed in de puzzel verdiepte, als hij die op de juiste wijze bezag, erachter zou komen. Tenslotte waren er maar een paar mogelijkheden. Er werkten veel mensen bij Nieuwe Start en Klaar-Over, maar slechts weinigen stonden hem na. En als je Ray Hapgood en Stef, en zeker Simon, buiten beschouwing liet, dan bleven er weinig kandidaten over.
Maar elke keer als hij een geschikte verdachte had kwam er een ongerijmdheid of tegenstrijdigheid tussen om aan te tonen dat hij op het verkeerde spoor zat. Het feit bleef dat niemand de juiste keuze leek. Zijn verwarring werd vergroot doordat hij totaal niet kon begrijpen wat zijn droom over het vermoorden van Simon Lawrence hiermee te maken had. De wegen van de demon waren zo ondoorgrondelijk dat hij er niet uit kwam.
Hij had zijn koffie op en kneep de beker plat. Zijn ideeën en keuzemogelijkheden raakten uitgeput. Hij moest zijn belofte aan Tess inlossen en ertussenuit knijpen.
Hij gooide de beker in de afvalbak en ging terug naar zijn flat. Aan zijn werk dacht hij al helemaal niet. Hij wilde alleen het allernoodzakelijkste inpakken, Stef bellen, met haar afspreken, en weg, met de veerboot. Misschien konden ze naar Victoria voor een paar dagen. In het Empress logeren, 's Middags theedrinken. Buchart Gardens bezoeken. Net doen of ze echte mensen waren.
Hij was al bijna bij de voordeur toen hij zijn naam hoorde roepen. Hij keerde zich om en zag dat er een vrij zwaarlijvige, morsige figuur naar hem toe kwam lopen om hem te begroeten.
'Meneer Ross?' vroeg de man, met enige weifeling.
Ross knikte, leunde op zijn wandelstok en probeerde de ander te plaatsen.
'We kennen elkaar nog niet, ' zei de man, en hij stak hem zijn hand toe. 'Ik ben Andrew, van de New York Times'.
De onderzoeksjournalist, dacht Ross met argwaan. Hij drukte hem de hand. 'Hoe maakt u het, meneer Wren?'
De beroepsmatige glimlach straalde achter de bril zonder rand. 'De mensen van Klaar-Over zeiden dat ik u hier misschien kon vinden. Toen ik hier eerder kwam was u er niet. Zou ik u even kunnen spreken?'
Ross aarzelde. Dit ging waarschijnlijk over Simon. Hij wilde niet met Wren praten, vooral nu niet, maar vreesde dat een weigering voor Simon ongunstig zou uitvallen.
'Het duurt niet lang, ' verzekerde Wren hem. 'We kunnen aan zo'n tafel gaan zitten in het parkje om de hoek, als u wilt. '
Ze liepen naar de ingang van Waterfall Park en namen plaats aan een tafel op het hoge deel, waar de waterval niet zo oorverdovend klonk. Ross keek over de straat naar het gebouw van Klaar-Over en vroeg zich af of iemand hem had gezien. Nee, verbeterde hij, niet of iemand hem had gezien. Of de demon hem had gezien.
Hij grinnikte om zijn eigen paranoia. 'Wat kan ik voor u doen, meneer Wren?'
Andrew Wren rommelde in zijn tas. 'Ik werk aan een artikel over Simon Lawrence, meneer Ross. Gisteravond bezorgde iemand me wat documenten in mijn hotelkamer. ' Hij haalde een bundel papieren te voorschijn en overhandigde ze aan Ross. 'Bekijkt u die eens. '
Ross nam de papieren aan, legde ze voor zich neer en begon ze door te bladeren. Hij zag bankafschriften. Overboekingen van geld, opnames en stortingen. Hij fronste. Het geld ging van Nieuwe-Start en Klaar-Over naar rekeningen op naam van Simon Lawrence. En op naam van hem.
Hij keek verbaasd op naar Wren. Diens goedmoedige gezicht bleef onbewogen. Ross bekeek de documenten weer. 'Moet dit een soort grap voorstellen?'
Wren schudde ernstig het hoofd. 'Ik vrees van niet, meneer Ross. Althans niet van het soort waar je om kunt lachen. Vooral Simon Lawrence niet. '
'Hebt u dit aan Simon laten zien?'
'Ja. '
'Wat zei hij?'
'Hij zegt dat hij ze nooit heeft gezien. '
Ross schoof de papieren terug naar Wren. 'Nou, ik ook niet. Van deze rekeningen weet ik alleen dat ze niet van mij zijn. Wat is hier aan de hand?'
Andrew Wren haalde zijn schouders op. 'Het lijkt erop dat u en Simon Lawrence gelden hebben overgeheveld van de charitatieve instellingen waar u voor werkt. Is dat zo?'
John Ross was zo kwaad dat hij zich nauwelijks kon beheersen. 'Nee, meneer Wren, nee. Simon Lawrence ook niet. Daar ben ik zeker van. De handtekeningen zijn vervalst, stuk voor stuk. De mijne lijkt aardig, maar ik weet dat ik dat niet heb ondertekend. Hier heeft iemand een streek uitgehaald, meneer Wren... '
Op hetzelfde moment wist hij het. Het antwoord stond in neonletters van drie meter voor zijn ogen te flitsen.
'Hebt u enig idee wie die iemand kan zijn, meneer Ross?' vroeg Wren met zachte stem, zijn handen over de documenten vouwend. Zijn blik was vorsend.
Ross keek hem aan en dacht koortsachtig na. Natuurlijk had hij dat. Het was de demon. Maar waarom?
Hij schudde zijn hoofd. 'Ik zou zo zeggen dat het degene moet zijn die u de informatie bezorgde, meneer Wren. '
De ander knikte peinzend. 'Daar heb ik aan gedacht. '
'Iemand die iets tegen Simon Lawrence heeft. '
'Of tegen u. '
Ross knikte. 'Misschien. Maar volgens mij is Simon waarschijnlijker als doelwit. ' Hij zweeg. 'Maar u hebt dit toch zeker al overdacht? Daar bent u journalist voor. U hebt alle mogelijkheden al overwogen. Misschien bent u er zelfs al uit. '
Wren trok een grimas. 'Nee, meneer Ross. Het is nog te vroeg voor conclusies in deze warboel. Ik heb de mogelijkheden overwogen. Een daarvan berust op uw opvatting dat Lawrence het eigenlijke doelwit is. Maar is dat waar, dan moet het ook waar zijn dat iemand hem onderuit wil halen Daar is een motief voor nodig. U lijkt een vrij goed motief te hebben. Als u een manier zou zoeken om uzelf in te dekken voor het geval dat uw diefstal werd ontdekt, zou dat aardig kunnen lukken door een paar rekeningen op naam van Lawrence te vervalsen. '
Ross overdacht het. 'Ah, ik snap het. Ik steel een beetje voor mezelf, en een beetje voor hem, en zeg dat het allemaal zijn idee was als ik word gepakt. Daarmee krijg ik strafvermindering, misschien word ik zelfs niet vervolgd. '
'Dat komt vaker voor. '
'Zal ik u eens wat zeggen, meneer Wren?' Ross keek een minuut lang naar de waterval voor hij Wren weer aankeek. Zijn ogen stonden hard, met een woede die hij niet meer in kon houden. 'Zo kwaad als nu ben ik van mijn levensdagen nog niet geweest. Ik hou van mijn werk bij Nieuwe Start. Ik zou nooit iets doen wat dat in gevaar brengt. Ook zou ik nooit iets doen om een project in gevaar te brengen waar ik vast in geloof en waar ik achter sta. Ik heb in mijn leven nog nooit een stuiver ontvreemd. In feite geef ik weinig om geld. Ik heb het nooit gehad, en nooit gemist. Daar is niets aan veranderd. '
Woedend stond hij op met zijn stijve been. 'Gaat u dus maar door en doe wat u niet laten kunt. Maar ik zeg u dit: als u er niet achter komt wie hierachter zit, dan doe ik het. Dat geef ik u op een briefje, meneer Wren. '
' Meneer Ross?' Andrew Wren stond ook op. 'Mag ik nog een minuutje van uw tijd? Meneer Ross?'
Maar John Ross liep al weg.
Lokaas.
Tess Freemark overwoog zo rustig als ze kon wat dat woord inhield, maar dat viel niet mee. Het idee dat ze naar Seattle was gestuurd om John Ross op te zoeken, niet met de verwachting dat ze hem kon beïnvloeden met redelijke argumenten, maar met als enig doel zijn dromen te beïnvloeden en hem te dwingen zijn standpunt te herzien, waarbij zij gevaar liep, was bijna onverdraaglijk.
Toen vroeg ze zich af hoe de Edelvrouw kon weten hoe haar aanwezigheid de dingen zou beïnvloeden. Kon ze weten dat de droom zodanig zou veranderen dat Ross zich erdoor ging bedenken? Als de Edelvrouw wist wat de droom inhield, dan lag het voor de hand dat ze ook wist hoe die te veranderen was.
Tess hield haar handen tegen haar gezicht en sloot haar ogen. Ze joeg schimmen na. Ze raadde maar wat.
Ze liet de droom met zijn implicaties voor wat hij was en richtte zich weer op wat ze wist. Er was een demon. In Seattle. De demon zat achter Ross aan en was iemand die hij kende, en waarschijnlijk heel goed. Deze demon was vastbesloten Ross op te eisen, zozeer dat hij bereid was een andere demon aan te vallen en te doden toen die hem het bezit van Ross' ziel betwistte.
Zoveel was duidelijk. Tess knikte in haar handen. Wat hadden we nog meer?
De demon had Tess ontdekt en had geconcludeerd dat ze een bedreiging vormde. Maar niet in zodanige mate dat hij iets aan haar deed voor ze naar Lincoln Park ging om Haas te spreken. Haas was haar iets aan het vertellen toen de demon aanviel, iets over een nieuwe, andere gedaante.
Ze liet het rusten, want ze wist dat deze benadering alleen speculaties opleverde, en dat de antwoorden die ze nodig had vanuit een andere richting moesten komen.
De demon was erbij toen ze bij Nieuwe Start was om Ross op te zoeken. Haar magie, die zich op een haar onbekende wijze had ontwikkeld, reageerde op de demon en maakte haar onwel. De demon volgde haar of ving haar boodschap op, en vond haar later in Lincoln Park. Hij doodde Haas, Audrey en Ariël, en probeerde ook haar te doden. Toen ging hij terug naar de stad en stak Nieuwe Start in brand. Waarom?
Ze kreeg hoofdpijn. Niets klopte. Ze liep met haar tas door de hal naar een buffet en nam koffie. Daar ging ze mee zitten en dacht nog wat over de demon na.
Wat ontging haar?
Blijf uit zijn buurt, waarschuwde Ariël haar voor John Ross. Hij heeft demonenstank over zich. Hij is al verloren.
Gezien zijn weigering de mogelijkheid te aanvaarden dat hij in gevaar verkeerde leek het haar juist dat hij zichzelf een rad voor ogen draaide wat zijn kwetsbaarheid betrof. Maar Ross scheen oprecht te geloven dat hij een ander mens was, en geen
Ridder van het Woord meer, en hoeder van de magie. Hij was kapot geweest van San Sobel, hield nu van Stefanie en zijn werk voor Simon Lawrence, en had een heel nieuw leven.
Net als ikzelf, dacht ze ineens. Ook zij had het verleden achter zich gelaten, in het park van de Sinnissippi, met de dood van haar grootouders, en de afsluiting van haar jeugd.
Ze dacht opeens aan haar moeder. Er was geen aanleiding voor, maar ze moest er opeens aan denken hoezeer ze haar had gemist toen ze opgroeide. Haar grootouders deden hun best, en dat was niet gering, maar de leegte die de dood van haar moeder in haar leven achterliet was door niemand op te vullen. Ze vroeg zich af hoe John Ross zich had gevoeld voordat Stef in zijn leven was gekomen. Hij doolde al ruim tien jaar alleen rond in dienst van het Woord, en leefde met zijn verschrikkelijke dromen voor de toekomst, en de verantwoordelijkheid die ze hem oplegden in het heden. Een leven zonder iemand die van je hield was heel moeilijk. Iedereen werd beïnvloed door gebrek aan liefde. Zelfs haar vader, die een demon was...
De gedachte gaf haar een schok, kristalliseerde in haar geest en verhardde zich tot ijs. Ze had al eerder gezocht naar iets van vroeger, iets dat iets zei over het gedrag van de demon tegenover Ross, iets uit haar verleden. Nu wist ze wat het was: het was haar vaders gedrag tegenover haar grootmoeder, jaren geleden.
Het was hetzelfde. Precies hetzelfde.
In een oogwenk viel alles samen, al die open vragen, alle antwoorden die ze niet kon vinden, alle ontbrekende schakels. Haar adem stokte toen ze het overdacht, uitprobeerde en zag of het klopte.
Ze wist wie de demon was.
Ze wist waarom John Ross niet aan hem kon ontkomen.
Ze kreeg een soort opvlieger. Misschien had ze zich toch in de Edelvrouw vergist. Misschien wist die dat Tess het inzicht zou krijgen dat Ross miste.
Maar was er nog genoeg tijd om hem te redden?
Ze kwam overeind, hing haar tas over haar schouder en rende naar de uitgang met de taxi's.