6. Zwitserland

Tijdens de rit naar huis lette ik nauwelijks op de weg die nat in de zon lag te glanzen. Ik dacht aan de stortvloed aan informatie die Jacob me had verteld en probeerde alles op een rijtje te krijgen, er wijs uit te worden. Hoewel het wel erg veel was, voelde ik me toch opgelucht. Ik had Jacob zien lachen, alle geheimen waren ontrafeld… Het maakte de boel niet volmaakt, maar wel beter. Het was goed dat ik was gegaan. Jacob had me nodig. En het was duidelijk niet gevaarlijk, bedacht ik terwijl ik in het felle licht tuurde.

Hij kwam uit het niets. Het ene moment zag ik alleen de zonovergoten snelweg in mijn achteruitkijkspiegel en het volgende werd het licht plotseling weerkaatst door een zilverkleurige Volvo vlak achter me.

‘O, shit,’ piepte ik.

Ik overwoog om de auto langs de kant te zetten, maar ik was te laf om hem nu al onder ogen te komen. Ik had op wat meer voorbereidingstijd gerekend… en op Charlie in de buurt als buffer. Dan was hij in elk geval gedwongen om zachtjes te praten.

Ik was zo'n enorme schijterd dat ik rechtstreeks naar Angela reed zonder ook maar één keer de blik te beantwoorden die bezig was een gat in mijn achteruitkijkspiegel te branden.

Hij reed achter me aan tot ik de pick-up langs de stoeprand voor het huis van de familie Weber zette. Hij stopte niet en ik keek niet op toen hij voorbijreed – ik wilde de uitdrukking op zijn gezicht niet zien. Zodra hij uit het zicht verdwenen was, rende ik over de korte betonnen oprit naar Angela's huis.

Ben deed de deur al open voordat ik klaar was met kloppen, alsof hij erachter had gestaan.

‘Hoi Bella!’ zei hij verbaasd.

‘Hé Ben. Eh, is Angela er ook?’ Ik vroeg me af of Angela onze afspraak was vergeten, en kromp ineen bij de gedachte dat ik misschien vroeg naar huis moest.

‘Ja hoor,’ zei Ben op hetzelfde moment dat Angela ‘Bella!’ riep en boven aan de trap verscheen.

Ben keek langs me heen toen we allebei het geluid van een naderende auto hoorden. Het geluid maakte me niet bang – deze motor kwam sputterend tot stilstand, gevolgd door de harde plof van een terugslag. Heel anders dan het gesnor van de Volvo. Dit was vast de bezoeker waar Ben op had staan wachten.

‘Daar is Austin,’ zei Ben terwijl Angela naast hem kwam staan.

Er werd getoeterd vanaf de straat.

‘Tot straks,’ beloofde Ben. ‘Mis je nu al.’

Hij sloeg zijn arm om Angela's nek en trok haar gezicht naar beneden tot zijn eigen hoogte zodat hij haar enthousiast kon zoenen. Na een tijdje begon Austin opnieuw te toeteren.

‘Doei, Ang! Hou van je!’ schreeuwde Ben terwijl hij langs me spurtte.

Angela stond even met een lichtroze gezicht te wankelen, kwam weer bij en zwaaide tot Ben en Austin de hoek om waren. Toen draaide ze zich naar me om en grijnsde berouwvol.

‘Heel erg bedankt dat je me komt helpen, Bella,’ zei ze. ‘Uit de grond van mijn hart. Niet alleen behoed je mijn handen voor blijvend letsel, je hebt me net ook twee lange uren vol slecht nagesynchroniseerde, plotloze vechtfilms bespaard.’ Ze slaakte een opgeluchte zucht.

‘Graag gedaan.’ Mijn paniek was een beetje weggeëbd en ik kon al iets regelmatiger ademhalen. Het voelde zo gewoon hier. Angela's simpele, menselijke moeilijkheden waren op een vreemde manier geruststellend. Het was fijn om te weten dat het leven op sómmige plekken in elk geval normaal was.

Ik liep achter Angela aan naar haar kamer, terwijl ze hier en daar wat speelgoed opzij schopte. Het was ongewoon rustig in huis.

‘Waar is iedereen?’

‘Mijn ouders zijn met de tweeling naar een verjaardagsfeest in Port Angeles. Ik kan nog steeds niet geloven dat je me komt helpen. Ben doet net alsof hij iets aan zijn pezen heeft.’ Ze trok een grimas.

‘Ik vind het helemaal niet erg,’ zei ik, en op dat moment liep ik Angela's kamer binnen en zag de stapels enveloppen die lagen te wachten.

‘O!’ flapte ik er geschrokken uit. Angela draaide zich om en keek me met verontschuldigende ogen aan. Ik begreep wel waarom ze dit telkens uitgesteld had en waarom Ben zich gedrukt had.

‘Ik dacht dat je overdreef,’ moest ik toegeven.

‘Was het maar waar. Weet je zeker dat je het wilt doen?’

‘Zet me maar aan het werk. Ik heb de hele dag.’

Angela verdeelde een stapel in tweeën en legde het adresboek van haar moeder tussen ons in op haar bureau. Een tijd lang zaten we geconcentreerd te werken en hoorde je alleen het geluid van onze pennen die zachtjes over het papier krasten.

‘Wat is Edward vandaag aan het doen?’ vroeg ze op een gegeven moment.

Mijn pen drukte in de envelop waar ik mee bezig was. ‘Emmett is er dit weekend. Ze zéíden dat ze een trektocht zouden gaan maken.’

‘Je zegt het alsof je het niet zeker weet.’

Ik haalde mijn schouders op.

‘Je hebt mazzel dat Edward broers heeft voor al die trektochten en kampeeruitjes. Ik zou niet weten wat ik moest doen als Ben Austin niet zou hebben voor al die jongensdingen.’

‘Ja, ik ben niet zo van de buitensport. En ik zou ze toch nooit bij kunnen houden.’

Angela lachte. ‘Ik ben ook liever binnen.’

Ze boog zich weer even over haar stapel. Ik schreef vier adressen op. Bij Angela voelde je nooit de druk om een stilte op te vullen met nietszeggend gebabbel. Net als Charlie vond ze het helemaal niet erg als er gezwegen werd.

Maar net als Charlie was ze soms ook net iets te opmerkzaam.

‘Gaat het wel goed met je?’ vroeg ze zachtjes. ‘Je lijkt een beetje… gespannen.’

Ik glimlachte schaapachtig. ‘Is het zo duidelijk?’

‘Niet echt, hoor.’

Ze loog waarschijnlijk zodat ik me beter zou voelen.

‘Je hoeft er niet over te praten als je niet wilt,’ verzekerde ze. ‘Maar ik luister graag, als dat mocht helpen.’

Ik stond op het punt om bedankt, maar dat hoeft niet te zeggen. Er waren immers wel erg veel geheimen die ik voor me moest houden. Ik kon mijn problemen echt niet met een mens bespreken. Dat was tegen de regels.

En toch, besefte ik met een vreemde, plotselinge hevigheid, was dat precies wat ik wilde. Ik wilde met een normale mensenvriendin praten. Ik wilde een beetje klagen, net als elk pubermeisje. Ik wilde dat mijn problemen echt zo simpel waren. En het zou ook fijn zijn als iemand buiten dat hele vampier-enweerwolvengedoe de dingen eens relativeerde. Een onpartijdig iemand.

‘Ik zal er over ophouden,’ beloofde Angela terwijl ze zich glimlachend over haar envelop boog.

‘Nee,’ zei ik. ‘Je hebt gelijk. Ik ben gespannen. Het… het komt door Edward.’

‘Wat is er dan?’

Het praatte zo makkelijk met Angela. Als zij zo'n vraag stelde, wist ik zeker dat ze niet gewoon ongezond nieuwsgierig was of een nieuwe roddel wilde horen, zoals bij Jessica het geval zou zijn. Ze vond het erg dat ik overstuur was.

‘O, hij is boos op me.’

‘Dat kan ik me nauwelijks voorstellen,’ zei ze. ‘Waar is hij boos om?’

Ik zuchtte. ‘Kun je je Jacob Black nog herinneren?’

‘Aha,’ zei ze.

‘Juist.’

‘Hij is jaloers.’

‘Nee, niet jalóérs…’ Ik had mijn mond moeten houden. Dit viel niet uit te leggen. Maar ik wilde toch blijven praten. Ik had me niet gerealiseerd dat ik zo'n behoefte had aan een menselijk gesprek. ‘Edward denkt dat Jacob… een slechte invloed op me heeft, of zoiets. Dat hij… gevaarlijk is. Je weet toch in wat voor ellende ik een paar maanden geleden gezeten heb… Maar het slaat allemaal nergens op.’

Verbaasd zag ik dat Angela haar hoofd schudde.

‘Hè?’ vroeg ik.

‘Bella, ik heb gezien hoe Jacob Black naar je kijkt. Ik durf te wedden dat het eigenlijk om jaloezie draait.’

‘Ik heb niets met Jacob op die manier.’

‘Jij misschien niet met hem. Maar Jacob…’

Ik fronste. ‘Jacob weet hoe ik erover denk. Daar hebben we het uitgebreid over gehad.’

‘Edward is ook maar een mens, Bella. Hij reageert net als elke andere jongen.’

Ik trok een gezicht. Daar had ik geen antwoord op.

Ze klopte op mijn hand. ‘Hij komt er wel overheen.’

‘Ik hoop het maar. Jake heeft het nogal moeilijk momenteel. Hij heeft me nodig.’

‘Jij en Jacob hebben wel een hechte band, hè?’

‘Als broer en zus,’ knikte ik.

‘En Edward mag hem niet… Dat is vast heel lastig, inderdaad. Ik vraag me af hoe Ben daar mee om zou gaan,’ peinsde ze.

Ik glimlachte flauwtjes. ‘Net als elke andere jongen, waarschijnlijk.’

Ze grijnsde. ‘Waarschijnlijk wel.’

Daarna veranderde ze van onderwerp. Het was niets voor Angela om door te vragen, en ze leek aan te voelen dat ik er verder niets over wilde – kon – zeggen.

‘Ik kreeg gisteren te horen in welk appartementenblok ik kom te wonen. Het verst van de campus natuurlijk.’

‘En weet Ben al waar hij terechtkomt?’

‘Het dichtst bij de campus. Hij heeft ook altijd geluk. Hoe zit het met jou? Heb je al besloten waar je heen gaat?’

Ik keek omlaag en concentreerde me op mijn slordige gekrabbel. Heel even werd ik afgeleid door de gedachte aan Angela en Ben op de universiteit van Washington. Over een paar maanden zouden ze naar Seattle vertrekken. Zou het dan al veilig zijn? Zou de gevaarlijke, wilde jonge vampier ergens anders naartoe zijn gegaan? Zou er tegen die tijd een andere plaats zijn, een andere stad waar men huiverend de horrorfilmkrantenkoppen zou lezen?

Zouden die nieuwe krantenkoppen door míj veroorzaakt worden?

Ik probeerde het van me af te zetten en gaf net iets te laat antwoord op haar vraag. ‘Alaska, denk ik. De universiteit van Juneau.’

Ik hoorde de verbazing in haar stem. ‘Alaska? Goh. Echt? Ik bedoel, fantastisch. Ik had alleen gedacht dat je naar iets… warmere oorden zou gaan.’

Ik lachte een beetje en bleef naar mijn envelop staren. ‘Ja. Forks heeft echt mijn kijk op het leven veranderd.’

‘En Edward?’

Hoewel ik zenuwachtige vlinders in mijn buik kreeg bij het horen van zijn naam, keek ik grijnzend naar haar op. ‘Voor Edward is Alaska ook niet te koud.’

Ze grijnsde terug. ‘Natuurlijk niet.’ En toen zuchtte ze. ‘Het is wel erg ver weg. Je kunt vast niet vaak naar huis komen. Ik zal je missen. Je mailt me toch wel, hè?’

Ik werd overspoeld door een golf van zwijgend verdriet; misschien was het geen goed idee om nu een hechtere band met Angela te krijgen. Maar zou het niet nog erger zijn om deze laatste kansen te laten schieten? Ik zette de treurige gedachten uit mijn hoofd om haar een plagerig antwoord te kunnen geven.

‘Als ik hierna nog kan typen.’ Ik knikte naar de stapel enveloppen die ik al had gedaan.

We lachten en daarna was het makkelijk om vrolijk over colleges en hoofdvakken te kletsen terwijl we de rest afmaakten, ik hoefde er alleen voor te zorgen dat ik er niet aan dacht. Er waren sowieso wel dringender zaken om me vandaag zorgen om te maken.

Ik hielp haar ook met het plakken van de postzegels. Ik was bang om te gaan.

‘Hoe is het met je hand?’ vroeg ze.

Ik strekte mijn vingers. ‘Ik denk dat ik ze ooit wel weer allemaal zal kunnen gebruiken.’

Beneden sloeg een deur en we keken allebei op.

‘Ang?’ riep Ben.

Ik probeerde te glimlachen, maar mijn lippen trilden. ‘Tijd om te gaan, geloof ik.’

‘Je hoeft niet weg. Hoewel hij de film waarschijnlijk uitentreuren voor me gaat beschrijven… tot in de kleinste details.’

‘Charlie zal zich ook wel afvragen waar ik blijf.’

‘Heel erg fijn dat je me hebt geholpen.’

‘Ik vond het eigenlijk heel gezellig. Zoiets zouden we vaker moeten doen. Het was leuk om even met meiden onder elkaar te zijn.’

‘Zeker weten.’

Er werd zachtjes op de slaapkamerdeur geklopt.

‘Kom maar binnen, Ben,’ zei Angela.

Ik stond op en rekte me uit.

‘Hoi Bella! Ik zie dat je het overleefd hebt,’ begroette Ben me snel voordat hij op mijn plek naast Angela ging staan. Hij overzag ons werk. ‘Goed gedaan. Jammer dat alles al klaar is, ik had graag…’ Hij maakte zijn zin niet af en ging vervolgens enthousiast verder. ‘Ang, niet te geloven dat je deze gemist hebt! Hij was geweldig. De allerlaatste vechtscène – die choreografie was echt ongelofelijk! Die ene gast – nou ja, je moet 'm zien om te snappen wat ik bedoel…’

Angela trok quasi-gefrustreerd haar wenkbrauwen naar me op.

‘Tot maandag,’ zei ik met een nerveus lachje.

Ze zuchtte. ‘Dag.’

Ik liep schichtig naar mijn pick-up, maar de straat was verlaten. De hele rit keek ik zenuwachtig in alle spiegels, maar de zilverkleurige auto was in geen velden of wegen te bekennen.

Zijn auto stond ook niet voor het huis, hoewel dat niets hoefde te betekenen.

‘Bella?’ riep Charlie toen ik de voordeur opendeed.

‘Hoi pap.’

Hij zat in de woonkamer voor de televisie.

‘En, hoe was je dag?’

‘Prima,’ zei ik. Ik kon hem net zo goed alles vertellen – hij zou het anders toch binnen de kortste keren van Billy horen. En trouwens, hij zou het erg fijn vinden. ‘Ze hadden me niet nodig op het werk, dus toen ben ik naar La Push gegaan.’

Hij keek niet verbaasd genoeg: Billy had hem al gesproken.

‘Hoe is het met Jacob?’ vroeg Charlie in een poging onverschillig te klinken.

‘Goed,’ zei ik net zo achteloos.

‘Ben je nog naar de Webers geweest?’

‘Jep. We hebben al haar enveloppen geschreven.’

‘Mooi zo.’ Charlie lachte een brede lach. Hij had opvallend veel aandacht voor me, gezien het feit dat er een wedstrijd op tv was. ‘Ik ben blij dat je vandaag weer eens bij je vrienden bent geweest.’

‘Ik ook.’

Ik slenterde naar de keuken om te kijken of er een klusje was dat ik kon doen. Helaas had Charlie de resten van zijn middageten al opgeruimd. Ik bleef even een paar minuten naar de lichtvlek staan staren die de felle zon op de vloer maakte. Maar ik wist dat ik dit niet eeuwig kon uitstellen.

‘Ik ga huiswerk maken,’ kondigde ik somber aan terwijl ik de trap opliep.

‘Tot straks,’ riep Charlie me achterna.

Als ik het overleef, dacht ik bij mezelf.

Ik deed de deur zorgvuldig dicht voor ik me omdraaide en mijn kamer in keek.

Natuurlijk was hij er. Hij stond bij de muur tegenover me, in de schaduw naast het open raam. Zijn gezicht stond strak en zijn houding was star. Hij staarde me stilzwijgend aan.

Ik wachtte ineengekrompen de uitbarsting af, maar die kwam niet. Hij bleef daar maar staan staren, misschien te kwaad om te kunnen praten.

‘Hoi,’ zei ik uiteindelijk.

Zijn gezicht had uit steen gehouwen kunnen zijn. Ik telde in mijn hoofd tot honderd, maar het veranderde niet.

‘Ehm… nou, ik leef dus nog,’ begon ik.

Er rolde een zachte grom door zijn borstkas, maar zijn uitdrukking bleef hetzelfde.

‘Niks aan de hand,’ hield ik schouderophalend vol.

Hij bewoog. Zijn ogen gingen dicht en hij kneep met de vingers van zijn rechterhand in zijn neusbrug.

‘Bella,’ fluisterde hij. ‘Besef je wel dat ik vandaag werkelijk op het púnt heb gestaan om de grens over te gaan? Om het verdrag te schenden en achter je aan te komen? Weet je wel wat dat betekend zou hebben?’

Ik schrok en zijn ogen gingen weer open. Ze waren koud en hard als de nacht.

‘Dat mag niet!’ zei ik te luidruchtig. Ik deed mijn best om me in te houden zodat Charlie het niet zou horen, maar ik had het wel kunnen schreeuwen. ‘Edward, ze grijpen elk excuus aan om te vechten. Dat zouden ze prachtig vinden. Je mag de regels niet overtreden!’

‘Misschien zijn zij niet de enigen die graag zouden willen vechten.’

‘Als je het maar laat,’ snauwde ik. ‘Jullie hebben dat verdrag opgesteld – je hebt je er maar aan te houden.’

‘Als hij je iets had aangedaan…’

‘Hou op!’ onderbrak ik hem. ‘Je hoeft je nergens zorgen om te maken. Jacob is niet gevaarlijk.’

‘Bella.’ Hij keek me een beetje spottend aan. ‘Jij bent niet bepaald de juiste persoon om te beoordelen wat wel of niet gevaarlijk is.’

‘Ik weet dat ik niets te vrezen heb van Jake. En jij ook niet.’

Hij knarste met zijn tanden. Zijn handen waren langs zijn zij tot vuisten gebald. Hij stond nog steeds tegen de muur en ik vond de afstand tussen ons verschrikkelijk.

Ik haalde diep adem en liep door de kamer. Hij gaf geen krimp toen ik mijn armen om hem heen sloeg. Vergeleken met de warmte van het laatste beetje middagzon dat door het raam scheen, voelde zijn huid extra ijzig aan. Hij leek ook wel van ijs, zoals hij daar als bevroren stond.

‘Sorry dat ik je ongerust heb gemaakt,’ mompelde ik.

Hij zuchtte en ontspande een beetje. Zijn armen krulden om mijn middel.

‘Ongerust is wel erg zacht uitgedrukt,’ prevelde hij. ‘Het was een erg lange dag.’

‘Het was helemaal niet de bedoeling dat je erachter zou komen,’ hielp ik hem herinneren. ‘Ik dacht dat je langer zou jagen.’

Ik keek naar zijn gezicht, naar zijn afwerende ogen – ik had het door de spanning van het moment nog niet gezien, maar ze waren te donker. De kringen eronder waren donkerpaars. Ik fronste afkeurend.

‘Ik ben teruggekomen toen Alice je zag verdwijnen,’ legde hij uit.

‘Dat had je niet moeten doen. Nu moet je straks wéér weg.’ Mijn frons werd dieper.

‘Ik kan wel wachten.’

‘Dat is belachelijk. Ik bedoel, ik wist dat ze me niet kon zien bij Jacob, maar je had moeten weten…’

‘Maar ik wist het niet,’ zei hij er tussendoor. ‘En je kunt niet van me verwachten dat ik je…’

‘O jawel,’ onderbrak ik hem. ‘Dat is nou precies wat ik wel verwacht…’

‘Dit zal niet meer gebeuren.’

‘Inderdaad! Omdat jij de volgende keer niet zo overdreven zult reageren.’

‘Omdat er geen volgende keer komt.’

‘Ik snap ook dat jíj soms weg moet, ook al vind ik dat niet leuk…’

‘Dat is iets anders. Ik zet mijn leven niet op het spel.’

‘Ik ook niet.’

‘Weerwolven vormen een risico.’

‘Daar ben ik het niet mee eens.’

‘Ik ga hier niet over onderhandelen, Bella.’

‘Ik ook niet.’

Zijn handen waren weer vuisten geworden. Ik voelde ze tegen mijn rug.

De woorden floepten er zonder nadenken uit. ‘Gaat dit echt alleen over mijn veiligheid?’

‘Wat bedoel je?’ wilde hij weten.

‘Ben je niet…’ Angela's theorie leek nu nog onzinniger dan eerst. Het kostte moeite om de zin af te maken. ‘Ik bedoel, je weet toch wel dat je niet jaloers hoeft te zijn, hè?’

Hij trok één wenkbrauw op. ‘Is dat zo?’

‘Even serieus.’

‘Geen enkel probleem – er is hier in de verste verte niets humoristisch aan.’

Ik fronste achterdochtig mijn voorhoofd. ‘Of… heeft dit eigenlijk met iets heel anders te maken? Met onzinnig vampiers-en-weerwolven-zijn-altijd-vijanden-geouwehoer? Is dit gewoon een door iets te veel testosteron…’

Zijn ogen schoten vuur. ‘Dit gaat alléén om jou. Het enige wat ik wil is dat jij niet in gevaar komt.’

Aan de zwarte vlammen in zijn ogen viel niet te twijfelen.

‘Goed dan,’ zuchtte ik. ‘Ik geloof je. Maar laat één ding duidelijk zijn – wat al die vijandenonzin betreft, daar doe ik dus niet aan mee. Ik ben neutraal terrein. Ik ben Zwitserland. Ik weiger om betrokken te raken bij territoriale geschillen tussen mythische wezens. Jij bent… nou ja, niet de liefde van mijn leven, want ik ga ervan uit dat ik nog veel langer van je zal houden. De liefde van mijn bestaan. Het kan me niet schelen wie er weerwolf is en wie vampier. Als Angela een heks blijkt te zijn, mag zij er ook bij wat mij betreft.’

Hij keek me met samengeknepen ogen zwijgend aan.

‘Zwitserland,’ herhaalde ik nog een keer met klem.

Hij fronste zijn wenkbrauwen en zuchtte. ‘Bella…’ begon hij, maar stopte toen en trok vol afschuw zijn neus op.

‘Wat nou weer?’

‘Nou… Je moet het niet verkeerd opvatten, maar je stinkt als een hond,’ zei hij tegen me.

En toen lachte hij zijn scheve glimlach, en ik wist dat de ruzie voorbij was. Voorlopig.

Edward moest de gemiste jachtpartij inhalen, dus hij zou vrijdagavond met Jasper, Emmett en Carlisle naar een of ander reservaat in het noorden van Californië vertrekken waar ze een poemaoverschot hadden.

We waren het niet eens geworden over de weerwolvenkwestie, maar ik voelde me niet schuldig toen ik Jake belde – ik greep mijn kans terwijl Edward zijn Volvo naar huis reed voor hij weer door mijn raam naar binnen klom – om hem te laten weten dat ik zaterdag weer zou komen. Ik was niet stiekem bezig. Edward wist hoe ik erover dacht. En als hij mijn pick-up weer kapot zou maken, zou ik me door Jacob laten ophalen. Forks was neutraal, net als Zwitserland – net als ik.

Dus toen ik donderdag uit mijn werk kwam en zag dat Alice en niet Edward in de Volvo op me zat te wachten, zocht ik er in eerste instantie niets achter. Het bijrijdersportier stond open en de auto trilde op de bas van een nummer dat ik niet kende.

‘Hoi Alice,’ schreeuwde ik door het geloei heen terwijl ik instapte. ‘Waar is je broer?’

Ze zong mee met het liedje en vlocht er, een octaaf hoger dan de melodie, een ingewikkelde tweede stem doorheen. Ze knikte me toe en negeerde mijn vraag terwijl ze zich op de muziek concentreerde.

Ik deed mijn deur dicht en sloeg mijn handen over mijn oren. Ze grijnsde en draaide het volume omlaag tot de muziek alleen nog op de achtergrond te horen was. Toen drukte ze bliksemsnel zowel de sloten als het gas in.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik terwijl ik een ongemakkelijk gevoel kreeg. ‘Waar is Edward?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Ze zijn wat eerder vertrokken.’

‘O.’ Ik probeerde mijn absurde teleurstelling te onderdrukken. Als hij eerder was vertrokken, zou hij ook eerder terug zijn, hield ik mezelf voor.

‘Alle jongens zijn weg en wij houden een pyjamafeestje!’ kondigde ze op een jubelende, zangerige toon aan.

‘Een pyjamafeestje?’ vroeg ik, en de argwaan sloeg eindelijk toe.

‘Leuk hè?’ juichte ze.

Ik hield haar opgewekte blik een tijdje vast.

‘Je moet me ontvoeren, of niet soms?’

Ze lachte en knikte. ‘Tot zaterdag. Esmé heeft het al met Charlie geregeld; je blijft twee nachten bij mij logeren, en ik breng en haal je morgen naar en van school.’

Knarsetandend draaide ik mijn gezicht naar het raam.

‘Sorry,’ zei Alice zonder een greintje berouw. ‘Hij heeft me omgekocht.’

‘Hoe dan?’ siste ik tussen mijn tanden door.

‘De Porsche. Het is precies dezelfde als die ene die ik in Italië had gestolen.’ Ze slaakte een voldane zucht. ‘Ik mag er niet mee rijden in Forks, maar als je wilt kunnen we kijken hoe lang we erover doen om naar L.A. te rijden – ik durf te wedden dat we voor middernacht weer terug zijn.’

Ik haalde diep adem. ‘Misschien beter van niet,’ zuchtte ik en onderdrukte een huivering.

We kronkelden, zoals altijd veel te snel, over de lange oprijlaan. Alice reed door naar de garage en ik keek snel naar de auto's. Tussen Emmetts grote jeep en de rode cabrio van Rosalie stond een glanzende, kanariegele Porsche.

Alice sprong gracieus uit de auto en liet haar hand liefdevol over haar omkoopwaar glijden. ‘Mooi hè?’

‘Een beetje té mooi,’ gromde ik ongelovig. ‘Heeft hij je dat ding alleen gegeven om mij twee dagen te gijzelen?’

Alice trok een moeilijk gezicht.

Een seconde later drong het tot me door en ik snakte vol afschuw naar adem. ‘Hij is voor elke keer dat hij weg gaat, hè?’

Ze knikte.

Ik sloeg mijn portier dicht en stampte naar het huis. Ze huppelde met me mee, nog steeds zonder enige spijt.

‘Alice, vind je dit ook niet een heel klein beetje bezitterig? Een ietsiepietsie psychotisch, misschien?’

‘Nee hoor.’ Ze snufte. ‘Jij lijkt maar niet te kunnen bevatten hoe gevaarlijk een jonge weerwolf kan zijn. En al helemaal als ik ze niet kan zien. Edward kan met geen mogelijkheid weten of je wel veilig bent. Je zou wat minder roekeloos moeten zijn.’

Mijn stem werd ijskoud. ‘Inderdaad, want een pyjamafeestje vol vampiers is echt het toppunt van veiligheidsbewust gedrag.’

Alice moest lachen. ‘Je krijgt een voetbehandeling van me met alles erop en eraan,’ beloofde ze.

Het was best uit te houden, afgezien van het feit dat ik tegen mijn wil werd vastgehouden. Esmé had Italiaans eten meegenomen – het echte werk, helemaal uit Port Angeles – en Alice had al mijn lievelingsfilms ingeslagen. Zelfs Rosalie was van de partij, stilletjes op de achtergrond. Alice wilde me per se haar voetbehandeling geven, en ik vroeg me af of ze soms een lijst aan het afwerken was – eentje die ze waarschijnlijk had samengesteld op basis van slechte comedyseries.

‘Tot hoe laat wil je opblijven?’ vroeg ze toen mijn teennagels bloedrood glommen. Mijn slechte humeur had haar enthousiasme nog steeds niet kapot weten te krijgen.

‘Ik wil niet opblijven. We moeten morgen naar school.’

Ze trok een pruillip.

‘Waar moet ik eigenlijk slapen?’ Ik keek eens inschattend naar de bank. Hij was wel een beetje klein. ‘Kun je me niet gewoon onder toezicht houden in mijn eigen huis?’

‘Dat is toch geen pyjamafeest?’ Alice schudde geërgerd haar hoofd. ‘Je slaapt in de kamer van Edward.’

Ik zuchtte. Zijn zwarte leren bank was inderdaad langer dan deze. En trouwens, het goudkleurige tapijt in zijn kamer was zo dik dat de vloer waarschijnlijk ook nog niet eens zo slecht zou zijn.

‘Mag ik dan in elk geval thuis mijn spullen gaan halen?’

Ze grijnsde. ‘Is al voor gezorgd.’

‘Mag ik dan je telefoon even lenen?’

‘Charlie weet waar je bent.’

‘Ik was niet van plan om Charlie te bellen.’ Ik fronste. ‘Blijkbaar moet ik iets afzeggen.’

‘O.’ Daar dacht ze even over na. ‘Dat weet ik niet, hoor.’

‘Alice!’ jammerde ik luid. ‘Toe nou!’

‘Oké, oké,’ zei ze terwijl ze de kamer uit schoot. Binnen een halve seconde was ze weer terug met haar mobieltje. ‘Hij heeft niet expliciet gezegd dat dit niet mocht…’ mompelde ze tegen zichzelf terwijl ze me de telefoon aangaf.

Ik toetste het nummer van Jacob in en hoopte dat hij niet met zijn vrienden aan het rennen was vanavond. Het geluk stond aan mijn kant – Jacob nam op.

‘Hallo?’

‘Hé Jake, met mij.’ Alice keek me even uitdrukkingsloos aan, draaide zich toen om en ging tussen Rosalie en Esmé op de bank zitten.

‘Hé Bella,’ zei Jake, opeens behoedzaam. ‘Hoe gaat het?’

‘Niet al te best. Ik kan toch niet komen zaterdag.’

Het bleef even stil. ‘Stomme bloedzuiger,’ mompelde hij uiteindelijk. ‘Ik dacht dat hij wegging. Mag je geen eigen leven hebben als hij weg is? Of sluit hij je soms op in een doodskist?’

Ik lachte.

‘Ik vind er niks grappigs aan.’

‘Ik lach alleen maar omdat je er niet erg ver naast zit,’ zei ik tegen hem. ‘Maar hij is zaterdag weer terug, dus het maakt verder toch niet uit.’

‘Gaat hij hier in Forks jagen dan?’ vroeg Jacob bijtend.

‘Nee.’ Ik liet me niet door hem op de kast jagen. Ik was bijna net zo boos als hij. ‘Hij is eerder weggegaan.’

‘O. Maar hé, dan kom je toch nu?’ zei hij met opkomend enthousiasme. ‘Zo laat is het nog niet. Of anders kom ik naar jouw huis.’

‘Kon dat maar. Ik ben niet bij Charlie,’ zei ik zuur. ‘Ik word een soort van gevangen gehouden.’

Hij zweeg terwijl dat tot hem doordrong, en toen gromde hij. ‘We komen je halen,’ beloofde hij op vlakke toon, automatisch in het meervoud vervallend.

Er liep een koude rilling over mijn rug, maar ik antwoordde luchtig en plagerig. ‘Heel verleidelijk. Ik ben al gemarteld – Alice heeft mijn teennagels gelakt.’

‘Ik meen het.’

‘Niet doen. Ze willen me alleen maar beschermen.’

Hij gromde opnieuw.

‘Ik weet dat het nergens op slaat, maar ze hebben het hart op de juiste plek.’

‘Het hárt!’ hoonde hij.

‘Het spijt me van zaterdag,’ zei ik verontschuldigend. ‘Ik moet nu naar bed’ – naar de bank, verbeterde ik in mijn hoofd – ‘maar ik bel je gauw weer.’

‘Weet je wel zeker of dat mag van hen?’ vroeg hij sarcastisch.

‘Niet helemaal,’ verzuchtte ik. ‘Welterusten, Jake.’

‘Ik zie je wel weer.’

Alice stond plotseling naast me en stak haar hand uit naar de telefoon, maar ik was al aan het bellen. Ze zag het nummer.

‘Ik denk niet dat hij zijn mobiel bij zich heeft,’ zei ze.

‘Ik spreek wel iets in.’

De telefoon ging vier keer over, gevolgd door een piep. Er was geen begroetingstekst.

‘Jij gaat het zwaar krijgen,’ zei ik langzaam, met de nadruk op elk woord. ‘Heel erg zwaar. Boze grizzlyberen zullen makke lammetjes lijken, vergeleken bij wat jou te wachten staat als je thuiskomt.’

Ik klapte de telefoon dicht en legde hem in haar uitgestoken hand. ‘Klaar.’

Ze grijnsde. ‘Dit gegijzel is leuk.’

‘Ik ga nu slapen,’ kondigde ik aan en liep naar de trap. Alice drentelde achter me aan.

‘Alice,’ zuchtte ik. ‘Ik ga er heus niet stiekem vandoor. Je zou het weten als ik het van plan was, en je zou me zo te pakken hebben als ik het probeerde.’

‘Ik laat je alleen maar even zien waar je spullen liggen,’ zei ze onschuldig.

De kamer van Edward lag helemaal aan het eind van de gang op de tweede verdieping; zelfs als ik het enorme huis niet zo goed zou kennen, kon ik me moeilijk vergissen. Maar toen ik het licht aandeed, bleef ik verward staan. Had ik de verkeerde deur genomen?

Alice giechelde.

Het was dezelfde kamer, zag ik al snel: de meubels stonden alleen anders. De bank stond nu tegen de verste muur en de stereotoren was tegen de planken met de immense cd-collectie geschoven, om plaats te maken voor een kolossaal hemelbed dat het hele midden van de kamer in beslag nam.

De glazen muur aan de zuidkant weerkaatste het geheel als een spiegel, wat het twee keer zo erg maakte.

Het paste perfect bij de rest. De sprei had een matgouden kleur, net iets lichter dan de muren, het smeedijzeren frame was zwart en had een ingewikkeld patroon. Metalen rozen slingerden in ranken over de lange bedstijlen en over de bovenkant als een pergola bij een prieeltje. Mijn pyjama lag keurig opgevouwen aan het voeteneind met mijn toilettas ernaast.

‘Waar slaat dit in godsnaam op?’ sputterde ik.

‘Je dacht toch niet dat hij je op de bank zou laten slapen?’

Ik mompelde iets onverstaanbaars terwijl ik naar voren beende om mijn spullen van het bed te graaien.

‘Ik zal je alleen laten,’ lachte Alice. ‘Tot morgenochtend.’

Nadat mijn tanden gepoetst waren en ik me omgekleed had, griste ik een bol donskussen van het enorme bed en sleepte de gouden sprei naar de bank. Ik wist dat ik me aanstelde, maar het kon me niets schelen. Porsches als omkoopwaar en kingsize bedden in huizen waarin niemand sliep – het was te erg voor woorden. Ik deed het licht uit en nestelde me op de bank, terwijl ik me afvroeg of ik te geïrriteerd was om te kunnen slapen.

In het donker was de glazen wand geen zwarte spiegel meer die de kamer verdubbelde. Buiten verlichtte de maan de wolken. Toen mijn ogen gewend raakten, zag ik het diffuse schijnsel dat over de boomtoppen streek en een klein stukje van de rivier liet fonkelen. Ik keek naar het zilveren licht en wachtte tot mijn oogleden zwaar werden.

Er werd zacht op de deur geklopt.

‘Wat nou weer, Alice?’ siste ik. Ik schoot meteen in een verdedigende houding toen ik dacht aan de lol die ze zou hebben als ze mijn geïmproviseerde bed zag.

‘Ik ben het,’ zei Rosalie zachtjes terwijl ze de deur zo ver opendeed dat de zilveren gloed op haar volmaakte gezicht viel. ‘Mag ik binnenkomen?’