18. De begrafenis
Ik rende de trap af en gooide de deur open.
Het was Jacob, uiteraard. Ze had het dan wel niet kunnen zien, maar Alice was niet dom.
Hij stond een meter of twee bij de deur vandaan, met een opgetrokken neus alsof hij iets vies rook, maar verder stond zijn gezicht vlak – als een masker. Maar ik kende hem langer dan vandaag en ik zag zijn handen zachtjes trillen.
Hij straalde een en al vijandigheid uit. Het deed me denken aan die verschrikkelijke middag waarop hij voor Sam gekozen had en niet voor mij, en onwillekeurig stak ik mijn kin verdedigend omhoog.
Jacobs auto stond met draaiende motor langs de rand van de stoep, met Jared achter het stuur en Embry naast hem. Ik begreep wel waarom dat was: ze waren bang om hem hier alleen naartoe te laten gaan. Ik was teleurgesteld en ook een beetje geïrriteerd. Zo waren de Cullens niet.
‘Hoi,’ zei ik uiteindelijk toen hij niets zei.
Jake tuitte zijn lippen en bleef op een afstand. Zijn ogen schoten over de voorgevel van het huis.
Ik knarste met mijn tanden. ‘Ze is er niet. Kan ik iets voor je doen?’
Hij aarzelde. ‘Ben je alleen?’
‘Ja.’ Ik zuchtte.
‘Kan ik je even spreken?’
‘Maar natúúrlijk, Jacob. Kom binnen.’
Jacob wierp een snelle blik over zijn schouder naar zijn vrienden in de auto. Ik zag Embry heel licht nee schudden. Om de een of andere reden werd ik daar pas echt woest om.
Ik klemde mijn tanden weer op elkaar. ‘Lafaard,’ mompelde ik zachtjes.
Jakes ogen schoten weer naar mij en zijn zware zwarte wenkbrauwen trokken woedend samen boven zijn ogen. Zijn kaak verstrakte en hij marcheerde – ik kon geen ander woord verzinnen om zijn manier van lopen te omschrijven – de stoep op, en schoof zonder me een blik waardig te keuren langs me heen het huis in.
Ik keek eerst Jared en toen Embry recht in de ogen – ik haatte de boze blikken waarmee ze naar me keken; dachten ze nou echt dat ik Jacob iets zou laten overkomen? – voordat ik de deur voor hun neus dichtdeed.
Jacob stond achter me in de gang en keek naar de berg dekens in de woonkamer.
‘Logeerpartijtje?’ vroeg hij sarcastisch.
‘Ja,’ antwoordde ik even koel. Ik vond Jacob niet leuk als hij zo deed. ‘En wat heb jij daar mee te maken?’
Hij trok opnieuw zijn neus op alsof hij iets vies rook. ‘Waar is je “vriendin”?’ Ik kon de aanhalingstekens in zijn vraag gewoon horen.
‘Ze moest nog wat boodschappen doen. Zeg, Jacob, wat kom je doen?’
Er was blijkbaar iets in de kamer wat hem irriteerde – zijn lange armen trilden. Hij gaf geen antwoord op mijn vraag. In plaats daarvan liep hij naar de keuken terwijl zijn rusteloze ogen alle kanten op flitsten.
Ik ging hem achterna. Hij ijsbeerde heen en weer langs het aanrecht.
‘Hé,’ zei ik, terwijl ik voor hem ging staan. Hij hield op met ijsberen en boog zijn hoofd om naar me te kijken. ‘Wat doe je nou moeilijk?’
‘Ik vind het niet prettig om hier te moeten zijn.’
Dat deed pijn. Ik kromp ineen, en zijn ogen vernauwden zich.
‘Dan vind ik het vervelend voor je dat je toch hierheen moest,’ prevelde ik. ‘Waarom zeg je niet wat je op je hart hebt, zodat je weer weg kunt?’
‘Ik wilde alleen een paar dingen vragen. Het hoeft niet lang te duren. We moeten zo terug voor de begrafenis.’
‘Goed. Dan hebben we het maar achter de rug.’ Ik deed waarschijnlijk een beetje overdreven vijandig, maar ik wilde niet laten zien hoeveel pijn me dit deed. Ik wist dat ik niet eerlijk bezig was. Tenslotte wilde ik gisteren liever bij de ‘bloedzuiger’ zijn dan bij hem. Ik had hém eerst pijn gedaan.
Hij haalde diep adem, en zijn vingers hielden plotseling op met trillen. Zijn gezicht werd rustig en glad, afstandelijk.
‘Er logeert iemand van de familie Cullen bij je,’ constateerde hij.
‘Ja. Alice Cullen.’
Hij knikte bedachtzaam. ‘Hoe lang blijft ze?’
‘Zo lang ze wil.’ Mijn toon was nog steeds aanvallend. ‘Van mij hoeft ze niet weg.’
‘Denk je dat je haar… alsjeblieft… de situatie met die ander – Victoria – uit kunt leggen?’
Ik verbleekte. ‘Dat weet ze al.’
Hij knikte. ‘We kunnen alleen ons eigen grondgebied bewaken als er een Cullen aanwezig is. Je bent alleen nog veilig in La Push. Ik kan je hier niet meer beschermen.’
‘Oké,’ zei ik kleintjes.
Hij keek door het achterraam naar buiten. Hij zei niets meer.
‘Is dat alles?’
Hij hield zijn ogen op het raam gericht toen hij antwoord gaf. ‘Nog één ding.’
Ik wachtte, maar hij bleef stil. ‘Ja?’ drong ik uiteindelijk aan.
‘Komt de rest ook terug?’ vroeg hij op een koele, kalme toon. Het deed me denken aan Sam, die ook altijd zo rustig was. Jacob begon steeds meer op Sam te lijken… Ik vroeg me af waarom ik dat zo vervelend vond.
Nu was het mijn beurt om te zwijgen. Hij keek me doordringend aan.
‘Nou?’ vroeg hij. Hij deed zijn best om de spanning achter zijn kalme blik te verbergen.
‘Nee,’ zei ik uiteindelijk. Met pijn en moeite. ‘De rest komt niet terug.’
Zijn uitdrukking veranderde niet. ‘Goed. Dat was alles.’
Ik keek hem boos aan, mijn irritatie laaide weer op. ‘Nou, ga maar gauw dan. Zeg maar tegen Sam dat jullie niet bang hoeven te zijn voor de enge monsters.’
‘Goed,’ herhaalde hij, nog steeds kalm.
Dat was blijkbaar alles. Jacob liep snel de keuken uit. Ik wachtte tot ik de voordeur open hoorde gaan, maar ik hoorde niets. Ik hoorde het getik van de klok boven het fornuis en ik verbaasde me opnieuw over het feit dat hij zo stil was tegenwoordig.
Wat een ramp. Hoe had ik hem in hemelsnaam in zo'n korte tijd van me kunnen vervreemden?
Zou hij me vergeven als Alice weer weg was? Stel dat hij dat niet deed?
Ik zakte in elkaar tegen het aanrecht en begroef mijn hoofd in mijn handen. Hoe had ik er zo'n zooitje van kunnen maken? Maar wat had ik anders moeten doen? Ook nu, achteraf, kon ik geen andere, betere manier bedenken om de situatie aan te pakken.
‘Bella?’ vroeg Jacob verdrietig.
Ik haalde mijn handen weg voor mijn gezicht en zag dat Jacob aarzelend in de deuropening van de keuken stond – hij was helemaal niet weggegaan net. Pas toen ik de heldere druppels op mijn handen zag, drong het tot me door dat ik aan het huilen was.
Jacobs kalme blik was verdwenen, zijn gezicht stond bezorgd en onzeker. Hij liep snel terug en kwam voor me staan, en boog zijn hoofd zodat zijn ogen iets meer op gelijke hoogte met de mijne zaten.
‘Ik heb het weer gedaan, hè?’
‘Wat?’ vroeg ik schor.
‘Mijn belofte gebroken. Sorry.’
‘Maakt niet uit,’ mompelde ik. ‘Ik ben begonnen.’
Zijn gezicht vertrok. ‘Ik wist hoeveel ze voor je betekenden. Ik had me er niet zo door moeten laten overvallen.’
Ik zag de afkeer in zijn ogen. Ik wilde uitleggen hoe Alice echt was, wilde haar verdedigen tegen zijn vooroordelen, maar iets in me zei dat dit niet het juiste moment was.
Dus zei ik nog maar een keer: ‘Sorry’.
‘Laten we ons er verder maar niet druk over maken, goed? Ze is alleen maar op bezoek, toch? Binnenkort gaat ze weer weg en dan wordt alles weer normaal.’
‘Kan ik niet met jullie allebei tegelijk vrienden zijn?’ vroeg ik, en mijn stem verried alle pijn die ik voelde.
Hij schudde langzaam zijn hoofd. ‘Nee, ik denk niet dat dat kan.’
Ik snikte en keek naar zijn grote voeten. ‘Maar je wacht toch wel? Je blijft toch nog steeds mijn vriend, ook al houd ik ook van Alice?’
Ik keek niet op, want ik wilde niet zien hoe hij op dat laatste reageerde. Het duurde even voordat hij antwoord gaf, dus het was waarschijnlijk maar goed dat ik niet gekeken had.
‘Ja, ik zal altijd je vriend blijven,’ zei hij kortaf. ‘Waar je ook van houdt.’
‘Beloofd?’
‘Beloofd.’
Ik voelde hoe hij zijn armen om me heen sloeg en ik leunde nog nasnikkend tegen zijn borst. ‘Wat een klotezooi.’
‘Ja.’ Toen rook hij aan mijn haar en zei: ‘Bah.’
‘Wát nou!’ wilde ik weten. Ik keek op en zag dat hij zijn neus weer opgetrokken had. ‘Waarom zegt iedereen dat toch de hele tijd? Ik stink niet!’
Hij glimlachte een beetje. ‘Jawel, je stinkt wel – je stinkt naar hén. Vies. Te zoet – weeïg zoet. En… ijzig. Het brandt in mijn neus.’
‘Echt?’ Wat vreemd. Alice rook absoluut overheerlijk. Voor een mens, in elk geval. ‘Maar waarom zegt Alice dan ook dat ik stink?’
De glimlach verdween van zijn gezicht. ‘Hmpf. Misschien vindt zij mij ook niet zo lekker ruiken. Pfft.’
‘Nou, ik vind jullie allebei lekker ruiken.’ Ik legde mijn hoofd weer tegen hem aan. Ik zou hem vreselijk missen zodra hij hier de deur uit was. Het was een akelige, paradoxale situatie – aan de ene kant wilde ik dat Alice voor altijd bij me bleef. Ik zou doodgaan – bij wijze van spreken, dan – als ze wegging. Maar hoe zou ik in hemelsnaam moeten overleven als ik Jake nooit meer zou zien? Wat een zooitje, dacht ik opnieuw.
‘Ik zal je missen,’ fluisterde Jacob, alsof hij mijn gedachten herhaalde. ‘Elke seconde. Ik hoop dat ze snel weggaat.’
‘Het hoeft echt niet op deze manier te gaan, Jake.’
Hij zuchtte. ‘Jawel, Bella. Je… houdt van haar. Dan kan ik maar beter niet bij haar in de buurt komen. Ik weet niet zeker of ik wel genoeg zelfbeheersing heb om dat aan te kunnen. Sam wordt woedend als ik het verdrag verbreek, en’ – zijn stem werd sarcastisch – ‘jij zou het waarschijnlijk ook niet zo leuk vinden als ik je vriendin zou vermoorden.’
Ik wilde hem van me afduwen, maar hij sloeg zijn armen alleen nog maar steviger om me heen en weigerde me los te laten. ‘Je zult de waarheid toch onder ogen moeten zien. Zo is het nou eenmaal, Bells.’
‘Ik wíl niet dat het zo is.’
Jake liet me met één arm los en nam mijn kin in zijn grote bruine hand zodat ik hem wel aan moest kijken. ‘Tsja. Het was makkelijker toen we allebei nog mens waren, hè?’
Ik zuchtte.
We keken elkaar een tijd aan. Zijn hand gloeide tegen mijn huid. Ik wist dat er alleen maar somber verdriet op mijn gezicht te lezen stond – ik wilde niet dat hij weg zou gaan, ook al zou ik hem misschien al snel weer zien. In eerste instantie had hij dezelfde uitdrukking op zijn gezicht, maar toen we geen van beiden wegkeken veranderde dat.
Hij liet me los en tilde zijn andere hand op, hij streek langzaam met zijn vingertoppen over mijn wang, tot aan mijn kaak. Ik voelde zijn vingers trillen, maar niet van woede dit keer. Hij legde zijn handpalm tegen mijn wang, zodat mijn gezicht gevangen zat tussen zijn brandende handen.
‘Bella,’ fluisterde hij.
Ik stond verstijfd.
Nee! Ik had deze keuze nog niet gemaakt. Ik wist niet of ik dit wel kon, en nu had ik geen tijd meer om na te denken. Maar ik was niet gek – ik wist dat het grote gevolgen kon hebben als ik hem nu afwees.
Ik keek hem aan. Hij was niet míjn Jacob, maar dat kon hij wel worden. Ik hield van zijn vertrouwde gezicht. Ik hield op zoveel manieren echt van hem. Hij was mijn steun en toeverlaat, mijn veilige haven. En nu kon ik ervoor kiezen om hem van mij te laten zijn.
Alice was dan wel even terug, maar dat maakte verder niets uit. Ik was mijn ware liefde toch voor altijd kwijt. Mijn prins zou nooit meer terugkomen om me wakker te kussen uit mijn betoverde slaap. Ik was tenslotte ook geen prinses. Maar wat waren de sprookjesregels voor ándere kussen? De wat minder magische kussen, die geen betoveringen verbroken?
Misschien zou het wel heel makkelijk gaan en was het net zoiets als zijn hand vasthouden of zijn armen om me heen te voelen. Misschien zou het wel fijn zijn. Misschien zou het niet voelen als bedrog. En trouwens, wie zou ik eigenlijk bedriegen? Alleen mezelf.
Jacob bleef in mijn ogen kijken en boog zijn gezicht langzaam naar het mijne. En ik wist nog steeds absoluut niet wat ik wilde.
We schrokken allebei op van het schrille gerinkel van de telefoon, maar hij liet zich er niet door afleiden. Hij haalde zijn ene hand onder mijn kin vandaan en boog zich over me heen om op te nemen, maar hij hield mijn gezicht nog steeds stevig vast met zijn andere hand tegen mijn wang. Zijn donkere ogen lieten de mijne niet los. Ik was zo in de war dat ik niet kon reageren, ik maakte zelfs geen gebruik van deze onderbreking.
‘Met het huis van de familie Swan,’ zei Jacob, en zijn hese stem klonk zacht en intens.
Er gaf iemand antwoord en Jacob veranderde in een fractie van een seconde. Hij ging rechtop staan en zijn hand liet mijn gezicht los. Zijn ogen werden vlak, zijn gezicht uitdrukkingsloos, en ik zou er het schamele restant van mijn spaargeld om hebben verwed dat het Alice was.
Ik kwam weer een beetje tot mezelf en stak mijn hand uit naar de hoorn. Jacob negeerde me.
‘Hij is er niet,’ zei Jacob dreigend.
Er was een heel kort antwoord, iemand vroeg blijkbaar nog iets, want hij voegde er onwillig aan toe: ‘Hij is naar de begrafenis.’
Toen hing Jacob op. ‘Vuile bloedzuiger,’ prevelde hij in zichzelf. Toen hij zich weer naar me omdraaide waren de harde trekken terug op zijn gezicht.
‘Waarom heb je opgehangen?’ stootte ik woedend uit. ‘Dit is míjn huis en míjn telefoon!’
‘Lekker makkelijk! Hij hing zelf op!’
‘Hij? Wie was dat?!’
Hij sprak de titel honend uit. ‘Dókter Carlisle Cullen.’
‘Waarom heb je hem niet aan mij gegeven?’
‘Hij vroeg niet naar je,’ zei Jacob ijzig. Zijn gezicht stond vlak en emotieloos maar zijn handen beefden. ‘Hij vroeg waar Charlie was en dat heb ik gezegd. Keurig volgens de regels, volgens mij.’
‘Nou moet je eens goed naar me luisteren, Jacob Black…’
Maar dat deed hij niet, dat was wel duidelijk. Hij wierp een snelle blik over zijn schouder, alsof iemand in de andere kamer zijn naam geroepen had. Zijn ogen werden groot en zijn lichaam verstarde, en daarna begon hij te sidderen. Automatisch luisterde ik ook, maar ik hoorde niks.
‘Dag Bells,’ spuwde hij uit en beende weg naar de voordeur.
Ik rende achter hem aan. ‘Wat is er?’
Ik botste tegen hem op omdat hij opeens vloekend bleef staan. Hij draaide zich weer om waardoor ik opzij geduwd werd. Ik wankelde en viel op de grond, mijn benen raakten verstrikt in de zijne.
‘Auw, verdorie!’ protesteerde ik terwijl hij haastig zijn benen een voor een weer lostrok.
Ik probeerde mezelf omhoog te hijsen terwijl hij naar de achterdeur vloog waar hij plotseling weer verstarde.
Alice stond doodstil onder aan de trap.
‘Bella,’ zei ze, snakkend naar adem.
Ik krabbelde overeind en sprintte naar haar toe. Haar ogen stonden verdwaasd, afwezig, haar gezicht was vertrokken en nog bleker dan anders. Ze moest iets verschrikkelijks zien, want ze beefde over haar hele tengere lichaam.
‘Alice, wat is er?’ riep ik. Ik legde mijn handen op haar gezicht in een poging haar te kalmeren.
Haar ogen keken me plotseling scherp aan, groot van pijn.
‘Edward,’ fluisterde ze.
Mijn verstand had nog niet eens bevat wat ze daar precies mee bedoelde, of mijn lijf reageerde al. Ik begreep in eerste instantie niet waarom de kamer zo draaide of waar het holle gebrul in mijn oren vandaan kwam. Mijn hersens deden nog hun uiterste best te begrijpen waarom Alice zo ontdaan keek en wat dat in hemelsnaam met Edward te maken kon hebben, toen mijn lichaam al wankelde en zijn toevlucht zocht tot bewusteloosheid voordat de werkelijkheid echt tot me door zou dringen.
De trap stond opeens heel raar scheef.
Plotseling hoorde ik Jacobs woedende stem in mijn oor terwijl hij een hele stortvloed aan verwensingen siste. Ik was lichtelijk geschokt. Zijn nieuwe vrienden hadden beslist geen goede invloed op hem.
Ik lag op de bank zonder te begrijpen hoe ik daar terecht was gekomen, en Jacob was nog steeds aan het vloeken. Het leek wel alsof er een aardbeving was – de hele bank stond te schudden onder me.
‘Wat heb je met haar gedaan?’ riep hij.
Alice luisterde niet naar hem. ‘Bella? Bella, kom op nou. We moeten opschieten.’
‘Blijf daar,’ waarschuwde Jacob.
‘Rustig aan, Jacob Black,’ beval Alice. ‘Kijk maar uit dat er niks gebeurt, met haar zo dicht in de buurt.’
‘Ik heb geen enkele moeite mijn hoofd erbij te houden,’ kaatste hij terug, maar zijn stem klonk al iets beheerster.
‘Alice?’ Mijn stem klonk zwakjes. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik, hoewel ik het eigenlijk niet wilde horen.
‘Ik weet het niet,’ jammerde ze plotseling. ‘Wat haalt hij zich in zijn hoofd?’
Ik deed mijn uiterste best om overeind te komen ondanks de duizeligheid. Ik merkte opeens dat ik me vastklampte aan Jacobs arm. Híj was zo aan het schudden, niet de bank.
Alice viste een klein zilverkleurig telefoontje uit haar tas toen ik weer haar kant op keek. Haar vingers gingen zo snel over de toetsen dat ik ze niet goed meer kon zien.
‘Rose, ik moet Carlisle spreken, nú.’ Haar stem knalde de woorden eruit. ‘Goed dan, zodra hij terug is. Nee, dan zit ik in het vliegtuig. Luister, heb jij iets van Edward gehoord?’
Ze zweeg even, en haar gezicht vertrok langzaam van afschuw. Haar mond viel open in een klein rondje van ontsteltenis en de telefoon trilde in haar hand.
‘Waarom?’ stootte ze uit. ‘Wáárom heb je dat gedaan, Rosalie?’
Wat het ook antwoord ook was, haar kaak verstrakte van woede. Haar ogen schoten vuur en werden kleine spleetjes.
‘Nou, je vergist je op beide punten, Rosalie, dus dat zou toch wel een probleem kunnen zijn, denk je niet?’ vroeg ze ijzig. ‘Ja, inderdaad. Er is niets met haar aan de hand – ik had het verkeerd geïnterpreteerd… Dat is een heel verhaal… Maar daar vergis je je ook in, en daarom bel ik… Ja, dat heb ik echt gez ien.’
Alice' stem klonk onverzoenlijk, haar lippen waren omhoog gekruld zodat ik haar tanden zag. ‘Daar is het nou te laat voor, Rose. Bewaar je spijt maar voor iemand die het wel gelooft.’ Met een vinnige beweging van haar vingers klapte ze de telefoon dicht.
Ze had een gekwelde blik in haar ogen toen ze zich omdraaide om me aan te kijken.
‘Alice,’ flapte ik er meteen uit. Ik wilde dat ze nog even niets zei. Ik had nog een paar seconden nodig voordat ze met haar woorden de laatste resten van mijn leven kapot zou slaan. ‘Alice, Carlisle is wel al terug. Hij belde net…’
Ze keek me niet-begrijpend aan. ‘Wanneer?’ vroeg ze toonloos.
‘Een halve minuut voordat jij binnenkwam.’
‘Wat zei hij?’ Ze concentreerde zich en wachtte gespannen mijn antwoord af.
‘Ik heb hem niet gesproken.’ Mijn ogen schoten naar Jacob.
Alice keek hem doordringend aan. Hij kromp in elkaar, maar hij bleef wel naast me zitten. Hij zat in een rare houding, bijna alsof hij me met zijn lichaam wilde beschermen.
‘Hij wilde Charlie spreken, en ik zei dat Charlie er niet was,’ mompelde Jacob beledigd.
‘Was dat alles?’ vroeg Alice op een ijskoude toon.
‘Hij hing op,’ siste Jacob terug. Ik schudde mee met de rilling die over zijn rug liep.
‘Je zei dat Charlie op de begrafenis was,’ hielp ik hem herinneren.
Alice' hoofd schoot weer terug naar mij. ‘Wat zei hij precies?’
‘Hij zei: “Hij is er niet”, en toen Carlisle vroeg waar Charlie was, zei Jacob: “Naar de begrafenis”.’
Alice kreunde en zakte door haar knieën.
‘Alice, wat is er aan de hand?’ fluisterde ik.
‘Dat was Carlisle niet aan de telefoon,’ zei ze wanhopig.
‘Wou je zeggen dat ik lieg?’ grauwde Jacob naast me.
Alice negeerde hem en keek naar mijn verbijsterde gezicht.
‘Het was Edward.’ Haar verstikte stem kon alleen nog maar fluisteren. ‘Hij denkt dat je dood bent.’
Mijn hersens kwamen weer op gang. Dat was niet waar ik zo bang voor was geweest, en de opluchting maakte mijn hoofd helder.
‘Rosalie heeft gezegd dat ik zelfmoord heb gepleegd, hè?’ zei ik en zuchtte terwijl mijn lichaam zich ontspande.
‘Ja,’ bekende Alice en haar ogen werden weer hard. ‘Ik moet er wel bij zeggen dat ze echt dacht dat het waar was. Ze vertrouwen ook veel te veel op mijn visioenen, terwijl die lang niet altijd uitkomen. Maar dat ze hem opgespoord heeft om het tegen hem te zeggen! Snapte ze dan niet… of kon het haar soms niet schelen?’ Haar stem stierf vol afschuw weg.
‘En toen Edward hierheen belde, dacht hij dat Jacob míjn begrafenis bedoelde,’ begreep ik. Het deed pijn om te bedenken hoe dichtbij hij geweest was, dat ik op een paar centimeter van zijn stem gestaan had. Mijn nagels boorden zich in Jacobs arm, maar hij gaf geen krimp.
Alice keek me vreemd aan. ‘Het doet je niks,’ fluisterde ze.
‘Nou ja, het is natuurlijk wel een rottige timing, maar het is toch zo weer opgelost? Als hij weer belt, dan kan iemand toch vertellen… wat er echt…’ Ik zweeg. Ze keek me zo doordringend aan dat de woorden in mijn keel bleven steken.
Waarom was ze zo over haar toeren? Waarom was haar gezicht vertrokken van angst en medelijden? Wat had ze daarnet ook alweer tegen Rosalie gezegd aan de telefoon? Iets over wat ze gezien had… en dat Rosalie spijt had. Dat zou Rosalie nooit zeggen als het om mij ging. Maar als ze haar familie in gevaar had gebracht, of haar broer…
‘Bella,’ fluisterde Alice. ‘Edward belt niet meer. Hij gelooft haar.’
‘Ik. Snap. Het. Niet.’ Mijn mond vormde geluidloze woorden. Ik kon geen lucht uit mijn keel krijgen om hardop te zeggen dat ze uit moest leggen wat ze bedoelde.
‘Hij is op weg naar Italië.’
Mijn hart stond even stil toen het tot me doordrong.
Ik hoorde Edwards stem weer in mijn hoofd, maar het was niet het perfecte geluid van mijn hallucinaties. Dit was het zwakke, eentonige aftreksel van mijn herinneringen. Maar zijn woorden waren genoeg om mijn borst aan flarden te scheuren en een gapend gat achter te laten. Toen hij dit gezegd had, had ik nog mijn hele leven en dat van iedereen om me heen erom durven te verwedden dat hij van me hield.
Nou ja, ik wilde niet leven zonder jou, had hij gezegd terwijl we keken hoe Romeo en Julia stierven, hier in deze kamer. Maar ik wist niet goed hoe ik het moest doen…Ik wist dat Emmett en Jasper nooit zouden willen helpen… dus ik dacht dat ik misschien naar Italië kon gaan om de Volturi te provoceren… Je maakt de Volturi niet boos… Tenzij je wilt sterven.
Tenzij je wilt sterven.
‘NEE!’
Ik gilde het bijna uit, en na al het gefluister schrokken we daar alledrie van. Ik voelde het bloed naar mijn gezicht stromen terwijl ik besefte wat ze gezien had. ‘Nee! Nee, nee, nee! Dat mag niet! Dat mag hij niet doen!’
‘Zodra hij van je vriend hoorde dat het inderdaad te laat was om je nog te redden, heeft hij zijn besluit genomen.’
‘Maar hij… híj is toch weggegaan? Hij wilde niet meer bij me zijn! Wat maakt het nou nog uit dan? Hij wist toch dat ik ooit dood zou gaan?!’
‘Hij is altijd van plan geweest om direct na jouw dood zelf te sterven,’ zei Alice zachtjes.
‘Hoe dúrft hij!’ schreeuwde ik. Ik was overeind gekomen en Jacob stond onzeker op om tussen mij en Alice in te gaan staan.
‘O, ga toch aan de kant, Jacob!’ Ik duwde zijn bevende lichaam vol wanhopig ongeduld met mijn ellebogen opzij. ‘Wat moeten we doen?’ smeekte ik Alice. We zouden toch wel iets kunnen doen? ‘Kunnen we hem niet bellen? Kan Carlisle hem niet bellen?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Dat heb ik meteen geprobeerd. Hij heeft zijn telefoon ergens in Rio de Janeiro in een vuilnisbak gedumpt – hij werd opgenomen door iemand die ik niet kende…’ fluisterde ze.
‘Maar je zei net dat we op moesten schieten! Hoezo dan? Dat kunnen we nu toch doen!’
‘Bella, ik… Ik denk niet dat ik dat van je kan vragen…’ Ze zweeg vertwijfeld.
‘Vraag het me!’ beval ik.
Ze legde haar handen op mijn schouders en hield me stevig vast, terwijl ze me af en toe een kneepje gaf om haar woorden kracht bij te zetten. ‘Misschien zijn we al te laat. Ik heb gezien dat hij naar de Volturi ging… en hen vroeg hem te doden.’ We krompen allebei ineen, en opeens zag ik niets meer. Ik knipperde woest met mijn ogen om de tranen weg te krijgen. ‘Het hangt helemaal van hun beslissing af. Tot die tijd kan ik niet zien wat er gaat gebeuren.
Maar als zij nee zeggen, en dat zou heel goed kunnen – Aro beschouwt Carlisle als zijn vriend, en misschien wil hij hem niet tegen zich in het harnas jagen – dan gaat hij over op plan B. Ze zijn erg zuinig op hun stad. Edward gaat ervan uit dat ze hem met geweld tegen zullen houden als hij de rust verstoort. En hij heeft gelijk. Dat zullen ze ook zeker doen.’
Ik staarde haar aan en klemde mijn kaken gefrustreerd op elkaar. Ik had nog geen reden gehoord waarom we hier nog steeds stonden in plaats van iets te doen.
‘Dus als ze zijn verzoek inwilligen, dan zijn we te laat. Als ze nee zeggen en hij vrij snel iets doet om ze boos te krijgen, dan zijn we te laat. Als hij besluit het wat dramatischer aan te pakken… dan hebben we misschien nog tijd.’
‘Laten we gaan dan!’
‘Luister nou even, Bella! Of we nou op tijd komen of niet, we zijn dan wel in het hartje van de stad waar de Volturi heer en meester zijn. Als zijn plan slaagt, dan zal ik als medeplichtig beschouwd worden. Jij bent een mens en je weet niet alleen te veel maar je ruikt ook nog eens veel te lekker. De kans is groot dat ze ons allemaal vermoorden – mij en Edward als straf, en jou als avondeten.’
‘En daarom blijven we hier?’ vroeg ik ongelovig. ‘Ik ga wel alleen als jij te bang bent.’ Ik telde in mijn hoofd hoeveel geld ik nog op mijn rekening had staan en vroeg me af of ik de rest van Alice zou mogen lenen.
‘Ik ben bang dat het jouw dood wordt.’
Ik snoof minachtend. ‘Ik ga zo ongeveer elke dag bijna dood! Zeg nou maar wat ik moet doen!’
‘Als jij een briefje voor Charlie schrijft, dan bel ik het vliegveld.’
‘Charlie,’ zei ik en snakte naar adem.
Niet dat ik hem nou beschermde door in de buurt te blijven, maar kon ik hem hier wel alleen achterlaten, met…
‘Ik zorg er echt wel voor dat Charlie niets overkomt.’ Jacobs zachte stem was kortaf en boos. ‘Dat verdrag kan m'n rug op.’
Ik keek even naar hem en zijn blik werd norser toen hij mijn paniekerige ogen zag.
‘Schiet op, Bella,’ zei Alice dringend.
Ik rende naar de keuken, trok alle laatjes open en gooide alles wat erin zat op de grond terwijl ik verwoed naar een pen zocht. Een gladde, bruine hand gaf me er een aan.
‘Dankjewel,’ murmelde ik terwijl ik met mijn tanden de dop er afrukte. Hij gaf me zwijgend de blocnote waarop we altijd berichten voor elkaar schreven. Ik scheurde het bovenste blaadje er af en gooide het over mijn schouder.
Papa, schreef ik. Ik ben met Alice mee. Edward is in gevaar. Als ik terugkom mag je me huisarrest geven. Ik weet dat dit heel slecht uitkomt. Het spijt me. Ik hou van je. Bella.
‘Blijf hier,’ fluisterde Jacob. Al zijn boosheid was verdwenen nu Alice even de deur uit was.
Ik had geen zin om tijd te verspillen door ruzie met hem te maken. ‘Wil je alsje- alsje- álsjeblieft goed op Charlie passen,’ zei ik terwijl ik terug naar de woonkamer spurtte. Alice stond in de deuropening te wachten met een tas om haar schouder.
‘Pak je portemonnee – je hebt een identiteitsbewijs nodig. En ga me alsjeblieft niet vertellen dat je geen paspoort hebt. Ik heb geen tijd om er een na te maken.’
Ik knikte en rende de trap op, en ik dankte God op mijn blote knieën dat mijn moeder ergens op een strand in Mexico met Phil had willen trouwen. Natuurlijk was dat niet doorgegaan, net als al haar plannen, maar ik had toen wel allang alle praktische zaken geregeld.
Ik vloog door mijn kamer. Ik propte mijn oude portemonnee, een schoon T-shirt en een joggingbroek in mijn rugzak, en gooide toen mijn tandenborstel er nog bovenop. Ik stormde de trap weer af – het déjà vu-gevoel verstikte me bijna. Maar ik hoefde nu in elk geval niet persoonlijk afscheid van Charlie te nemen, zoals de vorige keer, toen ik Forks ontvlucht was om aan bloeddorstige vampiers te ontkomen in plaats van ze op te zoeken.
Jacob en Alice waren voor de deur verwikkeld in een of andere strijd, hoewel ze zo ver van elkaar af stonden dat je in eerste instantie niet zou denken dat ze een gesprek aan het voeren waren. Ze leken allebei mijn luidruchtige terugkeer niet op te merken.
‘Jíj kunt jezelf misschien af en toe beheersen, maar die bloedzuigers waar je haar nu mee naartoe neemt…’ zei Jacob op een ziedende, beschuldigende toon.
‘Ja. Je hebt gelijk, hond,’ grauwde Alice terug. ‘De Volturi zijn de vampiers der vampiers – door hen gaan jouw haren recht overeind staan als je mij ruikt. Ze zijn jouw ergste nachtmerrie, de angst die jouw instincten drijft. Ik ben me daar heel goed van bewust.’
‘En jij neemt haar mee als een fles wijn naar hun feestje!’ schreeuwde hij.
‘Denk je dat ze beter af is als ik haar hier alleen achterlaat, met Victoria op haar hielen?’
‘Wij kunnen die rooie wel aan.’
‘Waarom loopt ze hier dan nog steeds rond?’
Jacob gromde en er schoot een rilling door zijn bovenlijf.
‘Hou op!’ schreeuwde ik naar hen allebei, gek van ongeduld. ‘Maak maar ruzie als we terug zijn, laten we nou gaan!’
Alice liep naar de auto, zo snel dat ik haar niet meer zag. Ik rende achter haar aan en stopte automatisch even om de deur op slot te doen.
Jacob stak een bevende hand uit en pakte mijn arm. ‘Alsjeblieft, Bella. Ik smeek het je.’
Er glinsterden tranen in zijn donkere ogen. Ik kreeg een brok in mijn keel.
‘Jake, ik móét…’
‘Niet waar. Je hoeft echt niet. Je zou hier bij mij kunnen blijven. Je zou kunnen blijven leven. Voor Charlie. Voor mij.’
De motor van Carlisle's Mercedes sloeg aan, en het ritmische geronk werd onderbroken toen Alice een paar keer ongeduldig het gaspedaal intrapte.
Ik schudde mijn hoofd, waardoor de tranen uit mijn ogen spatten. Ik trok mijn arm los, en hij hield me niet tegen.
‘Niet doodgaan, Bella,’ stootte hij uit. ‘Blijf hier. Doe het niet.’
Stel dat ik hem nooit meer zou zien?
Die gedachte won het van mijn geluidloze tranen en er kwam een snik uit mijn keel. Ik gooide mijn armen om zijn middel om hem heel even – veel te kort – te omhelzen, en ik begroef mijn behuilde gezicht tegen zijn borst. Hij legde zijn grote hand op mijn achterhoofd, alsof hij me daar wilde houden.
‘Dag Jake.’ Ik duwde zijn hand weg van mijn haar en kuste zijn handpalm. Ik kon het niet opbrengen om naar zijn gezicht te kijken. ‘Het spijt me,’ fluisterde ik.
Toen draaide ik me om en rende naar de auto. Het portier van de passagierskant stond al open. Ik gooide mijn rugzak op de achterbank, schoof naar binnen en knalde de deur achter me dicht.
‘Zorg goed voor Charlie!’ Ik draaide me om om uit het raam te kunnen schreeuwen, maar Jacob was nergens meer te zien. Terwijl Alice op het gas ging staan en de auto keerde om naar de weg te rijden – met piepende banden, het klonk als menselijk gegil – zag ik nog net iets wits liggen aan de rand van de bomen. Een stuk schoen.