6. Vrienden

Toen de motoren eenmaal in Jacobs schuur stonden waren ze al genoeg verstopt. Billy's rolstoel kon niet over het ongelijke stuk grond tussen de schuur en het huis rijden.

Jacob begon de eerste motor – de rode, die voor mij bestemd was – meteen uit elkaar te halen. Hij deed de passagiersdeur van de Golf open zodat ik op de stoel kon zitten in plaats van op de grond. Jacob babbelde vrolijk tijdens het werk en hij had maar heel weinig aansporing van mijn kant nodig om door te praten. Hij vertelde over zijn vorderingen op school en kletste me de oren van het hoofd over zijn vakken en zijn twee beste vrienden.

‘Quil en Embry?’ onderbrak ik hem. ‘Wat een aparte namen.’

Jacob gniffelde. ‘Quil heeft die van hem geërfd, en ik geloof dat Embry vernoemd is naar een of andere soapster. Maar ik mag er niks over zeggen. Ze kunnen heel smerig vechten als je over hun namen begint, dan vallen ze met z'n tweeën aan.’

‘Leuke vrienden.’ Ik trok één wenkbrauw op.

‘Jawel, echt. Je moet gewoon niet over hun namen zeuren.’

Net op dat moment galmde er geroep in de verte. ‘Jacob?’ riep iemand.

‘Is dat Billy?’ vroeg ik.

‘Nee.’ Jacob trok zijn hoofd in en het leek alsof hij bloosde onder zijn bruine huid. ‘Als je het over de duivel hebt, trap je hem op zijn staart,’ mompelde hij.

‘Jake? Ben je hier?’ De schreeuwende stem was nu dichterbij.

‘Ja!’ riep Jacob terug en hij zuchtte.

We wachtten in een korte stilte af totdat twee lange, donkere jongens de hoek om kwamen en de schuur in slenterden.

De een was tenger en bijna net zo lang als Jacob. Zijn zwarte haar kwam tot zijn onderkaak en had een scheiding in het midden, de ene helft had hij achter zijn linkeroor gestopt en de andere helft hing los. De kleinere jongen was steviger. Zijn witte t-shirt spande over zijn goed ontwikkelde borst, en hij leek zich daar blij bewust van te zijn. Zijn haar was zo kort dat het bijna alleen een stoppellaag was.

Beide jongens bleven plotseling staan toen ze mij zagen. De dunne jongen keek snel heen en weer van Jacob naar mij, maar de gespierde jongen hield zijn ogen op mij gericht terwijl er langzaam een lach op zijn gezicht verscheen.

‘Hoi,’ begroette Jacob hen lauw.

‘Hé Jake,’ zei de kleine, zonder van mij weg te kijken. Ik moest wel terug lachen, zijn grijns was zo aanstekelijk. Hij knipoogde naar me toen ik dat deed. ‘Ook hallo.’

‘Quil, Embry – dit is een vriendin van mij, Bella.’

Quil en Embry, ik wist nog steeds niet wie wie was, wisselden een veelbetekenende blik uit.

‘Van Charlie, toch?’ vroeg de gespierde jongen aan me terwijl hij zijn hand uitstak.

‘Inderdaad,’ beaamde ik en schudde hem de hand. Hij had een stevige greep, het leek erop alsof hij zijn spierballen aanspande.

‘Ik ben Quil Ateara,’ verkondigde hij gewichtig voordat hij mijn hand losliet.

‘Aangenaam kennis te maken, Quil.’

‘Hoi Bella. Ik ben Embry, Embry Call – maar dat had je vast al bedacht.’ Embry lachte verlegen en zwaaide met één hand, die hij daarna terug schoof in de zak van zijn spijkerbroek.

Ik knikte. ‘Ook aangenaam.’

‘Wat zijn jullie aan het doen?’ vroeg Quil, nog steeds met zijn blik op mij gericht.

‘Bella en ik gaan deze motoren opknappen,’ legde Jacob niet helemaal correct uit. Maar ‘motoren’ scheen het toverwoord te zijn. Beide jongens kwamen Jacobs project bestuderen en bestookten hem met ingewikkelde vragen. Veel van de woorden die ze gebruikten kende ik niet, en ik kwam tot de conclusie dat je een Y-chromosoom moest hebben om alle opwinding echt te kunnen begrijpen.

Ze waren nog steeds verdiept in hun onderdelengesprek toen ik besloot dat ik terug naar huis moest voordat Charlie hierheen zou komen. Met een zucht liet ik me uit de Golf glijden.

Jacob keek schuldbewust op. ‘We vervelen je, hè?’

‘Nee hoor.’ En dat was niet gelogen. Ik had het naar mijn zin – heel vreemd. ‘Ik moet alleen avondeten gaan koken voor Charlie.’

‘O… nou, ik ga deze vanavond nog uit elkaar halen en dan ga ik kijken wat we nodig hebben om ze weer in elkaar te zetten. Wanneer wil je er verder aan werken?’

‘Zou ik morgen terug kunnen komen?’ De zondagen waren de last van mijn leven. Er was nooit genoeg huiswerk om me bezig te houden.

Quil porde met zijn elleboog tegen Embry's arm en ze grijnsden naar elkaar.

Jacob glimlachte van plezier. ‘Te gek!’

‘Als jij een lijst maakt, kunnen we onderdelen gaan halen,’ stelde ik voor.

Jacobs gezicht betrok een beetje. ‘Ik weet nog steeds niet zeker of ik jou wel voor alles moet laten betalen.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Geen denken aan. Ik financier dit project. Jij hoeft alleen maar de arbeid en de kennis te leveren.’

Embry rolde met zijn ogen naar Quil.

‘Dat is niet eerlijk,’ zei Jacob hoofdschuddend.

‘Jake, als ik deze naar een monteur zou brengen, hoeveel zou die er dan voor vragen?’ wees ik hem terecht.

Hij glimlachte. ‘Oké, jij krijgt je deal.’

‘En niet te vergeten de rijlessen,’ voegde ik daaraan toe.

Quil grijnsde breed naar Embry en fluisterde iets wat ik niet kon verstaan. Jacobs hand vloog omhoog en mepte tegen Quils achterhoofd. ‘Zo kan ie wel weer, naar buiten jullie,’ mopperde hij.

‘Nee, echt, ik moet toch weg,’ protesteerde ik en liep naar de deur. ‘Tot morgen, Jacob.’

Zodra ik uit het zicht was hoorde ik Quil en Embry in koor ‘Whoeoeoeoe!’ roepen.

Daarna klonk het geschuifel van wat geduw en getrek, afgewisseld met een ‘auw!’ en een ‘hé!’.

‘Als een van jullie ook maar een teen op mijn land zet morgen…’ hoorde ik Jacob dreigen. Toen ik door de bomen liep was zijn stem niet meer te horen.

Ik giechelde stilletjes. Het geluid ervan maakte mijn ogen groot van verwondering. Ik moest lachen, echt lachen, en er was niet eens iemand in de buurt. Ik voelde me zo gewichtloos dat ik nog een keer lachte, gewoon om het gevoel langer te laten duren.

Ik was eerder thuis dan Charlie. Toen hij binnenkwam, haalde ik net de gebraden kip uit de pan en legde hem op een stapeltje keukenpapier.

‘Hé pap.’ Ik grijnsde even naar hem.

Er schoot een geschokte uitdrukking over zijn gezicht voordat hij zichzelf weer onder controle kreeg. ‘Hoi lieverd,’ zei hij op onzekere toon. ‘Was het leuk bij Jacob?’

Ik begon het eten op tafel te zetten. ‘Ja, heel erg.’

‘Nou, dat is mooi.’ Hij klonk nog steeds voorzichtig. ‘Wat hebben jullie gedaan?’

Nu was het mijn beurt om voorzichtig te zijn. ‘Ik heb een beetje bij hem in de garage rondgehangen terwijl hij aan het werk was. Wist je dat hij een oude Volkswagen aan het opknappen is?’

‘Ja, Billy zei al zoiets laatst.’

Het verhoor hield op toen Charlie begon te kauwen, maar hij bleef aandachtig naar mijn gezicht kijken tijdens het eten.

Na het eten hing ik een beetje nerveus rond, maakte twee keer de keuken schoon en deed toen langzaam mijn huiswerk in de voorkamer terwijl Charlie naar een ijshockeywedstrijd keek. Ik wachtte zo lang mogelijk, maar uiteindelijk zei Charlie dat het tijd was om naar bed te gaan. Toen ik niet reageerde stond hij op, rekte zich uit, liep weg en deed het licht achter zich uit. Ik ging hem met tegenzin achterna.

Terwijl ik de trap opliep voelde ik hoe het laatste beetje van het ongebruikelijk fijne gevoel van die middag wegsijpelde, en daarvoor in de plaats kwam een doffe angst bij de gedachte aan wat ik nu zou moeten doorstaan.

Ik was niet meer verdoofd. Vannacht zou ongetwijfeld net zo verschrikkelijk worden als de vorige nacht. Ik ging op mijn bed liggen en krulde me op om me voor te bereiden op de aanval. Ik kneep mijn ogen dicht en… voor ik het wist was het ochtend.

Ik staarde met stomheid geslagen naar het bleke zilveren licht dat door mijn raam kwam.

Voor het eerst in meer dan vier maanden had ik niet gedroomd in mijn slaap. En niet geschreeuwd. Ik wist niet welk gevoel sterker was – opluchting of verbijstering.

Ik bleef een paar minuten in bed liggen wachten tot het terug zou komen. Want er zou toch iets moeten komen. Was het niet de pijn, dan toch wel de verdoofdheid. Ik wachtte, maar er gebeurde niets. Ik had me in tijden niet zo uitgerust gevoeld.

Ik rekende er niet op dat dat zo zou blijven. Ik balanceerde op een glibberige en gevaarlijke rand, en er zou niet veel voor nodig zijn om me weer in de afgrond te laten storten. Het was alleen al gevaarlijk om mijn kamer rond te kijken met deze plotseling heldere ogen en te zien hoe vreemd het eruitzag hier, veel te netjes, alsof ik hier helemaal niet woonde.

Ik duwde die gedachte uit mijn hoofd en concentreerde me tijdens het aankleden op het feit dat ik Jacob vandaag weer zou zien. Misschien zou het net zo zijn als gisteren. Misschien zou ik mezelf niet hoeven helpen herinneren om belangstellend te kijken en te knikken of te glimlachen op gepaste momenten, zoals ik dat bij iedereen deed. Misschien… maar ik ging ervan uit dat dat ook niet zo zou blijven. Rekende er niet op dat het hetzelfde zou zijn – zo gemakkelijk – als gisteren. Ik zou mezelf op deze manier alleen maar teleurstellen.

Bij het ontbijt was Charlie ook waakzaam. Hij probeerde zijn onderzoekende blik te verbergen en hield zijn ogen op zijn eieren gericht tot hij dacht dat ik niet keek.

‘Wat ga je vandaag doen?’ vroeg hij en bestudeerde een los draadje aan zijn manchet alsof mijn antwoord hem weinig kon schelen.

‘Ik ga weer naar Jacob toe.’

Hij knikte zonder op te kijken. ‘O,’ zei hij.

‘Vind je dat vervelend?’ zei ik alsof ik me zorgen maakte. ‘Ik kan wel blijven…’

Hij keek snel op, een spoor van paniek in zijn ogen. ‘Nee, nee! Ga maar lekker. Harry komt toch hiernaartoe om met mij naar de wedstrijd te kijken.’

‘Misschien kan Harry Billy wel oppikken,’ stelde ik voor. Hoe minder getuigen, hoe beter.

‘Dat is een goed idee.’

Ik wist niet zeker of de wedstrijd gewoon een excuus was om me het huis uit te krijgen, maar hij leek er nu in elk geval blij mee. Hij liep naar de telefoon terwijl ik mijn parka aantrok. Ik voelde me niet helemaal op mijn gemak met het chequeboekje in mijn jaszak. Ik gebruikte het nooit.

Buiten viel de regen naar beneden alsof er emmers water leeggegooid werden. Ik moest langzamer rijden dan ik wilde, ik kon nauwelijks verder dan een auto vooruitkijken. Maar uiteindelijk kwam ik over de modderige wegen bij Jacobs huis aan. Voordat ik de motor uitgezet had, ging de voordeur al open en kwam Jacob naar buiten gerend met een enorme zwarte paraplu.

Hij hield hem boven mijn portier terwijl ik hem opendeed.

‘Charlie belde – hij zei dat je onderweg was,’ legde Jacob grijnzend uit.

Moeiteloos, zonder de spieren rond mijn lippen bewust de opdracht te geven, gleed mijn lach over mijn gezicht naar hem terug. Een vreemd warm gevoel welde op in mijn keel, ondanks de ijskoude regen die op mijn wangen spetterde.

‘Hoi Jacob.’

‘Goed idee om Billy uit te nodigen.’ Hij hield zijn hand omhoog voor een high five.

Ik moest me zo ver uitrekken om tegen zijn hand te kunnen slaan dat hij moest lachen.

Harry kwam al een paar minuten later langs om Billy op te pikken. Jacob gaf me een korte rondleiding door zijn piepkleine kamer terwijl we wachtten tot ze weg waren.

‘Zo, meneer de monteur, waar gaan we heen?’ vroeg ik zodra de deur achter Billy dichtsloeg.

Jacob haalde een opgevouwen papiertje uit zijn zak en streek het glad. ‘We gaan eerst naar de dump, misschien hebben we daar nog mazzel. Dit kan best wel duur gaan worden,’ waarschuwde hij. ‘Die motoren hebben een heleboel hulp nodig voordat ze weer kunnen rijden.’ Mijn gezicht stond niet verontrust genoeg, en dus ging hij verder. ‘Ik heb het over misschien wel meer dan honderd dollar.’

Ik haalde mijn chequeboek tevoorschijn, wuifde mezelf er mee toe, en rolde met mijn ogen om zijn zorgen. ‘We hebben genoeg.’

Het was een erg vreemde dag. Ik had het naar mijn zin. Zelfs bij de dump, in de stromende regen en tot mijn enkels in de modder. Ik vroeg me in eerste instantie af of dit gewoon een naschok was die bij het kwijtraken van de verdoofdheid hoorde, maar het leek meer te zijn dan dat.

Ik begon te denken dat het vooral aan Jacob lag. Niet zozeer omdat hij altijd zo blij was om me te zien, of omdat hij niet vanuit zijn ooghoeken naar me keek en zat te wachten tot ik iets deed dat me als gek of depressief zou bestempelen. Het had niets met mij te maken.

Het was Jacob zelf. Jacob was gewoon iemand die altijd vrolijk was, en hij droeg die vrolijkheid om zich heen als een aura, deelde hem met wie er ook bij hem in de buurt was. Als een zon op aarde verwarmde Jacob iedereen die binnen het bereik van zijn zwaartekracht kwam. Het was aangeboren, een deel van wie hij was. Geen wonder dat ik hem zo graag wilde zien.

Zelfs toen hij iets zei van het gapende gat in mijn dashboard raakte ik niet in mijn gebruikelijke paniek.

‘Is de stereo stukgegaan?’ vroeg hij zich af.

‘Ja,’ loog ik.

Hij porde wat rond in de opening. ‘Wie heeft hem er uitgehaald? Het is behoorlijk beschadigd…’

‘Ik,’ gaf ik toe.

Hij lachte. ‘Misschien moet je maar niet te veel aan de motoren komen.’

‘Geen probleem.’

Als ik Jacob moest geloven, hadden we inderdaad mazzel bij de dump. Hij was erg opgewonden over diverse gevonden stukken misvormd metaal, die zwart waren van het vet; ik was alleen al onder de indruk van het feit dat hij wist wat ze voor moesten stellen.

Van daaruit gingen we naar Checker's in Hoquiam. Met mijn pick-up was het meer dan twee uur rijden over de kronkelige snelweg naar het zuiden, maar de tijd vloog voorbij met Jacob. Hij kletste over zijn vrienden en zijn school, en ik merkte dat ik vragen stelde en niet eens deed alsof, maar echt geïnteresseerd was in wat hij te zeggen had.

‘Ik ben de hele tijd maar aan het woord,’ klaagde hij na een lang verhaal over Quil en de problemen die hij over zichzelf had afgeroepen door de vaste vriendin van een ouderejaars mee uit te vragen. ‘Ben jij niet eens aan de beurt? Wat gebeurt er allemaal in Forks? Het moet wel spannender zijn dan in La Push.’

‘Mis,’ zuchtte ik. ‘Er gebeurt echt niks. Jouw vrienden zijn veel interessanter dan de mijne. Ik mag ze wel. Quil is grappig.’

Hij fronste. ‘Ik denk dat Quil jou ook wel mag.’

Ik lachte. ‘Hij is wel een beetje jong voor me.’

Jacobs frons werd dieper. ‘Hij is helemaal niet zo heel veel jonger dan jij. Jullie schelen maar een jaar en een paar maanden.’

Ik kreeg het gevoel dat we het niet meer over Quil hadden. Ik hield mijn toon licht, plagerig. ‘Oké, maar denk je niet dat je dat in hondenjaren moet rekenen, gezien het verschil in volwassenheid tussen jongens en meisjes? Even kijken, dan ben ik denk ik zo'n twaalf jaar ouder?’

Hij lachte en rolde met zijn ogen. ‘Vooruit, maar als je zo precies gaat zitten doen, dan moet je lengte ook meetellen. Jij bent zo klein, dan moet er toch zeker tien jaar van je totale leeftijd af.’

‘Eén vijfenzestig is heel normaal, hoor,’ snufte ik. ‘Ik kan er niets aan doen dat jij zo enorm bent.’

Zo ging het door tot aan Hoquiam, we bleven bakkeleien over wat nou de correcte methode was om je leeftijd vast te stellen – ik raakte nog twee jaar kwijt omdat ik niet wist hoe ik een band moest verwisselen, maar kreeg er weer één bij omdat ik thuis de administratie deed – totdat we bij Checker's waren en Jacob weer op moest letten. We vonden alles wat er nog op zijn lijst stond, en Jacob was ervan overtuigd dat hij een heel eind vooruit kon met onze vangst.

Tegen de tijd dat we weer terug waren in La Push was ik drieëntwintig en hij dertig – hij liet zijn eigen vaardigheden duidelijk zwaarder wegen.

Ik was de reden voor wat ik aan het doen was niet vergeten. En hoewel ik meer plezier had dan ik ooit voor mogelijk had gehouden, werd mijn oorspronkelijke verlangen er niet minder om. Ik wilde nog steeds vals spelen. Het sloeg nergens op, en het kon me niets schelen. Ik zou zo roekeloos zijn als maar kon, hier in Forks. Ik zou me niet als enige aan een nietszeggende afspraak houden. Dat ik daarbij veel tijd met Jacob doorbracht was gewoon een veel leukere bijkomstigheid dan ik had kunnen denken.

Billy was nog niet terug, dus we hoefden niet geheimzinnig te doen bij het uitladen van de buit van vandaag. Zodra we alles op de plastic vloer naast Jacobs gereedschapskist gelegd hadden, ging hij meteen aan het werk, nog steeds pratend en lachend, terwijl zijn vingers vakkundig de metalen onderdelen die voor hem lagen uitzochten.

Het was fascinerend wat Jacob allemaal met zijn handen kon. Ze leken veel te groot voor de subtiele taken die ze met gemak en precisie uitvoerden. Tijdens het werken leek hij bijna gracieus, in tegenstelling tot wanneer hij overeind stond: dan maakten zijn lengte en zijn grote voeten hem bijna net zo gevaarlijk als ik.

Quil en Embry kwamen niet meer langs, dus misschien hadden ze zijn dreigement van gisteren serieus genomen.

De dag ging veel te snel voorbij. Voor ik het wist was het buiten de garage alweer donker aan het worden, en toen hoorden we Billy naar ons roepen.

Ik sprong overeind om Jacob te helpen de spullen op te bergen, maar aarzelde omdat ik niet wist wat ik aan mocht raken.

‘Laat maar liggen,’ zei hij. ‘Ik ga er vanavond nog wat aan doen.’

‘Je moet ook aan je huiswerk denken, hoor,’ zei ik en voelde me een beetje schuldig. Ik wilde niet dat hij in de problemen zou komen. Dat was míjn doel.

‘Bella?’

Onze hoofden schoten overeind toen we Charlie's vertrouwde stem door de bomen hoorden komen, hij klonk dichterbij dan het huis.

‘Verdorie,’ mompelde ik. ‘Ik kom er aan!’ schreeuwde ik in de richting van het huis.

‘Kom op.’ Jacob glimlachte, hij genoot van het feit dat we zo stiekem moesten doen. Hij deed snel het licht uit en ik zag heel even niets meer. Jacob greep mijn hand en trok me de garage uit, door de bomen, zijn voeten konden het vertrouwde pad makkelijk vinden. Zijn hand was ruw en heel erg warm.

Ondanks het pad struikelden we allebei over onze voeten in het donker. Daarom waren we ook allebei aan het lachen toen het huis in zicht kwam. Het was geen heel intense lach, meer licht en oppervlakkig, maar wel prettig. Ik wist zeker dat mijn licht hysterische toon hem niet op zou vallen. Ik was het niet gewend om te lachen, en het voelde goed en heel erg fout tegelijkertijd.

Charlie stond op de kleine achterveranda, en Billy zat in de deuropening naast hem.

‘Hé pap,’ zeiden we allebei tegelijkertijd en daarom moesten we weer lachen.

Charlie keek naar me met grote ogen, ze flitsten naar beneden en zagen Jacobs hand om de mijne.

‘Billy heeft ons te eten gevraagd,’ zei Charlie op een afwezige toon tegen ons.

‘Mijn supergeheime spaghettirecept. Van generatie op generatie doorgegeven,’ zei Billy plechtig.

Jacob snoof. ‘Zo lang zijn die potjes nog niet op de markt, hoor.’

Het huis was bomvol. Harry Clearwater was er ook, met zijn gezin – zijn vrouw Sue, die ik vaag kende van de zomers in Forks toen ik klein was, en zijn twee kinderen. Leah was ook laatstejaars, net als ik, maar een jaar ouder. Ze was exotisch mooi – een perfecte, roodbruine huid, glanzend zwart haar, wimpers als pauwenstaarten – en erg druk bezig. Ze was met Billy's telefoon aan het bellen toen we binnenkwamen en liet hem niet meer los. Seth was veertien, hij hing met ogen vol aanbidding aan Jacobs lippen.

We waren met te veel om aan de keukentafel te kunnen zitten, dus zetten Charlie en Harry stoelen in de tuin en aten we de spaghetti van borden op onze schoot in het vage licht dat door Billy's open deur scheen. De mannen praatten over de wedstrijd, en Harry en Charlie maakten plannen om te gaan vissen. Sue plaagde haar man met zijn cholesterol in een mislukte poging hem iets groens met blaadjes te laten eten. Jacob praatte vooral met mij en Seth, die ons telkens geestdriftig onderbrak zodra Jacob hem heel even leek te vergeten. Charlie keek naar mij, zogenaamd onopvallend, met tevreden maar behoedzame ogen.

Het was lawaaiig en soms verwarrend omdat iedereen over iedereen heen praatte, en er gelachen werd om de ene grap terwijl er net een andere verteld werd. Ik hoefde niet veel te zeggen, maar ik glimlachte veel, en alleen omdat dat goed voelde.

Ik wilde niet weg.

Maar dit was Washington en de onvermijdelijke regen maakte uiteindelijk een einde aan het feestje; Billy's woonkamer was veel te klein om ons samenzijn langer te kunnen laten voortduren. Harry had Charlie een lift hiernaartoe gegeven, dus reden we samen in mijn pick-up naar huis. Hij vroeg naar mijn dag, en ik vertelde hem grotendeels de waarheid – dat ik met Jacob op jacht was geweest naar onderdelen en toen had gekeken hoe hij aan het werk was in de garage.

‘Denk je dat je binnenkort weer langsgaat?’ vroeg hij en hij probeerde het achteloos te laten klinken.

‘Morgen na school,’ gaf ik toe. ‘Maar ik neem mijn huiswerk mee, maak je geen zorgen.’

‘Doe dat,’ zei hij streng, in een poging zijn voldoening te verbergen.

Ik werd zenuwachtig toen we bij het huis aankwamen. Ik wilde niet naar boven. De warmte van Jacobs aanwezigheid ebde weg en nu hij er niet meer was nam mijn angst toe. Ik wist zeker dat ik niet zomaar twee kalme nachten vol slaap achter elkaar zou krijgen.

Om het naar bed gaan nog even uit te stellen, checkte ik mijn e-mail: ik had een nieuw bericht van Renée. Ze schreef over haar dag, over een nieuw boekenclubje waar ze het gat mee opvulde dat haar meditatieles waar ze net mee gestopt was achtergelaten had, dat ze een week bij groep vier had ingevallen en haar kleutertjes miste. Ze schreef dat Phil zijn nieuwe baan als coach erg leuk vond, en dat ze van plan waren een tweede huwelijksreis te maken naar Disney World.

En het viel me op dat het geheel meer op een dagboek leek dan op een email aan iemand anders. Ik werd overspoeld door wroeging, die akelig bleef knagen. Leuke dochter was ik.

Ik schreef haar snel terug, reageerde op elk onderdeel van haar mail, en vertelde ook dingen over mezelf – ik beschreef het spaghettidiner bij Billy thuis en hoe ik me voelde als ik naar Jacob keek die bruikbare dingen maakte van kleine stukjes metaal, vol ontzag en een klein beetje afgunstig. Ik maakte geen toespeling op het feit dat deze mail heel anders was dan de e-mails die ze de afgelopen maanden gekregen had. Ik kon me zelfs nauwelijks herinneren wat ik haar vorige week nog geschreven had, maar ik had waarschijnlijk nauwelijks op haar bericht gereageerd. Hoe langer ik er over nadacht, hoe schuldiger ik me voelde; ze moest zich echt zorgen gemaakt hebben.

Daarna bleef ik nog extra lang op en maakte meer huiswerk dan strikt noodzakelijk was. Maar noch het gebrek aan slaap, noch de tijd die ik met Jacob doorgebracht had – ik was op een oppervlakkige manier bijna vrolijk geweest – kon de droom twee nachten achter elkaar tegenhouden.

Ik werd sidderend wakker, mijn schreeuw gesmoord in het kussen.

Terwijl het zwakke ochtendlicht door de mist aan de andere kant van het raam schemerde, lag ik stil in mijn bed en probeerde de droom van me af te schudden. Er was een klein verschil geweest vannacht, en daar concentreerde ik me op.

Vannacht was ik niet alleen geweest in het bos. Sam Uley – de man die me van de bosgrond geplukt had die nacht waar ik niet bewust aan kon denken – was er ook. Het was een vreemde, onverwachte wending. De donkere ogen van de man hadden opvallend onvriendelijk gestaan, vol van een of ander geheim dat hij niet met mij leek te willen delen. Ik had zo vaak mogelijk naar hem gekeken tijdens mijn wilde zoektocht, het voelde onprettig om hem in de buurt te hebben, naast alle gebruikelijke paniek. Misschien kwam het omdat zijn gestalte leek te trillen en te veranderen in mijn ooghoeken als ik niet rechtstreeks naar hem keek. En toch deed hij niets anders dan staan en toekijken. In tegenstelling tot de keer dat we elkaar in het echt hadden ontmoet, bood hij me dit keer niet zijn hulp aan.

Charlie staarde naar me tijdens het ontbijt, en ik probeerde hem te negeren. Ik neem aan dat ik het verdiend had. Ik kon niet van hem verwachten dat hij zich geen zorgen zou maken. Het zou waarschijnlijk nog weken duren voordat hij niet meer zou kijken of de zombie misschien weer terug was, en ik zou gewoon moeten proberen om me daar niet aan te storen. Ik wist zelf immers ook nog niet of de zombie misschien terug zou komen. Twee dagen was nog niet echt lang genoeg om me genezen te verklaren.

School was het tegenovergestelde. Nu ik weer oplette, werd het heel duidelijk dat er hier niemand naar me keek.

Ik kon me de dag nog herinneren dat ik voor het eerst naar Forks High School was gegaan – wat had ik toen wanhopig gewenst dat ik grijs kon worden, om als een grote kameleon te vervagen tegen het natte beton van de stoep. Het leek erop dat mijn wens alsnog vervuld werd, een jaar later.

Het was alsof ik niet bestond. Zelfs de ogen van mijn leraren gleden langs mijn plek alsof er niemand zat.

Ik luisterde de hele morgen, hoorde voor het eerst weer de stemmen van de mensen om me heen. Ik probeerde weer een beetje op de hoogte te raken van alle gebeurtenissen, maar de gesprekken waren zo onsamenhangend dat ik het maar opgaf.

Jessica keek niet op toen ik naast haar ging zitten bij wiskunde.

‘Hoi Jess,’ zei ik gemaakt nonchalant. ‘Heb je nog een leuk weekend gehad?’

Ze keek me met argwanende ogen aan. Zou ze nog steeds boos zijn? Of was ze gewoon te ongeduldig om met een geschift iemand om te gaan?

‘Geweldig,’ zei ze en verdiepte zich weer in haar boek.

‘Da's mooi,’ mompelde ik.

Het leek wel of de uitdrukking ‘een ijzige houding’ letterlijk genomen kon worden. Ik voelde de warme lucht uit de vloerverwarming komen, maar ik had het nog steeds te koud. Ik pakte mijn jas die over mijn stoel hing en deed hem weer aan.

Mijn vierde uur liep uit, en de lunchtafel waar ik altijd aan zat was vol toen ik erbij kwam. Mike zat er, Jessica en Angela, Conner, Tyler, Eric en Lauren. Katie Marshall, de roodharige derdeklasser die bij mij om de hoek woonde, zat naast Eric en Austin Marks – de oudere broer van de jongen van de motoren – zat naast haar. Ik vroeg me af hoe lang zij al aan onze tafel zaten, en kon me niet herinneren of dit de eerste keer was of dat het tegenwoordig altijd zo was.

Ik begon me te ergeren aan mezelf. Het leek wel alsof ik het afgelopen semester in piepschuim verpakt was geweest.

Niemand keek op toen ik naast Mike ging zitten, hoewel er een snerpend gepiep klonk toen ik de stoel over het zeil naar me toe trok.

Ik probeerde op te vangen waar de gesprekken over gingen.

Mike en Conner hadden het over sport, dus daar haakte ik meteen af.

‘Waar is Ben vandaag?’ vroeg Lauren aan Angela. Ik spitste geïnteresseerd mijn oren. Ik vroeg me af of dat betekende dat Angela en Ben nog steeds bij elkaar waren.

Ik herkende Lauren nauwelijks. Ze had al haar blonde, steile haar afgeknipt – nu had ze een stekelkapsel dat zo kort was dat het aan de achterkant zelfs opgeschoren was, als bij een jongen. Wat vreemd dat ze dat gedaan had. Ik wou dat ik de achterliggende reden wist. Was er kauwgum in vast komen te zitten? Had ze het verkocht? Hadden alle mensen waar ze altijd en eeuwig hatelijk tegen deed haar opgewacht achter de gymzaal en haar gescalpeerd? Ik besloot dat het niet eerlijk was om nu met mijn oude opvattingen over haar te oordelen. Misschien was ze wel een heel aardig iemand geworden.

‘Ben heeft buikgriep,’ zei Angela met haar rustige, zachte stem. ‘Ik hoop dat het zoiets is wat maar vierentwintig uur duurt. Hij was echt heel ziek vannacht.’

Angela had ook een ander kapsel. Ze had haar laagjes eruit laten groeien.

‘Wat hebben jullie gedaan dit weekend?’ vroeg Jessica, en het klonk niet alsof het antwoord haar veel kon schelen. Ik durfde te wedden dat het puur een openingszin was zodat ze haar eigen verhalen kon vertellen. Ik vroeg me af of ze over Port Angeles zou vertellen terwijl ik twee stoelen verderop zat. Was ik zo onzichtbaar dat niemand er moeite mee zou hebben om over mij te praten terwijl ik erbij zat?

‘We zouden eigenlijk gaan picknicken zaterdag, maar… we hebben ons toch bedacht,’ zei Angela. Iets in haar stem trok mijn aandacht.

Niet die van Jessica. ‘Balen,’ zei ze, op het punt aan haar eigen verhaal te beginnen. Maar ik was niet de enige die opgelet had.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Lauren nieuwsgierig.

‘Nou,’ zei Angela en ze leek meer te aarzelen dan anders, hoewel ze altijd een beetje zwijgzaam was, ‘we waren naar het noorden gereden, bijna tot aan de heetwaterbronnen – daar is een goede picknickplek, ongeveer anderhalve kilometer het pad op. Maar toen we halverwege waren… zagen we iets.’

‘Zagen iets? Wat dan?’ Laurens bleke wenkbrauwen trokken samen. Zelfs Jess leek nu te luisteren.

‘Ik weet het niet,’ zei Angela. ‘We dénken dat het een beer was. Hij was in elk geval zwart, maar hij leek… te groot.’

Lauren snoof. ‘O nee hè, niet jullie ook al!’ Haar ogen werden spottend, en ik besloot dat ik haar niet het voordeel van de twijfel hoefde te gunnen. Haar karakter was duidelijk een stuk minder veranderd dan haar kapsel. ‘Tyler probeerde me dat van de week ook al wijs te maken.’

‘Er zijn echt geen beren zo dicht bij het hotel daar,’ zei Jessica, die partij koos voor Lauren.

‘Echt,’ protesteerde Angela met zachte stem, terwijl ze omlaag keek naar de tafel. ‘We hebben hem echt gezien.’

Lauren gniffelde. Mike was nog steeds met Conner aan het praten en besteedde geen aandacht aan de meiden.

‘Nee, ze heeft gelijk,’ merkte ik ongeduldig op. ‘Wij hadden zaterdag een trekker die de beer ook gezien had, Angela. Hij zei dat hij groot en zwart was, en net buiten de stad, hè Mike?’

Het werd stil. Elk paar ogen aan tafel staarde me geschokt aan. Het nieuwe meisje, Katie, had haar mond openhangen alsof ze net een ontploffing gezien had. Niemand bewoog.

‘Mike?’ murmelde ik gegeneerd. ‘Weet je die vent nog met dat verhaal over die beer?’

‘T-tuurlijk,’ stotterde Mike na een korte stilte. Ik snapte niet waarom hij me zo vreemd aankeek. Ik praatte toch met hem op het werk? Toch? Dat dacht ik tenminste…

Mike kwam weer bij. ‘Ja, er was een vent die zei dat hij een enorme zwarte beer had gezien bij het begin van het pad – groter dan een grizzly,’ beaamde hij.

‘Pfft.’ Lauren draaide zich met stijve schouders om naar Jessica en veranderde van onderwerp.

‘Heb je al iets van die universiteit gehoord?’ vroeg ze.

Alle anderen keken ook weg, behalve Mike en Angela. Angela glimlachte onzeker naar me, en ik wist niet hoe snel ik terug moest lachen.

‘En wat heb jij dit weekend gedaan, Bella?’ vroeg Mike, nieuwsgierig maar opvallend waakzaam.

Iedereen behalve Lauren keek weer terug in afwachting van mijn antwoord.

‘Vrijdagavond zijn Jessica en ik naar de film geweest in Port Angeles. En toen ben ik zaterdagmiddag en zondag bijna de hele dag in La Push geweest.’

Alle ogen schoten naar Jessica en weer terug naar mij. Jess keek geïrriteerd. Ik vroeg me af of ze niet wilde dat iemand wist dat we samen weg waren geweest, of dat ze het verhaal gewoon zelf had willen vertellen.

‘Welke film hebben jullie gezien?’ vroeg Mike en hij begon te glimlachen.

Dead End – die met die zombies,’ grijnsde ik bemoedigend. Misschien was er nog wat te herstellen van de schade die ik in de afgelopen zombiemaanden had aangericht.

‘Ik had gehoord dat die heel eng was. Wat vond je ervan?’ Mike wilde het gesprek maar al te graag voortzetten.

‘Bella kon hem niet uitzitten, zo bang was ze,’ bracht Jessica met een sluw lachje in.

Ik knikte en probeerde beschaamd te kijken. ‘Hij was behoorlijk eng, ja.’

Mike bleef me maar vragen stellen tot de pauze afgelopen was. De anderen waren geleidelijk aan weer in staat met hun eigen gesprekken verder te gaan, hoewel ze nog wel veel naar me bleven kijken. Angela had voornamelijk met mij en Mike gepraat, en toen ik opstond om mijn dienblad weg te zetten kwam ze me achterna.

‘Dankjewel,’ zei ze zacht toen we bij de tafel vandaan waren.

‘Waarvoor?’

‘Dat je wat zei, het voor me opnam.’

‘Geen probleem.’

Ze keek me bezorgd aan, maar niet op de beledigende, misschien-is-ze-wel-gek-geworden manier. ‘Gaat het goed met je?’

Daarom had ik Jessica uitgekozen in plaats van Angela voor het meidenavondje, hoewel ik Angela altijd aardiger had gevonden. Angela was te opmerkzaam.

‘Niet helemaal,’ gaf ik toe. ‘Maar het gaat al een beetje beter.’

‘Daar ben ik blij om,’ zei ze. ‘Ik heb je gemist.’

Op dat moment wandelden Lauren en Jessica voorbij, en ik hoorde Lauren hardop fluisteren, ‘Nou, hoera. Bella is weer terug.’

Angela rolde met haar ogen naar ze en glimlachte bemoedigend naar me.

Ik zuchtte. Het voelde alsof ik weer helemaal opnieuw begon.

‘Welke datum is het vandaag?’ vroeg ik me opeens af.

‘Negentien januari.’

‘Hmm.’

‘Wat is er ?’ vroeg Angela.

‘Gisteren was het een jaar geleden dat ik hier voor het eerst op school kwam,’ peinsde ik.

‘Er is niet veel veranderd,’ prevelde Angela terwijl ze Lauren en Jessica nakeek.

‘Ik weet het,’ zei ik instemmend. ‘Dat bedacht ik me ook net.’