Buiten was niets anders te zien dan velden en bomen. Af en toe passeerden ze een dorp – weinig meer dan een handvol huizen met houten bijgebouwen die er mistroostig uitzagen. Kippen liepen heen en weer in de modder.
Ongeveer een uur nadat ze uit Warschau waren vertrokken was het opgehouden met regenen, maar het landschap lag nog steeds onder een deken van grijze stapelwolken.
‘En dit was de laatste.’ Jaroszewicz tikte met
een vinger tegen de papieren die Logan in zijn handen hield. ‘Hij
was bakker in Sromowce Nine.
Tweemaal gearresteerd wegens drugshandel. Ze hebben hem gevonden in
de garage: zes maanden nadat ze hem de ogen hadden uitgestoken
heeft hij zich opgehangen.’
Er was een fotokopie van de brief die hij had achtergelaten en een politiefoto van het lichaam dat aan een plafondbalk bungelde.
Logan legde de papieren terug in het dossier. ‘Drieëntwintig slachtoffers sinds 1974. Dus als het dezelfde dader is als destijds dan moet hij nu zo ongeveer tussen de vijfenvijftig en vijfenzestig zijn?
‘Áls het dezelfde is.’ Jaroszewicz nam het dossier aan en deed het terug in haar tas. ‘Vóór 1989 waren al onze slachtoffers dissidenten en ná 1989 waren het allemaal criminelen.’ Ze deed haar tas dicht en legde hem weer in het bagagerek. ‘Ik denk dat degenen die dit doen imiteren wat er tijdens het communistische regime is gebeurd. Het is een waarschuwing aan iedereen die niet doet wat hem wordt opgedragen. In Polen hebben we niet te maken met een seriemoordenaar. Het is geweld door een criminele organisatie, bedoeld om hun mensen in het gareel te houden.’
Tegen kwart voor acht zaten ze in de restauratiewagen, waar ze boos werden aangestaard door de weggestuurde studenten. Jaroszewicz zat met haar rug naar hen toe aan een van de vijf lange tafels, waarlangs een gangpad liep dat net genoeg ruimte bood voor de serveerster die het eten vanuit het kleine keukentje bij de deur serveerde. In de restauratiewagen hing de doordringende geur van gebraden kip.
Aan het andere einde van hun tafel zaten een paar zakenmensen die bezig waren met hun laptops en flesjes bier dronken. Iedereen zat op kleine krukjes die aan de vloer waren vastgeklonken, terwijl de trein door het Poolse landschap denderde.
‘Als we eenmaal in Krakau zijn is het te laat om nog iets te ondernemen,’ zei Jaroszewicz. ‘Dus we beginnen morgenochtend. Dan gaan we naar de plaatselijke politie, om informatie in te winnen.’
‘Om informatie in te winnen?’
‘Adressen van de slachtoffers in Krakau.’ Ze nam opnieuw een slok van een biersoort met een onuitsprekelijke naam. ‘De gegevens die ik in Warschau heb kunnen vinden zijn verouderd. Ze…’ Ze zweeg toen een vriendelijk glimlachende dame met een schort bij de tafel arriveerde met hun eten: platgeslagen stukken in broodkruimels gepaneerde gebraden kip, aardappelpuree bedekt met dille en augurken. Geserveerd op papieren borden met plastic bestek.
Weer eens iets anders dan de sandwiches van de Britse spoorwegen.
Buiten was de ondergaande zon zichtbaar als een rode gloed, laag achter de wolken. Eén enkel huis van drie verdiepingen dat geheel leek te zijn opgetrokken uit gasbetonblokken stond verweesd in het landschap.
Logan schepte nog wat puree op zijn vork. ‘Als de gegevens verouderd zijn, hoe weet je dan of de slachtoffers nog leven?’
‘Dat weet ik ook niet.’ Ze zag de uitdrukking op Logans gezicht en begon te lachen. ‘Maak je geen zorgen, ze kunnen niet allemaal dood zijn. Ik heb gisteren nog met de Komisariat Policji gesproken en er is er op zijn minst één van wie ze onlangs nog iets hebben vernomen. Laat je kip niet koud worden.’
Het eerste teken van Krakau was de naam van het plaatselijke voetbalteam, in rode spuitbusverf aangebracht op de muur van een vervallen gebouw langs de spoorlijn, en nog net zichtbaar in de ondergaande zon. Enorme betonnen flatgebouwen doemden op, met op de achtergrond de schoorstenen van een staalfabriek, die waren bekroond met knipperende rode en witte lampen om de vliegtuigen te waarschuwen.
Toen de trein het station binnen reed raapten de studenten voldoende moed bijeen om terug te keren naar de coupé en mopperend hun bagage te pakken, maar niet genoeg om oogcontact te maken met hoofdagente Jaroszewicz.
Logan liet haar als eerste uitstappen en sprong vervolgens zelf het perron op. Een weggegooide krant danste op een koude windvlaag over het grijze beton. Warschau was een deprimerende ervaring geweest, maar Krakau zag er niet veel beter uit.
De taxi zette hen af bij een hotel in het oude stadscentrum, in een drukke straat met veel bars en kebabzaken. De hoge gebouwen en de nauwe straatjes hielden de wind tegen zodat de temperatuur aangenaam was. Toeristen, gekleed in korte broeken en T-shirts, wandelden in de schemering en maakten foto’s.
Logan kon het ze niet kwalijk nemen. Het zag er allemaal tamelijk indrukwekkend uit, precies zoals je kon verwachten van een oude Oost-Europese stad. Kasseien, barokke gevels… het deed denken aan het decor van films in het Hammer Horror-genre. Afgezien dan van de neonreclames en het flitslicht.
Jaroszewicz duwde het gietijzeren hek van het hotel open en Logan volgde haar nadat hij de omgeving voldoende op zich had kunnen laten inwerken. ‘En wat gaan we straks doen?’ vroeg hij, in de hoop dat bierconsumptie onderdeel zou uitmaken van het avondprogramma.
Ze blies haar wangen op en ademde uit. ‘Ik ga in bad en dan naar bed.’ Ze keek op haar horloge. ‘Ik zie je morgen om acht uur aan het ontbijt.’
Boven, in zijn kamer, trok Logan de vitrage open en keek naar het leven beneden op straat. Hij had zijn koffer al uitgepakt, met het kluisje gespeeld, de inhoud van de minibar bekeken, bedacht of hij de kleine flesjes shampoo en conditioner mee naar huis zou nemen en alle toeristische folders gelezen.
Toen kwam hij op het idee zijn telefoon aan te zetten. Drie boodschappen, allemaal van inspecteur Steel. Of hij haar terug wilde bellen; het was dringend.
Hij keek op zijn horloge: halftien. Wat betekende dat het thuis halfnegen was. Hij toetste het nummer van Steel in en liet zijn voorhoofd tegen het glas van de ruit rusten. Beneden kwamen een paar dronken meisjes uit een winkel gelopen die leek op een slijterij.
Steels klonk bars: ‘Waarom heb je zo lang gewacht met terugbellen?’
‘Ik had mijn telefoon uitgezet. Dat moet als je vliegt.’
‘Blablabla. Ik ben naar het adres gegaan dat je hebt gekregen van die dikke pornofilmregisseur van jou. En wat denk je?’
Een van de meisjes beneden gleed uit en kwam met haar achterste op de kasseien terecht. Haar vriendin begon te lachen. ‘Geen idee.’
Steel trakteerde hem op een harde lipscheet. ‘Dat dus. Helemaal niks. De hele boel was leeg.’
‘Weet je zeker dat je naar het goede adres…’
‘Als je die zin afmaakt krijg je een trap voor je achterste als je terug bent. Natuurlijk zijn we naar het goede adres gegaan: een of andere gammele bouwkeet aan Greenwell Road, vlak bij de spoorlijn. Geen mens te bekennen en hartstikke leeg. Ik heb er alleen maar spinnen en dode wespen gezien.’
‘O… Het spijt me.’
‘Ik denk niet dat Krystka Gorzałkowska er iets aan heeft dat het je spijt.’
Logan sloot zijn ogen en telde tot tien.
‘Ben je er nog?’
‘Moest ik jou alleen maar dríngend terugbellen om je de gelegenheid te geven tegen me tekeer te gaan?’
‘Niet zo assertief, jij.’ Ze zweeg even. ‘Susan wil dat je komt eten als je terug bent.’
Hij wist maar al te goed wat dat betekende. ‘Gaan jullie me onder druk zetten?’
‘Nee. Gewoon een gezellig etentje met een paar flessen wijn. En als je Susan dan nog steeds niet zwanger wilt maken dan mag je haar dat zélf vertellen.’ Toen hing ze op.
Logan klapte zijn telefoon dicht, vloekte en bonkte zachtjes met zijn hoofd tegen het raam.
Ze kon doodvallen. En hij had verdomme geen tweeduizendvierenvijftig kilometer gereisd om een hotelkamer vanbinnen te zien. Het was tijd om de plaatselijke kroegen eens te gaan verkennen.
De wekker van zijn mobiele telefoon klonk alsof iemand probeerde een xylofoon in het achterste van een kip te rammen. Halfacht. Logan opende één oog en wachtte op de kater. Hij was tot bijna middernacht in de dichtstbijzijnde kroeg gebleven, waar hij verschillende soorten bier en wodka had uitgeprobeerd. Wat betekende dat hij zich de volgende ochtend beroerd zou moeten voelen. Vreemd genoeg was dat niet het geval.
Hij nam een douche, schoor zich en daalde af naar de ontbijtzaal. Nog steeds verwachtte hij dat de kater onverhoeds zou toeslaan.
Hoofdagente Jaroszewicz zat al aan een tafeltje voor twee. Ze at een grote bak muesli en wees naar hem met haar lepel. ‘Je haar is nat.’
Hij liep naar het buffet, sloeg het koude vlees over en nam kaas, augurken en brood. Aan tafel bestudeerde hij het menu. Er was niets te krijgen wat leek op een vegetarisch Schots ontbijt dus opteerde hij voor roerei met champignons.
‘Ik vroeg me af,’ zei hij, terwijl Jaroszewicz weer muesli naar binnen begon te werken, ‘hoeveel bekendheid er aan die zaken is gegeven.’
Ze kauwde enige tijd door en antwoordde toen: ‘Geen idee.’
‘Ik bedoel, hoe zou iemand uit Aberdeen ervan af kunnen weten?’
‘Internet?’
‘Dat heb ik gisteren geprobeerd voordat ik uit Aberdeen vertrok en ik kon niets vinden.’ En serveerster bracht zijn roerei. ‘Bedankt. Ik bedoel: dziekuje.’ De jonge vrouw glimlachte naar hem en liep weg. Toen zag Logan wat ze hem had gebracht.
Jaroszewicz zag dat hij een vies gezicht trok. ‘Wat?’
‘Dit is geen roerei… Het ziet eruit alsof iemand boven het bord een niesbui heeft gehad.’ In plaats van een gelig bergje lag er een platte, geribbelde pannenkoek van eigeel en eiwit, met hier en daar bruine klontjes. Het zag er niet bepaald smakelijk uit.
‘We gaan na het ontbijt naar de politie.’
Hij nam een hapje. Het smaakte niet slecht. ‘Hoe zit het met de jurisdictie?’
‘Juris-’
‘Heb jij de bevoegdheid om hier mensen te verhoren? Of moeten we aan het handje lopen van een plaatselijke politiefunctionaris?’
‘Pfffff. Warschau en Krakau, dat is water en vuur. Wij noemen ze boeren en zij noemen ons stomme yuppies. Vroeger was Krakau de hoofdstad van Polen en nu zijn wij dat. Dat kunnen ze niet hebben.’ Ze schoof een volgende lepel muesli naar binnen en begon te kauwen. ‘Ik vraag me af of de plaatselijke politie ons behulpzaam zal willen zijn. Het zou me zelfs al verbazen als ze ons de adressen van de slachtoffers willen geven.’
Dat antwoord gaf Logan weinig vertrouwen.
Buiten voor het hotel was het een stuk minder levendig dan de vorige avond; de kebabzaken waren dicht en de toeristen sliepen nog of genoten van een lui ontbijt, ongetwijfeld zonder roerei.
Jaroszewicz sloeg rechts af en liep in de richting van het marktplein, waaraan de Mariabasiliek lag met haar rode bakstenen toren. De zon, die aan een wolkenloze hemel stond, verwarmde de kasseien. Kleine cafés gingen open en tafeltjes en parasols werden buiten gezet. De voedselkraampjes die onderdeel waren van de permanente markt langs de barokke lakenhal verspreidde de geur van houtskool en gegrilde worstjes.
Ze bracht Logan naar de andere kant van het plein en liep naar een klein, neutraal ogend winkelpand op de begane grond van een geel geschilderd gebouw. De ramen van de hogergelegen verdiepingen waren omlijst met sierlijke architraven, maar de ingang van het politiebureau deed meer denken aan een autoverhuurbedrijf, met een nogal kale receptie. Als er geen klein naambordje boven de ingang had gehangen met de tekst KOMISARIAT POLICJI I WWRAKOWIE zou je er straal voorbij lopen.
Jaroszewicz bleef op drie meter afstand van de ingang staan. ‘Je kunt beter niet meegaan. Ga maar een kop koffie drinken of zoiets.’ Met die woorden beende ze naar de ingang en liep naar binnen.
Logan wandelde naar een nabijgelegen café, ging onder een groene Heineken-parasol zitten en bestelde een kop koffie.
Hij keek op zijn horloge; tien voor halftien. Tien voor halfnegen in Aberdeen. Hij overwoog even Finnie te bellen om te vragen of ze gisteren nog iets bruikbaars uit Gilchrist hadden gekregen, maar dat zou misschien een beetje te opdringerig overkomen. Hij kon beter bellen als hij zelf iets te melden had vanuit Krakau. Dus stuurde hij in plaats daarvan een sms’je aan Rennie. Vervolgens overwoog hij er ook een te sturen aan Samantha. Maar wat moest hij haar vertellen? Srry dt ik zei dt j n engerd ws – ms j. Niet bepaald Shakespeare.
Zijn telefoon piepte: het antwoord van Rennie.
Gn vooruitgng – Stl nt t genieten :-( Fny n kltzk :-( Bt n rkkr :-( Hoes Polen? Hij was nog onsamenhangender dan gewoonlijk. Misschien was er door het strijkijzer dat hij op zijn hoofd had gekregen iets losgeschud in de holle ruimte tussen zijn oren?
Logan stuurde een kort antwoord over wodka en dansmariekes. Hij dronk zijn koffie op en keek naar een paar gewapende politiemannen die van hun fietsen stapten om sigaretten te kopen bij een kleine ronde kiosk.
Hij stond op het punt om een tweede kop koffie en een koffiebroodje te bestellen, toen Jaroszewicz weer verscheen.
Ze maakte een duimbeweging in de richting van het politiebureau. ‘Ze zijn aardig geweest en hebben me drie adressen gegeven.’
Logan stond op. ‘Hebben we vervoer?’
‘Krijg jij je onkosten vergoed?’
‘Ja.’
‘Dan nemen we een taxi. Jij betaalt.’
Rond halftwaalf was het niet langer aangenaam warm maar bloedheet. Logan leunde zwetend tegen de taxi, terwijl Jaroszewicz een oude houten deur achter zich dichtsloeg en de straat op liep.
De huizen in dit deel van de stad leken op die in de buurt van hun hotel, alleen waren ze wat meer vervallen. De verf was verweerd en afgebladderd, alsof de bewoners de hoop al lang geleden hadden opge geven. Sommige huizen zagen er zo vies uit dat het onmogelijk was te zien welke kleur ze oorspronkelijk hadden gehad. Het had er allemaal pittoresk en authentiek uit moeten zien, maar het was doods en deprimerend. Geen wonder dat ze Schindler’s List hier hadden opgenomen.
‘En, ben je nog wat wijzer geworden?’
Jaroszewicz keek met een sombere blik naar het pand dat ze zojuist had verlaten. ‘Volgens de buurman staat het appartement al zes jaar leeg. Hij zegt dat meneer Gibowski na de dood van zijn vrouw naar Amerika is vertrokken om bij zijn dochter te gaan wonen. Hij kon het alleen niet redden zonder ogen.’
‘Dat was dan drie keer mis.’
Ze draaide zich langzaam om en staarde naar de vervallen straat. ‘Dat was het. Ik weet niet wat we nu nog kunnen doen.’ Toen ze zich weer omdraaide en Logan aankeek waren haar ogen vochtig. Haar onderlip trilde. ‘Wat zonde van de tijd…’
Logan wist niet wat hij moest zeggen. Hij probeerde het met: ‘Weet je zeker dat de politie je alle informatie heeft gegeven waarover ze beschikken? Ik bedoel, als Gibowski al zes jaar weg is?’
Ze snoof en wreef met de palm van haar hand in haar ogen. ‘Ik zei toch dat ze een hekel aan ons hebben? Ze vinden ons stomme yuppies.’
De taxichauffeur stak zijn hoofd uit het raam en zei iets. Hij sprak zo snel dat Logan geen idee had waar het over ging, maar Jaroszewicz gaf hem een kort antwoord en opende vervolgens het achterportier. ‘Heb je honger?’
Ze gebruikten de lunch in een labyrinthachtig restaurant dat Chlopskie Jadlo heette en dat op vijf minuten loopafstand lag van het marktplein. Een uit hout gesneden heks hield er voor de deur de wacht. Het was er vrijwel uitgestorven, op een vrouw en een klein kind na die zich volpropten met knoedels. Jaroszewicz koos een tafel in een andere ruimte, ver van het knapperige haardvuur.
Ze plofte in haar stoel en sloeg met een zucht het menu open. ‘Nou, dat was het dan. Einde verhaal. Je bent hier voor niets gekomen. Het spijt me.’
‘Ik krijg het idee dat je dit nogal persoonlijk opvat.’
Ze haalde haar schouders op en las het menu. ‘Je moet de pierogi eens proberen. Aardappelknoedels. Héél goed.’
‘Toe nou. Je was daarnet bijna in tranen.’
‘Ik…’ Ze zweeg. ‘Dit is een belangrijke zaak voor me. Als ik… Mijn brigadier heeft gezegd dat mijn carrière is afgelopen als ik dit niet tot een goed einde breng.’ Ze draaide het menu om. ‘Wil je wat drinken? Ik wil wat drinken. Laten we iets drinken.’
Er viel een stilte. Logan stak zijn hand uit. ‘Laat me dat dossier nog eens zien.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik niet naar huis ga voordat ik een aanwijzing gevonden heb die Ricky Gilchrist in verband brengt met wat er hier is gebeurd. Het kan me niet schelen hoe vaag het is, maar er moet toch íéts zijn. Hij kan niet zomaar toevallig op dezelfde modus operandi zijn gekomen als die Poolse gangsters van jullie.’
Ze haalde het dossier uit haar gulzige schoudertas en concentreerde zich vervolgens weer op het menu.
Logan spreidde de individuele dossiers uit op de tafel. Het was een selectie uit de enorme stapel die hij in de trein had gelezen; alle slachtoffers die niet uit Krakau afkomstig waren had hij weggelaten. Vijf slachtoffers, allemaal mannen.
Hij legde ze op volgorde van datum. ‘1973, 1981, 1993, 1997 en 2004. Vijf slachtoffers. Gibowski zit in Amerika, Wisniewski is dood en niemand heeft Bielatowiecz sinds 2003 nog gezien. Dus blijven over Gorzkiewicz in eenentachtig en Löwenthal in zevenennegentig.’
De ober verscheen, maar Logan had het menu nog niet eens bekeken, dus liet hij Jaroszewicz voor hen beiden bestellen. Hij concentreerde zich op de laatste twee slachtoffers en probeerde zich de details te herinneren. Löwenthal zou betrokken zijn geweest bij het smokkelen van mensen van Rusland naar het Verenigd Koninkrijk en hij zou zich ook incidenteel met wapenhandel hebben beziggehouden. Sovjetwapentuig was een tijdlang voor veel geld doorverkocht aan criminele bendes in Europa door soldaten die al maanden geen soldij meer hadden ontvangen.
Gorzkiewicz, dat was een heel ander kopje borscht. Hij was onder het communistische regime korporaal geweest in het Poolse leger en was na een ongeluk invalide verklaard. Een eerzame burger die niets anders kon worden verweten dan dat hij in de vroege jaren tachtig actief was geweest in Solidariteit.
Logan trok de gegevens van Löwenthal naar zich toe. ‘Zo. Dit is de man op wie we ons moeten concentreren.’
Ze snoof. ‘Waarom? Waarom niet op Gorzkiewicz? Die is toch veel…’
‘Nee. Gorzkiewicz hebben ze in 1981 blind gemaakt, toen de communisten nog aan de macht waren. Alles wat hij ons zou kunnen vertellen is bijna dertig jaar verouderd. En als het hier inderdaad om criminele bendes gaat die strafexcercities van destijds imiteren, dan zouden we er hoe dan ook niets aan hebben. Maar het geval Löwenthal dateert uit 2004. Hij zou ons misschien wél waardevolle informatie kunnen geven.’
‘We raadplegen het bevolkingsregister, het gemeentearchief, telefoon boeken. We praten met informanten, met mensen die hem hebben gekend.’
Ze leunde achterover en fronste haar wenkbrauwen. ‘O… Daar had ik niet aan… Ja. Natuurlijk.’
De ober kwam terug met twee flinke glazen bier en een grote houten plank met brood, een bakje met iets wat leek op reuzel en een reusachtig mes. Jaroszewicz bedankte hem en reikte Logan toen een van de glazen bier aan, waarbij hun vingers elkaar even raakten. Een condensdruppel gleed omlaag langs de zijkant van het koude glas en kwam terecht op het tafelblad.
‘Eh… bedankt.’ Logan nam een flinke slok en deed net alsof hij niet merkte dat hoofdagente Jaroszewicz bloosde. ‘Na de lunch zal ik mijn hoofdinspecteur bellen, zodat hij contact op kan nemen met de verantwoordelijke functionaris in Krakau. Ze mogen dan misschien een hekel hebben aan de politie van Warschau, ik zou niet weten waarom ze iets tegen hun collega’s in Aberdeen zouden hebben.’
Ze nam wat brood met reuzel. ‘Zorg dan alsjeblieft dat je mijn naam niet noemt. Als ze denken dat een yuppie uit Warschau Aberdeen gebruikt om druk op ze uit te oefenen, gaan ze helemáál tegenwerken.’