50

Logans Fiat gaf met een laatste allemachtige knal de geest en kwam schuddend tot stilstand in Queen Street. Agent Butler tuitte haar lippen, trok de sleutel uit het contact en wees door de voorruit. ‘Wil je uitstappen en duwen?’

Het hoofdbureau doemde zwart en grijs voor hen op; alle ramen glansden helder door de wervelende sneeuw, nog geen zestig meter verderop. Ze hadden het bijna gehaald.

Logan schudde zijn hoofd. ‘Ik krijg hem nooit tegen de helling op.’ Hij stapte uit en strompelde over de weg, terwijl de wind tegen zijn rug ranselde. ‘Duw hem naar de stoeprand.’

Samen slaagden ze erin het roestige lijk naar de kant van de weg te duwen.

Butler trok haar pet diep over haar oren en trok haar schouders op. ‘Wat nu?’

Logan keek op zijn horloge – even na vieren. Nog een uur te gaan voordat hij Finnie onder ogen moest komen. Of hij kon het gewoon helemaal ontlopen… ‘Zin in wat overwerk?’

Hij stak zijn handen diep in zijn zakken en knerpte door de sneeuw naar het hoofdbureau.

‘Alfa Zes Een, we hebben een mannetje dat zegt dat zijn buurvrouw haar man aan het vermoorden is, Deansloch Crescent, kun je daarheen gaan, over?’

Logan zette de politieradio zachter tot hij amper hoorbaar was boven de ronkende dieselmotor van de auto en het gepiep van de ruitenwissers. ‘Ik snap nog steeds niet hoe je dit hebt klaargespeeld.’

Agent Butler, die achter het enorme stuur zat, grijnsde. ‘Geloof me, dat wil je niet weten.’

De politie-Landrover was uitgerust in vol bergreddingsornaat, met ladders, scheppen, lichtfakkels, bullbars, zo’n opklapbare brancard, en een set schijnwerpers die sterk genoeg waren om ijsberen een bruin kleurtje te geven. Maar het allerbelangrijkste: vierwielaandrijving.

Kwart over vier op een woensdagmiddag en de stad stond stil; het verkeer strekte zich bumper aan bumper voor hen uit, door heel King Street heen – achterlichten en koplampen vormden halo’s in de jagende sneeuw.

Butler boog zich voorover en drukte op een knop. Vanaf het dak van de Landrover flikkerde blauw en wit licht, waarbij de sirenes zich vervolgens aansloten. De auto’s voor hen gingen langzaam naar de stoeprand.

‘Dat lijkt er meer op.’ De agent stuurde de Landrover brullend in de groeiende ruimte tussen de twee rijbanen, waar het verkeer voor hen uiteenweek. Tweelingstromen van natte en droge sneeuw spoten onder de wielen vandaan en bespatten de auto’s aan beide kanten van de weg.

Logan betwijfelde of hij hier goed aan deed, maar wat kon het verdommen. Hij zou waarschijnlijk toch worden geschorst, dus kon hij net zo goed in stijl vertrekken.

Klik.

Richard valt languit op de bevroren grond, schreeuwend, met zijn armen om zijn hoofd gevouwen.

En dan beseft hij dat hij nog leeft. De kogel is niet door zijn schedel gedrongen, heeft de ongerepte tuin niet bespat met roze en rood en grijs als een boze rorschach-inktvlek.

Er schiet weer gevoel in zijn lichaam – vingers en tenen branden van de kou, benen en armen doen pijn van de kou, zijn torso rauw. Hij doet zijn mond open, maar er komt alleen een gepiep uit.

Julie grijnst naar hem, kijkt dan naar het kluitje mensen bij de patiodeuren. ‘O kom op.’ Ze zwaait met het pistool naar hen, tast in haar zak en haalt de patroonhouder eruit. Schuift hem weer op zijn plaats. Drukt een patroon in de kamer. ‘Denk je echt dat ik je een geladen pistool zou geven? Je had je wel kunnen bezeren.’

Richard gaat rillend op zijn handen en knieën zitten, beeft zo erg dat hij nauwelijks adem kan halen.

Het hoofd van Bruce is gebogen, zijn huid zelfs nog bleker dan voorheen; hij huilt.

‘Tony, Neil, als jullie meneer Knox nou weer naar binnen brengen en hem een beetje opknappen?’

De twee zware jongens pakken elk een arm en slepen hem het huis weer in. Richard kan niet eens staan, zijn benen doen het niet, hij kan alleen maar trillen. Zijn tanden klapperen in zijn hoofd.

O god, hij leeft nog…

Door de keuken, de hal, naar een enorme badkamer, helemaal uitgevoerd in zwarte leisteen en glimmend chroom. Ze hijsen hem in een grote emaillen kuip en draaien de kranen open. Er sputtert water in, eerst koud, dan dampend heet. Richard krabbelt achteruit; zijn roze tenen worden helderrood, de huid bonst en kreunt.

‘Gloeiende tering.’ Neil pakt de grote mengdouchekop boven de glanzende kranen en klapt zijn hand op de chroomknop. ‘Wees niet zo’n verdomd mietje.’

De douchekop schudt en er spuit heet water uit. Hij krult zijn bovenlip en houdt de douchekop boven Richard. ‘Hou op met wriemelen! Je eigen schuld omdat je een smerig schijtventje bent, hè?’

Naalden, gebroken glas in zijn barstende huid gestoken…

En langzaam vervaagt het gevoel; de warmte van het water trekt in zijn botten. Het begint net goed te voelen als Neil de kranen dichtdraait en Richard rillend op de bodem van de kuip laat zitten.

Tony, de stille, gaat op de wc-klep zitten en staart naar Richards roze, naakte lichaam. ‘We hadden een afspraak, Knox.’

Richard zegt niets.

‘We hadden een afspraak en jij hebt ons genaaid.’

‘Ik heb niet… Ik was niet…’

Neil mept hem, hard in het gezicht. ‘Waar is het geld?’

Richards mond smaakt naar bloed, zoet naast de bittere smaak van kots. ‘Ik heb… Ik heb het niet. Het…’

Nog een mep.

‘Slecht moment om gevoel voor humor te krijgen, KNOXY, WAAR IS HET GELD, VERDOMME?

Richard vouwt zijn arm over zijn hoofd. ‘Ik heb het niet! Ik moest het van meneer Maitland tussen zijn kinderen verdelen voordat hij stierf…’

Ditmaal is het een vuistslag, recht in de maag. ‘Waar is het geld?’

Hij krimpt ineen in het bad, snikkend. ‘Ik heb het niet, ik heb het niet…’

Eén in de nieren. ‘Waar is het geld?’

AAAAGH… Alsjeblíéft, ik heb het niet!’

Dan gaat de deur open. ‘Hé, schatjes, hoe gaat het?’

Tony zucht. ‘Zegt dat hij het geld niet meer heeft. Maffe Mikey heeft het aan zijn kinderen nagelaten.’

‘Dat is nogal irritant.’ Ze hurkt naast het bad en kijkt in Richards betraande ogen. ‘Ik ben teleurgesteld in jou, liefje. Wij hebben al die fijne rohypnol voor je gekocht en jij hebt het een dag te vroeg gebruikt om ons in de steek te laten. Jij hebt beloofd om ons Danby te geven – dat heb je niet gedaan. En nu heb je het geld niet eens… Ik kan je niet gebruiken, lieverd.’

Ze staat op.

Neil: ‘Wat wil je dat we met hem doen?’

Niet weer het pistool. Alsjeblíéft niet weer het pistool.

Tony: ‘Verkoop hem.’

Ze draaien zich allemaal om naar de man die op de wc zit. ‘Sorry, schat?’

‘Verkoop hem. Thuis vechten ze allemaal om Maffe Mikeys imperium op te eisen, toch? Cunningham, Dawson, die gewelddadige lul van een Smithy… Ik wed dat ze allemaal flink wat geld zouden betalen om Knox in handen te krijgen. Vooral als wij ze niet vertellen dat hij Mikeys geld niet meer heeft.’

O god, nee… Smithy zal hem vermoorden. En niet snel, weet Richard, omdat hij het gezien heeft.

Julie glimlacht. ‘Uitstekend idee. Kan ons zelfs een beetje invloed in het zuiden geven. We kunnen het echter niet direct doen – te riskant – maar we zouden het via een tussenpersoon kunnen aanpakken. Iemand uit de streek.’

‘Hoe zit het met die kleine wezel van wie je info kreeg?’

‘Wie, Polmont?’ Ze schudt haar hoofd. ‘Die stomme eikel heeft het loodje gelegd, hè, liefje? Maar misschien ken ik een man…’

Ze haalt haar telefoon tevoorschijn en stapt de badkamer uit, hem opnieuw bij Neil en Tony achterlatend.

Richard wrijft met zijn hand over zijn vochtige, opgezwollen gezicht. ‘Alsjeblieft, jullie kunnen niet…’

‘Ik zou het verdomme niet leuk vinden om jou te zijn.’ Neil gooit een handdoek in het bad. ‘Droog je af.’

‘Ik kan aan meer geld komen. Ik kan…’

Door de mep knalt hij tegen de zwart-zilverkleurige tegels. ‘Ik zei: droog je af!’

Richard houdt zijn mond dicht en doet wat hem gezegd wordt.

Tony zit op de plee naar hem te kijken. ‘Jij bent niet zo’n geluksvogel, hè? Geen geld, geen makkers, niemand om je te beschermen… Weet je hoe lang Danby het volhield, voordat hij ons vertelde waar je was? Vijf minuten.’

Neil krult zijn bovenlip. ‘We hoefden hem de tang niet eens te laten zien, weet je.’

‘Ik kan niet geloven dat je dacht dat hij je het land uit zou krijgen. Hoe dom ben jij?’

Julie komt weer binnen, klapt haar telefoon dicht. ‘Alles geregeld. Zullen we?’

Ze slepen hem, hinkend, naar de keuken terug.

Hij staat daar, met beide handen als een kom om zijn ballen.

Bruce, Ellen, Matt en Evans staan achterin, bij de koelkast, maar de enigen die naar hem kijken zijn Ellen en de oude man. De ogen van de andere twee glijden steeds naar de vloer.

Julie glimlacht naar hen. ‘Dit is het plan: we gaan Knox’ schriele, trillende achterwerk aan een paar heel gemene Edinburghse gangsters verkopen. Zo krijgt hij wat hem toekomt, en jullie fijne mensen krijgen enige compensatie voor wat hij jullie families heeft aangedaan. We doen samsam. Klinkt dat redelijk?’

Niemand zegt iets. Nou ja, ze heeft dat pistool, hè?

Richard snuift. Er valt een traan op de tegels voor zijn voeten. Ellen bukt zich, raapt de door oma Murray gemaakte sprei op en smijt die naar hem toe. ‘Hier, je kunt je troep meenemen.’

Richard pakt de sprei en ademt met trillende onderlip de geur van de oude dame en haar huis in. Als ze hem aan Cunningham of Smithy gaan verkopen, zou hij beter af zijn in de tuin met een kogel in zijn hersens. Op die manier zou het tenminste snel gaan.

Hij wikkelt zich in de sprei. En dan grist Ellen iets van het aanrecht – een sjofele Asda-boodschappentas. ‘Alles.’

Richard vangt de bijbel voordat die hem raakt, klemt het krakende plastic tegen zijn borst, doet zijn ogen dicht en dankt God.

Evans stapt naar voren en kwakt de oude koffer op de keukenvloer. ‘Ik wilde niet dat het zo afliep, maar jij verdient wat je toekomt, Knox. Ik hoop dat je in de hel wegrot.’

Dan leiden Neil en Tony Richard de gang door en weer naar buiten, de sneeuw in. Ze plippen de sloten van de grote Range Rover open, trekken de kofferbak open en duwen hem naar binnen. Twee minuten later zijn ze terug met Danby, wiens badjas openflapt in de wervelende sneeuw.

Na de warmte van de douche bonzen Richards handen van de kou. Heeft waarschijnlijk last van bevriezing, of onderkoeling, of iets dergelijks.

Tony gooit de gehavende leren koffer boven op hen. ‘Niet sexy gaan doen met je kamergenoot, oké?’ En dan slaat hij de kofferbak dicht.

Danby heeft die zak nog steeds over zijn hoofd. Zijn huid is koud, bleek en korrelig, als een supermarktkip; zijn handen achter zijn rug vastgesnoerd. Ze hebben niet de moeite genomen om dat bij Richard te doen. Denken niet dat hij zich zal verzetten. Het kan ze ook niet schelen dat hij hun gezichten ziet. Omdat ze weten dat hij niet lang genoeg zal leven om het aan iemand te vertellen.

En hij weet dat ze gelijk hebben.

Richard snuift, veegt met zijn zere hand een traan weg.

De portieren klappen open en weer dicht. Een hard benzinegeronk als de motor aanslaat, en er ratelt iets vrolijks uit de radio, wat vervolgens langzaam wegsterft zodat een dj kan zeggen: ‘Was dat niet geweldig? Over acht minuten krijgen we het nieuws met Lorna Knight, maar eerst is hier een herhalingsbericht van het Meteorologisch Instituut; we hebben een ernstige weerswaarschuwing voor het hele noordoosten, dus ga alleen op pad als het echt nodig is, oké? Nestel je ondertussen ergens op een knus plekje en pak nog een mok hete chocola. En nu we het daar toch over hebben, hier is Hot Chocolate met “You Sexy Thing”!’

Richard gaat op de plastic kofferbakmat liggen en vlijt zich vlak achter Danby, drukt borst tegen rug, benen tegen benen, vouwt dan een arm om zijn borst en houdt hem stevig vast. Deelt het beetje lichaamswarmte dat hij heeft terwijl de auto in de sneeuw optrekt.

Logan klauterde uit de Landrover. De blauwwitte zwaailichten konden nauwelijks een vuist maken tegen de sneeuwstorm, de koplampen reikten niet verder dan drie meter voor de bumpers.

Het afgelegen huis was een lange rechthoek van vers gevoegd graniet en een leien dak. Ouderwetse vensters met zes ruiten – het kostte waarschijnlijk een fortuin om die in dubbelglazig PVC-U met hout -effect te reproduceren – die bleek goudkleurig glansden.

Hij ploeterde naar de deur, klemde zijn kraag met één hand om zijn keel en probeerde de deurbel. Hamerde vervolgens ook op de deur. Te koud om tijd te verklooien.

Agent Butler kwam glijdend naast hem tot stilstand. Ze droeg het volledige buitenshuis-ninja-ensemble van de politie van Grampian: zwarte broek, zwarte laarzen, zwarte fleece die uitstak onder een waterdicht, fluorescerend geel vest met POLITIE op de rug, en een zwarte kleppet op haar hoofd geklemd. Ze was er zelfs in geslaagd ergens een paar handschoenen op te scharrelen.

‘Wil je dat ik het achterom probeer, brigadier?’

Logan knikte en hamerde nogmaals op de deur, terwijl Butler uit het zicht verdween.

Het duurde bijna twee minuten voordat iemand de deur opendeed; tegen die tijd voelde Logan zijn voeten niet meer.

Er stond een vrouw in de deuropening: klein, zwaargebouwd, wazige blik. Zíj was het – de vrouw die Wendy Leadbetter op de foto had aangewezen, degene met het bord waar STERF – KNOX – TUIG! op stond. Ze knipperde een paar keer met haar ogen naar hem. ‘Kan ik u helpen?’ Geordie-accent.

Logan trok zijn legitimatiekaart uit zijn zak. ‘Politie.’

Ze keek ernaar en vervolgens naar hem. Zuchtte. ‘Kom maar binnen.’

Ze waren in de zitkamer. Er zaten drie mannen rondom een loeiende gaskachel, twee in bij elkaar passende leunstoelen, een op de bank, een geopende fles Lagavulin op de koffietafel tussen hen in. De turfachtige whisky rook naar desinfecteermiddel in de stille kamer.

Een van hen was de bleke man van de massafoto’s – Bruce Lowe, de huiseigenaar. De tweede was lang en had grijs haar en een rode handafdruk op zijn wang. En de derde was Jimmy Evans.

Logan staarde hem aan. ‘Ik dacht dat je onderweg was naar Sunderland.’

De oude man haalde zijn schouders op en nam een slokje whisky. ‘Verrassing.’

‘Dus, laat me raden…’ Logan richtte zich tot de tweede man. ‘… dan ben jij de zoon?’

‘Matt Evans.’ Hij dronk zijn glas leeg, boog zich voorover en vulde het weer bij. De fles trilde in zijn hand. ‘Knox heeft mijn oom verkracht.’

‘Waar is hij?’

De vrouw plofte op de bank neer, naast de oude man, schonk zichzelf een whisky in. ‘Weg.’

Jimmy Evans streek met zijn hand over zijn gekneusde voorhoofd. ‘We wilden hem aan de politie overleveren…’

‘Evans!’ Lowe keek hem dreigend aan. ‘Hij kent geen…’

De vrouw zwaaide met haar hand. ‘O hou je kop, Bruce. Het is voorbij, oké?’

Door het raam kwam een sjokkende vorm in zicht: Butler; haar zwarte jasje en pet zaten al onder de sneeuw. Ze klopte op het glas. Logan negeerde haar. ‘Wat is voorbij?’

Evans nam een slok bleekgele whisky. ‘Mijn broer heeft nooit verwerkt wat Knox hem heeft aangedaan. Aan een muur vastgeketend, gemarteld, verkracht… En wat gebeurt er als hij dan naar de politie gaat? Er komen twee grote klootzakken langs, dreigen zijn kleinkinderen invalide te maken als hij zijn verhaal niet verandert: hij moet zeggen dat hij erover heeft gelogen.’

‘Knox was hier, en jullie hebben hem laten gaan?’

‘Daarna is hij nooit meer dezelfde geweest. Simon heeft er vier jaar over gedaan om te sterven; uiteindelijk heeft hij het gewoon opgegeven.’ De oude man dronk zijn glas leeg. ‘Knox heeft hem vermoord, praktisch alsof hij een mes in zijn ingewanden had gestoken. Dus toen die politieman Danby belde en zei dat hij wilde…’

‘Evans! Hou je grote muil!’ Bruce Lowe krabbelde overeind en richtte zich tot Logan. ‘Ik heb ze gewoon hier uitgenodigd voor een borrel, om een beetje steun te bieden. Hij is dronken. Je kan niet…’

‘Praat niet zo tegen mijn pa!’ Matt hees zich uit zijn leunstoel. ‘Hij had tenminste nog het lef om ermee door te gaan, jij kon niet eens schieten op die kleine…’

‘Ik had niks te maken met…’

KOP DICHT!’ De vrouw klapte haar glas op de koffietafel neer. ‘Gewoon… kop dicht.’

Het geklop op het raam werd luider.

Ze zakte weer in de bank weg. ‘We hebben Knox niet laten gaan, we hebben hem verkocht.’

Logan voelde dat zijn mond openhing. ‘Jullie hebben hem verkócht? Wie wil er in godsnaam…’

‘Er verscheen een of andere bazige trut met twee rouwdouwers. Ze zei dat ze Knox kon verkopen aan een paar gangsters die achter hem aan zitten. Het geld met ons wou delen. Dat zou compensatie zijn voor zijn daden.’ Ellen lachte even en pakte haar glas weer op; er glinsterden vettige alcoholdruppels op de zijkanten. ‘Ze hadden zelfs een… dikke naakte vent in een badjas bij zich, vastgebonden met een zak over zijn hoofd. Ik neem aan dat ze hem ook gingen verkopen.’ Ze nam een slok. Ontblootte haar tanden. ‘Er moet goed te verdienen zijn aan perverse figuren.’

Ze had geen idee.

Er klonk een klap aan de voorkant van het huis, een gedempte stem die zei: ‘O… tjonge wat is het koud…’ Agent Butler liet zichzelf binnen. ‘Hallo?’

Logan riep terug: ‘Hierbinnen.’

De agent stommelde naar binnen; haar neus en wangen waren helderroze. ‘Wat is er gebeurd? Ik stond te kloppen en alles.’

‘Pak je notitieboekje.’ Hij wees naar Jimmy Evans. ‘Jij hebt Richard Knox ontvoerd en deed het lijken alsof hij jou had verkracht.’

‘We hadden genoeg bewijs nodig…’

‘Evans!’ Bruce Lowe stond weer overeind. ‘Ik zweer bij god, als je niet…’

‘… om ervoor te zorgen dat hij dit keer levenslang de bak in ging. Hij…’

‘Luister niet naar hem! Wij hebben niks gedaan, het was Knox!’

Logan greep Lowe bij zijn nekvel en smeet hem weer in zijn stoel. ‘GA ZITTEN EN HOU JE MOND DICHT, BEGREPEN?’

De man kromp ineen in de leunstoel.

Logan stond dreigend over hem heen gebogen. ‘Hoe zit het met Harry Weaver? Deed hij ook mee? Of hebben jullie die arme stakker voor de lol het ziekenhuis in gewerkt?’

Lowe keek weg. ‘Het… Knox had… Hij was al zo toen we daar kwamen. Op het bed vastgebonden, naakt, overal bloed. De vrouw ook. Wij hebben ze nooit aangeraakt.’

Stilte.

Logan richtte zich tot de rest van de kamer: ‘Waar zijn ze naartoe gegaan? De vrouw die Richard Knox voor jullie gaat verkopen?’

De oude man vulde zijn glas weer bij. ‘Ze zei dat er een of andere gangster uit Edinburgh was die als tussenpersoon zou optreden…’

Logan stak zijn hand uit. ‘Autosleutels.’

Ze keken hem aan. ‘Wat…’

‘Geef me jullie autosleutels. Allemaal.’

Een minuut later had hij twee setjes voor de Mercedes en een voor de grote zwarte spacewagon. De vrouw liet haar Clio-sleutelhanger in zijn hand vallen, en Logan stopte het zwikje in zijn zak.

‘Jullie blijven hier en jullie wachten tot een patrouillewagen jullie komt ophalen. Begrepen?’