13

'Je zou haast gaan denken dat we familie zijn,' zei Bloom, die met een berustende blik de deur van zijn winkel opendeed. 'Ik neem aan dat u een huiszoekingsbevel heeft?'

Stella en Flack stonden op de drempel, samen met een geünifor­meerde agent die deed denken aan een rugbyverdediger uit de National League en die ter versterking mee was gekomen. 'We komen niet voor een huiszoeking,' zei Flack. Bloom zei niets en wachtte op hun volgende zet. Hij had een keu­rig geperste donkerblauwe broek aan en een eveneens keurig gestre­ken wit overhemd. De kleren verhulden zijn flinke buik niet. Hij bleef hen over de rand van zijn brillenglazen aankijken. Stella vond dat hij eruitzag als iemands op één na liefste oom. Bij de aangename geur van vers hout had zich nu die van versgezette koffie gevoegd.

'We willen graag even met u praten,' zei Flack. 'Zou u met ons mee willen komen?'

'Kunnen we hier niet praten?' vroeg Bloom. 'Ik heb net koffie gezet.'

'We willen graag dat u meekomt,' zei Flack. De forse agent in zijn uniform nam een andere houding aan, klaar om in actie te komen. 'Mijn advocaat heeft me afgeraden u nog langer mijn medewerking te verlenen,' zei Bloom. 'U zult me moeten arresteren.' 'Dat is goed,' zei Stella. 'U staat onder arrest wegens de moord op Asher Glick en Joël Besser.'

Bloom haalde zijn schouders op en begon achteruit te lopen. 'Blijf staan,' zei Stella.

Bloom bleef staan. Flack had zijn pistool getrokken. Hij gebaarde dat de agent naar voren moest komen om Bloom te fouilleren, ter­wijl Flack hem van zijn rechten op de hoogte bracht. De agent, met de naam Rossi, was langer dan Bloom, minstens 1.95 meter. Tij­dens zijn studie had hij in de worstel ploeg gezeten en een poging gedaan om bij de Steelers rugby te mogen spelen. Maar die hadden hem afgewezen omdat hij net iets te traag was. 'Geen wapens,' zei Rossi die weer ging staan en zijn handboeien tevoorschijn haalde. Met afhangende schouders deed Bloom zijn handen op zijn rug, maar toen hij het gerinkel van het metaal hoorde, haalde hij uit. Hij draaide zich om en gaf Rossi razendsnel een felle stoot in zijn keel. De reus zakte happend naar adem op zijn knieën, terwijl hij de handboeien nog steeds in zijn rechterhand geklemd hield. Flack hield zijn pistool in de aanslag voor het geval de verdachte ook hem zou willen aanvallen. Het probleem was dat Bloom onge­wapend was en er, als hij dat wilde, uit kon zien als een ongevaar­lijke man van middelbare leeftijd met een buikje en slechte ogen. Ongewapende verdachten of daders neerschieten was verboden, tenzij in buitengewone omstandigheden. De omstandigheden waren nu buitengewoon.

Flacks aarzeling van nog geen seconde zou bij de meeste tegenstan­ders onbetekenend zijn geweest, maar Bloom handelde verbazing­wekkend snel en wierp zich met zijn hele gewicht boven op hem. Flack wankelde achteruit en liet zijn pistool vallen. Nu was het enige obstakel tussen Bloom en zijn ontsnappingsroute Stella nog, die zonder uitdrukking op haar gezicht in de deurope­ning stond. Ze was ongewapend.

Bloom had een niet al te grote plunjezak ingepakt, die boven op zijn bed lag. Dat had hem weinig tijd gekost, de vertraging was ont­staan door de bureaucratie van de bank. Hij had gebeld om mee te delen dat hij er binnen een uur zou zijn en al het geld van zijn reke­ning wilde opnemen. Toen hij bij de bank was aangekomen, werd hij door een medewerker naar de assistent-manager geleid, die er­uitzag als een jonge, goed geklede filmster. De assistent-manager had Bloom verzekerd dat ze bijna klaar waren en dat hij het geld zo mee zou kunnen nemen. Maar her had meer dan een uur geduurd voor Bloom de bank met een volgepakte en dichtgeritste draagtas had kunnen verlaten. De tas lag in de kofferbak van een Nissan Altima die hij minder dan twintig minuten voor de komst van Stella, Flack en Rossi had gestolen. De auto stond in een parkeerga­rage die vanuit Blooms winkel te zien was.

Nu kwam het op improvisatie aan. Daar was hij in getraind en hij had in de tientallen jaren na zijn opleiding nog veel bijgeleerd. Bloom sprong op Stella af. Achter hem klonk Rossi's gerochel als de moeizame ademhaling van iemand met longemfyseem in het laatste stadium. Flack hees zich op zijn knieën, zocht om zich heen naar zijn pistool en zag het in de linkerhand van Arvin Bloom. Moordt met links, schrijft en eet met rechts, dacht Stella. Flack probeerde op zijn trillende benen te gaan staan. Bloom hoorde de rechercheur boven het gereutel van de agent op de grond uit en richtte het pistool op Flack. Die strekte zijn hand uit naar het reservepistool rond zijn enkel. Bloom wist precies waar Flack op uit was: voor de rechercheur het pistool kon pakken, zou Bloom hem en de vrouw bij de deur neerschieten. Dat zou lawaai maken, en de schoten zouden waarschijnlijk bij het alarmnummer worden gemeld. Hij zou dan langzaam naar buiten moeten komen; weg­rennen zat er dan niet in.

Pijn. Een tergende pijn deed hem stuiptrekken en op de grond neerzinken, terwijl hij Flacks pistool liet vallen. Bloom keek hevig knipperend naar Stella en het zwarte verdovingspistooltje in haar hand. Hij lag op de grond te kronkelen. Hoeveel volt had ze gebruikt? Flack raapte zijn pistool op waar Bloom het had laten val­len, stopte het in zijn holster en sloeg Bloom in de boeien. Stella en Flack liepen naar Rossi, wiens gezicht bleek en opgezwol­len was. Hij hapte met wijdopen mond naar adem. Zijn ogen gin­gen smekend van Flack naar Stella.

Flack greep zijn telefoon en belde een ambulance met de medede­ling: Agent gewond.'

Toen hij zijn mobiel dichtklapte zei Stella, die Rossi's hand vast­hield: 'Hij heeft een tracheotomie nodig. Nu. Leg hem op zijn rug.' Bloom lag nog steeds te kronkelen, maar de stuiptrekkingen waren opgehouden.

Stella had haar koffertje niet meegenomen want er was geen sprake geweest van een plaats delict die onderzocht moest worden. Ze waren gekomen om een moordenaar te arresteren. Een vergissing. Weer een in een week vol fouten. Aiden had een fout gemaakt. Danny. En nu zij weer. De hitte, dacht ze.

'We hebben een mes of een scheermesje nodig,' zei ze. 'Iets heel scherps.'

Flack zocht snel in zijn zak en wierp een blik op Rossi, wiens gezicht nu bijna watermeloenrood was. Flacks hand kwam weer tevoor­schijn met een Zwitsers zakmes. Hij klapte een van de messen uit en gaf het aan Stella. Ze wist hoe ze een mes op scherpte moest testen zonder zichzelf te snijden: ze liet haar vinger snel tot bovenaan langs het lemmet glijden. Ze inspecteerde de snede en knikte toen naar Flack.

'We hebben een rietje nodig of een plastic buisje, iets...' zei ze, maar ze zag aan Flacks ogen dat hij dit al eerder had gezien. Waarschijn­lijk kon hij de tracheotomie zelf ook uitvoeren, maar het was offi­cieel haar taak.

Ze keek naar Rossi, zich realiserend dat het leven van de jonge agent nu in seconden gemeten kon worden. Bloom zat versuft op de grond.

'Dun karton,' zei ze. 'Dat je strak oprolt.'

Flack begreep het. Hij herinnerde zich van de vorige keer dat hij hier geweest was dat er een kartonnen doos met tissues op de toon­bank stond. Hij liep erheen, vond de doos en haalde er de doekjes uit. Vervolgens scheurde hij de zijkant van de doos en rolde die op. 'Stella,' riep hij en hij hield het buisje omhoog. 'Daar lukt het wel mee,' zei ze.

Hij gaf het rolletje aan Stella, die bij Rossi neerknielde. Rossi's ogen vielen dicht.

'Heb je me nodig?' vroeg Flack.

'Nu niet. En anders roep ik wel.'

'Heb je dit al eens eerder gedaan?'

'Nee.' Ze bracht het mes naar Rossi's keel.

'Veel geluk,' zei Flack, die opstond en naar Bloom liep.

Een beetje geluk kon Stella wel gebruiken, maar ze geloofde meer in

vaardigheid. Ze wist hoe dit moest. Ze had drie keer toegekeken

toen ambulancemedewerkers het deden. Na afloop had ze vragen

gesteld en later had ze Sheldon Hawkes ook nog eens gevraagd hoe

het moest.

Stella zocht de inham tussen Rossi's adamsappel en het ringvormig kraakbeen. Vervolgens maakte ze een horizontale incisie van onge­veer anderhalve centimeter diep. Rossi reageerde niet. Hij leek niet meer te ademen.

Stella stak haar vinger in de snee. De ingreep was niet bepaald ste­riel, waarschijnlijk zelfs uitermate smerig. Niks aan te doen. Bloed stroomde om de vinger en naar buiten. Toen voelde Stella hoe haar vinger de luchtpijp binnengleed. Met haar vrije hand pakte ze het geïmproviseerde buisje en rolde het tussen twee vingers nog wat strakker. Het zou moeten passen. Zo niet, dan zou ze het gat nog wat groter moeten maken. Als daar nog tijd voor was. Ze trok haar vinger behoedzaam uit de snee en bracht het karton­nen buisje de luchtpijp in. Ze boog zich voorover en blies in het buisje om eventueel naar binnen gestroomd bloed te verwijderen. Toen wachtte ze vijf seconden en blies nog eens in het buisje. Ze was zich niet bewust van haar omgeving, niet eens meer van zich­zelf; ze concentreerde zich volledig op de grote politieman. Om de vijf seconden blies ze in het buisje. 'Hoe gaat het?' vroeg Flack. Stella gaf geen antwoord. Ze telde de seconden. Toen hoorde ze in de verte de sirene van de ambulance. Heel even draaide ze haar hoofd in de richting van de straat en toen weer terug naar de gevallen agent, wiens borst omhoog ging. Minder dan der­tig seconden later gingen Rossi's ogen open. Hij ademde nu op eigen kracht, al deed dat pijn in zijn borst en stak het buisje nog in zijn keel. Met zijn mond vormde hij de woorden 'dank je' en Stella knikte.

Twee ambulancemedewerkers kwamen met koffertjes in hun hand aanrennen. 'Waar doet het pijn?' vroeg de ene. 'Bent u neergescho­ten?'

Stella keek naar haar blouse die, net als haar handen en haar gezicht, onder het bloed zat.

'Ik niet,' zei ze. 'Het gaat om hem. Het is zijn bloed.' De ambulancemedewerkers knikten en liepen naar Rossi, die met pijn in zijn stem zei: 'Ik kan wel lopen.' 'Geen goed idee,' zei de ene broeder.

'Ik wil lopen,' fluisterde hij, zodat Flack en Bloom hem niet zouden

horen. 'Ik wil niet dat die hufter ziet hoe ik van hier word wegge­dragen.'

Ze hielpen hem overeind. Hij leek weer normaal te ademen. 'Mooie tracheotomie,' zei een van de broeders. Hij keek Stella aan. 'Heeft u dat gedaan?' Stella knikte.

'Jullie zijn van de technische recherche, hè? Hebben we jullie al eer­der gezien?'

'We zijn van de technische recherche,' bevestigde Stella. 'Jullie allemaal?'

'Die met de handboeien niet,' antwoordde ze. 'Dat is een moorde­naar.'

Rossi schudde de handen van de ambulancemedewerkers zacht van zich af en kreeg het voor elkaar gewoon weg te lopen. Hij keek een keer om naar Bloom, die niet terugkeek. De politieman die hij een klap had verkocht, deed er niet toe, was zijn aandacht niet waard. Het deed er niet toe of die leefde of dood was. Er waren hem er al verschillende voorgegaan, in minstens zes verschillende landen. Het waren levende vlekjes die hij met het grootste gemak had wegge­vaagd; getuigen, mensen die hem in de weg stonden. Ze deden er niet toe, zolang de moord die hem was opgedragen maar werd uit­gevoerd. Op dit moment was in leven blijven voor de man die zich Bloom noemde het belangrijkste.

Hij zou bellen en dan zouden ze hem redden, daar twijfelde hij niet aan. Hij was te waardevol. Hij wist te veel en bewaarde documen­ten op verborgen plaatsen die zelfs zij niet kenden. Ze wisten dat hij, als hem iets zou overkomen, er met een telefoontje voor zou kunnen zorgen dat iemand de documenten naar The New York Times bracht. Hij zou erop staan dat de overheid op de hoogte werd gebracht van het feit dat hij gearresteerd was wegens moord. Flack, die probeerde niet met zijn been te trekken, duwde de man naar de deur. Hij bleef even staan om Blooms bril op te rapen en stond al op het punt die de arrestant weer op te zetten, toen hem iets opviel. Hij hield de bril tegen het licht en gaf hem toen aan Stella.

Zij deed hetzelfde en zei: 'Gewoon glas.'

Bloom keek hen over zijn schouder aan en lachte, 'Waar is uw vrouw?' vroeg Stella. Bloom bleef lachen.

'Breng hem weg,' zei Stella. 'Ik kijk hier nog even rond en zie je over een uur.'

Ze had het mis. Ze was nog twee uur zoet in de winkel nadat ze Aiden had gebeld om te vertellen wat ze had gevonden en haar had gevraagd haar spullen te komen brengen.

Ze zaten in een spreekkamer van de kinderrechter in Manhattan, die niet erg op een rechter leek. Ze was zwart en erg mooi, met ravenzwart haar dat zacht oogde en los over haar rug viel. Ze kon niet veel ouder zijn dan dertig.

Rechter Sandra Witherspoon had het dossier gelezen. Omdat Jacob tussen de zeven en twaalf was, zou hij niet wegens moord terecht kunnen staan en zou er van deze hoorzitting geen verslag worden gemaakt, ook niet als de zaak nog voor een andere rechtbank zou komen.

Ze keek naar Tabier en daarna naar Jacob. 'Hoe oud waren je ouders toen ze trouwden?' vroeg ze.

De vraag bracht Jacob in verwarring. Tabier leek iets te willen zeg­gen, maar hield toch zijn mond.

'Mijn vader was eenenveertig,' zei hij. 'Mijn moeder achttien.' Rechter Witherspoon knikte, alsof dat belangwekkende informatie was.

'Waar zijn ze getrouwd?' vroeg ze. 'In Houston, geloof ik,' zei Jacob.

'We hebben de ouders van je moeder opgespoord in San Antonio,' zei ze. 'Zij willen graag dat je bij hen komt wonen. Ze komen je halen. Ik zal eerst natrekken of die mensen deugen voor ik je aan hen overdraag. Begrijp je dat allemaal?' Jacob knikte.

'Als je met hen meegaat naar San Antonio, zullen ze regelen dat je naar een psycholoog kunt die is gespecialiseerd in kinderen die hulp nodig hebben.'

Jacob wendde zich tot Tabler en zei: 'En Kyle?'

'We zullen onze uiterste best voor hem doen,' zei de oude advocaat vriendelijk.

'Het is niet eerlijk,' zei Jacob boos en met tranen in zijn ogen. 'Waarom is het niet eerlijk?' vroeg de rechter. 'Omdat het allemaal mijn idee was,' zei Jacob. 'Hij kwam niet naar ons huis om Becky te ontmoeten, hij kwam omdat ik hem belde en vroeg om te komen. Toen hij nog onderweg was, heb ik het plan bedacht van het achterlaten van bewijs in het bos en het strooien met aanwijzingen over waar ik verstopt zat.'

'Heb jij de heer Shelton overgehaald om de verantwoordelijkheid

op zich te nemen voor een misdrijf dat hij niet had gepleegd?' vroeg

de rechter. 'Is dat de waarheid?'

Tabier gaf het op en legde zijn hoofd in zijn handen.

'Dat is de waarheid,' zei Jacob.

Ze geloofde hem niet. Sandra Witherspoon en haar man hadden een zoon van twaalf en een dochter van acht. Sandra Witherspoon bracht haar dagen door met kinderen die soms logen en soms de waarheid vertelden en vaak allebei door elkaar, heel gewiekst. Ze voelde meestal wel aan of een kind loog, maar ze kon het niet altijd aantonen. Waar of niet waar, ze kon de plotselinge bekentenis niet laten passeren. Al zou de jongen dit voor de rechter willen herhalen, Shelton had de wet overtreden. Maar deze informatie deed haar afzien van haar voornemen Jacob zomaar bij zijn grootouders of bij wie dan ook te plaatsen. Ze besloot tot een psychiatrisch onderzoek.

Met zijn handen nog steeds geboeid keek hij over de tafel naar Aiden en Stella. Zijn blik was kalm, als van een man op een station die op zijn trein zat te wachten. Stella knikte Aiden toe, die begon voor te lezen. 'Het bloedhout dat op Asher Glick gevonden is, bleek van de kast uit uw winkel te zijn. U moet Glick dus hebben aangeraakt.' 'We hebben elkaar omhelsd,' zei de man. 'We waren oude vrien­den.'

'Hetzelfde zaagsel is in de draagtas in de kerk aangetroffen,' ver­volgde Aiden.

'Er zijn honderden winkels in Manhattan die meubels van bloed­hout verkopen en met vloeren en paneelwerk van bloedhout wer­ken,' zei de man.

Het was allemaal een spel; hij zou met hen spelen tot iemand hem hier zou komen weghalen. Bellen was niet nodig, ze zouden het intussen wel weten.

'De eigenaar van een tijdschriftenwinkel heeft een schets gemaakt van de man die door zijn winkel naast de synagoge is gelopen. Die man heeft de winkeleigenaar gedreigd hem en zijn gezin te zullen doden als hij iemand zou vertellen dat u door de achteruitgang van zijn winkel naar buiten bent gegaan.'

Ze gaf hem een kopie van de schets. Hij keek er een paar seconden naar en gaf de tekening toen zonder een spier te vertrekken weer terug. Stellas mobiele telefoon trilde. Ze haalde hem uit haar zak en klapte hem open. Het was Mac die zei dat hij onderweg was. 'Ik zou het je nu wel meteen willen vertellen en het jou laten afhan­delen, maar dat zou te veel tijd kosten en er is informatie die ik jou niet kan geven, informatie die je niet wilt horen,' zei hij. 'Is goed,' antwoordde ze. 'Ik kom eraan,' zei Mac.

Stella en Mac begrepen elkaar; behalve collega's waren ze ook vrien­den. Ze klapte de telefoon dicht.

'Lijkt wel een beetje op mij,' zei de man. 'Als, en ik zeg met nadruk als ik in die winkel was, heb ik de eigenaar niet bedreigd en ben ik niet door de achterdeur naar de synagoge gelopen om daar een man te vermoorden.'

'Bent u ooit in Korea geweest?' vroeg Stella.

Ook deze vraag had de man verwacht. Hij lag ver op hen voor.

'Nee,' zei hij.

'De voetafdrukken van Arvin Bloom die direct na zijn geboorte in het ziekenhuis gemaakt zijn, komen niet overeen met de uwe.' 'Ik geloof niet dat er voor een Amerikaanse rechtbank ooit een afdruk van een blote voet als bewijsmateriaal is opgevoerd,' zei hij. 'Voeten veranderen. Vingerafdrukken niet.'

'Wilt u de suggestie dat u Arvin Bloom niet bent, niet ontkennen?' 'Dat ontken ik,' zei hij.

'De vingerafdrukken op Arvin Blooms identiteitsbewijs komen wel

overeen met de uwe,' zei Aiden. 'Wat hebt u de afgelopen veertig

jaar en langer gedaan?'

'Ik was strandjutter,' antwoordde de man.

Stella en Aiden zeiden niets.

'Op Tahiti,' zei hij.

'We hebben haar gevonden,' zei Stella. Bloom snapte het, maar liet niets merken.

'Uw vrouw,' zei Stella. 'Tweemaal in het hoofd geschoten en in een

dichtgeritste zwarte lijkenzak onder de vloer van uw slaapkamer

verborgen. U bent een prima timmerman.'

'Ik zou graag iemand willen bellen,' zei de man kalm.

Stella legde haar mobiele telefoon voor hem op tafel, stond op en

verwijderde de handboeien. De man wreef over zijn polsen en pakte

de telefoon. Natuurlijk zouden ze het nummer later opzoeken in

het geheugen van de telefoon, maar dat maakte niet uit. Hij had

erop kunnen staan in een telefooncel te mogen bellen, maar ook dat

zou worden nagetrokken. Hij had meer privacy kunnen eisen, maar

dat was niet nodig.

Stella bleef achter hem staan, terwijl hij het nummer intoetste. De telefoon ging over en een stem op een bandje zei: 'Het nummer dat u probeert te bellen is niet langer in gebruik. Als u denkt een ver­keerd nummer ingetoetst te hebben, leg dan neer en probeer het opnieuw.'

Hij klapte de telefoon dicht en legde hem op tafel. Dit klopte niet. Waarom hadden ze het nummer afgesloten? Ze wisten dat hij nog naar iemand anders kon bellen, waarna de informatie uit de docu­menten in grote koppen op de voorpagina van de Times zou komen te staan. Het avondnieuws zou ermee openen en het zou heel veel mensen hun baan bij de overheid kosten. 'Handen,' zei Stella achter hem.

Dit was niet het ideale moment, maar misschien kreeg hij niet nog een kans. En wat had hij te verliezen? Geen van beide vrouwen was gewapend. Achter de deur liep een gangetje naar links dat eindigde in een nooduitgang.

Hij haalde uit naar de vrouw achter hem, het mens dat hem met het verdovingspistool had beschoten. Tegelijkertijd duwde hij de tafel tegen de andere vrouw.

Hij sprong naar de deur. Als hij eenmaal op straat was, wist hij genoeg schuilplaatsen. Misschien zou hij weer moeten doden, maar onderduiken en overleven kon hij als de beste. Hij deed de deur open en kreeg een vuistslag van Mac Taylor. De klap brak zijn neus. De man die zich Arvin Bloom noemde, deed een stap naar achteren zonder zijn hand naar zijn neus te brengen. Hij viel Mac aan, die deed alsof hij de man in zijn gezicht wilde slaan.

Instinctief ging de arm van de man omhoog om zijn gebroken neus te beschermen. Macs vuist trof de man in diens maag. Met een klap viel de man op de grond, waar hij versuft bleef zitten. 'Zijn jullie in orde?' vroeg Mac.

Stella stond met haar verdovingspistool in de hand vlak bij hem. 'Zere schouder,' zei ze.

Aiden zette de tafel weer rechtop. 'Ik heb niks,' zei ze.

Stella sloeg de hevig uit zijn neus bloedende man weer in de boeien.

Hij kwam overeind.

'Hij geeft niet snel op.' Ze leidde de man weer naar zijn stoel achter de tafel.

Aiden draaide zich om en haalde gaasverband uit haar koffertje. Toen de man weer zat, drukte ze het gaas tegen zijn bloedende neus. 'Dat kan hij zich ook niet veroorloven,' zei Mac. 'Hij heet Peter Moser.' Mac boog zich naar de man toe; hij bracht zijn gezicht op een paar centimeter van dat van de man. 'Ik heb nog een naam die je wellicht interesseert: Harry Eberhardt.'

Ze wisten wie hij was en hij wist wie hun dat verteld had. Ze had­den Eberhardt gevonden, en dat betekende dat zijn grote troef, de verzameling documenten, ook was gevonden en waarschijnlijk ver­nietigd. Hij stond met lege handen. 'Hoe heb je hem gevonden?' vroeg hij.

'Je zei dat je de kast van bloedhout gisteren verkocht had,' zei Mac. 'Je wist niet aan wie. Het was een zwaar meubelstuk.' 'Er waren minstens twee mensen voor nodig om het ding te ver­plaatsen,' zei Aiden.

Moser keek op. Hij zou wel iets verzinnen om hieruit te komen, hij had wel in neteliger situaties verkeerd.

'We hebben naar vingerafdrukken gezocht op de meubels in de buurt van de kast. Dat waren er veel, maar een was bijzonder inte­ressant, vingers en een handpalm, alsof iemand zijn hand tegen de muur had gedrukt om kracht te zetten om de kast van de muur weg te trekken. De afdruk was niet goed genoeg voor de computer, want de vingers en handpalm waren afgesleten door zuur en chemica­liën.'

Moser ademde zwaar door zijn mond.

'De afdruk vertoonde sporen van chemicaliën die we niet vaak op vingerafdrukken aantreffen,' vervolgde Mac. 'Monomethyl-p-aminofenolsulfaat, zuur, natriumhydroxide, kaliumbromide. Weet je wie dat soort chemicaliën gebruiken?' Moser wist het, maar hij zei niets.

'Fotografen,' zei Mac. 'Die gebruiken ze om te ontwikkelen en af te drukken. Bijna alle foto's zijn tegenwoordig digitaal. Drogisterijen en fotowinkels ontwikkelen nog wel fotorolletjes, maar die worden bijna allemaal naar computerlabs opgestuurd. Alleen professionele fotografen ontwikkelen nog hun eigen films, degene die portretfo­to's maken, landschappen, bruiloftsreportages, mode, de duurdere catalogi.'

Moser zei niets. Aiden, die intussen latex handschoenen had aange­trokken, haalde het met bloed doorweekte gaas van Mosers gezicht en stopte het in een zakje. De neus bloedde al een stuk minder. Ze drukte een nieuw gaasje tegen zijn neus. Toen dat dreigde weg te glijden, plakte ze het met een pleister aan zijn gezicht vast. 'We hadden hun allemaal een bezoekje kunnen brengen,' zei Mac, 'maar dat was niet nodig. We hebben ons beperkt tot degenen die dicht genoeg bij jouw winkel zaten om die kast er met twee man heen te kunnen brengen.' 'Twee straten verderop,' herinnerde Stella zich. 'Harry Eberhardt, fotograaf,' zei Mac. 'We vonden de kast in de ruimte achter Eberhardts studio. Daar was ook een donkere kamer. Rechercheur Flack heeft hem verteld dat je drie moorden ten laste gelegd zullen worden, waarvan een op de vrouw die u een paar uur

eerder had doodgeschoten. Eberhardt gaf me de verzegelde envelop. Die is nu in het bezit van een vertegenwoordiger van de federale regering.'

Moser keek recht voor zich uit.

Mac gaf aan dat Stella het nu kon overnemen.

'We hadden het mis,' zei ze. 'Je hebt Asher Glick niet vermoord

omdat je hem geld schuldig was, je hebt hem vermoord omdat hij

je winkel had bezocht. Je had je aan hem voorgesteld, hem verteld

dat je Bloom was en waar je zogenaamd vandaan kwam. Hij heeft

waarschijnlijk doorgevraagd naar je jeugd. Je zult je huiswerk wel

goed hebben gedaan en de juiste antwoorden hebben gegeven, maar

Glick wist dat je Bloom niet was. Je had de pech iemand tegen te

komen die de echte Arvin Bloom gekend had in zijn jeugd, die wist

dat jij hem niet was, die wist dat Bloom dood was.'

'Je zult wel iets verzonnen hebben,' zei Mac, 'een goed verhaal,

maar niet goed genoeg. Hij had je over het ochtendgebed verteld.

Jij beloofde erbij te zullen zijn en bewijs mee te nemen dat je de

waarheid vertelde.'

'Je zorgde dat je hem alleen te spreken kreeg,' zei Stella. 'Je moest improviseren, vermoordde Glick en probeerde het er te doen uit­zien als een rituele moord. En toen zochten wij je op als verdachte en werd je bang dat we zouden gaan graven en erachter zouden komen dat je niet was wie je zei dat je was. Dus besloot je opnieuw te moorden, nog een jood, op dezelfde rituele manier, een slacht­offer dat niets met jou te maken had. De met krijt geschreven Hebreeuwse tekst betekende niets, die heb je waarschijnlijk van het internet geplukt. En toen vond je...'

'... een uitstekende kandidaat om de schuld op te schuiven,' zei Mac. 'Joshua.'

Een volle minuut lang zei geen van de drie csi'ers iets. Stella keek Moser aan zonder met haar ogen te knipperen. Aiden had haar armen over elkaar geslagen en keek met een blik vol walging naar Moser. Mac had zijn handen plat op tafel gelegd. Er werd geklopt en Jane Parsons kwam binnen. Ze droeg haar witte Iabjas en een vel papier in haar hand, dat ze aan Mac gaf. Hij las het en gaf het aan Stella, die het op haar beurt aan Aiden gaf.

Jane keek zonder zichtbare reactie naar de bloedende man. Moser leek niet geïnteresseerd in wat er gaande was. Als hij voor de rechter kwam, zou hij veroordeeld worden. Er was bewijs te over. Hij zou naar de gevangenis gaan, dat was wel zeker. Misschien zou hij zelfs de doodstraf krijgen. Hij kon onderhandelen en schuld bekennen om onder de doodstraf uit te komen, maar hij betwijfelde of ze hem langer dan een paar weken of maanden in de gevangenis zouden laten overleven. Ook zonder het bewijsmateriaal dat Eberhardt aan de politie had gegeven, wist Moser genoeg - namen, data, gebeurtenissen - om een hoop schade aan te kunnen richten. Dat konden ze niet toestaan, dat konden ze hem niet openbaar laten maken. Hij zou binnen een paar dagen moeten ontsnappen, anders werd dit zijn dood.

Mac keek naar Jane. Ze zag er moe uit. Ze waren allemaal moe, warm en bezweet. 'Dank je,' zei hij.

Jane lachte. Dat deed ze de laatste tijd vaker. Toen liep ze de kamer uit.

'Goed nieuws,' zei Stella. Ze keek naar Moser, die het niet kon laten ook op te kijken.

Ze hebben besloten om over de brug te komen, dacht hij. Hij zou voor het eind van de dag weer op straat staan en moeten onderdui­ken vóór iemand de gelegenheid kreeg twee kogels door zijn kop te schieten.

'We halen de aanklacht wegens moord op je vrouw van de lijst,' zei Stella.

Mosers mond verstrakte enigszins onder het bebloede gaas.

'Wil je weten waarom?' vroeg Mac.

Stilte.

'Omdat,' zei Aiden, 'de vrouw die je vermoord hebt, je vrouw niet was. Ze was je zus.'

Moser zou waarschijnlijk zelfs niet veilig zijn op een geïsoleerde, streng bewaakte, extra beveiligde locatie. Zo'n plaats waar ze maf­fiamoordenaars naartoe brachten die hadden gepraat om hun huid te redden en vervolgens iemand hun grotendeels verzonnen me­moires lieten opschrijven, televisie keken en in leven bleven. Het was het proberen waard. 'Ik wil onderhandelen,' zei Moser.

'Wij hebben niet de bevoegdheid om te onderhandelen,' zei Mac. 'Zorg dan voor iemand die die bevoegdheid wel heeft,' zei Moser. 'Wat heb je te bieden?' vroeg Aiden.

Moser hield zijn hoofd scheef en keek hen één voor één met een akelig lachje aan. 'Zevenendertig moorden in opdracht van de rege­ring in negen verschillende landen, maar vooral in Korea, Noord én Zuid.'

'Eén vraag,' zei Aiden. 'Waarom meubels maken?' 'Dat is ideaal om bij te mediteren,' zei Moser. 'Nuttige en fraaie voorwerpen met je handen maken raakt de ziel en je bevestigt er het wonder van de kosmos mee.'

'We hebben de vingerafdrukken van je zus nagetrokken en kregen een match met ene Lily Drew uit Cleveland,' zei Stella. 'De politie van Cleveland heeft je oom en tante opgespoord. We zullen hen vragen je te identificeren. Je hebt je zus als dekmantel gebruikt en haar vermoord toen je besloot er vandoor te gaan. Heb je daar iets op te zeggen, Evan Drew?'

Mac en Danny hadden alle identiteiten van de man afgepeld tot ze bij de kern waren gekomen.

Evan Drew, ook bekend onder de naam Peter Moser, die ook bekend was onder de naam Arvin Bloom, staarde zwijgend naar de witte muur, waar hij een gezicht in het gips zag verschijnen, het gezicht van een broodmagere man die het met open mond uit­schreeuwde. Hij had dat soort beelden overal ter wereld gezien, meestal op badkamervloeren. Hij had er nooit naar gevraagd, maar was ervan overtuigd dat anderen die spookbeelden nooit zagen. 'Ik heb een arts nodig,' zei Drew.

Het verhoor was afgelopen. Minder dan een uur later kwam het bericht dat de officier van justitie niet geïnteresseerd was in onder­handelingen met Evan Drew.

In de cel begon Drew zijn opties te heroverwegen. Het waren er maar weinig. Misschien was er niet een meer.