HOOFDSTUK TWEE

Santa Teresa is een stadje in Zuid-Californië. Het telt tachtigduizend inwoners en ligt bevallig tussen de Siërra Madre en de Stille Oceaan - een toevluchtsoord voor lusteloze rijkelui. De openbare gebouwen zien eruit als Spaanse zendingsposten, de particuliere huizen zien eruit als illustraties uit tijdschriften, de palmbomen worden keurig op elk lelijk bruin randje bijge-snoeid, en dejachthaven is zonder meer een plaatje waar tegen een achtergrond van blauwgrijze heuvels de witte’bootjes in de zon liggen te dobberen. De stadsbebouwing bestaat grotendeels uit huizen met één of twee bovenverdiepingen van witte pleisterkalk en rode tegels, met brede zachtglooiende bogen en latwerk waaromheen zich paarsrode bougainvillea slingert. Zelfs de houten bungalows van de armelui zien er zo ellendig nog niet uit.

Het politiebureau is te vinden in een klein straatje in de binnenstad, met lichtgroen geschilderde huisjes met lage stenen muurtjes en jacaranda-bomen die hun lavendelkleurige bloesems laten hangen. Winter komt in Zuid-Californië neer op een grijze lucht en wordt niet door herfst maar door bosbranden ingeluid. Na de branden komen de modderlawines. En dan keert de rust terug en gaat alles weer zijn gangetje. Het was op dit moment mei.

Nadat ik het rolletje film had afgegeven om ontwikkeld te worden ging ik naar de Afdeling Moordzaken om met Inspecteur Dolan te praten. Con is achter in de vijftig en ziet er sjofel uit; wallen onder z’n ogen, grijze stoppels of een waas daarvan, een pafferig gezicht, en haar dat schuil gaat onder een of ander mannenwatertje en over zijn glimmende kale plek bovenop zijn schedel is gekamd. Hij ziet eruit of hij naar goedkope wijn zou moeten stinken en onder bruggen op zijn schoenen zou moeten zitten kotsen. Dit wil evenwel niet zeggen dat hij niet bijzonder scherpzinnig is. Con Dolan is heel wat uitgekookter dan de gemiddelde dief. Met moordenaars gaat hij ongeveer

gelijk op. Meestal krijgt hij ze wel te pakken en hij heeft het maar heel zelden bij het verkeerde eind. Er zijn maar weinig mensen die hem mentaal de baas zijn en ik weet niet echt zeker waarom dit zo is, behalve dan dat zijn concentratievermogen exceptioneel is, en zijn geheugen glashelder en meedogenloos. Hij wist waarvoor ik was gekomen en gebaarde zonder een woord te zeggen dat ik mee moest gaan naar zijn kantoor. Wat Con Dolan een kantoor noemt zou bij anderen net goed genoeg worden bevonden voor een secretaresse. Hij zit niet graag alleen en geeft geen snars om privacy. Hij doet zijn werk het liefst onderuitgezakt in zijn stoel met de helft van zijn aandacht bij wat er rondom hem gaande is. Op die manier blijft hij voortreffelijk op de hoogte en hoeven zijn ondergeschikten hem maar zelden iets te komen vertellen. Hij weet wanneer zijn rechercheurs komen en gaan en hij weet wie op het bureau is voor ondervragingen en hij weet wanneer rapporten niet op tijd af zijn en waarom.

‘Wat kan ik voor je doen?’ zei hij, zij het op weinig hulpvaardige toon.

‘Ik wil graag zien wat jullie over Laurence Fife hebben.’ Hij keek mij met licht opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Dat is tegen de regels. We hebben hier geen openbare bibliotheek.’ ‘Ik vraag toch ‘t dossier niet mee naar huis. Ik wil ‘t alleen even inzien. Dat hebben we wel vaker zo gedaan.’ ‘Eén keer.’

‘En ik heb jullie heel wat vaker gegevens doorgespeeld en dat weet jij donders goed,’ zei ik. ‘Waarom wil je er nu niet aan?’ ‘Die zaak is afgesloten.’

‘Dan is er dus helemaal niks op tegen. Ik maak geen inbreuk op iemands privacy.’

Hij glimlachte traag en zonder humor en tikte sloom met zijn potlood op de schrijftafel. Ik had de indruk dat hij genoot van zijn macht, van het feit dat hij mij zonder meer nul op ‘t rekest kon geven. ‘Kinsey, zij heeft hem koud gemaakt, punt uit.’ ‘Jij hebt haar naar mij toe gestuurd. Waarom zou je dat doen, als je zelf geen greintje twijfel meer hebt?’ ‘Mijn twijfels hebben niets met Laurence Fife te maken,’ zei hij.

 

‘Waarmee dan wel?’

‘Hier is heel wat meer in het spel dan je zo zou denken,’ zei hij ontwijkend. ‘Misschien willen we wat we hebben wel beschermen.’

‘Houden “we” soms iets geheim?’

‘O, ik heb meer geheimen dan jij ooit zou durven dromen,’ zei hij.

‘Ik ook,’ zei ik. ‘Kom op, dit soort flauwekul hoeft toch niet?’ Hij wierp mij een blik toe waaruit ergernis sprak, of misschien ook iets anders. Hij is niet bepaald een open boek. ‘Je weet wat ik van jouw slag vind.’

‘Hoor es, zoals ik ‘t zie, zitten we in hetzelfde vak,’ zei ik.’Ik haal geen flauwekul met je uit. Ik weet niet wat voor sores je met andere privé-detectives hier hebt, maar ik loopje niet voor de voeten en ik heb niks dan respect voor jullie werk. Ik zie niet in waarom wij niet samen kunnen werken.’ Hij staarde mij even aan, zijn mond vertrokken in berusting. ‘Je zou meer van mij gedaan krijgen als je leerde flirten,’ zei hij nors.

‘Nee, dat zou ik niet. Jij vindt vrouwen maar lastig. Als ik flirtte zou je me over m’n bol aaien en me wegsturen.’ Hij liet zich niet op de kast jagen maar pakte de telefoon en belde Documentatie.

‘Met Dolan. Laat Emerald me ‘t dossier over Laurence Fife even brengen.’ Hij hing op en leunde weer achterover, met een peinzende en tegelijk van weerzin vervulde blik. ‘En laat ik hierbij geen klachten over je horen. Als ik ook maar één telefoontje krijg van wie dan ook - en dan bedoel ik een getuige die zich in het nauw gedreven voelt of wie dan ook, en dat geldt ook voor mijn personeel of dat van andere afdelingen — dan zwaait er wat, begrepen?’

Ik bracht plechtig drie vingers naar mijn slaap. ‘Op mijn

woord als padvinder.’

‘Wanneer was jij bij de padvinderij?’

‘Nou ja, ik heb bijna ‘n week lang heitje voor ‘n karweitje gedaan,’ zei ik poeslief. ‘Toen moesten we voor Moederdag ‘n roosje op ‘n zakdoekje schilderen en dat vond ik zo stom dat ik

eruit gestapt ben.’

Hij kon er niet om lachen. ‘Ga maar in Beckers kantoor zitten,’ zei hij toen het dossier gebracht werd. ‘En laat ik geen klachten over je horen.’

Ik ging naar Beckers kantoor.

Ik had twee uur nodig om uit de paperassen wijs te worden maar ik begon te begrijpen waarom Con mij met tegenzin een kijkje liet nemen, want zo ongeveer het allereerste wat aan het licht kwam, was een ris telexen van het politiebureau van West Los Angeles betreffende een tweede moord. Aanvankelijk dacht ik dat het een vergissing was, dat gegevens van een andere zaak op de een of andere manier in het verkeerde dossier beland waren. Maar de bijzonderheden sprongen zo in het oog dat mijn hart sneller ging kloppen. Een accountant genaamd Libby Glass, blank, van het vrouwelijke geslacht, leeftijd vierentwintig, was overleden nadat zij vier dagen na de dood van Laurence Fife gemalen oleander binnen gekregen had. Zij was in dienst geweest bij Haycraft & McNiece, een firma die de financiële belangen van Laurence Fife’s advocatenkantoor behartigde. Wat kregen we nu dan?

Ik bladerde de rapporten van de recherche door, en probeerde een verhaal te construeren uit de afgebeten politie-memoran-da en in potlood gekrabbelde aantekeningen van de stortvloed van telefoontjes die de politie van Santa Teresa en West Los Angeles hadden uitgewisseld. In een memo werd opgemerkt dat haar huissleutel aan de sleutelring in Laurence Fife’s bureaula was gevonden. Een uitgebreid gesprek met haar ouders voegde niets toe. Er was een gesprek met een weinig toeschietelijk ex-vriendje dat Lyle Abernathy heette, die ervan overtuigd was dat zij een romantische verhouding had met ‘een niet nader te noemen advocaat uit Santa Teresa’, maar niemand was nadere bijzonderheden te weten gekomen. Toch was het verband onheilspellend genoeg om ervan uit te gaan dat Nikki Fife’s veronderstelde razernij wellicht niet alleen Laurence, maar ook het voorwerp van ‘s mans slippertjes had gegolden. Alleen ontbrak elk bewijs.

Ik maakte aantekeningen, schreef de destijds meest recente

adressen en telefoonnummers op, al was het de vraag hoeveel ik daar nu na al die jaren nog aan zou hebben, en stond toen op en liep naar de deur. Con zat met Becker te praten maar hij wist duidelijk wat ik ging vragen, want hij excuseerde zich, kennelijk in de veronderstelling dat ik snapte waar het om draaide. Ik wachtte, tegen de deurpost geleund. Hij slenterde op zijn dooie akkertje naar mij toe. ‘Wil je me vertellen waar dit op slaat?’

Hij keek mij loom, maar met een zweempje verbittering aan. ‘We konden niks bewijzen,’ zei hij op vlakke toon. ‘Denk je dat Nikki haar ook vermoord heeft?’ ‘Daar durf ik om te wedden,’ beet hij mij toe. ‘Kennelijk dacht de Openbare Aanklager daar anders over.’ Hij haalde zijn schouders op, duwde zijn handen in zijn zakken. ‘Ik ken de Code voor Bewijsmateriaal van Californië op mijn duimpje. Het had geen zin mijn mensen hier nog verder voor in te zetten.’

‘In dat dossier staan louter aanwijzingen, geen bewijzen,’ zei ik.

‘Klopt.’

Ik hield verder mijn mond, en staarde naar een rijtje raampjes die hoognodig gelapt moesten worden. Deze wending stond me bepaald niet aan en dat wist hij donders goed. Hij verlegde zijn gewicht naar zijn andere voet.

‘Volgens mij had ik haar best kunnen pakken, maar de Openbare Aanklager had haast en wilde niks riskeren. Politiek. Daarom vond jij ‘t politiewerk maar niks, Kinsey, altijd werken met ‘n riem om je nek.’ ‘Dat vind ik nog steeds niks,’ zei ik.

‘Misschien help ik je daarom wel,’ zei hij met een sluwe blik in z’n ogen.

‘Hebben jullie geen onderzoek achteraf gedaan?’ ‘Jazeker. We hebben nog maandenlang van tijd tot tijd aan die Libby Glass-geschiedenis gewerkt. De mensen van West Los Angeles ook. We hebben niks gevonden. Geen getuigen. Geen gegevens. Geen vingerafdrukken waaruit bleek dat Nikki Fife daar ooit geweest was. We konden niet eens bewijzen dat Nikki

Libby Glass kénde.’ ‘Denk je dat ik je ga helpen haar alsnog daarop te pakken?’

‘Geen idee,’ zei hij. ‘Misschien wel.’ Of je me gelooft of niet, ik vind je geen slechte speurder. Je bent nog jong, en soms draaf je door, maar in elk geval ben je in wezen eerlijk. Als jij bewijs vindt dat op Nikki wijst, dan denk ik niet datje dat achter zou houden, of wel soms?’ ‘Als ze het gedaan heeft, tenminste.’ ‘Als ze het niet gedaan heeft, heb je niks te vrezen.’ ‘Con, als Nikki Fife iets te verbergen heeft, waarom zou ze dit dan allemaal weer oprakelen? Wat zou ze daarmee opschieten?’

‘Vertel jij mij dat maar.’

‘Hoor es,’ zei ik. ‘Ik geloof niet eens dat ze Laurence heeft vermoord, dus denk maar niet datje mij makkelijk kunt overtuigen dat ze ook nog eens iemand anders om zeep geholpen heeft.’

De telefoon ging een eindje verderop, en Becker stak een vinger op, met een blik naar Con. Hij verdween met een vluchtige glimlach in mijn richting. ‘Veel plezier,’ zei hij.

ïk bladerde het dossier nog eens snel door om na te gaan of ik niets over het hoofd had gezien. Toen sloeg ik het dicht en liet het op het bureau liggen. Hij was toen ik hen beiden voorbijliep in diep gesprek met Becker verwikkeld, en geen van beiden keek naar mij op. De gedachte aan Libby Glass zat me dwars maar intrigeerde me tegelijk. Misschien werd dit toch meer dan nog eens aan een oude koek beginnen, misschien zou ik op meer stuiten dan een acht jaar oud spoor. Tegen de tijd dat ik weer op mijn kantoor kwam, was het al kwart over vier en was ik aan een glas wijn toe. Ik haalde een fles chablis uit mijn ijskastje en liet er de kurketrekker op los. De twee koffiemokken stonden nog op mijn bureau. Ik spoelde ze allebei om en schonk de mijne vol met de wijn, die wrang genoeg was om mij een lichte rilling te bezorgen. Ik liep naar het balkonnetje op de bovenverdieping en zag neer op State Street. Deze straat loopt dwars door het centrum van Santa

Teresa, en maakt dan uiteindelijk een wijde bocht naar links, waarna hij een andere naam krijgt. Zelfs hier had je Spaanse tegels en gepleisterde boogjes en de alomtegenwoordige bougainvillea. Santa Teresa is de enige stad die ik ken waar men de hoofdstraat smaller heeft gemaakt en er bomen heeft geplant in plaats van die te kappen, en waar men uitgekiende telefooncelletjes heeft gebouwd die eruit zien als biechthokjes. Ik ging in de vensterbank zitten en nam een slokje van mijn wijn. Ik kon de oceaan ruiken en terwijl ik mijn gedachten de vrije loop liet, keek ik uit over de voetgangers naar beneden. Ik wist al dat ik voor Nikki ging werken, maar ik wilde deze paar ogenblikken aan mezelf besteden voor ik mijn aandacht bepaalde bij de taak die voor mij lag.

Om vijf uur ging ik naar huis, nadat ik eerst mijn telefonische boodschappendienst had gebeld.

Van alle woningen die ik in Santa Teresa heb gehad is mijn huidige stulpje het beste. Het bevindt zich in een pretentieloos straatje dat parallel loopt aan de brede boulevard die langs het strand loopt. De meeste huizen in die buurt zijn eigendom van gepensioneerde lieden die zich de tijd nog kunnen herinneren datje hier alleen nog maar citrusgaarden en strandhotels had. Mijn huisbaas, Henry Pitts, is een voormalige bakker die nu, als man van eenentachtig, in zijn levensonderhoud voorziet door het verzinnen van afgrijselijk moeilijke kruiswoordpuzzels, die hij liefst op mij uitprobeert. Hij is meestal ook bezig met het maken van enorme hoeveelheden brood, dat hij te rijzen zet in een oude Shaker-wieg op de veranda vlak buiten mijn kamer. Henry krijgt in ruil voor zijn brood en gebak bij een restaurant in de buurt te eten, en de laatste tijd is hij ook een expert in het winkelen met waardebonnen. Op dagen dat het meezit, zo beweert hij, kan hij voor $6,98 boodschappen ter waarde van $50,- inslaan. Op de een of andere manier komt daarbij ook altijd de aanschaf van panty’s te pas, die hij dan aan mij geeft. Ik ben half verliefd op Henry Pitts. Mijn kamer zelf is vijf bij vijf meter, en dient als woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer, bergruimte en washok. Oorspronkelijk was het Henry’s garage en ik kan tot mijn grote tevredenheid melden dat er geen pleisterwerk, rode Spaanse tegels, of wat voor klimplanten ook te bekennen zijn. Het vertrek is opgetrokken uit aluminium en ander volslagen kunstmatig materiaal dat tegen alle weer bestendig is en nooit geschilderd hoeft te worden. De architectuur heeft geen enkel karakter. Vanuit dit knusse nestje, waar ik mij de meeste dagen na mijn werk terugtrek, belde ik Nikki en vroeg haar of ze iets met mij wilde gaan drinken.