>Hoofdstuk 5
De hoorzitting duurde nog anderhalve dag. Proof vond een bondgenoot in een bij de uitwisseling vrijgelaten krijgsgevangene. In een boeiende toespraak verhaalde hij dat hij en de andere gevangenen de hoop en het vertrouwen in hun vaderland nooit hadden opgegeven. Zelfs als ze werden onderworpen aan de smerigste vernederingen, vertelde hij zijn aandachtige gehoor, hadden hij en zijn medegevangenen nooit gedacht te worden afgeschreven en vergeten.
Keely en de andere PROOF-gedelegeerden vierden de overwinning, maar hun vreugde was van korte duur. Een vertegenwoordiger van Financiën kwam verklaren hoeveel geld het de belastingbetalers kostte om de soldij te betalen van mannen die vermist en mogelijk allang dood waren. Afgevaardigde Walsh en een paar anderen knikten wijs tijdens het luisteren naar het financiële verslag. Keely hoopte dat Walsh' buik plotseling zou gaan steken in verhouding tot de maat ervan.
Tijdens het uren opgesloten zitten in het vertrek vermeed ze handig iedere ontmoeting met Dax. Ook hij had kennelijk geconcludeerd dat contact met haar nadelig zou zijn. Hij maakte niet eens een gebaar.
Ze leken vreemden, zich niet van elkaar bewust, maar onder het oppervlak was het besef een smorende realiteit. Keely voelde vaak Dax' ogen op zich gericht. Bij de herinnering aan het vroege telefoontje bloosde ze tot in haar haarwortels, of ze hem nu aankeek of niet. En naar hem kijken was een dwangmatige handeling die ze niet vaak genoeg weerstond.
Zijn gebaren werden vertederend bekend. Zijn smaakvolle dassen bleven zelden langer dan een uur geknoopt. Ongeduldige, rusteloze vingers trokken de knoop dan los. Het bovenste knoopje van zijn overhemd werd ook losgemaakt. De sterke gebruinde hals zette dan uit voor een onbelemmerde zucht. Hij leunde achterover, met zijn ellebogen op de gecapitonneerde leren leuningen van zijn stoel. Zijn kin rustte op zijn duim. Drie vingers bedekten zijn bovenlip en mond, zijn wijsvinger wees zonder mankeren naar het vage litteken vlak onder zijn oog.
Hij luisterde aandachtig, keek geboeid, maakte snelle aantekeningen.
Hij keek naar Keely.
Éénmaal was zijn blik zo dwingend dat ze moedig, hoewel onverstandig, terugkeek. Haar hart sloeg een slag over, haar ademhaling werd onregelmatig. Haar handen werden klam en in haar maag fladderden een miljoen vleugeltjes. Zijn ogen lieten weten dat hij zijn gedachten evenmin bij de spreker had als zij.
De vinger langs zijn wang ging even omhoog in een zwijgende groet. Het was een zo subtiele beweging dat alleen degene voor wie hij was bedoeld het kon zien. Keely antwoordde met een kort neerslaan van haar oogleden. De boodschap was meer dan een korte groet: ik wil met je praten, ik wilde wel dat we op dit moment niet hier waren, bezig met wat we doen. Ik wil... zoveel onmogelijkheden.
Op de derde dag, toen afgevaardigde Parker de zitting verdaagde voor de lunch, stelde hij voor de middag en de volgende dag vrij te nemen om uit te rusten.
'We hebben drie volle dagen gediscussieerd en ik denk dat we allemaal tijd nodig hebben om te verteren wat we inmiddels hebben gehoord, onze mening te bepalen, zelf wat onderzoek te doen en, om het zo maar eens te zeggen, de spinnewebben op te ruimen vóór de laatste discussie.' De motie werd met algemene stemmen aangenomen. Hij gaf een klap met de hamer en de hoorzitting werd verdaagd.
'Gelukkig,' reageerde Betty dankbaar. 'Ik heb een dag nodig voor mijn naar en nagels. Mijn geld raakt ook op en ik moet dus een bank zien te vinden. Hoe zit het met jou, Keely? Heb je zin vanmiddag te gaan winkelen?'
Keely schudde glimlachend haar hoofd. 'Ik denk van niet, Betty, maar een paar van de anderen willen vast wel met je mee. Als je het niet erg vindt, haak ik af. Ik denk dat ik me maar in mijn kamer opsluit met een goed boek of voor een dutje.'
Betty klopte haar lachend op de arm. 'Ga dan maar gauw. Spreken we af voor het diner?'
Keely dacht even na. 'Tuurlijk, bel maar zodra je terug bent.'
Betty draaide zich om en liep weg, maar niet voordat ze bezorgd langs Keely heen had gekeken. Voor Keely zich kon afvragen waarom, voelde ze een tikje op haar schouder. Dax stond daar; hij glimlachte te breed, te vrolijk, te openlijk om intimiteit te suggereren. 'Mrs. Williams,' zei hij snel, 'sinds de lunch van laatst heb ik niet meer de kans gehad met u te praten. Hopelijk is de zitting niet te vermoeiend voor u?'
'Absoluut niet. Ik had min of meer verwacht dat het langzaam zou gaan, en volgens mij is het in ons voordeel als alle aspecten zorgvuldig worden overwogen.'
Hij knikte geconcentreerd, alsof ze een belangrijk standpunt vertolkte. Hij kwam dichterbij, sloeg zijn armen over elkaar en bekeek de neuzen van zijn gepoetste schoenen. Zijn stem was zo zacht, dat ze hem amper kon horen. 'Hoe is het nu eigenlijk met je?'
'Prima.'
'Ik moet vanavond naar een cocktailparty op de Franse ambassade. Als ik dat wilde, mocht ik iemand meebrengen. Je denkt zeker niet...'
De uitnodiging bleef in de lucht hangen, maar de rest vulde ze zelf wel aan. 'Nee, Dax,' fluisterde ze. 'Je weet dat het niet verstandig zou zijn.'
Zijn grimmige gezicht paste precies bij het onderwerp waarover ze hadden moeten praten, de vermisten. 'Ja, weet ik,' mompelde hij. 'Laten we maar hopen dat iedereen er het zijne uithaalt, Mrs. Williams,' vervolgde hij luider, met een handdruk. Hun ogen haakten in elkaar; even viel de rest van de wereld weg. Niet lang echter.
'Mr. Devereaux,' zei Al Van Dorf achter hem, 'mag ik van u commentaar op de bewapeningsbeperking die vanmiddag ter sprake kwam?'
'Natuurlijk, Al. Een prettige vrije dag, Mrs. Williams,' zei Dax beleefd.
'Dank u. Mr. Van Dorf.' Ze knikte ten afscheid en liet de twee mannen staan. Met loden benen liep ze de zaal uit. Het duurde even voordat ze een taxi kon aanhouden op Pennsylvania Avenue. Erg vond ze het niet. Ze wenste nu wel dat ze met Betty was gaan winkelen. De middag lag als een vlakte voor haar te liggen. Alles was beter dan somber in een eenzame hotelkamer te gaan zitten piekeren en te verlangen naar wat nooit zou zijn.
Na afloop herinnerde ze zich weinig van die middag. Ze ging naar haar kamer en viel onmiddellijk in slaap. Ze werd pas wakker toen Betty een paar uur later aanklopte. Vanwege het weer besloten ze in het hotel te blijven eten.
Na de maaltijd, aangekomen bij de lift, zei Betty: 'Ik heb vandaag een nieuwe combinatie gekocht. Ga je even mee? Dan laat ik het je zien. En er is vanavond een oude film op de televisie met Robert Taylor en Barbara Stanwyck. Die ken je natuurlijk niet meer.'
Keely lachte. 'Reken maar van wel. Heb je geen bezwaar tegen gezelschap?' Ze haatte de gedachte naar haar kamer terug te gaan. Na haar dutje van die middag zou ze nog in geen uren slaap krijgen.
'Ik zou het enig vinden. Laten we ons eens misdragen en een fles wijn bestellen,' zei Betty met een puberachtig soort enthousiasme.
Een paar uur later verkeerde Keely in een opperbeste stemming, na een paar glazen wijn te veel en de sentimentele, romantische zwartwit-film. Zij en Betty hadden gegiecheld als schoolmeisjes en gehuild om het prille liefdesverhaal. Ze liet een geeuwende Betty achter en zocht zich wat onvast een weg door de verlaten gang.
De liftdeuren gingen open. Keely ontnuchterde op slag toen ze Dax tegen de achterwand ontwaarde. Zijn sombere, wat ineengezakte houding maakte plaats voor gespannen aandacht, alsof een sergeant die niet tegen luiheid kon een bevel had geblaft. Hij ging rechtop staan en liet de overjas vallen die hij aan één vinger over zijn schouder had gedrapeerd. Op zijn gezicht brak een brede lach door. 'Ga je naar boven?'
'Nee, naar beneden.'
'Ga dan mee.' Bij het zien van haar aarzeling en haar gespannen blik achterom zei hij: 'Niemand kan het ons kwalijk nemen dat we elkaar toevallig in de lift tegenkomen als we in hetzelfde hotel logeren. Trouwens, wat kan er nu in een lift gebeuren?' Hij bedoelde het plagend. Onwillekeurig maar veelzeggend gingen Keely's ogen naar het weelderige tapijt op de vloer van de lift. 'Vergeet maar dat ik dat zei,' mompelde hij. 'Stap in.'
Ze deed een stap naar voren; de liftdeuren gleden achter hen dicht, sloten hen in, scheidden hen van de rest van de wereld, creëerden hun eigen universum.
Ze schraapte verlegen haar keel. 'Hoe was de cocktailparty?'
'Druk, luidruchtig en rokerig.'
'Klinkt leuk.'
Wat had dat feest hem kunnen schelen? Hij kon het zich amper meer herinneren, ook al was hij er pas een paar minuten geleden weggegaan. Hij had er zich niet thuis gevoeld. Hij had van de hapjes gegeten, had zich afgevraagd waarvan Keely hield, had het liefst met haar een broodje pindakaas en een zak popcorn gedeeld voor de haard, op een strand, in een bed...
Waarschijnlijk had hij iets te veel gedronken van de overvloedig geschonken likeur. Hij had zich afgevraagd of zij soms van koele witte wijn hield. Luisterend naar de schrille stem van de weelderige, met te veel juwelen behangen vrouw van een buitenlands diplomaat, had hij Keely's lippen voor zich gezien, waarop gemorste wijn glinsterde. Hij had zich ingebeeld met zijn tong een gouden druppel van haar zachte lippen te likken.
De andere mannen op het feest hadden een oogje gewaagd aan de secretaresse van een senator, wier beroemde postuur begluurd en bewonderd werd door iedere man in Washington. Vanavond was haar royale figuur gehuld geweest in een strakke rode japon. Haar opvallende borsten en brede heupen hadden uitnodigend gedeind. Nog maar een week geleden zou Dax een even adrem en fantasierijk commentaar hebben geleverd op de anatomie van de vrouw als ieder ander. Vanavond had ze hem obsceen en dom toegeschenen. Zijn gedachten hadden zich geconcentreerd op een veel smaller figuurtje, zacht, vrouwelijk, met de juiste rondingen en toch compact; een figuurtje om te liefkozen en toch... ook niet.
'Je bent er,' zei ze zacht. De lift was bij de bovenste verdieping aangekomen en de deuren gleden open. Aan de andere kant van de hal lag zijn suite, leeg en koud. De enige bron van warmte waarbij hij vannacht troost zou vinden, stond naast hem in de lift en keek hem peinzend aan.
'Waar was je zonet?' vroeg hij.
'Bij Betty. We hebben naar een oude film gekeken en een fles wijn soldaat gemaakt.'
'Rode of witte?'
Ze sloot haar ogen alsof ze het nog proefde. 'Gouden,' fluisterde ze. Haar ogen vlogen wijd open bij het horen van een kreunend geluid, dat het hokje vulde als het gebrul van een gedwarsboomde tijger. Zijn vinger drukte op de knop voor de zevende verdieping, waarachter een lichtje ging branden bij het dichtgaan van de deur. 'Wacht...'
'Ik ga mee naar jouw verdieping,' zei Dax bij wijze van uitleg.
'Dat moet je niet doen.'
'Daar hoef je mij niet aan te herinneren.'
Ze wendde haar ogen af, gekwetst door zijn scherpe opmerking.
'Het spijt me,' zei hij berouwvol. 'Ik ben niet boos op jou. Alleen op -'
'Dat weet ik,' onderbrak ze hem snel. Hoe minder er werd gezegd, hoe beter.
De lift stopte op haar verdieping en de deuren gleden open, maar voor ze eruit kon stappen, drukte hij op een andere knop. Ze zag niet welke en vond het ook niet belangrijk. De deuren gingen weer dicht. 'Dax...'
'Ik pik je morgen op voor het hotel. Tien uur. Trek iets gemakkelijks aan.'
'Ik kan niet,' protesteerde ze hoofdschuddend.
'Niet iets gemakkelijks aantrekken?' plaagde hij. Voor het eerst zag ze de overbekende glimlach, waardoor het kuiltje in zijn wang dieper werd en zijn donkere ogen oplichten tot chocoladebruin.
Ze schonk hem een vernietigende blik. 'Ik kan niet met je afspreken.'
'Natuurlijk wel.'
De lift stopte, de deuren gleden open. Keely en Dax zagen tot hun verbazing een paar van middelbare leeftijd in de gang staan. Ze waren bijna vergeten dat ze niet de enige mensen op aarde waren. 'Goedenavond,' zei Dax joviaal. 'Waarheen?'
'Drie,' antwoordde de man.
Dax drukte voor de man op het knopje en leunde daarna nonchalant tegen de wand, alsof hij zich slechts toevallig in de lift bevond. 'Komt u van buiten de stad?' vroeg hij.
'New Mexico, Las Cruces,' antwoordde de man. De vrouw keek naar Dax' op de vloer gevallen jas en sloeg wantrouwige, bijziende ogen op naar Keely, die wat bibberig glimlachte. De vrouw greep de arm van haar man, alsof ze bescherming zocht tegen de immorele stadstypes.
'Ah, in Las Cruces staat een prima universiteit,' zei Dax.
'New Mexico State University,' vertelde de man trots.
'Inderdaad.' Dax knipte met zijn vingers. Keely kon hem wel wurgen. Hij genoot.
De lift stopte op de derde verdieping; de man duwde zijn afkeurende vrouw naar buiten.
'Nog een prettig verblijf,' zei Dax met een glimlach die niet zou hebben misstaan op een brochure van de Internationale Kamer van Koophandel. De deuren gingen veer dicht. 'Zoals ik al zei...'
'Nee, ik zei dat ik nergens met je naar toe kan gaan, Dax.'
'We hebben een dag vrij en maken er een uitje van. We hebben al veel te lang in die bedompte ruimte opgesloten gezeten. Het begint me op de zenuwen te werken. En als ik het zeggen mag, jij ziet er ook een beetje pips uit.'
Het tegendeel was waar. Haar wangen bloosden van verlegenheid en van de wijn. Haar ogen waren groot en glanzend als gevolg van haar ononderbroken slaap van die middag en de tranen om de film. Haar haren zaten vertederend in de war. Nooit had ze er mooier en verleidelijker uitgezien.
Zijn ogen richtten zich op haar lippen, die vaneen gingen met de bedoeling tegen te spreken. De argumenten stierven weg. Zelfs zonder lippenstift glansden haar lippen zacht bedauwd. Het liefst had hij ervan geproefd.
'Waarom kunnen twee vrienden niet een paar uur met elkaar optrekken?' Ze waren geen vrienden en zouden het nooit worden ook. Dat wisten ze allebei. De woorden namen tijd en ruimte in beslag die nodig was om hem ervan te weerhouden haar tegen zich aan te trekken en die heerlijke mond te kussen.
Ze zeiden niets meer, keken elkaar slechts aan in een zwijgen dat meer zei dan welke volzin ook. Dit keer, toen de deur openging op haar verdieping, liet hij haar gaan.
'Tien uur morgenochtend.'
'Iemand... zou ons kunnen zien. Van Dorf...' Haar bezwaren hadden geen betekenis. Ze wisten allebei dat ze zou meegaan.
'Niemand merkt het. Ik heb de auto van een vriend geleend. Het is een zilvergrijze Datsun. Ik rijd om het blok heen tot je de deur uitkomt. Kijk niet schuldig of heimelijk. Doe gewoon het portier open en stap in.'
'Dax...'
'Welterusten.' Met zijn wijsvinger duwde hij haar zacht de drempel van de lift over. Dat deed hij niet om haar te lozen, maar om de verleiding uit zijn buurt te krijgen. Even later gleden de deuren dicht.
Lange tijd stond Keely naar de lift te staren, zonder echter iets te zien. Verdwaasd draaide ze zich ten slotte om. Nu al liep ze te piekeren wat ze de volgende dag zou aantrekken.
De uiteindelijke keuze viel op een grijs flanellen broek, een zwarte trui met rolkraag en een visgraat blazer. Zwarte suède laarzen zouden haar voeten warm houden, want het was koud en regenachtig weer. Uit niets bleek dat het bijna lente was. Ze had er geen idee van waar Dax heen zou gaan, dus wilde ze op alles voorbereid zijn. Om vijf minuten voor tien pakte ze haar jas en verliet ze haar kamer.
Haar hart bonsde schuldig en gespannen bij het oversteken van de lobby. Hopelijk was haar houding nonchalant genoeg. Bij de brede deuren beland, zag ze een lage, lange zilverkleurige Datsun tot stilstand komen bij de trottoirband. Ze duwde de deur open en liep door. Ze boog haar hoofd om vast te stellen dat het Dax was die achter het stuur van de auto zat en opende het portier. Beiden lachten toen ze zich in de diepe leren stoel liet vallen en hij optrok.
'Goedemorgen,' zei hij, gebruik makend van een rood verkeerslicht om haar aan te kijken.
'Goedemorgen.'
'Je bent precies op tijd.'
'Punctualiteit is een van mijn deugden. Hoeveel rondjes heb je gereden?'
'Drie. Ongeduld is een van mijn ondeugden.' Ze lachten nogmaals, om het pure genoegen bij elkaar te zijn. Hij vond het vervelend dat het licht op groen sprong en hij weer aandacht moest besteden aan het rijden.
'Waar gaan we heen?' vroeg Keely, al kon het haar niets schelen.
'Mount Vernon.'
'Mount Vernon?' Door de getinte portierramen keek ze naar de motregen en de laaghangende, dreigende wolken. 'Vandaag? Wie gaat er nu op zo'n dag naar Mount Vernon?'
Pas bij het volgende verkeerslicht gaf hij antwoord. Hij draaide zich naar haar om en tikte even op haar neus. Niemand, daarom gaan wij juist.'
Ze erkende zijn inzicht met een knikje. 'Je staat niet voor niets kandidaat voor de senaat, Mr. Devereaux. Je bent zonder meer briljant.'
'Soms ben ik angstaanjagend pienter,' pochte hij. Als draf kreeg hij een elleboog in zijn ribben.
Ze durfde hem niet te storen tijdens de tocht langs Constitutions Avenue naar het Lincoln Memorial. In plaats daarvan legde ze haar opgevouwen jas achter de kuipstoel, zette ze haar schoudertas onder haar benen en zocht ze op de autoradio een programma dat ze allebei leuk vonden.
Ze staken de Potomac River over via Arlington Memorial Bridge en namen de Memorial Highway langs de rivier naar de koloniale behuizing van George Washington. De bossen langs de weg herinnerden stakerig aan de winter.
'Over een paar weken, als de rode kornoelje bloeit, is het hier prachtig,' zei Keely peinzend.
'Ja, ik vind het heerlijk als thuis alles bloeit. We hebben aan vier zijden van het huis azalea's staan en als die bloeien, is het een prachtig gezicht. We hebben een man in dienst die enkel en alleen verantwoordelijk is voor de struiken.'
'We?'
'Dat klopt niet helemaal. Ik beschouw het hoofdgebouw nog steeds als het huis van mijn ouders. Een paar jaar geleden zijn ze naar een kleiner huis aan de andere kant van ons terrein verhuisd, met het excuus dat mijn vader dan geen trappen meer zou hoeven te lopen. Volgens mij was het de bedoeling dat ik me in mijn eentje eenzaam zou gaan voelen in dat grote huis en eens zou gaan denken aan een vrouw en kinderen.'
'Waarom heb je dat niet gedaan?'
'Ik heb niemand leren kennen die belangrijk genoeg voor me was om mijn leven mee te delen.' Zijn ogen verlieten de weg en overbrugden de korte afstand in de auto. 'Als ik haar vind, zal ik mijn uiterste best doen om te zorgen dat ze bij me komt wonen in dat huis.'
Haar keel was even verkrampt als de vuisten in haar schoot. Ze wendde zich af van de dwingende kracht van zijn ogen. 'Hoe ziet het eruit? Je huis? Is het nog van vóór de oorlog?'
Hij keek weer naar de weg. 'Nee. De Devereaux' hadden een voorvaderlijk huis, maar dat is tijdens de oorlog met de grond gelijk gemaakt door het leger van de Unie. Dit is pas gebouwd in 1912. Ik houd ervan, maar ik wil je er niet al te veel over vertellen. Ik wil graag dat je het zelf eens komt bekijken.'
'Staat het in Baton Rouge?'
'Dertig kilometer verderop.'
'Hoeveel grond ligt eromheen?'
Hij haalde verlegen zijn schouders op. 'Genoeg voor een winstgevende boerderij en het fokken van paarden.'
'Omzeil je mijn vragen? Je geeft me geen antwoord, Mr. Devereaux. Dat talent heb je ongetwijfeld ontwikkeld bij het beantwoorden van vragen van de pers.'
Hij lachte. 'Betrapt.'
Ze drong niet aan en uit eigen beweging zei hij er niets meer over. Kennelijk geneerde hij zich voor de rijkdom van zijn familie. Er was in veel kranteartikelen weinig vleiend commentaar op geleverd.
De rest van de tocht werd afgelegd in kameraadschappelijk zwijgen. Hij parkeerde de auto op het parkeerterrein, waar gewoonlijk dozijnen touringcars stonden. Vandaag bleek maar één hen voor te zijn geweest.
'Zie je wel? Wat zei ik je?' vroeg Dax. 'We hebben het terrein ongeveer voor ons alleen. Ik betwijfel of George en Martha het ooit zo rustig hebben gehad.' Hij streek even langs haar kin voordat hij zijn jas van de achterbank pakte en uitstapte.
Hij opende haar portier en hield haar jas op, zodat ze haar armen in de mouwen kon steken. Zijn handen rustten even licht op haar schouders toen hij haar bij de elleboog nam en meenam naar het hek.
De vrouw in koloniaal kostuum achter het traliehek zei: 'U hebt geen mooie dag uitgezocht voor uw bezoek aan ons, maar ik hoop dat u de regen wilt trotseren en ook alle andere gebouwen gaat bekijken. Ongeveer iedere twintig minuten begint er een rondleiding. Behalve in de zomer, wanneer het druk is, houden we ons niet aan zo'n strak schema. Er staat nu een groep te wachten om het huis te bezichtigen. U kunt zich bij hen voegen. De gids komt zo.'
'Dank u.' Dax toonde zijn beroemde glimlach. 'Ik had ook liever een zonnige dag gehad, maar dit was de enige dag waarop mijn zusje kon komen.'
Keely keek hem stomverbaasd aan. Haar mond viel zelfs open. Dax liep met zwierige pas door. 'Ben je gek?' vroeg Keely half binnensmonds.
Dax keek haar niet aan. Hij was bezig een opvouwbare paraplu uit zijn diepe jaszak te halen. Hij drukte op een knopje en het ding vouwde zich met een luide plop open. 'Denk je werkelijk dat de mensen zullen geloven dat ik jouw zusje ben?' Ze bleef staan op het gravelpad naar het huis.
Hij keek op haar neer vanonder de paraplu die hij boven hun hoofden hield als bescherming tegen de motregen. Objectief bestudeerde hij haar. 'Nee, waarschijnlijk niet. We kunnen beter even oefenen. Hier, hou eens vast.' Hij duwde haar de paraplu in de hand.
'Zusje!' riep hij, haar bij de schouders grijpend. 'Wat ben je opgegroeid tot een mooie vrouw.' Hij boog zijn hoofd en zoende haar dat het klapte. 'Laat me eens naar je kijken.'
Geschokt door zijn komedie bleef Keely dociel staan, terwijl hij haar jas brutaal opensloeg en de revers van haar jasje wegschoof om zijn ogen waarderend over haar sweater te kunnen laten glijden. 'Wie had kunnen denken, toen je één en al armen en benen was en zo plat als een dubbeltje, dat je zo,gewelfd zou worden!'
Keely opende perplex haar mond, maar kreeg niet de kans hem iets te verwijten, want hij praatte haastig verder.
'Iedere kleur staat je fantastisch, weet je dat wel?' Zijn plagerij kreeg een diepere betekenis, haar wang werd gestreeld door zachte vingertoppen. 'Je ziet er fantastisch uit in het zwart. Ik vond je ook mooi in die kleur groen die je droeg in het vliegtuig.' Zijn stem werd hees. 'En in gele badstof ben je verrukkelijk. Is er ook een kleur in de regenboog die je ogen dof maakt of je huid vaal, of waarin je haar niet tot leven komt?'
Zijn duim volgde hypnotiserend de ronding van haar wang. Ze zag zichzelf weerspiegeld in de donkere diepten van zijn ogen en schrok van de trieste uitdrukking op zijn gezicht. Hij zou niet zo dichtbij moeten komen, maar ze wilde dit moment niet bederven door daar een opmerking over te maken.
Zijn vingers zouden niet haar lippen moeten aanraken. Het was een veel te intiem gebaar, dat de broer-zusje komedie bedierf. Maar ook al had haar verstand bezwaar, haar lippen gehoorzaamden aan de druk en gingen vaneen.
Hij had zijn hoofd al naar haar toe gebogen op het moment dat een groep van vier mensen haastig het pad af kwam lopen. Dax deed abrupt een stap terug. 'Kom mee, zusje,' mompelde hij. Hij nam de paraplu weer over en leidde haar naar het groepje toeristen dat stond te wachten aan de voet van de helling waarop het statige huis prijkte.
Na even wachten kwam een gids het pad af, die de kletsnatte maar vrolijke groep de heuvel op leidde naar het huis. Het relaas van de gids was uit het hoofd geleerd; gelukkig maakte ze er echter een kleurrijk verhaal van. Keely en Dax luisterden, net als de rest van de groep. Ze beklommen de trappen, keken in met touwen afgezette kamers, namen in zich op wat moest worden opgenomen en zouden er zich later geen steek meer van herinneren.
Na de officiële rondleiding werd hun nogmaals verzocht de andere gebouwen en het terrein te gaan bekijken. De meeste bezoekers slenterden weg in de richting van de tuigkamer en de keuken. Keely en Dax liepen naar het gebouwtje waarin de persoonljke bezittingen van de Washingtons waren ondergebracht.
'Heb jij er wel eens bij stilgestaan,' vroeg Keely, 'dat, als je ooit president wordt, de mensen tweehonderd jaar later door je huis sjouwen en naar je scheermes kijken?'
'Ik gebruik een wegwerpscheermes, maar help me herinneren dat ik altijd mijn kunstgebit schoonhoud.' Ze lachten, en hij sloeg spontaan zijn arm om haar heen.
Ze liepen naar de tombe waar de Washingtons waren begraven. Dax zei zacht: 'Ken jij het verhaal dat Washington verliefd was op de vrouw van een ander?'
'Was dat zo?' vroeg Keely onvast.
'Ja, dat zegt men.'
'Wat tragisch.'
'Misschien niet. Misschien was zijn liefde voor die vrouw heel bijzonder.'
'Misschien, ja.' Waarom zou ze nu het liefst een deuntje willen huilen?
'Het doet in ieder geval niets af aan wat hij voor zijn land deed. Ik zie niet in wat het er nu nog toe doet.'
'Nu niet, nee,' zei Keely zacht. 'Maar indertijd, toen het gebeurde, kan het van groot belang zijn geweest voor degenen die ermee te maken hadden.'
Zijn zucht beroerde haar haar, dat op de een of andere manier tegen zijn magere wang lag. 'Je zult wel gelijk hebben.'
Ze verlieten de tombe en liepen terug in de richting van het hoofdgebouw. Om de gedrukte stemming te doen opklaren, stelde Dax voor iets te gaan eten voor ze teruggingen. 'Ik heb begrepen dat het restaurant hier er wel mee door kan, en we hoeven nu zeker niet te reserveren.' Hij hield de deur open die toegang gaf tot een vrijwel verlaten eetzaal.
Tafels en stoelen van esdoornhout stonden in keurige rijen op de hardhouten vloer. Alle ramen werden geflankeerd door witte gesteven gordijnen. Koperen kandelaars met hoge glazen kappen stonden op iedere tafel en wierpen een zachte gloed op het behang.
Slechts drie van de tafels waren bezet. Er brandden vuren in diverse haarden; Dax bracht Keely naar een tafeltje vlak bij één ervan, dicht bij een raam met uitzicht op het keurig verzorgde terrein. En dienstertje in koloniaal kostuum kwam haastig aanlopen om hun bestelling voor mosselen op te nemen. Nadat ze die alle eer hadden aangedaan, wenkte Dax het dienstertje opnieuw.
'We willen graag nog een dessert. Wat hebt u allemaal?'
'Onze specialiteit is zelfgemaakte vlaai: kersen, appel of walnoten, alles uit eigen huis.'
'Fantastisch, twee stukken kersenvlaai graag.'
'Nee, ik wil walnoot,' zei Keely snel.
Dax zat er komisch, als door de bliksem getroffen bij. 'Je kunt niet naar het huis van George Washington komen en geen kersenvlaai eten. Dat is anti-Amerikaans.'
Ze lachte, maar zei tegen de dienster: 'Walnoten, alstublieft.'
'Goed,' gaf Dax met tegenzin toe. 'En we willen er allebei een schep vanille-ijs op.'
'Nee, ik wil op de mijne slagroom.'
Hij draaide zich om en keek haar strak aan. 'Wie bestelt er hier, jij of ik?'
Ze lachte samen met het dienstertje om zijn quasi dreigende frons. 'Je hebt me niet gevraagd wat ik wilde, en ik wil slagroom.'
Dax schudde gefrustreerd zijn hoofd en vroeg overdreven hoffelijk: 'Koffie?'
'Thee,' antwoordde ze zedig.
Het dienstertje, haar pen boven de blocnote, schudde nu van het lachen. 'Room?' vroeg ze.
'Nee.'
'Ja,' antwoordde Keely op hetzelfde moment.
Dax keek naar het dienstertje op en fluisterde overdreven luid: 'Ze denkt dat ze een geëmancipeerde vrouw is.'
Het dienstertje bukte zich en zei: 'Ik mag dat wel, een huwelijk waarin beide partners als individuen worden beschouwd.' Met zwierig deinende rok liep ze weg.
Keely keek neer op haar linkerhand op tafel. De vergissing was gemakkelijk genoeg te verklaren. Ze droeg een gladde gouden ring aan haar ringvinger. Vanuit een ooghoekje zag ze Dax' hand naderbij komen en over de hare schuiven.
'Ze denkt dat je met mij getrouwd bent,' zei hij zacht. 'Zolang ze dat denkt en ze ons niet herkent, mag ik best je hand vasthouden.' Zijn lange vingers vlochten zich door de hare en drukten ze stevig.
'Ik neem aan van wel,' zei Keely, die de druk beantwoordde.
Ze keken naar het vuur, dat vrolijk vlamde en sputterde. Ze keken naar de regen die monotoon omlaag kwam en riviertjes vormde op de ruiten. Het verzachtte de omgeving, de scherpe hoeken van de wereld, deed het harde licht van de realiteit vervagen en maakte het hun gemakkelijk te doen of alles anders was. Omdat ze er niets aan konden doen, keken ze elkaar recht aan.
De sfeer van het restaurant omgaf hen als een cocon. Het gerammel van borden en bestek in de keuken overstemde de zwijgende boodschappen over en weer niet. Het komen en gaan van andere gasten en dienstertjes leidde niet af.
'Ik zie net pas dat je gaatjes in je oren hebt,' merkte Dax op. 'Deed het pijn?'
'En hoe!'
Hij grinnikte breed, maar lachte niet echt. 'Je zou nooit een goed politicus worden. Miss Preston, daarvoor ben je veel te rechtdoorzee.'
Miss Preston, niet Mrs. Williams. Hier, bij hem, was ze Miss Preston. 'Hoe kom je aan het litteken onder je oog?'
'Vind je het erg lelijk? Ik kan er mee naar een plastisch chirurg gaan.'
'Heb het lef eens. Het is...' Ze wilde net zeggen mooi, maar hield zich in uit angst dat hij aanstoot zou nemen aan een zo vrouwelijke betiteling. Zijn donkere wenkbrauwen gingen omhoog in een zwijgende vraag. 'Het geeft je iets zwierigs,' zei ze.
'Ik ben dan ook een echte ijzervreter, een sjofele Devereaux van vroeger had zelfs iets te maken met de Laffites.'
Ze keek door haar wimpers en hief haar hoofd. 'Ja, ik zie je best voor me als piraat.'
'Misschien moet ik gaatjes in mijn oren nemen, of liever gezegd, eentje. Dat staat zo veel... zwieriger.'
Ze lachten; het dienstertje arriveerde met het blad en zette het tussen hen in.
'Wil je verder nog iets?' vroeg Dax nadat ze alles hadden opgegeten.
'Meen je dat nu? Ik kan amper ademhalen,' zei Keely.
'Zullen we doen wie het eerst bij de auto is om wat van die calorieën te verbranden?'
'Ik mag van geluk spreken als ik kan waggelen,' bekende ze, terwijl hij haar jas voor haar ophield. Ze rekenden af en verlieten spijtig de warmte van het restaurant om naar buiten te gaan, waar het koud was. Spetterend renden ze door de poelen naar de auto. Het regende nu in ernst.
De koude motor startte met enige moeite en Dax trok voorzichtig op.
'Het giet,' merkte Keely na een paar kilometer bezorgd op. De regen kwam nu met bakken uit de hemel. Ondanks de snelle cadans van de ruitewissers werd de weg aan het oog onttrokken door een muur van water.
'Het is gekkenwerk in dit weer te rijden. Ik geloof dat er... Zijn stem stierf weg; hij zocht door de beslagen ramen heen de zijkant van de weg af. 'Daar is het.' Hij remde pompend tot de auto genoeg vaart had geminderd om te kunnen afslaan naar een weinig opvallend zijweggetje.
'Hier blijven we staan tot het ophoudt.'