Hoofdstuk 1

 

 

 

Vlucht 124 van American Airlines van New Orleans naar Washington, D.C., was in moeilijkheden, zo kwam het Keely Preston tenminste voor. Ze hield haar koude, klamme handen stijf gevouwen in haar schoot en keek angstig uit het raam naar de veelvuldige, verblindend blauw-witte bliksemschichten.

In de eerste klasse zaten de passagiers behaaglijker dan in de touristenklasse, maar ja, om die reden vloog Keely dan ook altijd eerste klasse.

'Miss Preston.' Keely schrok op en draaide zich om naar de stewardess die zich bezorgd over de lege stoel bij het gangpad boog en haar vertrouwelijk aansprak. 'Wilt u misschien iets drinken?'

Keely streek een paar lokken van het honingkleurige haar uit haar gezicht en probeerde met stijve lippen te glimlachen. Of het haar lukte, wist ze niet. 'Nee, dank u.'

'Misschien kalmeert het u. Ik heb gemerkt dat u zenuwachtig bent vanwege het onweer. Ik verzeker u dat alles in orde is.'

Keely keek neer op haar ineengeklemde handen en glimlachte met de nodige zelfspot. 'Het spijt me dat het te zien is.' Ze keek nogmaals op en glimlachte nu met iets meer overtuigingskracht. 'Het gaat echt wel.'

De vrouw liet haar professionele glimlach zien en bood aan:'Roept u me maar als u iets nodig hebt. We hebben de storm over een paar minuten achter ons gelaten, en over een uur landen we in Washington.'

'Dank u,' zei Keely, die moeite deed te ontspannen en achterover te leunen in de brede stoel. Het verwoestende onweer sloot ze buiten door haar ogen dicht te doen.

De man aan de andere kant van het gangpad bewonderde haar moed, al voelde hij goed aan dat ze doodsbang was. Eigenlijk bewonderde hij alles van deze vrouw sinds ze een paar minuten na hem aan boord was gekomen. Ze bezat dan ook vele bewonderenswaardige hoedanigheden.

Haar haar bijvoorbeeld. Het was zacht en nonchalant gekapt. Hij hield niet van trendmatige haarstijlen die waren afgekeken van sterren of vrouwelijke atleten. De dame aan de andere kant van het gangpad droeg haar haar zo dat het met iedere hoofdbeweging langs haar schouders zwierde. Het leek goed geborsteld en schoon, en hij vermoedde dat het naar bloemen rook.

Hij zou geen man zijn als haar compacte figuur hem niet was opgevallen toen ze op weg was geweest naar haar stoel, één rij voor de zijne aan de andere kant van het gangpad. Ze droeg een groene, tweedelige jersey combinatie, waarvan het bovenste deel afliep naar een smalle taille en waarvan de rok strak om haar slanke heupen sloot en vandaar gerend uitliep tot even onder de knie.

Ze had verdraaid mooie benen ook. Dat had hij opgemerkt toen ze haar armen strekte om haar jas boven haar plaats op te bergen. Op dat moment had hij ook haar profiel gezien en geconstateerd dat ze een rijpe, maar niet te volle boezem had.

Voor een willekeurige voorbijganger had het geleken of hij opging in de stapel papieren die hij kort na de landing uit zijn aktentas had gepakt. In werkelijkheid had hij bedekte blikken op de vrouw geworpen. Ze had filet mignon voor het diner besteld maar er niet meer dan drie kieskeurige hapjes van genomen, vervolgens één hapje van de groente, geen brood, geen dessert. Ze had een half glas rosé gedronken en naderhand een kopje koffie met weinig room.

Hij had nog een paar officiële dokumenten doorgelezen na het diner en ze vervolgens teruggelegd in zijn aktentas. Hij had de krant doorgebladerd, al was hij over de rand van het blad heen met regelmatige tussenpozen naar de vrouw blijven kijken. Als gevolg daarvan had hij haar gesprek met de stewardess gehoord en gezien. Nu deed hij niet langer of hij las, maar keek hij alleen.

Op dat moment raakte het vliegtuig in een luchtzak en viel het plotseling omlaag. Voor een doorgewinterde passagier was het geen aanleiding om in paniek te raken. De vrouw aan de andere kant van het gangpad schoot echter rechtop en draaide met een ruk haar hoofd. Haar ogen waren groot van angst.

Voor de man had kunnen nadenken, gehoorzamend aan een onbewust bevel waarbij hij niet stilstond, was hij het gangpad over en zat hij naast haar, met haar handen in de zijne.

'Er is niets aan de hand, niets om je zorgen over te maken, alleen wat turbulentie. Raak niet in paniek.' Ze waren in feite de enigen in de eerste klasse geweest die iets hadden gemerkt van het onverwachte hoogteverlies, dat onmiddellijk was gecorrigeerd. De stewardessen waren bezig in het keukentje, waar een onmiskenbaar gerammel van aardewerk te horen was. De andere passagiers, weinig op deze late vlucht, sliepen of hadden het te druk om te merken dat de knappe man zich met een sprong bij de bange vrouw had gevoegd.

De warme, sterke mannenhanden, die zo stevig rond de hare lagen, waren zo goed verzorgd dat Keely er even op neerkeek voordat ze verbaasd haar ogen opsloeg naar het gezicht van de onbekende. Het was vlak bij het hare, maar vreemd genoeg vond ze dat niet onaangenaam.

'Het spijt me,' hoorde ze zichzelf zeggen. Waarvoor verontschuldigde ze zich nu? 'Er is niets aan de hand, echt niet, alleen...' Dat haar keel zo droog was, schokte haar. Waar bleef de melodieuze klank van anders? En waarom was ze aan het stotteren als de idioot waarvoor deze man haar vast en zeker hield? Wie anders gedroeg zich aan boord van een vliegtuig als een uilskuiken dan een hysterische, neurotische vrouw? En waarom had ze niet de neiging haar handen uit de zijne los te trekken?

In plaats van dat te doen, keek ze op in de zwartste ogen, onder de zwartste wenkbrauwen en omgeven door de dikste, zwartste wimpers die ze ooit had gezien. Op zijn jukbeen, vlak onder het linkeroog, zat een litteken van ruim een centimeter. Zijn neus was smal en fraai gevormd. Zijn mond was vol en breed, en de vorm van de lippen kwam gevaarlijk dicht bij de beschrijving 'zinnelijk'. De kaak en de kin waren duidelijk koppig en mannelijk, maar niet streng door het kuiltje in zijn rechterwang, vlak bij de hoek van die intrigerende mond.

'Waar heb je anders vrienden voor?' vroeg hij met die smeltende, vertrouwenwekkende glimlach die zijn handelsmerk geworden was en werd vervloekt door zijn tegenstanders.

Wie houd je nu voor de gek, vroeg hij zich af. Hij voelde zich niet als een vriend. Het weerlicht buiten kon alleen worden vergeleken met wat hem recht tussen de ogen en in het hart had geraakt op het moment dat hij haar voor het eerst recht aankeek.

Groen. Haar ogen waren groen, groot, integer en verdraaid sexy. Haar huid deed denken aan perziken met room. Nee, niet zo licht, eerder aan perziken met honing, een huid die in de zomer goudbruin moest worden en die smaakvol werd benadrukt door de juiste hoeveelheid cosmetica.

De neus was volmaakt. De mond... Wat een mond! De lippen waren zacht en aangezet met glanzend koraalrood.

In haar oren droeg ze kleine ringen, een dun gouden kettinkje sierde haar hals. Aan de handen die hij nog steeds vasthield, droeg ze geen ringen. Dat feit vierde hij in stilte.

Haar lichaam huiverde; één waanzinnig moment lang wilde hij weten hoe het zou zijn haar onder zich te voelen huiveren in ongeremde hartstocht. De gedachte was voor hem opwindend en beschamend tegelijk. Kennelijk zat ze niet verlegen om een dergelijke reactie van een man. De wellust vond uitsluitend zijn oorsprong in zijn gedachten, maar was onloochenbaar aanwezig. Toch was het geen begeerte alleen. Hij voelde de neiging haar te omvatten, niet op een dominerende maar op een beschermende wijze, zijn kracht met haar te delen. Het was een zuiver mannelijke emotie die hij nog nooit bij wat voor vrouw ook had ervaren.

Een deel van zijn gulzige gedachten moest in zijn ogen te zien zijn, want ze probeerde haar handen te bevrijden. Hij liet ze met tegenzin los. 'Ik ben Dax Devereaux,' stelde hij zich voor om de verlegenheid die plotseling tussen hen opdook af te weren.

'Inderdaad.' Ze lachte zachtjes en ietwat nerveus om haar eigen woorden. 'Ik bedoel dat ik u herken. Prettig met u kennis te maken, Mr. Devereaux. Ik ben Keely Preston.'

Hij keek haar met iets geloken ogen aan, zijn hoofd geconcentreerd geheven. 'Keely Preston? Keely Preston, waar heb ik die naam eerder gehoord? Moet ik u kennen?'

Ze glimlachte. 'Alleen als u regelmatig in New Orleans in de auto zit. Ik ben verkeersverslaggever voor KDIX-radio. Tijdens spitsuren zend ik uit vanuit een helicopter.'

Hij sloeg met de open hand tegen zijn voorhoofd. 'Natuurlijk, Keely Preston. Wat een eer een dergelijke beroemdheid te ontmoeten.'

Ze lachte weer en daar genoot hij van. Haar lach klonk laag en muzikaal. Het mooie gezichtje was niet langer gespannen. 'Amper een beroemdheid,' protesteerde ze.

'Natuurlijk wel.' Hij leunde naar voren en fluisterde samenzweerderig: 'Ik ken mensen die het niet in hun hoofd zouden halen naar hun werk te rijden zonder jouw leiding van boven.' Hij hield zijn hoofd iets scheef en liet zijn zwarte wenkbrauwen tot vlak boven zijn donkere ogen zakken. Ze keken haar perplex aan. 'Neem me niet kwalijk dat ik het zeg, Keely, maar als je iedere dag vliegt, waarom...' Hij liet de vraag wegsterven, en zij maakte die voor hem af.

'Waarom was ik dan een paar minuten geleden zo bang?' Ze wendde haar hoofd af en keek uit het raam. Ze waren door het ergste van het onweer heen, al was het weerlicht in de verte nog steeds te zien. 'Het is dom, dat weet ik. Het komt niet door het vliegen. Zoals jij zegt, dat doe ik iedere dag. Ik denk dat het door het onweer kwam.' Het was een tam excuus en klonk ook als zodanig in haar eigen oren. Hoe belachelijk het in Dax Devereaux' oren moest klinken, wilde ze niet weten.

Waarom legde ze het hem niet gewoon uit? Waarom vertelde ze hem niet dat Preston haar beroepsnaam was en dat ze er nog een had? Waarom zei ze niet dat ze soms doodsbang was om te vliegen, dat haar baan in de helicopter deel uitmaakte van een zelfopgelegde therapie om over haar complexen heen te komen?

Ze kon zich er al moeilijk in schikken, laat staan het onder woorden brengen. Uit ervaring wist ze dat mannen - vrijgezelle, aantrekkelijke mannen - zich onbehaaglijk gingen voelen als ze over haar omstandigheden vertelde. Ze wisten dan niet goed hoe ze haar moesten plaatsen. Om zichzelf en Dax Devereaux een dergelijke situatie te besparen, zou ze zich maar houden bij het vage antwoord dat ze al had gegeven. Hij leek er voorlopig tevreden mee.

Om het gesprek van zichzelf af te leiden, vroeg ze: 'Wordt u de volgende senator voor Louisiana?'

Hij grinnikte en dook even op een jongensachtige manier ineen. Ze zag een paar streepjes zilver in zijn dikke, donkere haar. Prachtig haar.

'Niet als mijn tegenstanders er iets in te zeggen krijgen. Wat denk je?' vroeg hij op de man af.

'Ik denk dat je een uitstekende kans maakt,' antwoordde ze naar waarheid en zonder enige reserve. 'Je hebt je sporen in het congres verdiend.'

Dax Devereaux had naam gemaakt in de staat waar zij geboren was. Hij stond bekend als arbeiderspoliticus. Vaak ging hij in spijkerbroek en shirt op pad om te praten met vissers, boeren of fabrieksarbeiders. Zijn critici hekelden die taktiek en verweten hem onoprechtheid en brallerigheid. Zijn medestanders aanbaden hem. Hoe dan ook, hij hield de bevolking op de hoogte van zijn activiteiten. Niemand in zijn kiesdistrict kon zeggen dat hij niet wist wie hij had afgevaardigd.

'Je houd me dus niet voor een opportunist die voortdurend controversen oprakelt om er zelf beter van te worden?' citeerde hij uit een recent kritisch hoofdartikel.

Ze had het gelezen en glimlachte. 'Je zult toch moeten toegeven dat je voordeel hebt van een naam als Devereaux als je je in een staat als Louisiana kandidaat stelt.'

Hij grinnikte. 'Kan ik het helpen dat één van mijn overgrootvaders een illustere Creool was? Ik weet alleen niet of het helpt of juist hindert. Weetje wel hoe barbaars ze zich soms gedroegen? Duels. Het was een warmbloedig, heetgebakerd, snobistisch stelletje. Eén van mijn voorvaderen maakte de familie te schande door te trouwen met een 'Amerikaans' meisje, nadat Jackson de Britten had verslagen. En een zwart schaap in de familie werkte zelfs samen met de Yankees toen het leger van de Unie New Orleans innam tijdens de Burgeroorlog.'

Ze lachte nu smakelijk. 'Goed, goed, je stamt dus af van een familie van halsafsnijders en verraders.' Weifelend nam ze hem op. 'Ik zou zo denken dat je de droom van iedere journalist moet zijn.' voegde ze er openhartig aan toe.

'Oh ja?' Zijn ogen twinkelden om haar verlegenheid.

Ze raakte in de war. 'Wat ik bedoel, is dat je namen allebei beginnen met een D en eindigen met een X. Een handige reclame-adviseur kan daar wonderen mee doen tijdens de campagne. Net als met je jeugd en je... knappe uiterlijk. Je bent een soort John Kennedy type.'

'Aha, maar Mr. Kennedy had Mrs. Kennedy. Ik heb geen aantrekkelijke vrouw om naar voren te schuiven.' Dat wist Keely. Iedereen wist het. Tegenstanders schermutselden vaak met het feit dat hij vrijgezel was. Gezien zijn uiterlijk deed het hem geen goed. Sommigen beschouwden een knappe vrijgezel als een bedreiging of als zonder meer dodelijk wanneer het aankwam op effectieve politiek.

Ze keek neer op haar schoot. Zijn knie was vlak naast de hare, ze voelde de stof van zijn broekspijp tegen haar scheenbeen. Ze trok zich niet terug. In plaats daarvan sloeg ze haar ogen naar hem op, en merkte dat hij haar aandachtig opnam. 'Ik heb zelfs geen gegadigde,' zei hij.

Ze slikte. 'Oh nee?' Het was amper meer dan een hoorbaar uitademen.

'Nee.'

Die glorieuze, sensuele onderstroming die zo werd uitgebuit in films, liedjes en boeken, maar in werkelijkheid nogal pijnlijk was. De onrust in Keely bij het kijken naar Dax liet zich niet onderdrukken. Jarenlang was erkenning van het bestaan ervan geweigerd. Nu het een kans kreeg, bloeide het buiten proportie op, vulde haar hele lichaam, tot haar ademhaling leek stil te staan. Voor ze stikte, kreeg ze echter gratie.

De stewardess bleef naast Dax' stoel staan en zei: 'Ik zie dat u kennis hebt gemaakt. Kan ik u iets brengen, Miss Preston? Mr. Devereaux?'

Dax liet Keely niet met zijn ogen los en vroeg nu zacht: 'Drink een glas cognac met me?'

Ze probeerde iets te zeggen, maar kon het niet en knikte dus slechts. Hij wendde zich om naar de stewardess en zei: 'Twee cognac graag.' Keely gebruikte het moment om zich te herstellen. Ze likte even langs haar lippen, knipperde een paar maal, haalde drie keer diep adem en veegde haar klamme handen af aan haar rok. Zijn been bleef op dezelfde plaats staan, kwam zo mogelijk zelfs nog iets dichterbij. Hoe lang was hij? Ze had niet de tijd gehad het op te merken toen hij plotseling naast haar was opgedoken en haar handen had gegrepen.

'Keely?'

Ze keek naar hem op. Zijn gezicht stond ernstig. 'Als ik me verkiesbaar stel voor de senaat, stem je dan op me?' Ze lachten; meteen trok de spanning op. Toen hun cognac arriveerde, nam ze voorzichtig een slokje. Ze hield er niet van, maar liet hem dat niet blijken.

'Vertel me eens iets over je werk. Het moet interessant en opwindend zijn,' zei hij kameraadschappelijk.

'Dat is meer schijn dan werkelijkheid, maar toch vind ik het leuk.'

'Word je het nooit beu door het publiek te worden bestormd voor een handtekening?'

'Denk eraan dat ik op de radio ben. Mensen herkennen zelden mijn gezicht, maar als ik voor het radiostation in het openbaar verschijn, geniet ik van de VIP-behandeling.'

'Misschien zou je een zichtbaarder medium moeten kiezen.'

'Televisie? Nee, dank je.' Dit nadrukkelijk. 'De camera's laat ik aan mijn vriendin Nicole over.'

'Nicole? Hoe heet ze verder?'

'Nicole Castleman. Ze doet het nieuws van zes uur voor het televisiestation dat in het zelfde gebouw is gevestigd als mijn radiostation.

'Ja, ik zie haar wel eens als ik in New Orleans ben. Blond?'

'Ja, mannen vergeten Nicole nooit,' zei Keely zonder rancune. 'We zijn al jaren de beste vriendinnen en zij geniet van haar populariteit. Als we samen ergens komen, is zij degene die alle aandacht krijgt.'

'Dat betwijfel ik,' reageerde Dax bondig.

Keely keek naar hem op en zag dat hij het meende. Snel wendde ze haar ogen af. 'Ik zou niet graag met haar ruilen,' zei ze.

'Het moet veeleisend zijn. Is het geen aantasting van je privé-leven, je familie?'

Het was een bedekte vraag, en wel één die Keely omzeilde. Ze glimlachte. 'Een kwestie van schipperen.' Daarmee was het onderwerp afgesloten.

Ze moesten inmiddels hun veiligheidsriemen vastmaken; de stewardess kwam langs om de glazen op te halen, de piloot kondigde aan dat ze gingen landen. Zonder iets te horen luisterden ze naar zijn verhaal over de weersomstandigheden in de hoofdstad. Ze keken niet naar elkaar, maar dat was ook niet nodig. Het scherpe bewustzijn was aanwezig.

Zijn hand rustte op de armleuning tussen hun stoelen. Het was een sterke hand met lange spitse vingers en een paar donkere haartjes erop. Een prachtige hand. Aan zijn ringvinger droeg hij een gouden zegelring. Een horloge prijkte om zijn pols, met een bandje van krokodillenleer. De ronde wijzerplaat droeg forse, Romeinse cijfers. Het ding gaf alleen de tijd aan, geen datum, geen alarm, geen stopwatch, geen flitsende digitale cijfers of andere grapjes. Slechts twee dunne wijzers die de tijd aangaven. Ze mocht dat wel.

Gezien zijn werk zou men verwachten dat hij gekleed was in conservatief grijs. Dax Devereaux echter droeg een camelkleurige broek met een donkerbruine blazer, een beige overhemd en een smaakvol gestreepte das.

Mankeerde er dan helemaal niets aan hem? Tot dusver had Keely niets nadeligs opgemerkt.

Dax staarde ogenschijnlijk naar zijn hand, in werkelijkheid berekende hij de afstand tussen zijn afhangende vingers en het gladde been eronder. Ze had haar benen ingetogen gekruist, maar de houding gunde hem toch een tantaliserende glimp van een in zijde gehuld been. Een randje lichtblauw kant piepte onder de zoom van haar rok uit. Zijn hart bonsde. Een lichtblauwe onderrok, of misschien een hele onderjurk met satijnen bandjes?

Hij vervloekte het verraderlijke spoor dat zijn gedachten namen. Het was onrechtvaardig tegenover haar, en hijzelf werd er licht van in het hoofd. Hij verschoof in zijn stoel en draaide zich met een ruk naar haar om. 'Hoe lang blijf je in Washington?'

'Dat... weet ik nog niet zeker. Het hangt van... diverse omstandigheden af,' antwoordde ze cryptisch.

'Waar logeer je?'

Keely kromp inwendig ineen. Het was gevaarlijk. Hij kwam te dichtbij. Hij was te aantrekkelijk. Dit was het moment om er een eind aan te maken, voor het begonnen was. 'Dat weet ik niet. Ik wilde een hotel bellen vanaf het vliegveld.'

Hij maakte uit de afgewende groene ogen en de weifelende klank van haar stem onmiddellijk op dat ze loog, maar vergaf het haar met liefde. Ze was alleen voorzichtig. Het bevestigde zijn aanvankelijke mening dat zij niet iemand was die achter hem aan zou lopen. Hij vond haar heus wel.

'Het was me een genoegen, Keely.' Glimlachend stak hij zijn hand uit, in een vriendschappelijk gebaar. Ze nam die in dezelfde geest aan en verwonderde zich tegelijkertijd over de diepte van het kuiltje in zijn wang.

'Dank je dat je me te hulp bent geschoten.' Glanzende lippen gingen vaneen en onthulden witte, rechte tanden. Dax moest moeite doen om zijn ogen van haar mond los te maken.

'Tot ziens.' Hij stond op en stapte het middenpad in 'Tot ziens.'

Hij keerde terug naar zijn stoel om zijn bezittingen te verzamelen en zich voor te bereiden op de landing, die een paar minuten later zonder enig probleem plaatsvond. Keely hield haar hoofd afgewend en keek naar voren of uit het raampje, al was ze zich voortdurend bewust van zijn aanwezigheid.

Nadat de 727 tot stilstand was gekomen, bleef ze nog even zitten voordat ze opstond en naar haar jas reikte. Ze hield haar ogen nadrukkelijk afgewend van het congreslid, al zag ze uit een ooghoekje wel dat hij een overjas aanschoot. Ze besloot de hare niet aan te trekken. Misschien zou hij zijn hulp aanbieden. Dan moest hij haar weer aanraken en dat kon ze beter vermijden.

Ze pakte haar handtas en haar attaché-koffertje en drapeerde de jas over haar arm voordat ze het middenpad inliep.

Hij wachtte en liet haar voorgaan.

'Heb je geen bagage?' vroeg hij

'Jawel, jij?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Ik heb deze reis weinig bij me,' antwoordde hij.

'Oh?' Iets anders viel er niet te zeggen. Ze liep met snelle stappen de felverlichte gang in die het vliegtuig met de aankomsthal verbond. Dit was belachelijk. Waarom draaide ze zich niet om en knoopte ze geen vriendschappelijk gesprek met hem aan? Ze wist dat hij vlak achter haar liep. Waarom zei hij dan niets? Ze gedroegen zich allebei als dwaze tieners. Toch was dit het beste. De discretie schreef nu eenmaal voor een zo groot mogelijke afstand te bewaren. Dat was veiliger.

Ze liep de aankomsthal binnen. Vlak bij de deur stond een groep journalisten met camera's en microfoons. De nieuwsgierigheid dwong haar, zich om te draaien.

Dax werd onmiddellijk omzwermd door journalisten en flitsende camera's. Hij glimlachte, beantwoordde snelle vragen en maakte grapjes over het slechte weer in Washington. Op het moment dat een agressieve reporter een vraag afratelde die ze niet kon horen, keek Dax op en ving hij over de menigte heen haar blik. Zijn glimlach had iets verontschuldigends. Ze vormde met haar mond een 'tot ziens', wendde zich af en liep naar de roltrap.

Nadat ze haar ene koffer van de lopende band had gepakt en het label had laten vergelijken met haar ticket, tilde ze hem op en zocht ze zich een weg naar buiten. Ze hield zonder moeite een passerende taxi aan en bleef bij het portier staan, terwijl de chauffeur haar koffer in de achterbak deponeerde. Op dat moment kwam op de rijbaan ernaast een taxi met piepende remmen tot stilstand.

Dax opende het achterportier en sprong eruit, liep om haar taxi heen en bleef voor haar staan. Hij haalde zwaar adem. De nacht was koud. Zijn adem bleef als mist tussen hen in hangen.

'Keely...' Hij leek van de wijs gebracht, ongeduldig, bezorgd. 'Keely, ik wil nog geen afscheid van je nemen. Ga je ergens een kop koffie met me drinken?'

'Dax...'

'Dat weet ik, ik ben een vreemde voor je. Je bent niet het type dat een man oppikt in een vliegtuig of waar dan ook, en ik wil je ook niet beledigen met mijn uitnodiging. Alleen...'

Hij haalde een hand door zijn verwaaide haar. De kraag van zijn jas was opgeslagen en omgaf zijn hoekige kaak. De zoom klapperde in de koude wind tegen zijn benen. De riem hing los in de lusjes. 'Verdorie!' vloekte hij zacht. Hij stak zijn handen in zijn jaszakken en richtte zijn blik op het vastgelopen verkeer. Vervolgens keek hij haar weer aan. 'Ik wil alleen wat tijd met je doorbrengen, je wat beter leren kennen. Zo laat is het nog niet. Ga je mee koffiedrinken? Alsjeblieft?'

Hoe kon iemand weerstand bieden aan dat kuiltje en die verleidelijke glimlach? Toch moest Keely Preston dat doen. 'Het spijt me, Dax, ik kan niet.'

Iemand achter zijn ongeoorloofd geparkeerde taxi toeterde strijdlustig. De chauffeur van haar taxi fronste ongeduldig. Zij merkten van dat alles niets.

'Heb je een afspraak met iemand anders?'

'Nee.'

'Ben je te moe?'

'Nee, het is...'

'Ja, wat is het?'

'Ik kan gewoon niet.' Ze beet op haar onderlip.

'Dat is geen antwoord, Keely.' Hij glimlachte en vroeg: 'Stoot ik je af?'