20
Loiredal
14:45 uur
THORVALDSEN WAS VANAF PARIJS PER AUTO IN ZUIDELIJKE RICHting gereisd naar een rustige Franse vallei, omringd door met wijngaarden bedekte heuvels. Het kasteel leek als een schip voor anker te liggen midden in het troebele water van de meanderende rivier de Cher, die ongeveer vijftien kilometer verderop uitstroomde in de majestueuzere Loire. Het kasteel, met zijn fraaie bakstenen gevels, torens en kegelvormige leien dak, overspande het water en zag eruit als een fantasiebeeld. In tegenstelling tot de vele grijze kastelen die om verdedigingsredenen waren opgetrokken uit metersdikke muren en intussen waren vervallen tot ruïnes straalde dit middeleeuwse bouwwerk een sprookjesachtige grandeur uit.
Hij zat in de ruime salon onder de kastanjehouten balken, die een oogstrelend toonbeeld vormden van eeuwenoud vakmanschap. Twee gietijzeren elektrische armluchters zetten het vertrek in een schel licht. Aan de betimmerde muren hingen meesterwerken van Le Sueur, een schilderij van Van Dijck en wat uitstekende olieverfportretten. Gewaardeerde voorvaderen, veronderstelde hij. De eigenaresse van het château zat tegenover hem in een schitterende lederen Hendrik II-fauteuil. Ze had een charmante stem, beschaafde manieren en opvallende gelaatstrekken. Voor zover hij wist was Eliza Larocque intelligent en besluitvaardig maar bovendien koppig en obsessief. Hij hoopte maar dat die laatste karakterisering klopte.
‘U overvalt me een beetje met uw bezoek,’ merkte ze op.
Haar glimlach leek oprecht, maar ook enigszins obligaat.
‘Ik ben al lang op de hoogte van het bestaan van uw familie,’ antwoordde hij.
‘En ik ken uw porselein. We hebben een aanzienlijke verzameling in de eetzaal. Twee cirkels met een streep eronder – dat staat borg voor de hoogste kwaliteit.’
Hij nam het compliment met een knikje in ontvangst. ‘Mijn familie heeft eeuwen gewerkt om die reputatie te vestigen.’
Haar donkere ogen verrieden een mengeling van nieuwsgierigheid en achterdocht. Ze was duidelijk niet helemaal op haar gemak en moest moeite doen dat te verbergen. Zijn privédetectives hadden hem op de hoogte gebracht van de aankomst van haar privéjet en haar daarna vanaf het vliegveld Orly gevolgd totdat ze zeker waren van haar bestemming. Dus terwijl Malone en Sam door Parijs struinden, op zoek naar informatie, was hij naar het zuiden gereden om het een en ander uit te zoeken.
‘Ik moet bekennen, herre Thorvaldsen,’ zei ze, nog steeds in het Engels, ‘dat ik er uit nieuwsgierigheid in heb toegestemd u te ontvangen. Ik ben gisteren uit New York komen vliegen, dus ik ben een beetje vermoeid en eigenlijk niet gedisponeerd om gasten te ontvangen.’
Hij bestudeerde haar gezicht, een aangename compositie van fraaie rondingen, en zag dat haar lippen opnieuw de geraffineerde glimlach van een bedreven manipulator vormden.
‘Is dit het landgoed van uw voorouders?’ vroeg hij, in een poging te voorkomen dat ze haar evenwicht zou hervinden. Hij zag dat ze een fractie van een seconde haar ergernis niet kon onderdrukken.
Ze knikte. ‘Gebouwd in de zestiende eeuw, naar het voorbeeld van Chenonceau, hier niet al te ver vandaan. Ook een idyllisch meesterwerk.’
Hij keek bewonderend naar een donkere eikenhouten schoorsteenmantel aan de andere kant van het vertrek. In tegenstelling tot de meeste Franse huizen die hij had bezocht, die er doorgaans kaal uitzagen en hem aan graftomben deden denken, ademde dit huis volop energie.
‘U realiseert zich toch hopelijk, madame Larocque, dat mijn financiële middelen substantieel ruimer zijn dan de uwe. Misschien wel zo’n tien miljard euro meer.’
Hij bestudeerde haar hoge jukbeenderen, haar ernstige ogen en haar vastberaden mond. Het sterke contrast tussen de roomwitte huid en het donkerbruine haar leek hem kunstmatig. Gezien haar leeftijd betwijfelde hij of haar haren van nature deze kleur hadden. Ze was onmiskenbaar een aantrekkelijke vrouw. Zelfbewust en intelligent bovendien. Gewend haar zin te krijgen, en niet gewend aan botte opmerkingen.
‘En waarom zou uw mogelijke rijkdom mij interesseren?’
Hij liet een stilte vallen om het natuurlijke ritme van hun conversatie te doorbreken, en zei toen: ‘U hebt me beledigd.’
Er verscheen een uitdrukking van verbazing op haar gezicht. ‘Hoe is dat nu mogelijk? We hebben elkaar nog maar net ontmoet.’
‘Ik sta aan het hoofd van een van de grootste en succesvolste ondernemingen in Europa. Mijn gezamenlijke bedrijven, die actief zijn in olie en gas, telecommunicatie en massaproductie, opereren wereldwijd. Ik heb meer dan tachtigduizend werknemers. Mijn jaarlijkse winsten overtreffen die van uw gezamenlijke ondernemingen ruimschoots. En toch beledigt u me.’
Herre Thorvaldsen, dat moet u me uitleggen.’
Ze was van haar stuk gebracht. Maar dat was het mooie van verrassingsaanvallen. Daarbij was de aanvaller altijd in het voordeel. Dat gold twee jaar geleden in Mexico-Stad. En het gold hier eveneens.
‘Ik wil betrokken worden bij wat u van plan bent,’ verklaarde hij.
‘En dat is?’
‘Hoewel ik gisteravond niet aanwezig was in uw vliegtuig, moet ik wel aannemen dat u Robert Mastroianni – een goede vriend van me, overigens – had uitgenodigd. Maar ik word genegeerd.’
Haar gelaatsuitdrukking bleef ijskoud. ‘Uitgenodigd waarvoor?’
‘De Club van Parijs.’
Hij besloot haar niet de gelegenheid te geven hem te nawoorden. ‘U hebt een fascinerende stamboom, als directe nazaat van Carlo Andrea Pozzo di Borgo, geboren op 8 maart 1764 nabij Ajaccio, op Corsica. Hij werd de onverzoenlijke vijand van Napoleon Bonaparte. Hij slaagde er op buitengewoon listige wijze in de internationale politiek zodanig te beïnvloeden dat zijn aartsvijand uiteindelijk werd verslagen. Een klassieke Corsicaanse vendetta. Zijn wapens waren geen geweren of bommen, maar diplomatieke intriges. Met als genadeslag het noodlot der naties.’
Hij zweeg terwijl ze zijn woorden tot zich door liet dringen.
‘Wees niet bang,’ zei hij. ‘U hebt niets van mij te vrezen. Integendeel. Ik bewonder wat u doet en ik wil er graag deel van uitmaken.’
‘Zelfs als we er gemakshalve even van uitgaan dat wat u zegt geen volslagen onzin is, waarom zou ik een dergelijk verzoek dan in overweging moeten nemen?’
Haar stem klonk warm en loom, zonder een spoor van ongerustheid. Dus ontspande ook hij zijn gelaatsspieren en antwoordde even listig: ‘Het antwoord is eenvoudig.’
Ze luisterde.
‘U hebt een veiligheidslek.’