26
Het was laat in de middag toen ik aankwam bij de Brenners. Het was een beetje heiig geworden, in de eerder strakblauwe lucht begonnen vaag wat wolken te verschijnen. Ik stopte onder aan het pad naar het huis en bestudeerde de vervallen gebouwen. Ze zagen er nog gammeler uit dan in mijn herinnering. Er was geen teken van leven. Ik bleef nog een minuut of twee staan kijken, tot ik besefte dat ik de reden van mijn komst aan het uitstellen was. Ik trapte op het gaspedaal van de Land Rover en reed langzaam het hobbelige pad op.
Toen ik eenmaal had bedacht wat ik wilde proberen, was geduld nog het moeilijkste onderdeel. Al mijn instincten hadden geschreeuwd dat ik er meteen naartoe moest gaan, onmiddellijk naar het huis moest rijden. Maar ik wist dat mijn enige kans op succes afhing van Brenners afwezigheid. Ben had voorgesteld nóg langer te wachten, als de kans groot was dat hij of naar The Lamb of aan het jagen was. ‘Hij stroopt. Ofwel ’s ochtends vroeg, ofwel midden in de nacht, dan heeft hij het druk. Daarom lag hij nog in bed toen je vandaag naar hem toe ging. Hij is waarschijnlijk tot vlak na zonsopgang bezig met zijn strikken.’
Maar ik kon het niet aan om zo lang te wachten. Elk uur dat voorbijging, verminderde de kans dat Jenny levend werd gevonden. Ik kwam uiteindelijk op een belachelijk maar voor de hand liggend idee: ik belde gewoon naar de Brenners. Zonder mijn naam te noemen, vroeg ik of Carl thuis was. De eerste keer nam zijn moeder op. Toen ze me vroeg te wachten en hem ging halen, hing ik op.
‘Wat doe je als hun telefoon je nummer opslaat en hij je terugbelt?’ vroeg Ben.
‘Dat maakt niet uit. Dan zeg ik dat ik hem wil spreken. En daar heeft hij toch geen zin in.’
Maar Brenner had niet teruggebeld. Ik wachtte even en belde toen nog een keer. Nu nam Scott op. Nee, Carl was weg, zei hij. Hij had geen idee wanneer hij thuis zou komen. Ik bedankte hem en verbrak de verbinding.
‘Wens me maar sterkte,’ zei ik tegen Ben en ik stond op om te gaan.
Hij had met me mee willen gaan, maar dat wilde ik niet. Hoe welkom ook, zijn gezelschap was vragen om problemen. Hij en de Brenners vormden sowieso al een explosieve combinatie en zeker als hij een halve fles whisky op had. En wat ik van plan was, vroeg om overredingskracht, niet om confrontatie.
Ik had overwogen Mackenzie te vertellen wat ik van plan was, maar verwierp dat idee bijna meteen weer. Ik had nog steeds geen greintje bewijs waarmee ik mijn verdenkingen kon staven. En Mackenzie had heel duidelijk laten merken dat hij mijn interventies niet op prijs stelde. Hij ondernam geen actie als hij daar niet eerst bewijs voor had.
En dat was nu juist de reden dat ik naar het huis van de Brenners ging.
Alleen voelde ik me nu niet meer zo zeker van mijn zaak. Toen ik voor het huis parkeerde, was mijn eerdere vastbeslotenheid weggesijpeld. Door het geluid van de auto verscheen dezelfde hond van vanochtend weer om de hoek, maar hij was nu brutaler. Misschien omdat ik alleen was, maar ditmaal trok hij zich niet terug. Het was een grote bastaard met een gerafeld oor. Hij zette zijn nekhaar overeind en ging tussen mij en het huis staan. Ik pakte mijn ehbo-tas uit de auto voor het geval hij aanviel. De hond werd nog woester toen ik op hem afliep. Ik stopte, maar hij bleef grommen.
‘Jed!’
De hond keek me nog een laatste keer dreigend aan en rende toen op een drafje naar Mrs. Brenner, die in de deuropening was verschenen. Haar smalle gezicht stond niet bepaald vriendelijk. ‘Wat moet je?’
Ik had me goed voorbereid. ‘Ik wil graag nog even naar Scotts voet kijken.’
Ze keek me argwanend aan. Of misschien vatte ik het in mijn zenuwen gewoon zo op. ‘Daar heb je toch al eerder naar gekeken?’
‘Maar toen had ik niet de goeie spullen bij me. Ik wil zeker weten dat het niet gaat ontsteken. Maar als u liever niet hebt dat ik…’
Ik maakte aanstalten om naar de auto terug te lopen. Ze zuchtte. ‘Nee, kom maar binnen.’
Ik probeerde niet te laten zien hoe opgelucht – en zenuwachtig – ik was en volgde haar het huis in. Scott was in de zitkamer en lag languit op een gore bank voor de tv. Zijn gewonde been had hij op de kussens uitgestrekt.
‘De dokter komt nog een keer naar je kijken,’ zei zijn moeder toen we binnenkwamen.
Hij ging rechtop zitten en keek me verbaasd aan. En schuldig, bedacht ik. Maar dat was misschien ook mijn fantasie. ‘Carl is nog niet thuis.’
‘Dat is niet erg. Ik was toch in de buurt en besloot even langs te komen om nog een keer naar je voet te kijken. Ik heb een steriel verband meegenomen.’ Ik deed mijn best ontspannen over te komen, maar mijn stem klonk in mijn eigen oren vreselijk onecht.
‘Was jij het die voor Carl belde?’ vroeg zijn moeder, nu weer vijandig.
‘Ja, de verbinding werd verbroken. Ik belde mobiel.’
‘Wat moest je van hem?’
‘Mijn excuses aanbieden.’ Die leugen kwam er verbazingwekkend soepel uit. Ik ging zitten op de stoel die het dichtst bij Scott stond. ‘Maar ik ben nu meer geïnteresseerd in jouw voet. Vind je het erg als ik er nog even naar kijk?’
Hij keek even naar zijn moeder en haalde toen zijn schouders op. ‘Nee.’
Ik begon het verband eraf te halen. Zijn moeder bleef in de deuropening toekijken.
‘Een kop thee is zeker te veel gevraagd?’ vroeg ik zonder op te kijken.
Ik dacht even dat ze dat zou beamen. Maar toen liep ze met een geërgerde zucht naar de keuken. Toen ze weg was, was het enige geluid het geschetter van de televisie en het ruisen van het verband dat ik eraf rolde. Mijn mond was droog. Ik besloot het erop te wagen en Scott even aan te kijken. Hij keek naar me met een enigszins bezorgde uitdrukking op zijn gezicht.
‘Vertel me nog eens hoe het is gebeurd,’ zei ik.
‘Ik ben in een strik gestapt.’
‘Waar?’
‘Weet ik niet meer.’
Ik haalde het laatste stukje verband en het gaasje eraf. Daaronder waren de hechtingen nog net zo lelijk als eerst. ‘Je hebt echt geluk gehad dat je je voet nog hebt. Maar dan moet hij niet gaan ontsteken.’ Ik vermoedde dat hij uit de gevarenzone was, maar ik wilde hem een beetje bang maken.
‘Het was niet mijn schuld,’ zei hij bars. ‘Ik ben er niet expres in gaan staan.’
‘Misschien niet. Maar als er een zenuw is beschadigd, zul je de rest van je leven blijven hinken. Je had er eerder naar moeten laten kijken.’ Ik keek hem aan. ‘Of wilde Carl dat niet?’
Zijn ogen ontweken de mijne. ‘Waarom zou hij?’
‘Iedereen weet dat hij stroopt. En hij heeft vast geen behoefte aan vragen van de politie omdat zijn broer in een strik is gestapt.’
‘Ik zei toch dat het er niet een van ons was,’ mompelde hij.
‘Oké,’ zei ik, alsof het me eigenlijk niets kon schelen. Ik maakte een hele show van het bestuderen van de wond, liet hem zijn voet strekken en alles. ‘Maar je hebt het niet gemeld aan de politie, toch?’
‘Ik heb het ze verteld toen ze hier kwamen en ernaar vroegen,’ wierp hij tegen.
Ik zei niet dat ik het aan Mackenzie had verteld. ‘En wat had Carl erover te zeggen?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Toen de politie langskwam. Heeft hij je geïnstrueerd wat je tegen ze moest zeggen?’
Hij trok zijn voet opeens terug. ‘Wat heb jij daar verdomme mee te maken?’
Ik probeerde beheerst te klinken, ook al voelde ik het tegenovergestelde. ‘Carl heeft toch gelogen tegen de politie?’
Hij keek me dreigend aan. Ik wist dat ik te ver was gegaan. Maar ik wist niet hoe ik het anders had moeten aanpakken.
‘Eruit! Wegwezen, sodemieter op!’
Ik stond op. ‘Oké. Maar je moet je eens afvragen waarom je iemand beschermt die je nog liever koudvuur laat krijgen dan dat hij je naar een ziekenhuis brengt.’
‘Dat is gelul!’
‘O ja? Waarom heeft hij je daar dan niet meteen naartoe gebracht? Waarom kwam hij naar mij om je op te lappen terwijl hij zelf ook kon zien dat je ernstig gewond was?’
‘Jij was het dichtst bij.’
‘Maar hij wist ook dat een ziekenhuis het aan de politie zou doorgeven. Zelfs toen ik zei dat je gehecht moest worden, wilde hij je nog niet brengen.’
Iets in zijn gezicht bracht me tot zwijgen. Ik keek naar de slordige hechtingen in zijn voet en begreep het opeens. ‘Hij heeft je ook nooit naar het ziekenhuis gebracht, hè?’ vroeg ik, bijna hardop nadenkend. ‘Daarom is het verband ook nooit verschoond. Je bent helemaal niet in het ziekenhuis geweest.’
Scotts woede was verdwenen. Hij ontweek mijn blik. ‘Hij zei dat het wel goed zou komen.’
‘Wie heeft je dan gehecht? Hijzelf?’
‘Dale, mijn neef.’ Zo te horen schaamde hij zich dat ik erachter was gekomen. ‘Die zat vroeger in het leger. Hij heeft verstand van dat soort dingen.’
Dat was dezelfde neef die ik de vorige avond met Brenner bij de wegblokkade had zien staan. ‘En heeft hij de moeite genomen er nog eens naar te kijken nadat hij je gehecht had?’
Scott schudde zijn hoofd, hij zag er ellendig uit. Ik had medelijden met hem, maar niet genoeg om hem met rust te laten. ‘Helpt hij Carl ook met andere dingen? Zoals stropen?’
Hij knikte, met tegenzin. Ik wist dat ik op een drempel was beland. Twee mannen. Twee jagers, van wie een met een militaire achtergrond.
Twee verschillende messen.
‘En verder?’
‘Niets,’ zei hij snel, maar zijn poging net te doen alsof hij van niets wist, was zwak.
‘Ze hebben je in gevaar gebracht. Dat besef je toch wel?’ zei ik tegen Scott. ‘Wat was er nou helemaal zo belangrijk dat jij je voet er misschien wel door zou kwijtraken?’
Hij wrong zich in allerlei bochten. Ik zag tot mijn ontzetting dat hij bijna begon te huilen. Maar ik kon het me niet veroorloven me daardoor te laten raken.
‘Ik wil me niet in de nesten werken,’ zei hij, zo zachtjes dat hij het bijna fluisterde.
‘Zij zitten al in de nesten. En ze maken zich zo te horen niet al te veel zorgen om jou.’ Ik stond op het punt nog iets verder te gaan, maar mijn intuïtie zei me dat ik nu even moest inbinden. Ik wachtte en liet Scott worstelen met zijn besluit.
‘Ze vangen vogels,’ zei hij uiteindelijk. ‘Zeldzame. Ook dieren, zoals otters en andere soorten als ze die te pakken kunnen krijgen. Carl dacht dat er misschien een markt was voor levende dieren en eieren. Om aan verzamelaars te verkopen.’
‘En dat doen ze samen?’
‘Min of meer, ja. Maar Carl vangt het meeste. Hij bewaart ze in het moeras, in de oude molen.’
Mijn gedachten raceten nu zo snel vooruit dat ik bijna uit de bocht vloog. De molen was een echte bouwval, geïsoleerd en allang verlaten. Of blijkbaar toch niet.
Ik begon zijn voet opnieuw te verbinden. ‘En daar ben je dus in die val gestapt,’ zei ik, me het verhaal herinnerend dat ze toen in The Lamb hadden opgehangen. En hoe Carl Brenner Scott toen had onderbroken toen hij zijn mond voorbij dreigde te praten.
Hij knikte. ‘Toen de politie naar die vrouwen op zoek ging, was Carl bang dat ze daar zouden zoeken. Ik mag meestal niet mee van hem. Hij zegt dat ik mijn eigen zaakjes moet opknappen en me niet met die van hem moet bemoeien. Maar Dale was die week weg, dus toen moest ik hem helpen om alles te verplaatsen.’
‘Waarheen?’
‘Overal. Verschillende plekken. We hebben het meeste hiernaartoe gebracht, naar de bijgebouwen. Mijn moeder was er niet blij mee, maar het zou maar voor een paar dagen zijn, tot de politie de molen had doorzocht. Maar toen kwam ik in die strik terecht en moest hij ze zelf wegbrengen.’ Hij zag er terneergeslagen uit. ‘Hij was ontzettend kwaad. Maar ik had het toch niet expres gedaan.’
‘En was die strik van hemzelf?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Hij zei later dat het van die gek moet zijn geweest die die vrouwen vermoordt.’
Ik hield mijn gezicht op de grond gericht, deed net alsof ik druk bezig was met zijn voet. ‘Heeft hij daar nu nog iets liggen?’
‘Ja. Hij kan ze nergens anders kwijt. Zolang de politie nog overal rondbanjert, wil Dale ze niet verplaatsen.’
‘En gaat Carl er dan nog naartoe?’
‘Elke dag. Hij moet ze in leven houden tot hij ze kan verkopen.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Maar ik weet niet hoe lang hij dat nog volhoudt. Het is ze nog niet echt gelukt veel kwijt te raken.’
Het was vreselijk moeilijk om kalm te blijven. Ik probeerde mijn stem zo losjes mogelijk te laten klinken. ‘En heb je Carl gedekt tegenover de politie?’
Hij leek het niet te snappen. ‘Wat?’
Mijn handen trilden terwijl ik het laatste stukje verband om zijn voet wikkelde. ‘Toen ze naar die vermiste vrouwen vroegen. Hij kon ze toch vast geen alibi geven door te vertellen dat hij aan het stropen was?’
Daar moest Scott zelfs om glimlachen. ‘Neuh. We hebben gezegd dat hij de hele tijd hier was.’ Zijn glimlach verbleekte. ‘Je gaat hem toch niet vertellen dat ik dat heb gezegd, hè?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Dat zal ik hem niet vertellen.’
Ik had hem al te veel verteld. Ik herinnerde me wat ik eerder tegen Brenner had gezegd. Hij houdt ze drie dagen in leven voor hij ze vermoordt. Hij wist nu dus dat de politie op de hoogte was van zijn tijdsschema. Dankzij mij had Jenny nu dus misschien niet eens die kleine kans om het te overleven.
God, wat had ik gedaan?
Ik stond op en probeerde zonder al te veel te trillen mijn spullen op te bergen, toen Scotts moeder met een mok thee de kamer inkwam.
‘Sorry, ik moet weg.’
Ze perste haar lippen tot twee dunne streepjes. ‘Ik dacht dat je een kop thee wilde,’ zei ze misprijzend.
‘Het spijt me.’
Ik was al half de kamer uit. Scott keek me met een onzekere blik aan, alsof hij spijt begon te krijgen van wat hij had gezegd. Ik wilde opeens wanhopig graag weg, half verwachtend dat Brenner opeens tevoorschijn zou komen en me zou proberen tegen te houden. Ik gooide mijn ehbo-tas in de Land Rover en startte de auto meteen, me bewust van Mrs. Brenner, die me vanuit de deuropening nastaarde toen ik het pad afhobbelde.
Zodra ik uit het zicht was, greep ik mijn telefoon. Maar toen ik Mackenzie wilde bellen, nam de signaalsterkte af en viel daarna helemaal weg.
‘Kom op! Kom op nou!’
Ik schoot de hoofdweg op en sloeg af in de richting van de oude molen, in de hoop dat het signaal weer zou opkomen. Zodra de blokjes weer opliepen, toetste ik Mackenzies nummer in.
Ik kreeg zijn voicemail. Shit, shit! ‘Carl Brenners familie heeft hem een vals alibi bezorgd,’ zei ik zonder verdere inleiding. ‘Hij is…’
Mackenzie nam plotseling op. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je naar hem toe bent gegaan.’
‘Niet naar Brenner, naar zijn broer, maar…’
‘Ik zei toch dat je daar uit de buurt moest blijven!’
‘Luister nou!’ schreeuwde ik. ‘Brenner vangt samen met zijn neef vogels en andere dieren die ze vervolgens doorverkopen. Met Dale Brenner, een ex-militair. Ze houden die beesten in een vervallen molen, zo’n tien kilometer buiten het dorp. Waar Scott Brenner in die strik is gestapt.’
‘Wacht even.’ Nu ik zijn aandacht had weten te trekken, was hij weer een en al zakelijkheid. Ik hoorde gedempte stemmen op de achtergrond. ‘Oké, ik weet waar je bedoelt. Maar daar hebben we gezocht en er was niets.’
‘Ze hebben ze allemaal verplaatst toen jullie daar in die buurt op zoek waren naar Lyn Metcalf en hebben ze daarna weer teruggebracht. Toen is Brenners broer ook gewond geraakt. Brenner wilde er absoluut geen politie bij halen en heeft zijn broer dus niet eens naar een ziekenhuis gebracht.’
‘Hij stroopt, dat weet iedereen,’ zei Mackenzie koppig.
‘Maar je wist niet dat zijn familie heeft gelogen om hem te beschermen. Of dat je te maken hebt met een jager en een ex-militair die beesten vangen en ze in verlaten gebouwen bewaren, en dat ten minste een van hen geen alibi heeft. Moet ik het voor je spellen?’
De vloek die ik maar half verstond, zei me dat dat niet hoefde.
‘Waar ben je nu?’
‘Ik ben net weg bij de Brenners.’ Ik zei niet dat ik op weg was naar de molen.
‘En waar is hij?’
‘Geen idee.’
‘Oké, luister, ik ben in de mobiele meldkamer. Kom hier zo snel mogelijk naartoe.’
Dat was precies in de tegenovergestelde richting. ‘Waarom? Ik heb je alles al verteld wat je moet weten.’
‘Maar ik wil het graag nog een keer gedetailleerder horen. Ik wil niet dat iemand overhaast iets doet, begrijp je dat?’
Ik gaf geen antwoord. Ik reed met de telefoon tegen mijn oor aan geklemd, de weg ruiste onder de autowielen en elke seconde bracht me dichter bij de plek waar Jenny was, daar was ik van overtuigd.
‘Heb je me begrepen, dr. Hunter?’
Zijn stem klonk nu scherp. Ik haalde mijn voet van het gaspedaal. Het was een van de moeilijkste dingen die ik ooit had moeten doen.
‘Begrepen,’ gromde ik.
En ik keerde om en reed terug naar het dorp.
De lucht had een ongezonde gloed gekregen. Er was een dun laagje wolken voor de zon verschenen, waardoor het licht gelig leek. Voor het eerst in weken voerde de wind een vleugje van iets anders aan dan oververhitte lucht. Ergens, niet al te ver weg, dreigde de regen, maar op dit moment zorgde de verhoogde luchtvochtigheid alleen maar dat het nog benauwder was.
Zelfs met de raampjes open kwam ik nog totaal bezweet aan bij de politietrailer die dienstdeed als meldkamer. Het was er drukker dan normaal. Toen ik binnenkwam, zag ik dat Mackenzie bij een tafel gebogen stond over een kaart met een groepje agenten in burger en een paar geüniformeerde politieagenten. Degenen in uniform droegen kogelvrije vesten. Toen hij mij zag, stopte hij met praten.
Zijn uitdrukking was verre van vriendelijk toen hij naar me toe kwam. ‘Ik ga niet net doen alsof ik blij ben met je actie,’ zei hij, zijn kaak agressief vooruitgestoken. ‘Ik waardeer je eerdere hulp, maar dit is een politieonderzoek. We hebben geen behoefte aan burgers die ons voor de voeten lopen.’
‘Ik probeerde je alleen maar over Brenner te vertellen maar je wilde niet luisteren. Wat had ik dan moeten doen?’
Ik zag dat hij tegen me in wilde gaan, maar zich bedacht. ‘De hoofdinspecteur wil je spreken.’
Hij bracht me naar de groep agenten bij de tafel en stelde me voor. Een lange, magere man met een autoritair, no-nonsensevoorkomen stak zijn hand naar me uit. ‘Hoofdinspecteur Ryan, recherche. Ik begrijp dat u nieuwe informatie hebt, dr. Hunter?’
Ik herhaalde wat Scott Brenner me had verteld en probeerde me tot de belangrijkste feiten te beperken. Toen ik klaar was, keek Ryan Mackenzie aan. ‘Je kent die Carl Brenner, neem ik aan?’
‘We hebben hem al ondervraagd. Hij voldoet aan het profiel, maar hij kon zijn gangen zowel bij de vermissing van Lyn Metcalf als bij die van Jenny Hammond verantwoorden. Zijn familie bevestigde dat.’
‘Nog één ding,’ onderbrak ik hem. Mijn hart bonkte in mijn keel, maar ze moesten het weten. ‘Ik heb Brenner verteld dat jullie weten dat de slachtoffers een tijdje in leven worden gehouden.’
‘Jezus,’ zuchtte Mackenzie.
‘Ik wilde hem laten inzien dat het om meer ging dan hem en Ben Anders.’
Deze poging tot een excuus klonk zelfs in mijn eigen oren onbevredigend. De politieagenten staarden me aan met een mengeling van walging en animositeit. Ryan knikte kortaf. ‘Dank u wel dat u hierheen bent gekomen,’ zei hij koel. ‘U zult ons nu moeten verontschuldigen. We hebben het druk.’
Hij draaide zich al om. Mackenzie leidde me naar de deur. Hij wist zich te beheersen tot we buiten waren. ‘Waarom heb je dat in godsnaam aan Brenner verteld?’
‘Omdat ik wist dat jullie de verkeerde man ondervroegen! En geloof me, er is niets wat jij kunt zeggen waardoor ik nog meer spijt krijg dan ik al heb.’
Die opmerking leek zijn woede wat te verminderen. ‘Misschien maakt het ook niets uit. Zolang zijn broer niets zegt, weet hij niet dat hij wordt verdacht.’
Daar voelde ik me niet beter om. ‘Gaan jullie nu naar de molen?’
‘Zo snel mogelijk, ja. Maar we kunnen daar niet zomaar binnenstormen in een potentiële gijzelingssituatie.’
‘Het gaat alleen maar om Brenner en zijn neef!’
‘Ze kunnen beiden gewapend zijn en één heeft er professionele ervaring. Je kunt niet slecht voorbereid een inval doen.’ Hij zuchtte. ‘Luister, ik weet dat dit moeilijk voor je is. Maar we verstaan ons vak. Vertrouw me.’
‘Ik wil mee.’
Mackenzies gezicht verstrakte. ‘Geen sprake van.’
‘Ik blijf op de achtergrond, bij de auto’s. Ik zal niet in de weg lopen.’
‘Vergeet het maar.’
‘In hemelsnaam, ze is diabeet!’ Doordat ik nu schreeuwde, keerden hoofden zich onze kant op. Ik dwong mezelf zachter te praten. ‘Ik ben arts. Ze zal meteen insuline nodig hebben. Misschien is ze gewond of in een coma.’
‘We zullen zorgen dat er een ambulance en verpleegkundigen klaarstaan.’
Ik probeerde het nog een keer. ‘Ik moet er bij zijn! Alsjeblieft!’
Maar hij liep al terug naar de trailer. Alsof hem plotseling iets te binnen schoot, draaide hij zich om. ‘En zet maar uit je hoofd dat je er zelf heen gaat, David Hunter. Het is in het belang van je vriendin dat er nu geen roet in het eten wordt gegooid.’
Hij zei niet wat we allebei dachten. Je hebt al genoeg schade aangericht.
‘Oké,’ antwoordde ik.
‘Beloofd?’
Ik haalde diep adem. ‘Ja.’
Zijn uitdrukking werd iets milder. ‘Probeer gewoon rustig te blijven. Ik bel je zodra we nieuws hebben.’
Hij liet me alleen achter en liep terug naar binnen.