4

img1.png

 

De mist trok net op boven het moeras toen de jonge vrouw de deur achter zich dichttrok en aan haar ochtendrondje joggen begon. Lyn Metcalf rende soepel als een atlete. De verrekte spier in haar kuit genas goed, maar ze begon rustig. Ze maakte al snel ontspannen, soepele stappen en rende het smalle pad bij haar huis af. Na een tijdje sloeg ze af, een dichtbegroeid pad op dat door het moeras naar het meer voerde.

Lange grasstengels, nog nat en koud van de dauw, zwiepten tegen haar benen. Ze ademde diep in, genietend van het moment. Het mocht dan maandagochtend zijn, ze kon geen betere manier verzinnen om de week te beginnen. Dit was haar favoriete moment van de dag: vóór ze zich zorgen hoefde te maken over de begrotingen van de boeren en de kleine bedrijven die haar advies liever niet wilden horen, vóór de dag minder optimistische vormen aannam, vóór andere mensen de kans zagen de dag te bezoedelen. Alles was vers en scherp, gereduceerd tot het ritme van haar voeten op het pad en het gelijkmatige gerasp van haar adem.

Lyn was eenendertig en trots op haar conditie. Trots op de discipline die haar in vorm hield, wat betekende dat ze er nog steeds goed uitzag in haar strakke korte broek en topje. Niet dat ze zo verwaand was dat ze dat zou toegeven tegenover anderen. Bovendien genoot ze van het joggen en dat maakte het makkelijker. Ze genoot ervan zichzelf in te spannen, te kijken hoe ver ze kon gaan en dan te proberen of ze zichzelf net een beetje verder kon pushen. Ze had nog geen betere manier ontdekt om de dag te beginnen dan door haar sportschoenen aan te trekken en een paar kilometer te gaan rennen terwijl de wereld om haar heen ontwaakte.

Nou, oké, behalve seks dan natuurlijk. En daar was het spannende de laatste tijd ook af. Niet dat het niet nog steeds lekker was – ze hoefde alleen maar te zien hoe Marcus het gipsstof van zich afdouchte, als het donkere haar op zijn lichaam door het water glad als de huid van een otter werd, dan kreeg ze nog steeds een kriebel in haar buik. Maar behalve genot was er ook iets anders, wat het plezier voor hen allebei temperde. Vooral toen er niets uit was voortgekomen.

Tot nu toe.

Ze sprong over een diepe geul in het pad zonder haar cadans te verliezen. Mijn cadans verliezen, dacht ze zuur, was het maar waar. Als het op ritme aankwam, was haar lichaam zo regelmatig als een uurwerk. Elke maand begon onvermijdelijk, bijna op de dag af, het zo gehate bloed te vloeien, het einde van weer een cyclus en een nieuwe teleurstelling. De artsen hadden gezegd dat er met geen van hen beiden iets mis was. Bij sommige mensen duurde het gewoon wat langer; niemand wist waarom. Blijf het proberen, was hun advies. En dat hadden ze gedaan. In het begin vol enthousiasme, lachend om het feit dat ze iets op doktersadvies deden waar ze allebei toch al van genoten. Bijna alsof je het op recept doet, had Marcus lachend gezegd. Maar de grapjes waren gaandeweg verstomd, vervangen door iets wat nog net geen wanhoop was. Nog niet. Maar het embryonale begin daarvan was zich wel al aan het vormen. En begon alles te kleuren, elk aspect van hun relatie te besmeuren.

Niet dat een van beiden dat wilde toegeven. Maar het zat er wel. Ze wist dat Marcus het al moeilijk genoeg vond dat zij als boekhouder meer verdiende dan hij als bouwvakker. De beschuldigingen over en weer waren nog niet begonnen, maar ze was bang dat dat niet lang meer zou duren. En ze wist dat ze net zo goed was in uithalen naar hem als hij naar haar. Aan de oppervlakte stelden ze elkaar gerust dat er niets was om zich zorgen over te maken, dat er geen reden tot haast was. Maar ze probeerden het al jaren en over vier jaar zou ze vijfendertig zijn, de leeftijd waarvan ze zelf altijd had gezegd dat het de grens was. Ze maakte een snelle berekening. Dat is nog achtenveertig keer ongesteld worden. Het leek angstaanjagend dichtbij. Nog achtenveertig potentiële teleurstellingen boven op het aantal dat al vruchteloos voorbij was gegaan. Maar deze maand was anders dan andere. Deze keer was de teleurstelling drie dagen over tijd.

Ze maakte vlug een einde aan het sprankje hoop dat ze voelde. Daar was het nog te vroeg voor. Ze had Marcus nog niet eens verteld dat ze nog niet ongesteld was geworden. Het had geen zin om hem ijdele hoop te geven. Ze zou nog een paar dagen wachten en dan een test doen. Die gedachte was alleen al genoeg om een opgewonden trilling in haar buik te veroorzaken. Rennen, niet denken, sprak ze zichzelf streng toe.

De zon kwam op en zette de hemel vóór haar in lichterlaaie. Het pad liep langs een soort dijk langs het meer, dwars door rietkragen, in de richting van een donker stuk bos. De mist kringelde in slierten boven het water, alsof die op het punt stond te ontbranden. Het geluid van een vis die uit het water sprong, verbrak de stilte met een onzichtbare slag. Wat hield ze hiervan. Ze hield van de zomer, van het landschap. Hoewel ze hier was geboren, was ze elders gaan studeren en had ze reizen gemaakt naar het buitenland. Maar ze was altijd teruggekomen. Gods eigen land, zei haar vader altijd. Ze geloofde niet in God, niet echt, maar ze wist wat hij bedoelde.

Ze kwam aan bij het favoriete deel van haar rondje. Ze volgde het zijpad dat naar het bos afboog. De bomen sloten zich boven haar, omsloten haar met hun schaduw, en ze matigde haar tempo een beetje. In het zwakke schijnsel kon je makkelijk over een boomwortel struikelen. Zo had ze haar beenspier ook verrekt en het had bijna twee maanden geduurd voor ze weer had kunnen rennen.

Maar de opkomende zon begon de duisternis al te doorboren en het bladerdak veranderde in een stralend rasterwerk. Dit deel van het bos was erg oud, een wildernis van met kruipplanten omstrengelde boomstammen en zompige, verraderlijke grond. Een doolhof van kronkelpaden doorkruiste het geheel, die de onvoorzichtigen de diepten in kon lokken en ze plotseling kon laten verdwijnen. Toen ze nog maar net in hun huis woonden, was Lyn zo dom geweest dit stuk tijdens een van haar ochtendtochten te verkennen. Het had uren geduurd voor ze puur toevallig weer op een bekend pad was gestuit. Marcus was erg overstuur geweest – en razend – toen ze uiteindelijk was thuisgekomen. Sindsdien hield ze zich aan een en hetzelfde pad, op de heen- en terugweg.

In totaal rende ze tien kilometer. Een kleine open vlakte met in het midden een oude stenen pilaar betekende dat ze halverwege was. Misschien had die ooit deel uitgemaakt van een stenencirkel of misschien was het gewoon een hekpaal. Niemand die dat nog wist. De steen was overwoekerd met mos en gras, zijn geschiedenis en geheimen waren allang in vergetelheid geraakt. Maar het was een handig markeringspunt en Lyn had de gewoonte aangenomen het ruwe oppervlak even voorzichtig aan te raken voor ze aan de terugweg begon. De open plek was nu niet ver meer, hoogstens nog een paar minuten. Diep maar regelmatig inademend dacht Lyn aan haar ontbijt om zichzelf aan te sporen harder te rennen.

Ze wist niet precies wanneer het ongemakkelijke gevoel was begonnen. Het was eerder een groeiend besef, een onderbewuste kriebel die uiteindelijk een bewuste gedachte werd. Het bos leek plotseling onnatuurlijk stil. Benauwend. Het bonzen van haar voeten op het pad klonk in de stilte te luid. Ze probeerde het gevoel van zich af te schudden, maar slaagde daar niet in. Het werd steeds sterker. Ze vocht tegen de drang om achterom te kijken. Wat was er in godsnaam met haar aan de hand? Ze had hier de afgelopen twee jaar toch bijna elke ochtend gerend? Hier had ze nog nooit eerder last van gehad.

Maar dat had ze nu wel. De achterkant van haar nek prikte, alsof ze door iets werd bekeken. Doe niet zo gek, zei ze tegen zichzelf. Maar de drang om achterom te kijken werd steeds sterker. Ze hield haar ogen strak op het pad gericht. Het enige andere schepsel dat ze hier ooit had gezien was een hert. Maar wat dit ook mocht wezen, het voelde niet als een hert. Dat komt omdat het ook geen hert is. Het is niets. Gewoon je fantasie. Je bent drie dagen over tijd en daar laat je je door beïnvloeden.

Die gedachte leidde haar af, maar slechts even. Ze waagde het erop en keek even snel achterom, net lang genoeg om de donkere takken te zien en het pad aan de zijkant, toen haar voet ergens tegenaan botste. Ze struikelde, maaide met haar armen wild om zich heen in een poging haar evenwicht te bewaren, terwijl haar hart hevig tekeerging en het haar nog net lukte om overeind te blijven. Stommeling! Maar de open plek lag nu vlak voor haar, een oase van vlekkerig strijklicht in het dichtbegroeide bos. Ze trok een sprintje, sloeg met haar hand op het ruwe steen van de paal en draaide zich vliegensvlug weer om.

Niets. Alleen maar dreigende en in schaduwen gehulde bomen.

Wat had je dan verwacht? Elfjes? Maar toch verliet ze de open plek niet. Geen vogelgekwetter, geen insectengefluister. Het bos leek zijn adem in te houden. Lyn wilde die stilte opeens koste wat het kost niet doorbreken, niet de bescherming van de open plek verlaten en weer het gevoel krijgen dat ze door de bomen werd ingesloten. En wat ga je dan doen? Hier de hele dag blijven staan?

Zonder zichzelf de kans te geven verder na te denken, zette ze zich af tegen de paal. Nog vijf minuten en ze zou weer in de open ruimte zijn. Open velden, open water, open lucht. Ze stelde het zich voor. Ze voelde zich nog steeds onrustig, maar minder acuut dan net. En het donkere bos werd al lichter, de zon wierp zijn licht nu voor haar voeten. Ze voelde zich al wat rustiger worden. En toen zag ze iets op de grond vóór haar.

Ze bleef op een afstandje staan. Uitgespreid, midden op het pad, lag een dood konijn als een soort offerande. Nee, geen konijn. Een haas, zijn zachte vacht samengeklit met bloed.

Die had daar net niet gelegen.

Lyn keek vlug om zich heen. Maar de bomen gaven geen aanwijzing voor hoe de haas daar was terechtgekomen. Ze stapte erlangs en begon weer te rennen. Een vos, zei ze tegen zichzelf terwijl ze haar normale tempo hernam. Die was waarschijnlijk van haar geschrokken. Maar een vos zou zijn prooi niet in de steek gelaten hebben, geschrokken of niet. En de haas zag er niet uit alsof hij gewoon was gevallen. De manier waarop hij op de grond lag was…

Was bedacht.

Maar dat sloeg nergens op. Ze duwde de gedachte van zich af en stormde het pad verder af. En toen lag het bos achter haar en was ze terug op de open vlakte, met het meer vóór haar. Het ongemakkelijke gevoel viel van haar af, met elke stap die ze zette, werd het een beetje minder. In het zonlicht leek het absurd. Gênant zelfs.

Later zou haar man Marcus zich herinneren dat het lokale nieuws op de radio was toen ze binnenkwam. Terwijl hij brood in de broodrooster deed en een banaan in stukjes sneed, vertelde hij Lyn dat er een paar kilometer verderop een lichaam was gevonden. Ze moet het verband hebben gelegd, want ze vertelde hem over de dode haas. Maar ze had er een grapje van gemaakt, weggelachen hoezeer ze ervan was geschrokken. Toen het brood uit de broodrooster sprong, leek het voorval voor hen allebei al onbetekenend.

Toen ze uit de douche kwam, hadden ze het er al niet meer over.