Welke opties op de Euronext Optiebeurs worden verhandeld, wordt bepaald door de beurs volgens een vastgelegd beleid. De onderliggende waarden waarop opties worden genoteerd, moeten goed verhandelbaar zijn, omdat de partijen die de opties aanbieden (de marketmakers) zich goed moeten kunnen indekken tegen 138
al te grote risico’s. Marketmakers zijn namelijk verplicht om in alle series altijd een biedprijs en laatprijs af te geven.
Op de optiebeurs worden vooral opties verhandeld op aandelen, maar ook op obligaties, op een aantal indices, op edelmetalen en op vreemde valuta.
Aan de optiebeurs is een instituut verbonden dat de Optieclearing heet. Optieclearing is belast met de afwikkeling van alle transacties op de optiebeurs. Het afwikkelen van transacties geschiedt door het overnemen van de rechten en verplichtingen van de marktpartijen die bij de transactie als koper respectievelijk verkoper zijn betrokken. Nadat twee (markt)partijen met elkaar een transactie zijn aangegaan, voegt Optieclearing zich als tussenpersoon tussen de kopende en verkopende marktpartij.
Het tegenpartijrisico wordt op deze manier door Optieclearing overgenomen en afgedekt door middel van een stelsel van regelingen binnen deze structuur. Daardoor weet u dat uw transacties worden afgewikkeld. Voor deze zekerheid – die voor de handel absoluut noodzakelijk is – betaalt u een vergoeding aan de Optiebeurs, in de vorm van transactiekosten per gekochte of verkochte optie.
Standaardcontracten
Ter vereenvoudiging van de handel in opties zijn alle optiecontracten gestandaarcontractgrootte diseerd. Aan elk contract liggen de volgende gegevens ten grondslag: de contractgrootte, de looptijd en de uitoefenprijs. Er worden opties uitgegeven met looptijden die oplopen tot maximaal vijf jaar. Maar voor de kortst lopende opties is de meeste belangstelling.
In 2006 introduceerde de optiebeurs van Amsterdam daarom opties met extreme looptijd
korte looptijden, een week. Dit sloeg goed aan en dat bewijst dat de optie nog altijd een van de meest populaire instrumenten is voor zowel beleggers als voor speculanten. Je kunt er namelijk alle kanten mee op.
Sinds 2006 is het dus elke vrijdag expiratiedag op de Amsterdamse optiebeurs.
De weekopties zijn er voorlopig alleen nog op de aexindex, maar het is te verwachten dat zij in de toekomst ook op meest verhandelde aandelen zullen worden geïntroduceerd. De korte looptijd levert kansen op (procentueel) grotere winsten, maar mogelijk ook grotere verliezen, zoals altijd het geval is in de laatste week van langer lopende opties. In de Verenigde Staten werden de weekopties al eerder ingevoerd, op de S&P 100index, en ook daar zijn zij een succes.
Opties geven de belegger talloze mogelijkheden om de beleggingsstrategie aan te scherpen. Dit kan bijvoorbeeld door het bezit langdurig te beschermen of door met een relatief geringe investering te profiteren van verdere koersstijging. De optie is niet meer weg te denken bij het beheren van vermogens. Op duizenden aandelen zijn opties beschikbaar met looptijden variërend van een maand tot drie jaar. Op de meest verhandelde Nederlandse aandelen zijn opties beschikbaar met looptijden tot zelfs vijf jaar. Helaas is de Nederlandse optiebeurs daarin wel een uitzondering, want in andere landen worden zelden opties verhandeld met dergelijke lange looptijden.
Theorie
Een optie is een recht op aankoop of op verkoop van iets (bijvoorbeeld een aandeel) tegen een bepaalde prijs (de uitoefenprijs) gedurende een bepaalde tijd (de looptijd).
Zoals men soms voor korte tijd een optie kan nemen op een huis of een schilderij, zo kan men ook op aandelen, obligaties, dollars of goud een optie nemen. Kost het 139
nemen van een optie op een huis of een kunstwerk doorgaans niets, bij opties op optiepremie
financiële waarden en goederen moet een prijs betaald worden, de optiepremie.
Door opties te kopen hebt u geen verplichtingen. Als optiebezitter hebt u rechten die u niet hoeft te gebruiken. De investering in de optie is het enige dat u kunt verliezen. Bedenk wel dat u die investering bij een optie, vanwege de beperkte looptijd, gemakkelijker in haar geheel verliest dan bij een investering in het aandeel zelf. In het algemeen geldt: hoe korter de looptijd, hoe groter het risico.
Met kleine bedragen kunt u met opties in verhouding tot de investering grote hefboomwerking
winsten behalen. Dit kenmerk van opties wordt de hefboomwerking genoemd. De handelaren op de optiebeurzen (marketmakers) zijn verplicht altijd voor elke optieserie een prijs te geven waarop u kunt kopen. Ook een verkoopprijs moet altijd voorhanden zijn, tenzij de theoretische waarde ongeveer nul is. De optiebeurs zorgt er altijd voor dat de partijen hun verplichtingen nakomen.
Op de optiebeurs kan men opties kopen en verkopen op aandelen, obligaties, goud en de dollar. Wij zullen ons hier concentreren op de aandelenopties. Vanwege de beperkte handel in de andere optiecategorieën is een belegging in deze producten vaak niet erg aantrekkelijk. Een uitzondering zijn valutaopties wanneer deze gebruikt worden voor het afdekken van valutarisico’s, waarover later meer.
Keus genoeg
Aandelenopties hebben doorgaans een pakket van honderd aandelen als onderliggende waarde. Het aanbod van opties op de verschillende optiebeurzen is enorm.
Per aandeel bestaan vaak tientallen optiesoorten (series) met verschillende looptijden en uitoefenprijzen. Toch is er bij opties sprake van steeds nieuwe standaardproducten: de looptijden gaan altijd tot de derde vrijdag van een zekere maand en de uitoefenprijzen zijn altijd zo veel mogelijk ronde getallen. Als een bepaalde maandserie afloopt (expireert), worden er weer nieuwe optieseries geïntroduceerd.
Voorbeeld
Bij een koers van het aandeel Royal Dutch Shell van € 48,65 zullen call- en putopties beschikbaar zijn met uitoefenprijzen van € 35, € 40, € 45, € 50,
€ 55 en € 60. De keuze van de uitoefenprijs kan van groot belang zijn voor de beleggingsstrategie; daarover later meer. De looptijden variëren bij de opties Royal Dutch Shell van een maand tot vijf jaar, altijd dus tot de derde vrijdag van de desbetreffende maand.
De prijs van een optie
De prijs van een optie wordt vooral bepaald door de resterende looptijd en de intrinintrinsieke waarde sieke waarde. De intrinsieke waarde is het verschil tussen de uitoefenprijs en de prijs van het aandeel.
Voorbeeld intrinsieke waarde
Stel dat u een calloptie abn amro januari 20 hebt en de aandelen kosten op dat moment € 25. De intrinsieke waarde van de opties is dan € 5. U kunt dan namelijk direct uw kooprecht uitoefenen en honderd aandelen abn amro voor
€ 20 kopen, om deze direct weer voor 25 op de beurs te verkopen, waardoor u 100 × 5 is € 500 winst maakt, afgezien van de bankkosten. U hoeft namelijk 140
niet te wachten tot de genoemde derde vrijdag van de uitoefenmaand om van uw recht gebruik te maken. De calloptie zal daarom in dit geval tegen ten minste
€ 5 worden verhandeld.
Kosten de aandelen € 30, dan kost de optie ten minste € 10 . Staat de aandelenprijs bijvoorbeeld op € 18, dan heeft de optie geen intrinsieke waarde en is dus in directe zin niets waard. De opties zullen echter voor beleggers wel een waarde hebben, omdat de kans bestaat dat de opties in de toekomst nog intrinsieke waarde krijgen. Vervalt het recht binnen enkele weken, dan zal men voor de optie minder willen betalen dan wanneer deze nog enkele maanden of jaren loopt.
Bij een putoptie geldt hetzelfde. Een putoptie april 40 zal ten minste € 8 kosten als de aandelen € 32 staan. De bezitter van de putoptie heeft namelijk het recht om de aandelen direct op € 40 te verkopen. Deze € 8 is dan de intrinsieke waarde. Zijn de rechten nog enkele maanden geldig, dan zal men op de beurs bereid zijn om voor tijds- of verwachtingswaarde
die optie wellicht € 11 te betalen. Die € 3 wordt ook wel de tijdswaarde of verwachtingswaarde genoemd. Hoe langer de nog resterende looptijd, des te hoger de tijdswaarde. Ook als een optie geen intrinsieke waarde heeft, kan deze door zijn looptijd nog wel verwachtingswaarde hebben. Naarmate de uitoefendatum naderbij komt, zakt de optieprijs naar zijn intrinsieke waarde.
Euronext Amsterdam biedt de unieke mogelijkheid om in zeer langlopende call
en putopties te handelen. Op de hoofdfondsen worden opties verhandeld die tot vijf jaar lopen. Deze opties lopen altijd tot de derde vrijdag van oktober en zijn bij uitstek geschikt om uw bezit langdurig te beschermen of om te profiteren van de hefboomwerking van opties.
In- en out-of-the-money
Als u een calloptie koopt met een uitoefenprijs onder de huidige beurskoers, bijvoorbeeld een calloptie Royal Dutch Shell oktober 40 als het aandeel € 48,65 staat, in-the-money-optie
noemt men een dergelijke optie inthemoney. Immers, € 8,65 van deze optie is al een stuk van de aandelenprijs geworden. Kost de optie bijvoorbeeld € 12,10 op de beurs, dan is de tijdspremie die u betaalt € 3,45 (12,10 – 8,65). Koopt u een callout-of-the-money-optie optie met uitoefenprijs van € 60, dan hebt u een zogenoemde outofthemoneyoptie. Deze zou € 1,25 kunnen kosten, waardoor u pas na een koersstijging van Shell met € 11,35 + 1,25 = € 12,60 winst zult maken. Beide opties zullen echter, als het aandeel in waarde stijgt, meestijgen zolang er nog voldoende looptijd overblijft. De duurste optie zal echter minder last hebben van het afnemen van de looptijd. Outofthemoneyopties zijn dus goedkoper, maar ook riskanter. Dit geldt ook voor putopties. Een optie waarvan de uitoefenprijs precies op of vlakbij de at-the-money-optie
koers van het aandeel ligt, wordt atthemoney genoemd.
Opties kunnen in hoofdlijnen op drie manieren door beleggers worden gebruikt: 1� ter bescherming van het bezit tegen grote koersdalingen (Beschermend Beleggen); 2� voor speculatie met een beperkte inleg, gebruikmakend van de hefboomwerking (speculatief call of putopties kopen);
3� ter verbetering van het rendement op de beleggingsportefeuille (opties verkopen of schrijven).
141
De drie hiervoor genoemde categorieën zullen hierna nader worden toegelicht.
Beschermd Beleggen met putopties
Aandelen brengen vrij grote koersrisico’s mee, die u misschien eigenlijk niet wilt lopen. Om toch de mogelijkheid te hebben om met minder risico’s in aandelen te beleggen, kan met putopties het verlies worden beperkt.
Een putoptie is een recht tot verkoop en stijgt dus in waarde als het onderliggende product in waarde daalt. Als u aandelen bezit, kunt u dus gelijktijdig putopties op dat aandeel kopen ter bescherming. Immers, daalt de prijs van het aandeel, dan stijgt de prijs van de putoptie en zo beperkt u uw verlies. De kosten voor de beschermende putoptie zou u kunnen zien als een soort verzekeringspremie. Stijgt het aandeel in prijs, dan profiteert u daar wel van, en verliest u alleen de voor de putoptie betaalde prijs. De putoptie kan waardeloos aflopen.
Hoe dieper inthemoney, hoe sterker de bescherming.
Bij het kopen van een beschermende putoptie is het van belang vast te stellen welk risico u maximaal wilt lopen. Hoe verder de putoptie inthemoney is, hoe duurder hij is. Maar hij geeft ook meer bescherming. Het volgend voorbeeld illustreert dit.
Voorbeeld
Stel u koopt tweehonderd aandelen Numico voor € 30. U wilt uw belegging beschermen tegen een koersdaling en hebt de keus tussen een putoptie met uitoefenprijs 25 en 35. De looptijd doet er voor dit voorbeeld even niet toe. De put 25 kost € 3 en de put 35 kost € 7,50. Het prijsverschil is logisch, want de put 35
is € 5 in-the-money en de put 25 heeft geen intrinsieke waarde, is dus out-of-the-money.
Als u de put 25 koopt, betaalt u 200 × € 30 voor de aandelen plus 200 × € 3
voor de optie, samen is dat € 6.600, plus de bankkosten. Vanwege de putoptie krijgt u voor de aandelen altijd € 25 per stuk, dus € 5.000. Het risico dat u loopt, is dus € 1.600 (6.600 – 5.000). Dat is ruim 24% van uw totale investering. U hebt uw belegging dus voor 76% beschermd.
Als u echter de put 35 koopt, betaalt u 200 × € 30 voor de aandelen plus 200 ×
€ 7,50 voor de optie, samen is dat € 7.500. Vanwege de putoptie krijgt u voor de aandelen altijd € 35 per stuk, € 7.000. Het risico dat u loopt, is dus een stuk kleiner: € 500 (7.500 – 7.000). Dat is slechts een kleine 7% van de totale investering. U hebt uw belegging dus voor 93% beschermd.
De zware bescherming lijkt heel aantrekkelijk, maar heeft ook een belangrijk nadeel. Doordat er relatief veel geld in de putoptie moet worden belegd, moet het aandeel Numico meer stijgen om deze beschermingskosten goed te maken. De keuze voor de beschermingsfactor is altijd een afweging tussen het maximale risico dat de belegger wenst aan te gaan en de optiekosten die deze ‘verzekering’ met zich brengt.
Koop beschermende putopties altijd met zo lang mogelijke looptijd. Het steeds vernieuwen van de bescherming is namelijk een kostbare zaak. U zult beleggingsbeslissingen moeten nemen die afhangen van de hoogte van de beurskoersen op het moment waarop u beslist; die koersen zullen altijd in de loop van het jaar veranderen. Elk fonds vereist een eigen aanpak. De hoogte van de koers en de soorten opties die er voor het desbetreffende fonds bestaan, bieden de belegger steeds weer nieuwe keuzemogelijkheden.
142
Niet op elk koersniveau is een geschikte langlopende optie voor afdekking van het onderliggende aandeel beschikbaar. Het is vaak wel mogelijk om het aandeel dan met een kortlopende optie te beschermen. De kortlopende optie kan worden vervangen door een langlopende optie zodra deze wordt geïntroduceerd. Door een actief beleid kunt u in veel gevallen met behulp van putopties zelfs een beter rendement behalen dan zonder deze beschermingsmaatregel.
Voorbeeld beschermende putopties kopen
Stel, u hebt tweehonderd aandelen Numico. De koers van het aandeel Numico is
€ 33,50. U kunt de aandelen voor lange tijd beschermen door aankoop van een vijfjarige putoptie 35 voor € 4. Hiermee hebt u zich het recht verschaft om voor vijf jaar de aandelen Numico op € 35 te verkopen. Stel, de koers van Numico stijgt tot € 45. U kunt op dat moment uw positie wijzigen door de putoptie, die nu ver out-of-the-money is, te verkopen voor bijvoorbeeld € 1,60. Het verlies op de opties bedraagt dan € 480 terwijl de aandelen € 2.300 meer waard zijn geworden. De totale positie is dus € 1.820 meer waard geworden, u hebt voor circa 80% met de stijging van de aandelen meegedaan.
U kunt nu besluiten een put met een uitoefenprijs van € 45 te kopen, waarbij liefst weer een lange looptijd kan worden gekozen. Als het aandeel Numico dan weer zakt naar het aankoopniveau van € 33,50, maakt u meer winst met de nieuwe putoptie dan u met de eerste putoptie hebt verloren. Dit komt doordat de tweede optie in-the-money raakt en daardoor sterker met het aandeel meebe-weegt. Dus hoewel het aandeel per saldo sinds de aankoop gelijk is gebleven, hebt u door het schuiven met lange putopties, exclusief kosten, toch winst op uw doorrollen opties
positie behaald. Deze actie heet doorrollen van de opties.
Andere optiesoorten
Behalve op aandelen worden in de Verenigde Staten opties verhandeld op de meest uiteenlopende zaken, van aardappels en sinaasappelsap tot obligaties, aandelenindices, edele metalen en valuta. In Nederland werd de optiehandel in obligaties en edelmetalen gestopt wegens gebrek aan belangstelling bij beleggers. Buiten de levendige handel in aandelenopties en indexopties (vooral aex) is er eigenlijk alleen een kleine rol weggelegd voor de opties op de Amerikaanse dollar. De optie om $ 10.000 te mogen kopen of verkopen met euro’s heeft als code dex; de optie om
€ 10.000 te mogen kopen of verkopen tegen Amerikaanse dollars heeft als code edx. Deze opties zijn geschikt om valutarisico op bijvoorbeeld een positie in Amerikaanse aandelen af te dekken.
Voorbeeld valutaopties: DEX
In juli kost een Amerikaanse dollar € 1,05. Een belegger verwacht dat de prijs verder gaat stijgen. Hij kan callopties op de dollar (dex) december 105 kopen (€ 1,05) voor € 3,58. Hij heeft dan het recht om tegen een koers van € 1,05
een bedrag van $ 10.000 te kopen. Bij aankoop van de optie moet hij 1 (optie) ×
100 × € 3,58 = € 358 betalen. Stijgt de dollarkoers al enkele maanden vóór de derde vrijdag van december tot bijvoorbeeld € 1,10, dan wordt zijn calloptie dex minstens € 5 waard. Er zijn ook euro/dollarcontracten beschikbaar met de code edx. Bij deze contracten is de wisselkoers net andersom. Een call dex beweegt dus in dezelfde richting als een put edx.
143
Indien men een bepaalde hoeveelheid Amerikaanse aandelen heeft die men zoals hiervoor beschreven tegen een koersdaling wil beschermen door aankoop van putopties, kan dat alleen maar door putopties te kopen die een bedrag in dollars garanderen. Het risico is daarmee dus niet afdoende afgedekt. Heeft een Europeaan bijvoorbeeld tweehonderd aandelen CocaCola, die $ 52 staan, beschermd door aankoop van twee putopties met uitoefenprijs 50, dan heeft hij alleen de zekerheid dat hij aan het eind van de rit 200 × 50 = $ 10.000 zal overhouden. Zakt de koers van de dollar onverwacht fors, dan kan hij in euro’s toch een flinke zeperd oplopen.
Hij kan er daarom voor kiezen aan zijn portefeuille een putoptie dex toe te voegen.
Bij valutaopties is de handel in series, die ongeveer atthemoney zijn, vaak het best.
Hij koopt dan bijvoorbeeld een putoptie dex met een uitoefenprijs van 105, als de dollar rond de € 1,05 staat. De belegger weet dan dat hij voor zijn $ 10.000 altijd
€ 10.500 zal kunnen ontvangen. En als de dollar hoger staat dan € 1,05 is dat des te beter.
De bescherming tegen het valutarisico kost natuurlijk wel geld in de vorm van optiepremie
optiepremies. Zeker als de belegger de bescherming steeds wil handhaven, wordt het een dure aangelegenheid. Dit kan ondervangen worden door naast de aankoop van putopties dex ook callopties dex te schrijven (verkopen), met dezelfde looptijd en uitoefenprijs als de putopties. De premies vallen dan (bij atthemoneyopties) ongeveer tegen elkaar weg. Het nadeel van deze strategie is wel dat een eventuele koersstijging van de dollar die in de waarde van de aandelen zit, weg zal vallen tegen het verlies op de geschreven callopties dex.
Speculatief opties kopen
U kunt putopties ook gebruiken om te speculeren op een koersdaling. Omdat aandelen op langere termijn doorgaans gestaag stijgen om soms plotseling scherp te dalen, is het als u speculeert op een daling vaak beter om kortlopende putopties te kopen.
Voorbeeld
Het aandeel abn amro staat in maart € 22. Iemand koopt vier putopties abn amro oktober 20 en betaalt daarvoor € 1,50. Hij betaalt dus 4 × 100 × € 1,50 =
€ 600. De belegger krijgt hiermee het recht om vierhonderd aandelen abn amro tot in de maand oktober te verkopen op € 20. Daalt de koers scherp tot € 15, dan zullen de opties ten minste € 5 waard zijn. Hij kan dan zijn verkooprechten verkopen en ontvangt dan 4 (putopties) × 100 (aandelen) × € 5 = € 2.000 zodat hij in korte tijd € 1.400 zou hebben verdiend, minus de kosten van de bank. Als hij vierhonderd aandelen abn amro in bezit heeft, kan hij er ook voor kiezen zijn verkooprecht daadwerkelijk uit te oefenen. Hij mag dan zijn aandelen daadwerkelijk verkopen voor € 20, terwijl zij op de beurs € 15 staan en bespaart zich dus een verlies van 4 × 100 × € 5 = € 2.000.
De optiebezitter kan als hij opties koopt dus grote bedragen verdienen met relatief kleine inzetten. Het risico is slechts het geïnvesteerde bedrag van zijn aankoop en nooit meer. De prijs die men voor de optie heeft betaald, kan men echter ook volledig verliezen als de rechten door het verstrijken van de looptijd vervallen of als men er geen gebruik van maakt. Beleggers die opties kopen, lopen wel een verhoogd risico over hun investeringsbedrag, maar een lager risico dan wanneer zij eenzelfde aantal aandelen zouden kopen. Dit laatste lijkt tegenstrijdig, maar is heel 144
belangrijk om onder ogen te zien. Een voorzichtige belegger koopt in plaats van honderd aandelen een optie en zet de rest van zijn geld op de spaarrekening, een echte speculant koopt in plaats van honderd aandelen voor al zijn geld twintig opties. Het moge duidelijk zijn wie van de twee zijn strategie het langste zal kunnen volhouden.
Voorbeeld hefboomwerking opties bij speculatief kopen U wilt duizend aandelen Heineken kopen op het moment dat zij € 38 noteren.
De calloptie Heineken oktober 2005 40 kost € 7,50. Stijgt de koers binnen twee maanden naar 50, dan stijgt deze calloptie tot circa € 13. U kunt in plaats van duizend aandelen voor hetzelfde bedrag callopties kopen op ongeveer vijfdui-zend aandelen. Het rendement op de duizend aandelen in deze twee maanden bedraagt 32%; het rendement op de vijftig opties in deze twee maanden bedraagt 73%. Bedenk wel dat de hefboomwerking ook opgaat bij een koersdaling van het aandeel en dan dus een versterkte koersdaling meebrengt.
Dividend
Optiebezitters hebben geen recht op dividend dat op de aandelen wordt uitgekeerd.
De aandelenkoers daalt doorgaans wanneer een aandeel dividend uitkeert met de hoogte van het dividend, terwijl op dat moment de optieprijs hier niet op reageert.
Dit komt omdat er bij de prijsvorming op de optiebeurs al rekening werd gehouden met het uit te keren dividend. Een uitzondering is wanneer een optie geen tijdswaarde meer heeft. De koers van de optie is dan volledig gelijk aan de intrinsieke waarde. Indien u een dergelijke calloptie bezit, is het verstandig deze uit te oefenen voordat het aandeel exdividend gaat.
Opties schrijven
Tot nu toe hebben wij vooral de nadruk gelegd op de aankoop van opties. Wij hebben ook het speculatieve element van opties behandeld. Een andere mogelijkheid is het schrijven, dat is het verkopen van opties zonder deze te bezitten. Daarvoor optiepremie
wordt een optiepremie ontvangen, maar gaat men wel een verplichting aan. Het is vanzelfsprekend van groot belang altijd aan de verplichtingen te kunnen voldoen.
Voorbeeld gedekt callopties schrijven
Een belegger heeft tweehonderd aandelen dsm en verkoopt (schrijft) op een mooie dag in de maand juli twee callopties dsm oktober 30, opties die hij dus niet heeft, voor € 1,60. Het aandeel dsm staat € 27. Hij ontvangt dus 2 (opties) ×
100 (aandelen) × 1,60 = € 320. De schrijver verplicht zich om tot en met de derde vrijdag van oktober tweehonderd aandelen dsm te leveren als de koper van de optie dat wenst. De koper van de opties heeft immers het recht verworven om tweehonderd aandelen tegen € 30 vóór de derde vrijdag van oktober te mogen kopen. Als de koers van aandelen dsm sterk is gestegen tot bijvoorbeeld € 45, moet de schrijver, de verkoper dus, de aandelen voor € 30 leveren en zal hij spijt hebben van het schrijven voor slechts € 1,60.
Bezit de schrijver de aandelen niet en heeft hij dus ongedekt geschreven, dan moet hij de aandelen alsnog op de beurs tegen € 45 kopen om ze te kunnen leveren voor € 30. Dat is dus een groot financieel risico. Vandaar dat wij 145
adviseren om uiterst voorzichtig te zijn met het ongedekt schrijven van opties, vooral bij callopties omdat daar het mogelijke verlies in principe onbeperkt is.
Als de koers van dsm zich echter wat meer gematigd beweegt en bijvoorbeeld stijgt van € 27 naar € 31, zal de belegger er geen moeite mee hebben de aandelen voor € 30 te moeten leveren. Hij ontving immers al € 1,60 uit de verkoop van de opties. Het rendement op de aandelen is daarmee verhoogd. In het algemeen is het zinvol om callopties ‘out-of-the-money’ te schrijven. Men doet dan nog met een stuk stijging van het aandeel mee en incasseert de premie. Komt de koers van het aandeel echter boven de uitoefenprijs, dan heeft men weliswaar winst gemaakt, maar dreigt men toch een stuk van de koersstijging te missen. Dan kan het verstandig zijn de geschreven opties weer terug te doorrollen optieposities
kopen en andere opties te schrijven. Dit heet doorrollen van optieposities.
Wees voorzichtig met het gedekt schrijven van callopties in tijden met grote prijsschommelingen. Voor u het weet staat de koers boven de uitoefenprijs en moet u uw aandelen inleveren. Daalt de aandelenkoers, dan is het verlies vaak veel groter dan de opbrengst van de geschreven callopties.
Men kan ook premies ontvangen door putopties te schrijven op aandelen die men zou willen kopen. Dit ongedekt putopties schrijven is een riskante strategie.
Het is eigenlijk alleen aan te raden op aandelen waarvan gedurende de looptijd van de optie geen al te grote koersbeweging omhoog of omlaag te verwachten is. Schrijft u namelijk een outofthemoneyputoptie en zakt de koers van het aandeel onder uw uitoefenprijs, dan moet u tegen een hogere prijs kopen dan de marktprijs. Stijgt de koers daarentegen dan verdient u wel een beetje geld, maar had u waarschijnlijk meer kunnen verdienen als u de aandelen gewoon direct had gekocht. Ook hier geldt: schrijf altijd zo kort mogelijk.
Lang kopen, kort schrijven
Hoe langer de looptijd van de optie, hoe hoger echter de prijs (premie) van de optie zal zijn. In januari 2007 zal bijvoorbeeld een optie Heineken april 2007 met uitoefenprijs € 40 minder kosten dan een optie Heineken oktober 2007 € 40. Dat geldt zowel voor putopties als voor callopties. Het is echter toch verstandig om opties met een lange looptijd te kopen, omdat de optiepremie gedurende de laatste maanden het snelst verloren gaat. Een vuistregel wat opties betreft luidt dan ook: lange looptijden kopen, korte looptijden verkopen. Ofwel: lang kopen, kort schrijven.
Samenvatting
Een aandelenoptie is een recht op koop of verkoop van aandelen. Op aandelen bestaan callopties (recht op koop) en putopties (recht op verkoop). Aandelenopties hebben een vaste looptijd (altijd tot en met de derde vrijdag van een bepaalde maand) en een vastgestelde uitoefenprijs (de prijs waartegen men het recht heeft de aandelen te kopen of te verkopen). Een aandelenoptie is doorgaans een optie op een pakket van honderd aandelen.
Dus: een calloptie Philips oktober 2007 € 20 (afgekort: call phi okt 07 20) is het recht om tot en met de derde vrijdag van oktober 2007 honderd aandelen Philips te kopen voor een prijs van € 20 per stuk.
146
En: een putoptie Akzo Nobel juli 2007 € 45 (afgekort: put akz jul 07 45) is het recht om tot en met de derde vrijdag van juli 2006 honderd aandelen Akzo Nobel te verkopen voor een prijs van € 45 per stuk.
Het spreekt voor zich dat de rechten die opties geven, een geldswaarde hebben. De prijs van een optie wordt ook wel de (optie)premie genoemd. Opties kunnen worden gekocht en vanzelfsprekend ook worden verkocht. Speciaal is dat beleggers ook opties kunnen verkopen die zij niet hebben. Dit heet opties schrijven. De belegger die een optie schrijft, ontvangt de premie, maar heeft wel de plicht om het recht op koop of verkoop van de tegenpartij te eerbiedigen. De schrijver van opties kan dus een groot risico lopen als hij verplichtingen aangaat die hij niet kan nakomen. Het is daarom verstandig alleen te schrijven als u gedekt bent.
Stop-loss-limieten
Naar aanleiding van wat velen hebben meegemaakt ten tijde van de beurscrisis van stop-loss-limiet
oktober 1987 en de minicrash van 1989, is het verstandig te bezien wat een stoplosslimiet kan betekenen. Het zou voor vele beleggers verstandig zijn om zichzelf ten doel te stellen met hoeveel winst men in principe op een optiepositie genoegen zou willen nemen, maar ook hoeveel verlies men eventueel zou willen nemen. Een verstandige belegger begrenst zijn winst en verlies. Doet men dit consequent, dan brengt op termijn deze belegger het er het best van af.
De begrenzing kan geschieden in de vorm van een stoplossorder. Stel, u bepaalt dat u in voorkomende gevallen een verlies accepteert van 20% en een winst beoogt te behalen van 60%. Nu koopt u bijvoorbeeld een calloptie op € 5. Tegelijkertijd geeft u uw bank of commissionair een (doorlopende) stop-loss-verkooporder op
€ 4 en een gewone doorlopende verkooporder op € 8.
In het laatste geval zal de verkooporder worden uitgevoerd zodra er € 8 gemaakt kan worden. Indien deze order wordt uitgevoerd, hebt u een winst van uw ten doel gestelde 60% behaald. Een prima resultaat! In het eerste geval, de stoplossorder, gaat het iets anders. Stoploss betekent dat uw order wordt uitgevoerd zodra de koers door € 4 gaat. Op de eerstvolgende koers zal uw order worden uitgevoerd.
Dat wil niet automatisch zeggen dat uw prijs bijvoorbeeld € 3,90 zal zijn. Mocht de beurs opeens heel flauw zijn door een bijzondere gebeurtenis of een calamiteit, dan kan het best gebeuren dat de eerstvolgende koers bijvoorbeeld € 3,50 zal zijn, of nog lager. In elk geval hebt u uw verlies zo goed mogelijk begrensd. Zeker bij een calamiteit is het nog maar de vraag hoe degenen die niet voor een begrenzing hebben gezorgd, het ervan af zullen brengen. Immers, de grootste twee problemen voor een belegger zijn: wanneer winst te nemen en wanneer verlies?
147
Voorbeeld
Selectie van noteringen Euronext Optiebeurs uit Het Financieele Dagblad, december 2006 (bedragen in euro’s):
Aegon
14,30
(14,50)
c/p: 0,95
Series
Uitoefenprijs
Slotkoers
Vorige koers
Omzet
c jan 07
12
2,40
2,60
110
c jan 07
14
0,55
0,65
62
c feb 07
15
0,20
0,25
65
c mar 07
01
0,85
0,90
33
p jan 07
14
0,15
0,15
10
p feb 07
13
0,10
0,10
5
p mar 07
14
0,40
0,35
185
Toelichting
In de vetgedrukte regels staan van elk fonds de volgende gegevens: fondsnaam – in dit voorbeeld Aegon –, koers onderliggende waarde bij beurssluiting, tussen haakjes de koers onderliggende waarde van de vorige handelsdag; c/p = call/putratio, de verhouding tussen het aantal verhandelde calls en puts. Een waarde groter dan 1 betekent dat er dus meer calls op dit fonds zijn verhandeld dan puts. De gepubliceerde cijfers in de krant hebben altijd betrekking op de vorige beursdag.
Daaronder: c = call, p = put, uitoefenprijs = prijs waartegen de calls en puts recht geven op koop respectievelijk verkoop van de onderliggende waarde op expiratiedatum; slotkoers = slotkoers van de optie; omzet = omzet in contracten in de desbetreffende serie.
Uitoefening
Uitoefening van opties kan op twee verschillende manieren plaatsvinden: door fysieke levering, contante verrekening
fysieke levering of door contante verrekening.
Uitoefening bij aandelenopties kan plaatsvinden door middel van fysieke uitlevering van de onderliggende waarden. Fysieke uitlevering van een index is niet mogelijk. Daarom vindt contante verrekening plaats, het verschil tussen uitoefenprijs en de afrekeningswaarde.
Wanneer de optie is uit te oefenen gedurende de gehele looptijd, dan is dit een Amerikaanse stijl, Europese stijl
optie naar Amerikaanse stijl. Onder Europese stijl worden die opties verstaan die alleen op de afloopdatum uitgeoefend kunnen worden. Dit heeft overigens niets te maken met de geografische vestiging van de optiebeurs.
Reglementen
De optiebeurzen, dus ook de Euronext Optiebeurs in Amsterdam, hebben reglementen opgesteld, die moeten zorgen voor een soepel lopende handel en afwikkeling van transacties. De belegger die in opties gaat handelen, moet daartoe een contract tekenen. De bepalingen daarvan zijn streng maar duidelijk. Immers, de handelaar in opties moet er altijd voor zorgen dat hij aan zijn verplichtingen kan voldoen. Soms doen zich echter situaties voor waardoor een handelaar in de problemen komt. In 1998 kwamen enkele optiebeursbedrijven in zware financiële moeilijkheden door een scherpe koersval op de Amsterdamse beurs. De optiehou148
ders, de beleggers, werden echter niet benadeeld aangezien de moederondernemingen financieel garant stonden voor de verplichtingen van de optiedochters. Na onderzoek door de Amsterdamse beurs blijkt dan dat de reglementen aanpassing behoeven omdat het huidige volume van de handel, de omvang van de ingenomen posities en vooral de grilligheid van de markt dat vereisen.
Dekkingseisen
minimumdekkingseisen
Voor het ongedekt schrijven van opties worden door de optiebeurs minimumdekkingseisen vereist. Banken en/of commissionairs zijn daarbij vrij om hogere dekkingseisen te stellen. Aan de dekkingseisen kan worden voldaan door het deponeren van effecten of contanten bij een van deze twee partijen. Dagelijks worden deze dekkingseisen berekend, hetgeen ertoe kan leiden dat om bijstorting wordt gevraagd. Voor de berekening van de dekkingseisen wordt dikwijls gebruikgemaakt dekkingspercentages
van zogenoemde dekkingspercentages, die afhankelijk zijn van de beweeglijkheid van de onderliggende waarde. Deze dekkingspercentages worden maandelijks vastgesteld en dagelijks gepubliceerd in de Officiële Prijscourant. Als minimumdekkingseis voor ongedekt geschreven callopties kan men het volgende hanteren: de actuele optieprijs plus het dekkingspercentage vermenigvuldigd met de uitkomst van twee maal de actuele prijs van de onderliggende waarde minus een maal de uitoefenprijs. Voor bepaalde combinaties van optieposities gelden lagere minimumdekkingseisen dan voor ongedekt geschreven call en putopties afzonderlijk.
Voorbeeld
In december 2006 was het dekkingspercentage voor opties abn amro 20%. Het aandeel abn amro doet op dat moment € 24,40 op de beurs. Om ongedekt de calloptie abn amro okt 25 te schrijven, die € 1,10 oplevert, moet als dekking worden aangehouden: € 1,10 + 20% van (2 × € 24,40) – 25 = € 5,86. Dit is
€ 586 per contract.
Combinaties van opties
Opties kunnen op diverse manieren met elkaar worden gecombineerd. Wij noemen er enkele van. Al die combinaties hebben Engelse namen.
Straddle
Wilt u zowel van een koersstijging als van een koersdaling profiteren, dan koopt u een putoptie en een calloptie. Als u een gelijk aantal put en callopties koopt op hetzelfde aandeel met dezelfde uitoefenprijs en dezelfde datum waarop de optie straddle
afloopt, wordt dat een straddle genoemd. De betekenis van het woord straddle is: op twee gedachten hinken. Zoiets wordt bijvoorbeeld gedaan bij aandelen die grote koersschommelingen laten zien.
Voorbeeld
Het aandeel X schommelt heftig tussen € 140 en € 180. Met die schommelingen gaan ook de put- en callopties mee. Om hiervan gebruik te maken en ter beperking van het risico koopt u vijf callopties X oktober 150 en vijf putopties X
oktober 150 op het ogenblik waarop de aandelen X op de beurs voor € 155
worden verhandeld. De calloptie kost bijvoorbeeld € 12 en de putoptie € 4, zodat u 5 × 100 × € 12 (€ 6.000) plus 5 × 100 ×€ 4 (€ 2.000), totaal € 8.000, 149
moet betalen. Daalt de aandelenkoers, dan stijgt de waarde van de putoptie; stijgt de aandelenkoers, dan stijgt de waarde van de calloptie. U kunt na een waardestijging van de opties winst nemen en zo profiteren van de koersschommelingen van de aandelen.
Spread
Op hetzelfde aandeel kunt u gelijktijdig een optie kopen en verkopen. Hierbij zijn de uitoefenprijs of de uitoefenmaand verschillend. Het verschil tussen het te betalen spread
bedrag voor de ene optie en de ontvangst voor de andere optie wordt een spread, een spreiding, genoemd.
Voorbeeld
U koopt een calloptie aandeel X januari 80 tegen € 4 en verkoopt een calloptie aandeel X januari 70 tegen € 12. Het aandeel X wordt op de beurs op dat moment verhandeld tegen € 79. Het prijsverschil van € 8 tussen de twee soorten opties geeft u een voordeel van € 80 per optie. U kunt worden verplicht om de aandelen te leveren op € 70, doordat u de calloptie januari 70 hebt geschreven. Echter, door de gekochte calloptie januari 80 hebt u het risico beperkt tot € 10, het verschil tussen de twee uitoefenprijzen. Daalt de aandelenkoers onder € 70, dan worden de opties waardeloos en hebt u € 800 verloren.
Andere combinaties
Met opties kunnen alle mogelijke combinaties worden verzonnen en tot stand gebracht. De beleggingswereld heeft aan enkele ervan een naam gegeven.
butterfly-spread
Butterfly-spread
U koopt daarbij een calloptie met een bepaalde uitoefenprijs. U schrijft tegelijkertijd twee callopties met een hogere uitoefenprijs en koopt ook nog een calloptie met een uitoefenprijs die daar weer boven ligt.
Voorbeeld
Het aandeel X noteert bijvoorbeeld € 49. Gekocht wordt een calloptie X januari 45 voor € 5,50. Geschreven worden twee callopties X januari 50 voor € 2,80.
Gekocht wordt een calloptie X januari 55 voor € 0,50. De aankoop van de twee opties met de hoogste en laagste uitoefenprijs bedraagt € 6 plus kosten en de twee geschreven callopties brengen € 5,60 op, waar nog kosten af gaan. Stellen wij de kosten op € 1 totaal, dan komt u bij deze gezamenlijke transacties € 1,40
tekort. Maximaal is een winst van € 5 te bereiken met de calloptie januari 45, want u hebt de verplichting op zich genomen om tegen € 50 te leveren, vanwege de geschreven callopties.
De winst van € 5 vermindert als de aandelen boven € 50 stijgen, want dan moeten tweehonderd aandelen worden geleverd tegen € 50. Boven een niveau van € 55 is de winst helemaal verdwenen, maar u loopt geen risico, want dan voorkomt de gekochte calloptie januari 55 dat er verlies optreedt. Stijgt de aandelenkoers boven € 55, dan wordt deze laatste optie meer waard.
150
De conclusie luidt dat er sprake is van maximaal € 1,40 verlies en maximaal € 5
min het tekort – dus € 3,60 – winst. Deze winstkans ligt tussen de koersen € 45 en
€ 55.
bull-spreads
Spreads worden onderverdeeld in bullspreads en bearspreads. Zowel de bull als bear-spreads
de bearspreads kunnen worden opgezet in koop (call) en verkoopopties (put).
Een bullspread wordt opgezet als u als belegger een stijging van de aandelenkoers verwacht. U koopt dan een calloptie met een lage uitoefenprijs en schrijft een calloptie met een hogere uitoefenprijs. Verwacht u een daling van de aandelenkoers, dan koopt u een calloptie met een hoge uitoefenprijs en schrijft u een calloptie met een lagere uitoefenprijs.
Opties op termijncontracten
Op de markten waar in goederen wordt gehandeld, zoals koffie, cacao, metalen, wordt gehandeld in termijncontracten op goederen als onderliggende producten. Dat is, gezien de schommelingen die de prijzen van producten kunnen vertonen, een bijzonder speculatieve handel. Op dergelijke contracten bestaan ook opties. De voorzichtige belegger krijgt daarbij de kans om met kleine inleg en gering risico ook op de goederentermijnmarkten te opereren. Op die markten komen we later terug.
Historie: hausse-/baissepremies
Voordat de optiehandel in Nederland begon, konden beleggers rechten op aandelen haussepremie
kopen door middel van de premiehandel. Een haussepremie gaf het recht om aanbaissepremie delen te kopen en een baissepremie gaf het recht om aandelen te verkopen. De looptijd van die premies was doorgaans een, drie of zes maanden, maar afwijkende looptijden waren mogelijk. Een standaardprijs, de zogenoemde uitoefenprijs – zie daarvoor hoofdstuk 14 –, kende men niet. Op het moment dat de premie werd afgesloten, was de uitoefenprijs gelijk aan de marktprijs van het onderliggende aandeel.
Wilde een belegger bijvoorbeeld op vijfhonderd aandelen een haussepremie voor drie maanden afsluiten op aandelen Philips, die op dat moment ƒ 31,20 per stuk deden, dan kreeg de belegger het recht om vijfhonderd aandelen Philips gedurende drie maanden te kopen tegen een prijs van ƒ 31,20. Voor dat recht moest hij dan een premie betalen, zoals wij die nu ook kennen op de optiebeurs, bijvoorbeeld van ƒ 2 per aandeel – dus totaal ƒ 1.000.
De haussepremie was – in tegenstelling tot de optie nu – niet verhandelbaar. Om winst te kunnen opstrijken moest dus te allen tijde in de onderliggende aandelen worden gehandeld.
Historie: primes en scores
Tot in 1992 kende de beleggingswereld in Amerika het systeem van zogenoemde primes en scores
primes en scores omdat men daar nog niet de beschikking had over langlopende opties.
Het systeem werkte aldus: van een aantal Amerikaanse fondsen had Americus Trust aandelen omgezet in zogenoemde units. Die waren gesplitst in twee delen: de primes en de scores, die apart werden verhandeld op de American Stock Exchange.
151
Op het deel dat de prime werd genoemd, viel het gehele dividend van het aandeel.
De score werd dan beschouwd als een soort optie. In 1992 is dit systeem losgelaten omdat er nu echte langlopende opties zijn gekomen op de voornaamste Amerileaps kaanse aandelen, de zogenoemde blue chips. Deze langlopende opties worden leaps genoemd. Leaps is de afkorting voor longterm equity anticipation securities. In wezen zijn het echte langlopende opties, zowel calls als puts. Leaps zijn er tegenwoordig op honderden Amerikaanse fondsen. Zij hebben looptijden tot maximaal drie jaar.
152
15
Turbo’s, warrants en andere
speciale producten
Het is nog niet zo lang geleden dat de financiële ‘wereld’ zich uitsluitend beperkte tot aandelen en obligaties en enkele variaties daarop. De vindingrijkheid van de effectenhandel en van ondernemingen heeft er echter voor gezorgd dat het aantal
‘afgeleide beleggingsproducten’ zich geleidelijk uitbreidde. Dat gebeurde enerzijds om tot een grotere handel te komen en anderzijds om nieuw kapitaal aan te trekken.
De effectenhandel is door de vele vernieuwingen, zoals ook blijkt uit het hoofdstuk over opties, tot een boeiende bezigheid geworden, die steeds meer nieuwe beleggers en ook speculanten trekt. Voor hen blijft het noodzakelijk om zich van al het nieuwe dat de markt ook in de toekomst zal bieden, op de hoogte te stellen.
Hiertoe behoren na de opties onder meer ook de turbo’s of speeders en de warspeciale producten rants. Deze worden onder de gemeenschappelijke naam ‘speciale producten’ verhandeld op de beurs.
Turbo’s en speeders
turbo of speeder
Een succesvol jong beleggingsproduct is de turbo of de speeder. Twee namen voor wat feitelijk hetzelfde product is, maar uitgegeven door verschillende banken. Het zijn certificaten waarmee beleggers met een kleine inleg met een hefboom kunnen profiteren van een stijging of daling van een onderliggende waarde, zoals aandelen, een index of grondstoffen, doordat het grootste deel van het geldbedrag dat nodig is voor de belegging bij de uitgever wordt geleend.
Zo kan een belegger bijvoorbeeld procentueel wel tien keer zo veel koerswinst maken als met de onderliggende waarde zelf mogelijk is. Afhankelijk van de overige voorwaarden kan de hefboom groter of kleiner zijn. En natuurlijk zit hem daar de kneep. Als de hefboom zeer groot is, geldt natuurlijk hetzelfde voor het risico.
Over het geleende geld betaalt de belegger rente, die in de prijs wordt verrekend.
Met de inleg en het bijgeleende bedrag koopt de bank aandelen en houdt ze in portefeuille. Als het om een aandelenindex gaat of om bijvoorbeeld goud, worden vaak futures gekocht. Bij een short variant van de speeder of turbo (die meer waard wordt als de onderliggende waarde daalt) gaat de bank namens de belegger short in de aandelen of verkoopt futures. Als de onderliggende waarde stijgt of daalt, werkt het rendement één op één door in de prijs. Het grootste nadeel van deze producten is het verplichte stoplossniveau dat erin zit. Indien de koers van de onderliggende waarde dit niveau passeert, al is het maar heel even, wordt de turbo direct beëindigd en het verlies definitief. Er blijft dan meestal een klein deel van de inleg over. Dit nadeel lijkt een voordeel: de belegger wordt tegen een nog grotere koersdaling in bescherming genomen. Dat is waar, maar de belegger is ook direct vrijwel zijn hele inleg kwijt. Het enige waartegen de belegger in bescherming wordt genomen, is tegen het achterblijven met een restschuld.
Beleggers moeten goed beseffen dat de speeders en de turbo’s niets meer of minder zijn dan een kantenklare manier om te beleggen met geleend geld. Met als bijkomend nadeel dat de bank er ongenadig de stekker uit trekt zodra het verlies bijna 100% is. Het financieringsniveau loopt door de betaalde rente langzaam op.
Daarmee komt het punt waarop de stoploss in werking treedt, langzaam dichterbij 153
en smelt de eventuele restwaarde weg. Dat is ongeveer hetzelfde effect als het weglopen van de tijd en verwachtingswaarde bij langlopende opties. Nu de rente laag is, kan dat een dubbel nadeel zijn: een oplopende rente jaagt het financieringsniveau van speeders en turbo’s op, terwijl een langlopende calloptie bij een stijgende rente juist meer waard wordt. De banken brengen een rente in rekening die meestal mindaggeldrente stens 1,5% boven de interbancaire korte rente (daggeldrente) ligt. Dat betekent dat er op jaarbasis nu circa 4% rente wordt gerekend. Daarnaast is de spread tussen aankoop en verkoop die door de banken worden gehanteerd, vaak groot: in veel gevallen 3% tot 5%. Ook die verdienste van de bank moet nog worden goedgemaakt.
Turbo’s en speeders zijn uitstekend geschikt om eens een gokje te wagen voor de korte termijn. Ook om eens te beleggen in een vermogenscategorie waarin men anders niet kan beleggen, kan een speeder of turbo een uitkomst bieden, want er zijn ook varianten die als onderliggende waarde bepaalde macroeconomische indices hebben, indices van aandelenbeurzen van verre landen of bijvoorbeeld de bekende Duitse bundfutures. Maar verslik je niet in het risico.
Hoe werkt de turbo?
Als voorbeeld bekijken wij een turbo op de aexindex. Indien deze graadmeter op 400 punten staat, kan de abn amro een turbo uitgeven met een financieringsniveau van 370 punten. De overige 30 punten betaalt de belegger zelf. De kostprijs is dus
€ 30. Als de index met 10 punten stijgt, een stijging van 2,5%, stijgt de turbo ook met 10 punten, ofwel 33%. Ziedaar de hefboom. Andersom geldt het ook: daalt de index met 10 punten (2,5%), dan is het verlies op de turbo’s 33%. De uitgevende bank garandeert dat de turbo nooit minder dan 0 waard kan worden.
Als de index verder daalt, treedt echter de zogenoemde stoploss in werking: het niveau waarop de turbo ophoudt te bestaan. Deze stoploss ligt meestal een paar procent boven het financieringsniveau. In dit geval ligt het stoplossniveau op 377.
Als de index beneden de 377 zakt, wordt de turbo stopgezet. De belegger krijgt dan de intrinsieke waarde uitgekeerd en zit dus met een (procentueel) een aanzienlijk verlies. Bovendien stijgt gedurende de tijd het financieringsniveau met de financieringsrente. Indien deze bijvoorbeeld 5% is, zal het financieringsniveau in één maand tijd stijgen van 370 tot ongeveer 371,50. De stoploss neemt dan met dezelfde grootte toe tot circa 378,50. Daartegenover wordt het dividend van de aex in mindering gebracht op het financieringsniveau van de turbo en valt daarmee indirect toch toe aan de belegger.
Een voordeel van de turbo boven een ouderwetse optie is dat de prijsvorming verwachtingswaarde
eenvoudiger is, er is geen vaste looptijd en er zit geen premie (verwachtingswaarde) in de koers. Feitelijk is de turbo te vergelijken met een deepinthemoneyoptie (zie hoofdstuk 10 over opties). De belegger doet voor 100% mee in de ontwikkeling van de onderliggende waarde. Er gaat geen tijdswaarde verloren.
Een nadeel van de turbo is natuurlijk het financieringsniveau dat soms plotseling naderbij kan komen, waardoor het verlies wel heel snel definitief is, terwijl dat met aandelen die ook weer kunnen herstellen, niet zo is. Bij opties met een lange looptijd is het koersverloop ook procentueel minder heftig.
Belangrijkste voordeel van hefboomproducten in het algemeen (zie ook het voorgaande hoofdstuk) is de mogelijkheid die zij bieden een (veel) beter rendement te behalen dan de markt. Daar staat echter wel een verhoogd risico tegenover en dat is meteen het belangrijkste nadeel. De hefboom lijkt interessant, maar heeft altijd een prijs, in de vorm van risico. Dat geldt dus ook voor de turbo en de speeder.
154
Succesverhaal
In Nederland is met name de turbo van abn amro een succesverhaal. Sinds de introductie in juni 2004 is het assortiment nu flink uitgebreid. Er zijn turbo’s op alle aandelen uit de aexindex en ook op een groot aantal buitenlandse aandelen, waaronder het spectaculaire Google. De Turbo’s Long op dit internetbedrijf stegen in bepaalde gevallen in korte tijd met honderden procenten. Het succes van de turbo hangt natuurlijk ook samen met het goede sentiment in de eerste maanden na de introductie. De korte maar felle beurscorrectie die in het voorjaar van 2006 plaatsvond, zorgde er echter voor dat een groot aantal turbo’s plotseling waardeloos werd en bracht veel speculanten weer terug bij af.
Exotische markten binnen handbereik
Er zijn behalve op de aex ook turbo’s op markten die normaalgesproken moeilijk te bereiken zijn vanuit Nederland, en dat is een voordeel. Zo zijn er turbo’s op de Japanse Nikkei, maar ook op de indices van Rusland, Turkije en China. Daar kunnen leuke dingen bij zitten: de turbo op de Russische rdxindex stond begin 2006
maar liefst 1000% boven zijn introductiekoers.
Ook beleggen of speculeren in grondstoffen is mogelijk met de turbo. Bijvoorbeeld in olie, goud, zilver, palladium en platina. Met een turbo op de Brent Crude Oil Future belegt men precies in de tegenwaarde van een vat Noordzeeolie. Door de sterk geprezen prijzen in de afgelopen jaren kon dit een goed rendement opleveren. In de regel zijn wij geen voorstander van beleggen in grondstoffen en materialen omdat dit geen zaken zijn die (kunnen) groeien of winst kunnen uitkeren, zoals een onderneming dat wel kan. Toch kan een olieturbo nuttig zijn indien men zich wil indekken tegen een (te) sterk stijgende olieprijs.
Andere mogelijkheden zijn turbo’s op valuta en op obligaties, zoals die op de Duitse bundfuture. Hiermee is het mogelijk een visie op de rentemarkt of op de valutamarkt te gelde te maken.
Beschermd Beleggen met turbo’s
Een gedisciplineerd belegger kan zelfs met gebruik van turbo’s Beschermd Beleggen.
Dan moet de belegger wel het financieringsniveau apart zetten op een spaarrekening: dat is dan zijn beschermd bedrag. Als dan bij voorbeeld de hiervoor genoemde turbo op de aexindex wordt gekocht, gaat dat als volgt: Met een aex op 400 punten koopt men een turbo met een financieringsniveau van 370 punten. De belegger betaalt € 30 voor de turbo en zet € 370 op een veilige spaarrekening of natuurlijk een veelvoud van deze bedragen. Als de index nu met 10 punten stijgt, een stijging van 2,5%, stijgt de turbo ook met 10 punten, ofwel 33%, maar het geheel stijgt weer met 2,5%. Met een stevige bodem op 370 doet de belegger dus volledig mee met de aex. Indien de aex daalt naar het stoplossniveau 377, treedt de beschermingsconstructie in werking: de turbo heft zichzelf op.
N.B. Indien bij deze constructie de financieringsrente hoger is dan de rente die wordt ontvangen op de spaarrekening, blijft de belegging wel duidelijk achter bij de aex!
155
Warrants
warrants
Warrants zijn bewijzen die binnen een bepaalde tijd recht geven op de aankoop van aandelen tegen een bepaalde koers. In dat opzicht lijken zij op opties. Er zijn call
en putwarrants. Beide reageren wat koers betreft op dezelfde factoren, zoals de koers van de onderliggende waarde, de volatiliteit, de looptijd en de rentestand.
Toch zijn er ook enkele verschillen.
Ten eerste worden warrants uitgegeven door ondernemingen, in tegenstelling tot opties. Deze laatste zijn producten die door de effectenbeurzen zijn gemaakt zonder dat er enig initiatief van ondernemingen aan te pas is gekomen. De onderneming Philips heeft bijvoorbeeld met de opties op aandelen Philips niets te maken en heeft ze ook niet uitgegeven.
De laatste jaren worden er echter steeds meer warrants uitgegeven door banken.
Ook zijn de warrants steeds meer gebaseerd op een ‘mandje’ (index) van bedrijven die in dezelfde bedrijfstak opereren, zoals de farmacie of de oliesector, de zogenoemde themawarrants. De introductie van warrants is behalve door ondernemingen of banken ook mogelijk door andere partijen, zoals effectenhuizen en commissionairs.
Een tweede verschil met opties is dat beleggers warrants niet kunnen schrijven (zie hoofdstuk 14, opties).
Voorts vindt de introductie van nieuwe optieseries plaats volgens vaste regels. In het geval van warrants echter kan de bank, het effectenhuis of de commissionair zelf bepalen welke contractspecificaties de eigen warrant krijgt. Deze specificaties wijken altijd op een of meer punten af van de specificaties van de opties op de aexoptiebeurs. Dergelijke afwijkingen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de looptijd of de bepaling dat de warrant waardeloos wordt en uit de handel wordt gehaald indien een bepaald koersniveau is bereikt. De precieze contractspecificaties staan vermeld in het prospectus dat behoort bij elke uitgifte van een warrant. U
kunt daarnaar vragen bij een bank of commissionair.
Ten slotte zijn bij warrants beroepshandelaren niet verplicht om bied en laatprijzen af te geven en te moeten handelen met het publiek. De uitgevende instelling is de enige partij die bied en laatprijzen afgeeft, maar die heeft daartoe niet de verplichting, zodat er wel eens sprake is van een gebrekkige markt. Voor beleggers die tussentijds hun warrants willen verkopen, kan het dan wel eens moeilijk zijn om van de warrants af te komen tegen een goede prijs. Dit speelt niet wanneer de warrant tot aan het einde van de looptijd wordt aangehouden.
In de meeste gevallen worden warrants niet tussentijds uitgeoefend, dat wil zeggen dat de onderliggende waarde wordt opgevraagd. Soms is door de uitgevende instelling bepaald dat uitoefening alleen aan het eind van de looptijd mogelijk is.
Bij uitoefening van de warrant ontvangt men alleen de intrinsieke waarde van de warrant, bij verkoop kan echter ook de tijd en verwachtingswaarde worden ontvangen. Het verkopen van de warrant levert dan meer op dan het opvragen van de onderliggende waarde.
Een onderneming die een warrant uitgeeft, stelt de belegger in staat om gedurende een periode van veelal een aantal jaren aandelen van die onderneming te kopen tegen een bepaalde prijs. Voor het recht dat u als belegger krijgt, moet u een premie betalen. De prijs van een warrant is dus hoger dan de waarde van de aandelen waarop u op grond van die warrant recht kunt doen gelden, de zogenoemde onderliggende aandelen. Hoewel er nog steeds warrants met een lange tot zeer lange 156
looptijd worden uitgegeven, kennen de meeste nieuwe warrants een looptijd van twee jaar.
Voorbeeld
Bedrijf X brengt een warrant op de markt die recht geeft op de aankoop van tien aandelen van dit bedrijf tegen een prijs van € 80 per aandeel. Dat recht op die aandelen loopt van juli 2000 tot en met 31 december 2002. De beleggers zijn bereid om voor deze warrant € 150 te betalen. Omdat met die warrant kan worden ingeschreven op tien aandelen, is de warrant per aandeel dus € 15
waard. U als belegger mikt met de aankoop van de warrant op een prijsstijging van de aandelen van onderneming X tot eind 2002.
Zou u nu van uw recht gebruikmaken, dan zou u per aandeel € 80 plus € 15 (de prijs van de warrant), dus € 95 betalen. Dat aandeel wordt echter op dit moment verhandeld tegen € 76. Via de warrant wordt er dus € 19 meer voor betaald.
Dat is de premie, die wordt uitgedrukt in een percentage van de aandelenkoers.
De premie, die in beurstaal agio wordt genoemd, is in dit geval 25%. U zou natuurlijk ook gewoon aandelen van bedrijf X kunnen kopen, maar dan zou u direct al een veel groter bedrag moeten neertellen dan wanneer u de warrant zou kopen, het langlopende kooprecht.
Geen dividend
Net als bij een optie is bij de investering in een warrant sprake van een klein bedrag.
U betaalt slechts een klein deel van de waarde van het aandeel en verschaft zich daarmee een kans op prijsstijging in de toekomst. U dient echter één punt in aanmerking te nemen: als een bedrijf contant dividend uitkeert, wordt dat betaald op de aandelen en niet op de warrants, ook al zijn die door dat bedrijf uitgegeven.
Goedkope financiering
Voor een bedrijf is de warrant een goedkope manier om aan kapitaal te komen zonder dat het daar enige verplichting tegenover hoeft te stellen in de vorm van dividend. Wel moet het bedrijf zich ervan bewust zijn dat het aandelenkapitaal in de toekomst zal stijgen als de warrants inderdaad tegen aandelen worden ingewisseld. Dat betekent dat bij een ongewijzigde winst de winst per aandeel automatisch daalt. Immers, door de verwisseling van warrants geeft de onderneming aandelen uit, waardoor het totale aantal uitstaande aandelen toeneemt.
Voor de belegger kan de warrant ook interessant zijn, want stijgt de aandelenkoers, dan stijgt ook de warrant in prijs, maar doorgaans procentueel sneller. Als in het voorbeeld van de onderneming X de koers van de aandelen stijgt van € 76
tot € 100, worden de warrants voor u aantrekkelijker. Het recht om – zoals in het voorbeeld – in te schrijven tegen € 80 per aandeel, krijgt dan reële waarde. Per aandeel kan in dit geval aan de warrant een waarde worden toegekend van € 20.
Deze warrant geeft op tien aandelen recht, zodat de reële waarde € 20 per warrant bedraagt.
Zijn de kansen op een verdere koersstijging van de aandelen groot en is de periode waarbinnen de warrant nog loopt lang, dan zal de belegger bereid zijn om ook nu weer een premie, een agio, te betalen. De ervaring leert dat de koers van de warrant dan € 300 of zelfs meer noteert.
157
De koers van de warrant is in dit geval veel meer gestegen dan de aandelenkoers.
De prijs van de warrant is namelijk toegenomen van € 150 tot meer dan € 300, dus een royale verdubbeling, terwijl het aandeel is gestegen van € 76 tot € 100, een hefboomeffect
prijsstijging van 31%. De extra prijsstijging van de warrants wordt het hefboomeffect genoemd, iets wat ook bij opties optreedt. De risico’s zijn navenant; immers, als de aandelenkoers daalt, zal ook de warrant snel in prijs zakken.
Aanlokkelijk maar riskant
De grote kans om winst te maken op warrants en de omstandigheid dat de geldigheidsduur lang is, waardoor de warrant niet snel waardeloos zal worden, verleiden veel beleggers tot aankoop van meer warrants dan eigenlijk verantwoord is. Daarbij komt dat met de aankoop van warrants relatief weinig geld gemoeid is, maar dat is betrekkelijk.
Had men bijvoorbeeld driehonderd aandelen van bedrijf X willen kopen, die dan 300 × € 76 zouden kosten, dan zou men zich moeten beperken tot de aankoop van dertig warrants, want uit ons voorbeeld blijkt dat die recht geven op driehonderd aandelen. Voor deze warrants zou men bij een prijs van € 150 dan € 4.500 investeren in plaats van de € 22.800 bij aankoop van driehonderd aandelen.
Alles gaat goed zolang de koers van de aandelen stijgt, maar zakt deze koers, dan is het verlies op de warrants procentueel onaanvaardbaar groot. Bovendien geeft de aankoop van warrants ook renteverlies, want de warrants brengen op zichzelf niets op.
Soms lopen de warrants op tot een hoge koers als de onderliggende aandelen aanzienlijk stijgen. Het bedrag dat dan voor een warrant moet worden betaald, is zo groot dat de belegger weinig voordeel meer heeft boven directe belegging in de aandelen zelf.
Obligaties met warrants
Sinds het midden van de jaren tachtig geven ondernemingen vaak obligaties uit met warrantlening
daaraan gekoppeld een of meer warrants. De rente die op de obligatie wordt vergoed, is dan wat lager dan de gangbare rente.
Stel, een onderneming zou een obligatielening willen uitgeven bij een gangbare rente van 4%. Deze onderneming kan nu volstaan met uitgifte van een obligatielening met een rente van 3% als daaraan een ‘gratis’ warrant is gekoppeld.
Na de uitgifte gaan obligatielening en warrant op de beurs een eigen leven leiden.
De obligatie, die tegen 100% is uitgegeven, zal gezien het lage rentepercentage ver onder 100% op de beurs worden verhandeld, terwijl de prijs van de warrant zich zal richten naar de koers van de aandelen van de onderneming waartegen de warrant kan worden verwisseld.
Sommige warrants kunnen slechts tot een maximale prijs stijgen. Wanneer dit plafond eenmaal is bereikt, heeft de uitgevende instelling bepaald dat de prijs daarboven niet meer stijgt. Dit zijn de zogenoemde ‘capped’ warrants. Wanneer de koers van de onderliggende waarde echter weer daalt, wordt dat plafond over het algemeen niet vastgehouden.
Speciale producten
Een sterk gegroeide categorie beleggingsproducten is die van de zogenoemde ‘strucgestructureerde producten tured products’, of in het Nederlands gestructureerde producten, ook wel special products genoemd. Deze beleggingsproducten zijn vrijwel altijd opgebouwd uit een obligatie en een of meer opties. Zij hebben altijd een beperkte looptijd, die echter 158
kan variëren van een paar maanden tot soms wel dertig jaar. Het zijn vaak interessante producten, maar lang niet altijd een goede belegging.
Gestructureerde producten worden door zeer veel verschillende partijen uitgegeven, het is daarom bijna onmogelijk alle producten te volgen. Wel is er binnen deze beleggingscategorie een aantal hoofdcategorieën te onderscheiden:
• garantieproducten;
• couponproducten;
• hefboomproducten;
• (reverse) convertibles.
Hierna zullen deze per categorie worden besproken.
Garantieproducten
clickfondsen
De eerste special products waren de bekende clickfondsen. Deze bieden de garantie dat (een deel van) het ingelegde geldbedrag aan het eind van de looptijd weer wordt uitgekeerd en dat tussentijdse koerswinsten worden veiliggesteld. Deze fondsen zijn te ontleden in een zerocouponobligatie en een calloptie, met daarnaast (indien sprake is van clickniveaus) een serie putopties die pas geldig worden als een bepaald koersniveau opwaarts is gepasseerd, de zogenoemde knock-in putopties. Garantieproducten hebben een bepaalde participatiegraad, dat is het percentage van de stijging van een beursindex waarvoor de belegging meedoet. Het is natuurlijk van belang dat dit percentage zo hoog mogelijk is, liefst 100% of soms zelfs meer. Het nadeel van het garantieproduct is dat het dividendrendement verloren gaat. Als de premie voor de opties ongeveer gelijk is aan de contante waarde van het te ontvangen dividend, kan het participatiepercentage ongeveer 100% zijn. Bij een lage rente kan het participatiepercentage relatief hoog zijn, omdat callopties dan goedkoop zijn en de contante waarde van het dividend hoog is.
Belangrijkste voordeel: men doet (deels) mee met stijgende beurskoersen en niet of nauwelijks met dalende beurskoersen.
Belangrijkste nadeel: het dividendrendement dat meestal verloren gaat. Dividendinkomsten worden vaak onderschat door beleggers, maar gedurende de looptijd van een garantie of clickfonds kan er al snel 20% beleggingsopbrengst worden misgelopen (bijvoorbeeld vijf jaar met 4% dividend), dat ook nog eens tussentijds had kunnen worden herbelegd! Het beperkte risico heeft dus wel degelijk zijn prijs!
Couponproducten
De couponproducten lijken sterk op obligaties: ze bieden inleggarantie met daarnaast een (deels) variabele coupon. Het aantal soorten is eindeloos: de coupon kan variëren met de ontwikkeling van een gekozen index, de coupon kan een gemiddelde zijn van een lijstje aandelenrendementen, de coupon kan de renteontwikkeling volgen (ook andersom: hoger worden als de rente daalt), de coupon kan zelfs de olieprijs volgen.
Er zitten heel wat inventieve producten tussen, maar in de praktijk zal het gemiddelde couponproduct meestal niet meer opleveren dan een gewone obligatie. Sommige producten lijken heel aantrekkelijk: ze geven bijvoorbeeld in de eerste twee of drie jaar van hun looptijd (van meestal acht tot tien jaar) een hoog vast rentepercentage. In de jaren daarna is het uit te keren rentepercentage echter bijvoorbeeld afhankelijk van de koersstijging van een mandje aandelen, waarbij dan steevast een plafond en meestal ook een bodem geldt. Het plafond ligt echter slechts enkele procenten boven de marktrente, terwijl de bodem ver onder nul ligt. De coupon die 159
er dan uiteindelijk uitkomt, is meestal sterk beïnvloed door de negatieve uitbijters die er in een index ieder jaar weer zijn. Bovendien wordt er vanwege het plafond met deze producten dus nooit volledig meegeprofiteerd van sterke koersstijgingen van aandelen, hoewel dat vaak in de brochures wel zo lijkt te zijn.
Door de lage rentetarieven zoeken banken naar wegen om hun obligaties te verkopen. Het uitgeven van leningen die bij aanvang een hogere rente geven dan
‘gewone’ obligaties, blijkt de producten aantrekkelijk te maken. De kortzichtigheid van de gemiddelde particuliere belegger speelt daarbij ongetwijfeld een grote rol.
De producten zijn in feite obligaties waarvan de renteopbrengst gekoppeld is aan een of andere toekomstige ontwikkeling op de kapitaalmarkt. Eerst bieden ze voor enige tijd de hogere gegarandeerde aanvangsrente en daarna waarschijnlijk zeer weinig.
Voorbeeld: de floater gekoppeld aan een bepaalde marktrente Een floater is een lening met een lange looptijd maar toch met een variabele rente. Deze kan gekoppeld zijn aan de gemiddelde rente die een gemiddelde bank betaalt op een lening met een bepaalde looptijd, in het bankjargon ook wel de Constant Maturity Swap (cms) genoemd.
Het kan bijvoorbeeld een eeuwigdurende lening zijn waarbij de bank zich het recht voorbehoudt om na tien jaar vervroegd af te lossen tegen 100% (pari). De rente kan dan bijvoorbeeld eerst twee jaar lang hoger zijn dan de huidige marktrente en daarna kan gelden: de tienjaars cms plus 2,5 basispunten (0,025%), met een maximumrente-uitkering van 7,75%.
Voorgaand voorbeeld is rechtstreeks uit de praktijk. De belegger heeft bij een dergelijk product te maken met de koersontwikkeling die wordt beïnvloed door de risico-opslag
tienjarige rente, en door de risicoopslag die banken moeten betalen voor hun leningen. Bepalend voor die opslag is de inschatting door de markt van de kans dat de banken in financiële problemen komen. Daarnaast is er de risicoopslag zoals die geldt voor de uitgevende instelling zelf.
Het belangrijkste is echter de hoogte van de tienjarige rente: als die daalt, zal de koers van de floater ook onder druk staan. Dat is het belangrijkste verschil met een gewone obligatie: die stijgt juist als de rente daalt.
Voordeel van de couponproducten is dat er de garantie is dat de inleg wordt terugbetaald aan het einde van de rit. Overigens loopt men wat betreft deze garantie hetzelfde risico als met de gewone obligaties van de uitgevende instelling, dus als bijvoorbeeld ing Bank een rating van aa heeft voor zijn langlopend schuldpapier, geldt die risicomaatstaf ook voor de gestructureerde producten van ing Bank. Een verlaging van de kredietrating zal dus ook koersdalingen van de couponproducten met zich meebrengen. Ook als de eerste paar jaar met de hoge coupons voorbij zijn, kan het product ruim onder pari noteren als de aandelen slecht presteren waardoor de verwachte coupons laag zijn.
Belangrijkste voordeel: het risico is laag, vergelijkbaar met een obligatie. In een gestaag en over een breed front stijgende aandelenmarkt is er de kans op een redelijk couponrendement.
Belangrijkste nadeel: enkele scherpe dalers kunnen het rendement snel uithollen: er hoeven maar een paar probleemgevallen in het mandje te zitten en het rendement smelt weg als sneeuw voor de zon. Het beeld dat hierover wordt geschetst, is in het promotiemateriaal lang niet altijd zuiver en dat is niet in overeenstemming met de zorgplicht van de banken. Vaak wordt er veel nadruk gelegd op de kansen van het 160
beleggen in aandelen terwijl deze producten feitelijk niet veel met de rendementskansen van aandelen van doen hebben. Het zou beter zijn als ook het minimale effectieve rendement van deze producten nadrukkelijk werd getoond. Deze zijn meestal niet meer dan 1% tot 2%. Daar moet de consument van uitgaan. De rest is meegenomen. De kans is namelijk zeer groot dat het uiteindelijke effectieve rendement veel dichter bij de minimumwaarde ligt dan bij de maximumwaarde.
Hefboomproducten
Er zijn ook gestructureerde producten die een beter resultaat beloven dan de onderliggende waarde zelf. Dit heeft natuurlijk altijd een prijs. Meestal is dat het volledige dividendrendement dat wordt opgegeven, daarnaast soms een groter neerwaarts risico, of het vervallen van de hefboom of een deel van de waarde van het product indien de onderliggende waarde onder een bepaald niveau zakt Voorbeeld ing Express Garant Note ii
Voorbeelden van gestructureerde producten met een hefboom zijn de Leverage Notes, uitgegeven door ing. Bijvoorbeeld de in mei 2006 uitgegeven ing Express Garant Note ii.
Met de ing Express Garant Note ii krijgt de belegger na vijf jaar maar liefst 190%
uitgekeerd van de gemiddelde koersstijging van de Euro Stoxx 50-index en de Japanse Nikkei-index. Daarnaast heeft het product een garantiewaarde van 90%, dus het risico is belangrijk ingeperkt. Dit lijkt te mooi om waar te zijn. En dat is het ook. De belegger moet rekening houden met de volgende beperkende voorwaarden:
• Er kan na drie jaar worden afgelost op 140% van de nominale waarde, als de indices sterk gestegen zijn. Er zit dus een plafond aan de stijging.
• De eindwaarde is niet de stand van indices na vijf jaar, maar het gemiddelde van twaalf standen in het laatste jaar. Hierdoor wordt de effectieve looptijd van het product ingekort met een half jaar.
• Er wordt geen dividend ontvangen gedurende de looptijd, terwijl de onderliggende indices bij ex dividend gaan van de aandelen wel dalen.
• De garantiewaarde van 90% geldt alleen op de einddatum. Tussentijds kan de koers door verschillende redenen (stijgende rente, slechte verhandelbaarheid, waardedaling onderliggende optie) ook best onder de 90% komen.
Al deze voorwaarden zorgen ervoor dat er heel wat scenario’s te bedenken zijn waarin dit product het (al dan niet tijdelijk) veel slechter zal doen dan een directe belegging in de aandelen uit de betreffende indices. Neem daarom altijd goed kennis van alle voorwaarden.
Belangrijk voordeel van hefboomproducten in het algemeen is de mogelijkheid die zij bieden een beter rendement te behalen dan de markt. Daar staan echter altijd beperkende voorwaarden of een verhoogd risico tegenover en dat kan een nadeel zijn. Voor niets gaat de zon op: een hefboom heeft altijd een prijs!
Convertibles
Converteerbare obligaties of convertibles zijn leningen die door ondernemingen of door banken zijn uitgegeven en die de mogelijkheid in zich dragen om deze tegen een bepaalde koers te ruilen tegen aandelen. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen de gewone convertible (ook wel exchangable genoemd) en de reverse convertible (of: reverse exchangable). Bij de eerste mogen de kopers van de obligatie 161
bepalen of er wordt geruild in aandelen, bij de tweede variant bepaalt de uitgevende instelling of de lening zal worden omgezet in aandelen. Feitelijk is een converteerbare obligatie niet meer dan een optelsom van een gewone obligatie en een calloptie op een bepaalde hoeveelheid aandelen. Men kan dus profiteren van de mogelijke koerswinst van de aandelen zonder dat men last hoeft te hebben van een eventuele koersdaling van diezelfde aandelen. In ruil voor dat voordeel neemt men meestal genoegen met een lager couponrendement. Ook hier geldt: beleggen in convertibles brengt extra rendementskansen, maar de prijs is meer risico. Bedrijven die convertibles uitgeven, zijn vaak bedrijven die een sterke behoefte aan kapitaal hebben en hun rentelasten zo laag mogelijk willen houden. Dat dit juist de wat riskantere bedrijven zijn, zullen voormalige bezitters van convertibles Getronics, Verto, daf, Fokker, Baan, Ahold en kpnqwest beamen.
Converteerbare obligaties die als financieringsinstrument worden uitgegeven door bedrijven, zijn vaak achtergesteld bij de gewone obligaties van dat bedrijf. Dit betekent dan dat zij kwetsbaarder zijn als het bedrijf dat de stukken heeft uitgegeven, in financiële moeilijkheden komt. Immers, in zo’n geval wordt de houder van de achtergestelde converteerbare obligatie pas betaald als de overige schuldeisers zijn afbetaald. In geval van dreigend faillissement is dit natuurlijk een groot nadeel.
Converteerbare obligaties die worden uitgegeven door een bank hebben dezelfde kredietwaardigheid als andere obligaties die door die betreffende bank worden uitgegeven.
Voorbeeld
Indien bijvoorbeeld de ing Bank een converteerbare obligatielening (of: exchangable) uitgeeft die omwisselbaar is in aandelen Unilever, zal de koers daarvan niet naar nul gaan als Unilever failliet gaat, maar wel als de ing Bank failliet gaat. Als Unilever zelf de converteerbare obligatielening zou hebben uitgegeven, zou het wel en wee van de ing Bank er natuurlijk geen enkele invloed op hebben.
Reverse convertibles
Een in Nederland sterk gegroeid fenomeen is de reverse convertible. Dit zijn leningen, meestal uitgegeven door banken, waarbij de uitgevende instelling beslist of tot aflossing wordt overgegaan in aandelen of tegen de nominale waarde. De belegger heeft dus geen kooprecht zoals bij de gewone convertible, maar heeft een koopplicht en kan dus slechts afwachten wat hij aan het eind van de looptijd ontvangt.
Deze leningen hebben meestal een zeer hoge couponrente, soms boven de 10%.
Het spreekt voor zich dat de bank bij aflossing altijd in haar eigen voordeel zal beslissen en dus in het nadeel van de belegger. Er zal worden afgelost in aandelen wanneer deze minder waard zijn dan de nominale waarde en in geld wanneer de aandelen zijn gestegen. Het financiële risico is dus erg groot en weegt vaak niet op tegen de hoge rente. Beleggen in reverse convertibles is daarom af te raden.
Met enige kennis is de belegger trouwens in staat om zelf de reverse convertibles na te maken, wat vaak meer rendement oplevert dan die door de uitgever wordt geboden. Men koopt dan een obligatie en schrijft een ongedekte putoptie met dezelfde looptijd (zie hoofdstuk 7 over opties). De reverse convertible is dan ook vooral voor de uitgevende banken een erg lucratief product.
162
Voorbeeld uit de praktijk
Op enig moment deed de 10,5% reverse convertible op Aegon (uitgegeven door ing) een koers van 102%. Omdat de looptijd nog anderhalf jaar was, bedroeg het effectief rendement dus minder dan 9,5%. (Couponrendement 10,5%, koersverlies 2% in anderhalf jaar, dat is 1,33% per jaar.) Deze convertible had de volgende conversievoorwaarde: als de koers van het aandeel Aegon aan het eind van de looptijd onder de € 25,51 zou staan, zou de aflossing geschieden in aandelen Aegon, tegen € 25,51 per aandeel. Een investering van € 10.000 zou dus kunnen worden afgelost met 10.000 gedeeld door 25,51 is 392 aandelen Aegon.
Wij konden deze constructie in de praktijk nabouwen door voor dezelfde nominale waarde staatsleningen te kopen (effectief rendement 4%). Daarnaast schreven wij putopties Aegon met ongeveer dezelfde uitoefenprijs en looptijd (dit nooit helemaal exact). De opbrengst van de putopties werd ook weer in staatsleningen geïnvesteerd.
Wij konden de reverse convertible goed nabootsen door vier putopties (vierhonderd aandelen) Aegon te schrijven met een uitoefenprijs van € 25. Deze brachten per stuk € 3,20 op. Tezamen is de opbrengst uit de putopties dus 4 ×
100 × 3,20 = € 1.280. Het volgende staatje geeft de verschillen weer van wat er zou gebeuren wanneer het aandeel Aegon boven de € 25 blijft.
Product
10,5% reverse convertible ing Combinatie staatslening op aandelen Aegon, koers:
en putopties Aegon € 25
102%
Investering
€ 10.200 (€ 10.000
€ 10.200 (€ 11.480
nominaal)
nominaal, € 1.280
opbrengst puts)
Renteopbrengst
1,5 x 10,5% van € 10.000 = 1,5 x 4% van € 11.480 =
€ 1.575
€ 688
Totale opbrengst
€ 11.575
€ 12.168
Brutorendement 13,5%
19,3%
op investering
Het verschil in brutorendement was in dit geval ongeveer 5,8% over anderhalf jaar in het voordeel van de staatslening met de zelf geschreven putopties. En dan te bedenken dat de uitoefenprijs van de putopties nog voordeliger is dan de conversieprijs van de obligatie! Bedenk wel dat exact nabouwen van een bestaande reverse convertible in de praktijk nooit mogelijk is en dat de hiervoor genoemde rendementen niet exact zijn, maar een grove benadering omdat bijvoorbeeld opgelopen rentedagen en te betalen bankprovisies niet zijn meegenomen. Desondanks toont dit soort berekeningen die vrij eenvoudig te maken zijn, wel aan dat niet elke belegging zo aantrekkelijk is als zij op het eerste gezicht lijkt.
Ook het schrijven (verkopen) van callopties met converteerbare obligaties als dekking kan een aantrekkelijk rendement opleveren, vooral als de converteerbare obligatie ondergewaardeerd is. Bij het schrijven van een calloptie waarvan de uitoefenprijs en de looptijd overeenkomen met de conversieprijs en de looptijd van de obligatie, kan zelfs soms een zeer hoog rendement worden verkregen.
163
Algemene tips bij beleggen in converteerbare obligaties
Kies bij een belegging in converteerbare obligaties zo veel mogelijk voor leningen waarvan de koers niet te ver boven 100% (pari) noteert. Als de koers ruim boven de 100% stijgt, daalt het rendement op de obligatie en neemt het neerwaartse risico toe. Let bovendien op dat ook convertibles met langere looptijden gevoeliger zijn voor rentewijzigingen dan de kortlopende.
Voorbeeld
Als een obligatie van een onderneming waarvoor men € 1.000 heeft betaald, verwisselbaar – converteerbaar – is tegen twintig aandelen, dan bedraagt de verwisselingprijs, die de conversieprijs wordt genoemd, € 50 (1000 gedeeld door 20). Indien men dus liever aandelen van deze onderneming wil hebben, kan men zijn obligatie ruilen tegen twintig aandelen. Zou het aandeel op de beurs stijgen tot € 60, dan kan men toch twintig aandelen voor zijn converteerbare obligatie krijgen. Dit betekent dan dat de waarde van die obligatie minstens twintig maal de waarde van het aandeel bedraagt – in dit geval €1.200, of 120% van de nominale waarde.
De vaste rente en de omstandigheid dat de nominale waarde altijd wordt terugontvangen plus de kans op koerswinst, maken de convertible tot een aantrekkelijke beleggingsvorm. Het grootste risico dat de belegger loopt, is dat de onderneming die de converteerbare obligaties heeft uitgegeven, in financiële problemen komt. Een ander nadeel van de converteerbare obligatie is dat zij duurder is dan het aandeel waartegen zij kan worden verwisseld. De verklaring van het duurder zijn, is dat de converteerbare obligatie een vaste rente biedt en bovendien de kans heeft om flink in prijs te stijgen. Daarvoor is men bereid meer te betalen. Converteerbare obligaties hebben dan ook een overwaarde die ook wel conversiepremie of agio wordt genoemd.
In het voorgaande voorbeeld was er sprake van een converteerbare obligatie van
€ 1.000, die verwisselbaar is in twintig aandelen. De praktijk leert dat als de aandelen € 50 zouden kosten, de prijs van de converteerbare obligaties niet 100% zou zijn maar hoger, bijvoorbeeld 110%. Het verschil is dan de prijs die men betaalt voor de kans op koerswinst en voor de beperking van het risico.
Verklaring van prijsontwikkeling
Dalen de aandelen uit ons voorbeeld tot € 45, dan zou de converteerbare obligatie ten minste € 900 moeten kosten (men krijgt er twintig aandelen voor, dus een waarde van 20 × € 45 = € 900). Als echter deze obligatie een rente zou geven van 4%, terwijl de marktrente voor staatsleningen met dezelfde looptijd ook 4% is, zal er veel vraag naar de convertible bestaan. Immers, iedere belegger wil wel zo’n stuk hebben, want hij krijgt er bij aflossing € 1.000 voor, maakt dan automatisch een koerswinst van € 100 en bovendien ontvangt hij 4% rente. Als extraatje maakt hij ook nog kans op koerswinst als de aandelenprijs stijgt. De convertible zal dus in koers stijgen en bijvoorbeeld op € 1.100 (110%) kunnen staan. De lening heeft dan een flink agio.
Stijgen de aandelen in prijs, dan zal geleidelijk het agio verdwijnen. Stijgt het aandeel uit ons voorbeeld naar € 60, dan zal de converteerbare obligatie, die tegen twintig aandelen verwisselbaar is, een prijs hebben van minimaal 120%. Omdat de rente nu minder betekenis heeft voor de koers maar de prijs van het aandeel des te 164
meer, zal het agio verdwijnen. Bij een koers van 130% zien wij doorgaans dat de conversiepremie of het agio uit de koers van de obligatielening verdwenen is. Beleggers waarderen de converteerbare obligatie dan gelijk aan de aandelen waartegen men het stuk kan ruilen. Dit moment vereist de aandacht van de belegger. Immers, de obligatie zal dan wat koersvorming betreft het aandeel gaan volgen. Men zegt dan dat de convertible in de aandelenfase zit.
Noteert een convertible ruim onder pari (100%), dan zien wij dat deze zich vaak gedraagt als een gewone obligatie. Wij noemen dit dan de obligatiefase. Juist die convertibles die zich tussen de twee genoemde fases in bevinden, zijn het meest aantrekkelijk voor belegging. Voor deze obligaties, die dus rond de 100% noteren, betaalt men echter wel vaak een relatief hoge conversiepremie. Volgens de beleggingstheorie dient deze premie ongeveer gelijk te zijn aan putopties op het onderliggende aandeel met dezelfde looptijd en uitoefenprijs als de convertible.
Voorbeeld
Kopen wij voor € 1.000 nominaal een 3% convertible X tot 2005 op de beurs tegen 85%, dan betalen wij dus € 850. Elke obligatie van € 1.000 nominaal mag worden omgewisseld in aandelen X tegen € 25 per stuk. De conversieprijs is dus € 25. De houder heeft dus recht op (1000/25) veertig aandelen X per
€ 1.000 nominaal. Het aandeel X noteert op de beurs € 17. Het conversie-equivalent, de kostprijs van de aandelen na omwisseling, is dan € 21,25
(850/40). Dit is € 4,25 meer dan de beurskoers. De conversiepremie is dan 25% (4,25/17). Het directe rendement op de belegging is dan ongeveer 3,5%
(30/850). Het effectief rendement ligt, bij een resterende looptijd van drie jaar, op ruim 9% omdat de lening (minimaal) zal aangroeien tot 100%. Doordat de conversieprijs vrij ver boven de beurskoers ligt, zit deze convertible nog wel in de obligatiefase maar indien uw beleggingsoordeel over bedrijf X positief is, maken het hoge effectieve rendement en het recht van conversie deze obligatie zeer interessant.
Let op de voorwaarden!
Het is van groot belang kennis te nemen van alle voorwaarden van de gestructureerde producten omdat zij altijd gevolgen hebben voor de (theoretische) waarde van het product. Soms bestaat er op verschillende momenten van de looptijd de mogelijkheid om tegen een vaste prijs terug te verkopen aan de instelling die de putprijs
producten heeft uitgegeven. Deze vaste prijs wordt de putprijs genoemd. De opbrengst van deze verkoop kan in contanten zijn of in aandelen of in een andere obligatie. Een dergelijk putrecht biedt de belegger een extra bescherming. Meestal zijn de aanvullende voorwaarden echter in het nadeel van de belegger.
165
16
Termijncontracten
Termijncontracten worden verhandeld op de optiebeurs en op de Agrarische Termijnmarkt te Amsterdam. De termijncontracten die worden verhandeld op de optiebeurs, zijn zogenoemde futures op de dollar/euro en de aexindex, alsmede op een aantal andere indices en individuele aandelen. Op de Agrarische Termijnmarkt vindt handel plaats in agrarische futures en agrarische opties, zoals die op aardappelen, eieren en op levende varkens en biggen.
Termijncontracten, forwards en futures
termijncontract
Een termijncontract is een overeenkomst tussen twee partijen, waarbij de koper zich verplicht tot toekomstige aankoop van de onderliggende waarde, bijvoorbeeld dollars, tegen de termijnkoers op het moment waarop de transactie wordt afgesloten. De verkoper verplicht zich tot levering van de onderliggende waarde aan het einde van de looptijd van het contract. Een termijncontract is dus, in tegenstelling verplichting
tot een optie, geen recht maar een verplichting tot koop respectievelijk verkoop in de toekomst. De prijs waartegen de koop dan wel verkoop in de toekomst, bijvoorbeeld over een jaar, zal plaatsvinden, wordt reeds vandaag vastgesteld. Termijncontracten kunnen daarom een stuk onzekerheid over het toekomstige prijsverloop wegnemen. Immers, de koper van een dergelijk termijncontract weet precies wat hij volgend jaar moet betalen voor de onderliggende waarde. Wanneer de onderliggende waarde over een jaar flink in prijs is gestegen, behaalt hij dus een zekere winst. Wanneer de prijs echter is gedaald, tot onder de prijs waartegen het contract werd afgesloten, maakt hij verlies. Hij is namelijk verplicht tot uitoefening van het contract.
Op het moment van het aangaan van een termijncontract vinden er geen uitgaven plaats, ‘het kost dus niets’. Afrekening vindt plaats aan het einde van de looptijd.
Dat kan tevens een groot financieel risico inhouden, bijvoorbeeld wanneer de marktprijs ver beneden de prijs ligt waartegen u verplicht bent te kopen of te verkopen.
forwards en futures
Termijncontracten zijn onder te verdelen in forwards en futures en beide kunnen betrekking hebben op tastbare goederen (commodities) of financiële waarden.
Een forward is een onderlinge afspraak over toekomstige koop/verkoop tussen twee partijen, zoals een bank en een onderneming. Deze afspraak maken zij met elkaar en zij hebben daarvoor geen termijnmarkt nodig. Deze handel, die vaak betrekking heeft op zeer grote bedragen en door beide partijen op maat voor elkaar over-the-counter
is gesneden, noemt men overthecounter transacties.
Futures daarentegen zijn termijncontracten die ter beurze worden verhandeld. In dat opzicht kunnen wij zeggen dat de beide tegenpartijen elkaar niet kennen en dat de beurs de rol van tussenpartij op zich neemt. In futures kan daarom ter beurze worden gehandeld, waarbij die handel plaatsvindt in standaardcontracten. Die contracten zijn dagelijks verhandelbaar en er vindt constante prijsvorming plaats. Dat is niet het geval bij forwardcontracten. Bij het aangaan van een futurescontract bent u verplicht een bepaald percentage van de onderliggende waarde van het contract te storten, de zogenoemde margin of waarborgsom. Afhankelijk van de prijsontwikkeling van de future kunt u los van de waarborgsom gevraagd worden eventuele verliezen op het contract bij te storten. Eventuele winsten krijgt u op uw daily resettlement
rekening bijgeschreven. Deze verrekening vindt dagelijks plaats en wordt daily re166
settlement genoemd. Hierdoor poogt de beurs te voorkomen dat de verliezen zich aan het einde van de looptijd tot een zodanige hoogte hebben opgestapeld, dat de belegger niet in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen. Wij bespreken hier eerst de aandelencontracten.
FTI-Contract
fti-Contract
Het ftiContract is het termijncontract op de aexaandelenindex. Eerder in dit boek hebben wij al de samenstelling van de aexaandelenindex vermeld. De index is een zogenoemd gewogen gemiddelde van de samenstelling van deze vermelde aandelenfondsen. De grootte van een ftiContract bedraagt in euro’s tweehonderd maal de notering van de aexaandelenindex. Dus wanneer de index op 500 staat, bedraagt de grootte van een ftiContract € 200 × 500 = € 100.000.
Risico’s afdekken
ftiContracten worden in de eerste plaats gezien als afdekking op het aandelenbezit. Door de veelheid van invloeden op het beleggen als gevolg van politieke en financieeleconomische ontwikkelingen in de wereld is een ftiContract een ideaal middel om risico’s op het aandelenbezit af te dekken. Indien u een aandelenportefeuille bezit, hebt u met twee risico’s te maken: het specifieke risico en het marktrisico (zie ook bijlage 2 (deel 3), portefeuilletheorie).
specifiek risico
Wij geven hier een voorbeeld van een specifiek risico. Stel, u hebt een aandelenportefeuille met daarin de fondsen Shell, Akzo, Unilever, Heineken en Philips. De aandelenmarkt ontwikkelt zich gunstig, maar Philips komt onverwacht met teleurstellende berichten. De koers van het aandeel Philips tuimelt omlaag. U loopt hier een risico alleen op het aandeel Philips.
Hier geldt dan ook onmiddellijk het gezegde: zet niet alles op één paard. Een goede belegger spreidt zijn belangen. Een tegenvallend bericht voor een bepaald fonds zal marktrisico
dan minder invloed hebben op de totale portefeuille. Het andere risico is het marktrisico. Als gevolg van bijvoorbeeld trage economische ontwikkelingen kunnen beurzen afzwakkende koersontwikkelingen laten zien. Hele sectoren of zelfs de gehele beurs kan een fikse koersval laten zien. Denk hierbij aan de crash van oktober 1987. In dat geval loopt uw gehele aandelenportefeuille risico. Vandaar dat de fti
Contracten als instrument kunnen dienen om deze risico’s te beperken.
De praktijk
Wij gaan er hiervan uit dat u een gespreide aandelenportefeuille hebt. Stel, u verwacht om welke reden dan ook een koersval op de effectenbeurs. U kunt nu een keuze maken uit drie mogelijkheden om koersverlies ofwel waardeverlies op uw aandelenportefeuille te voorkomen casu quo te beperken:
• In de eerste plaats kunt u individueel de in uw bezit zijnde fondsen verkopen. Dit kan echter veel werk met zich brengen én veel kosten.
• In de tweede plaats kunt u, voor zover dit mogelijk is, putopties op de optiebeurs kopen om de onderliggende waarden af te dekken. Wellicht niet op alle in uw bezit zijnde aandelen kunt u putopties kopen. In dat geval dekt deze mogelijkheid niet de gehele lading.
• In de derde plaats is er de mogelijkheid tot het kopen en/of verkopen van fti
Contracten. In dat geval verkoopt u een of meer ftiContracten.
167
De koersen van de aandelen dalen, zoals u al had verwacht. Dus ook de aexaandelenindex daalt. Op zo’n manier verdient u op uw ftiContracten.
Behalve dat u hiermee uw aandelenportefeuille hebt afgedekt en u met de winst op uw ftiContract(en) het verlies op uw aandelen compenseert – we noemen dit hedgen
hedgen – kunt u er zelfs nog met winst uit komen. Bovendien behoudt u de dividenduitkeringen, indien deze plaatsvinden.
Hoeveel contracten moet u nu verkopen om uw aandelenbezit te dekken? Zoals eerder gezegd, is de grootte van een contract in euro’s tweehonderd maal de aexaandelenindex. Dus bij een index van 500 is de waarde van een contract € 100.000.
Nu deelt u deze 100.000 op de waarde van uw aandelenbezit. Het antwoord geeft het aantal contracten dat u dan zou moeten verkopen om uw portefeuille te dekken.
Het is echter alleen mogelijk om in hele contracten te handelen, hetgeen inhoudt dat bij de deling de decimalen niet kunnen worden gedekt.
Voorbeelden
U hebt een aandelenportefeuille ter waarde van € 225.000. Volgens voorgaande contractwaarde deelt u nu € 225.000 door € 100. 000. Antwoord: 2,25. U kunt dus maar twee contracten verkopen, waarbij de portefeuille dan dus voor 2 ×
€ 100.000 = € 200.000 is gedekt. Nu komt uit wat u verwacht hebt. De aandelenkoersen dalen 15% en uw aandelenportefeuille heeft nog een marktwaarde van € 191.250. De aex-aandelenindex is gedaald van 500 tot 425. Uw winst op uw termijncontracten bedraagt 2 × (500 – 425) = 150 punten × € 200
per punt = € 30.000.
U hebt dus op uw aandelenbezit een (theoretisch) verlies van € 33.750 en op uw fti-Contracten een reële winst van € 30.000. Per saldo is dat slechts een verlies van € 3.750, dat van uw oorspronkelijke waarde van € 225.000
procentueel 1,67% bedraagt. Dit verlies is dan nog uitsluitend ontstaan omdat u niet de volledige waarde van de portefeuille kon afdekken.
Een ander voorbeeld, waarbij wij meer dan de gehele waarde afdekken. Stel, de waarde van de portefeuille bedraagt wederom € 225.000. U verkoopt drie contracten ter waarde van € 100.000 elk. De waarde van de portefeuille is hiermee overgedekt met € 75.000. De aandelenkoersen dalen 15%. De aexaandelenindex daalt van 500 naar 425. De waarde van uw portefeuille bedraagt
€ 191.250, een verlies van € 33.750. Op uw contracten maakt u een winst van 3 × (500 – 425) = 225 punten × € 200 per punt = € 45.000.
In tegenstelling tot een daling van 15% bij een ongedekte portefeuille, wordt in dit geval een winst gemaakt van € 45.000 minus € 33.750 = € 11.250 of 5%!
Dekking bij koersstijging
Een andere vorm van afdekking door middel van termijncontracten is de afdekking tegen koersstijging. Het kan namelijk gebeuren dat u verwacht dat de beurs zal aantrekken. U zou graag alvast aandelen willen kopen, maar u hebt niet voldoende middelen hiervoor. U verwacht echter op betrekkelijk korte termijn een bedrag te ontvangen, dat u voor de aanschaf van aandelen zou willen gebruiken. Om nu niet de door u te verwachten koersstijging van de aandelen mis te lopen, koopt u fti
Contracten.
168
Het volgende kan dan gebeuren. Stel, de beurs trekt, zoals u verwachtte, aan. Uw ftiContracten stijgen ook in waarde. Op het moment dat het door u verwachte bedrag beschikbaar komt, zijn de aandelenkoersen wel gestegen, maar ook uw fti
Contracten. Op dat moment verkoopt u de ftiContracten en koopt u aandelen.
Per saldo stapt u dus niet te laat in de aandelenmarkt, want u hebt volledig geprofiteerd van de koersstijging vanaf het moment dat u in de aandelenmarkt wilde stappen. In feite hebt u dat dus ook gedaan. Wij spreken hier van een long hedge.
Voorbeeld
De aex-aandelenindex staat op 510. Wij gaan ervan uit dat naar aanleiding van voorgaand verhaal de stand 510 het moment is dat u ertoe overgaat om drie contracten fti te kopen. Op korte termijn verwacht u over een bedrag te kunnen beschikken van € 275.000. De onderliggende waarde voor de drie fti-Contracten bedraagt 3 × 510 × € 200 = € 306.000. Zoals u verwachtte, stijgen de koersen van de aandelen, zodat de index stijgt naar 525.
Op het moment dat u daadwerkelijk over de door u verwachte € 275.000 kunt beschikken, zou u voor de aandelen na de indexstijging circa 3% meer moeten betalen, hetgeen over het vermogen van € 275.000 circa € 8.250 bedraagt. De aex-aandelenindex is echter gestegen van 510 naar 525.
U maakt derhalve met uw drie contracten een winst van 3 × (525 – 510) ×
€ 200 = € 9.000. Per saldo hebt u dus nog verdiend: € 9.000 – € 8.250 =
€ 750. Uw winst is ontstaan doordat de onderliggende waarde van de contracten de waarde van het te beleggen bedrag van € 275.000 overtrof.
Het omgekeerde is natuurlijk ook mogelijk. Stel, de aandelenkoersen stijgen helemaal niet. Integendeel, de markt daalt en daarmee ook de waarde van uw ftiContracten. U maakt dus verlies op uw contracten, maar daar staat tegenover dat u de aandelen tegen een lagere prijs kunt aanschaffen.
Afrekening
Bij de fti kan bij uitoefening van het contract de aexaandelenindex niet worden geleverd. In plaats daarvan vindt contante afrekening van winsten en verliezen cash-settlement
plaats. In het Engels noemt men dit cashsettlement. U kunt dus geen aandelen leveren en u kunt deze dus ook niet ontvangen.
Waarborgsom
Bij de ftiindexfuture geldt dat u niet over het hele bedrag van de waarde van de waarborgsom
future hoeft te beschikken, maar dat u een waarborgsom stort. Hier geldt een bedrag van € 9.720 per contract. Dit bedrag geldt dus als een zekerheidsstelling dat u uw financiële verplichtingen kunt nakomen. Vergeet echter niet dat winsten en verliezen dagelijks worden bij of afgeboekt. Deze staan buiten de waarborgsom.
Wat looptijden betreft kunt u kiezen uit zes verschillende handelsmaanden. Wederom is de expiratie, de afloop van het contract, op de derde vrijdag van de uitoefenmaand.
Het zal u duidelijk zijn dat u een future gewoon kunt kopen of verkopen, al naar gelang uw visie op de ontwikkelingen van de aandelenkoersen.
Een op zich goed opgebouwde portefeuille van Nederlandse hoofdfondsen in zijn geheel verkopen, omdat u een daling van de beurs verwacht, kan erg duur zijn.
169
Immers, elke verkochte post brengt kosten met zich. Bovendien wilt u misschien, wanneer u er de tijd rijp voor acht, mogelijk dezelfde aandelen, maar dan op een lager niveau terugkopen. Ook de terugkoop brengt weer kosten mee. De provisie bij aan en verkoop bedraagt per contract totaal slechts € 27. Daarom is het eenvoudiger en goedkoper om een afdekking te doen door middel van de short hedge.
U verkoopt daarbij een of meer indexfutures. Dalen de koersen van de onderliggende waarden, dan daalt daarmee ook de index en kunt u uw futures goedkoper terugkopen. U maakt winst en compenseert daarmee het verlies op uw aandelen.
Zoals uiteengezet bij de fti’s kunt u voor de long hedge hetzelfde verhaal invullen, waarbij u met de winst die u maakt bij stijging van de koersen van de hoofdfondsen, de duurder geworden aanschaf van de aandelen kunt compenseren.
Omdat behalve met ftifutures ook kan worden gewerkt met aexindexopties, zijn combinaties van deze ook heel goed mogelijk. Beide soorten hebben dezelfde looptijden en dezelfde uitoefenprijzen. Het grote verschil is dat een future betrekking heeft op de index x e 200 en een optie op de index x e 100. Een future is dus twee maal zo groot.
Ook is het mogelijk te combineren met ftiContracten. In het kader van dit boek willen wij het echter hierbij laten.
Termijnhandel in aandelen
Sinds december 2000 kunt u op de Amsterdamse beurs ook handelen in futures op zeven Nederlandse fondsen, te weten abn amro, Aegon, ing, Ahold, Philips, kpn, Shell en Unilever. De werking is in principe gelijk aan die van indexfutures. Aan de futurehandel kleven echter risico’s; opties zijn vaak een interessanter alternatief voor beleggers.
Termijnhandel in valuta’s
De wereldhandel is gebaat bij een goed geregelde handel met daarbij mogelijkheden om risico’s af te dekken. Immers, de koers van een geldsoort van een land kan nogal heftig schommelen. Iemand die een vordering op een afnemer in het buitenland heeft en die lang op zijn geld moet wachten, loopt de kans dat dit buitenlandse geld gedurende die wachttijd minder waard wordt.
Doorgaans vinden in de wereldhandel betalingen pas na weken of maanden plaats. Dat is zeker het geval bij levering van heel grote partijen of uitvoering van werken in het buitenland. In die periode kan de valuta van de opdrachtgever stijgen of dalen in prijs.
Stel dat een leverancier voor $ 1.000 aan textiel naar de Verenigde Staten verkoopt en dat de prijs of de koers van de Amerikaanse dollar € 0,85 is. Verandert er verder niets, dan moet hij dus van zijn Amerikaanse klant $ 1.000 ontvangen, die hij in Nederland tegen € 850 krijgt afgerekend. Stel dat de prijs van de dollar tussen de levering van textiel en de betaling van de klant is opgelopen tot € 1, dan moet zijn Amerikaanse klant toch $ 1.000 betalen, die de leverancier van textiel in Nederland tegen € 1.000 op zijn rekening krijgt bijgeschreven. Hij verdient in dit geval dus zowel aan zijn textiel als aan zijn dollars.
Ook het omgekeerde kan gebeuren. Als de prijs van de dollar zakt tot € 0,80, dan betaalt de Amerikaan toch $ 1.000 dollar, terwijl de leverancier van de textiel dan 170
slechts € 800 ontvangt. Zou hij op zijn textiel verdienen, dan verdwijnt zijn winst alleen al door de gewijzigde wisselkoers.
Afdekken
Een ondernemer zal doorgaans deze valutarisico’s willen voorkomen. Hij kan dat afdekking
doen door middel van zogenoemde afdekking op de termijnmarkt. Die is voor dat doel opgezet.
Het systeem werkt aldus:
Een groothandel in autoonderdelen importeert goederen uit Engeland en bestelt op 4 december voor een waarde van £ 11.000 bij een onderneming in Londen. De koers van het pond sterling stond op 4 december op € 1,42. De importeur moet dus 11.000 maal € 1,42 betalen of € 15.620. Hij krijgt zijn onderdelen in januari, maar het pond sterling is dan gestegen tot € 1,45. Hij zal dan voor zijn onderdelen 11.000 maal € 1,45 moeten betalen of € 15.950.
Hij is dus geheel buiten zijn schuld duurder uit, omdat het pond sterling tegen de euro in prijs is gestegen.
Om dat risico te ontlopen geeft hij al op 4 december aan zijn bank opdracht om alvast 11.000 pond sterling te kopen en wel zodanig dat hij die ponden pas over twee maanden zal ontvangen. Voor die latere levering krijgt hij een korting omdat hij de hoge rente op Engelse ponden mist. Hij mist namelijk de rente over die twee maanden omdat hij die ponden nog niet heeft, maar deze wel voor zich heeft laten reserveren.
Voorbeeld
U verwacht over vier maanden $ 100.000 te ontvangen. Om te voorkomen dat de dollar dan in waarde zal zijn gezakt, zodat de opbrengst in euro’s lager wordt, verkoopt u nu al deze $ 100.000 op een termijn van vier maanden. U hebt verder koersrisico vermeden. Stijgt echter de dollar in de komende vier maanden in prijs, dan loopt u de daaruit voortvloeiende koerswinst mis, want u hebt zich al vastgelegd om over vier maanden die $ 100.000 te betalen, tegen een reeds vastgelegde koers.
Interestpariteit
Het renteverschil tussen twee landen is een zeer belangrijke factor achter de prijsvorming van valutafutures. Stel dat in januari de koers van de dollar ten opzichte van de euro € 0,86 is (de spotkoers). De eenjaars rente in de Verenigde Staten bedroeg in januari 4%, in de eurozone 3%. Het renteverschil bedraagt dus 1%. De termijnkoers voor levering van de dollar over een jaar moet nu ongeveer gelijk zijn aan dit renteverschil. In de krant lezen wij dat de termijnkoers € 0,8517 bedraagt en dit verschil bedraagt ongeveer 1% van de spotkoers van € 0,86. Stel dat dit niet de termijnkoers zou zijn geweest, maar bijvoorbeeld € 0,84, dan zouden door midarbitrage del van arbitrage winstgevende strategieën mogelijk worden, zoals: 1� Leen $ 1.000 in New York tegen 4%. Na een jaar moet worden terugbetaald $ 1.000 × (1,04) = $ 1.040.
2� Zet de $ 1.000 om in euro’s tegen de koers van 0,86, dus € 860.
3� Beleg in Amsterdam € 860 tegen 3%; na een jaar is dit bedrag aangegroeid tot
€ 885,80.
171
4� Verkoop gelijktijdig € 885,80 tegen de termijnkoers van 0,84. Dit geeft volgend jaar $ 1.054,52
5� Aan het einde van het jaar hebben wij dus $ 1.054,52, waarmee wij in New York het verschuldigde bedrag van $ 1.040 kunnen terugbetalen en dus een winst boeken van $ 14,52.
Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke geldmachine niet kan bestaan. Daarom zal de termijnkoers zich precies aanpassen aan het renteverschil, zodat de arbitragewinst op nul uitkomt. Er zijn namelijk zo veel partijen dagelijks bezig in de termijnhandel dat deze winstmogelijkheden niet of nauwelijks voorkomen. In het voorgaande voorbeeld is de termijnkoers van € 0,8517 (€ 885,80 : 0,8517 = $ 1.040) gedekte interestpariteit
precies die koers waarmee de winstmogelijkheid is verdwenen. Dit heet de gedekte interestpariteit. Termijnkoersen van valuta’s voldoen geheel aan de gedekte interestpariteit.
De gedekte interestpariteit zegt dat een hogere rente op een buitenlandse valuta teniet wordt gedaan door een disagio op de termijnkoers, met andere woorden de termijnkoers is lager dan de huidige wisselkoers. Een valuta met een lagere rente kent daarentegen een agio op de termijnkoers, met andere woorden een hogere termijnkoers dan de huidige wisselkoers.
Beperking van risico’s
Via de termijnmarkt kunt u dus risico’s afdekken zonder directe betaling te doen.
De verrekening vindt pas plaats na afloop van de termijn waarvoor u zich hebt ingedekt. Tegenover elke partij op de termijnmarkt staat een tegenpartij. Immers, u koopt iets op termijn. U wilt bijvoorbeeld over vier maanden dollars ontvangen.
Dat houdt in dat een ander, de tegenpartij, zich heeft verbonden om over vier maanden dollars te leveren. Deze laatste verkoopt dus op termijn. Kopers en verkopers ontmoeten elkaar niet persoonlijk, want tussen hen in zit de bank, die de zaken verrekent en daarvoor een zekere provisie verlangt.
Deze gang van zaken op de termijnmarkt houdt in dat als men zich ertoe heeft verbonden om bijvoorbeeld $ 100.000 over vier maanden te leveren, men er zeker van moet zijn over vier maanden die $ 100.000 te bezitten. Omgekeerd moet iemand die zich ertoe heeft verbonden over vier maanden $ 100.000 te kopen, dan genoeg contanten bezitten om dat te doen. Is dat niet het geval, dan loopt men kolossale risico’s.
Er zijn voorbeelden te over van mensen die zich op deze termijnhandel hebben verkeken en die financieel aan de grond zijn geraakt. Het is uiterst gevaarlijk om zonder dekking, uitsluitend als speculatie een valuta te kopen of te verkopen op termijn, omdat het praktisch altijd om grote bedragen gaat, die pas aan het einde van de termijn waarbinnen de contracten lopen, aan de oppervlakte komen.
Beleggingen in vreemd geld
De belegger koopt op vele manieren vreemde valuta’s, zonder daar direct bij stil te staan. Wordt in dollardeposito’s, in dollarobligaties of in Amerikaanse aandelen belegd, dan heeft de koers van de valuta invloed op de uiteindelijke waarde van het bezit in euro’s. Dat geldt ook voor belegging in goud en in elk ander product dat in buitenlands geld noteert.
172
Er zijn drie mogelijkheden om het risico dat aan buitenlands geld kleeft, af te dekken. De eerste mogelijkheid is die van de termijnmarkt: een koersdaling van de valuta wordt opgevangen als gelijktijdig de valuta op termijn wordt verkocht. Men loopt wel de mogelijkheid van een koersstijging mis, maar men heeft zich beschermd tegen een daling.
De tweede mogelijkheid is de eerder besproken aankoop van putopties (verkooprechten) op valuta’s. Daalt de valutakoers, dan stijgt de putoptie in waarde, waardoor het verlies op valuta’s grotendeels wordt opgevangen. Stijgt de valutakoers, dan wordt de putoptie waardeloos. In dat geval profiteert men van de stijging van de valutakoers als de winst groter is dan het verlies dat men op de putoptie lijdt.
De derde mogelijkheid is contant verkopen door de belegger ten laste van zijn bankrekening in vreemd geld. Hij verkoopt bijvoorbeeld dollars die hij niet contant bezit, en komt voor dat dollarbedrag debet te staan, dat wil zeggen: hij heeft een schuld op zich genomen in de vorm van dollars. Als garantie tegenover deze bankschuld staat dan de buitenlandse belegging in dollars.
Daalt de dollarkoers, dan daalt weliswaar de waarde van het belegde dollarbezit, maar tegelijkertijd daalt ook de bankschuld omgerekend in euro’s. Van een stijging van de dollarkoers wordt echter niet geprofiteerd, want de schuld stijgt evenredig met de toeneming van de waarde van de beleggingen in dollars.
Voorbeeld
U bezit $ 75.000 aan aandelen in Amerikaanse bedrijven. U wilt de aandelen aanhouden, maar tijdelijk het risico van een koersdaling van de dollar vermijden.
U verkoopt dan $ 75.000 ten laste van een door u bij de bank te openen dollarrekening en u krijgt daarvoor bij een dollarkoers van € 0,85 € 63.750. Dit bedrag zet u op een eurodeposito rentegevend uit. Dat wil zeggen: u laat dat bedrag op uw rekening in euro’s overschrijven. Daalt de dollar van € 0,85 naar
€ 0,82, dan wordt de schuld van $ 75.000 in euro’s aan de bank minder en daalt tot € 61.500. Dat is net zo veel als de daling van het effectenbezit, mits de aandelenkoers ongewijzigd is gebleven. Er zal wel debetrente aan de bank moeten worden betaald, namelijk over de schuld van $ 75.000. Die debetrente is hoger dan de rente die men op zijn depositorekening ontvangt. Stel dat de debetrente 10% is en de creditrente op deposito in euro’s 5%, dan zult u jaarlijks een verschil van 5% moeten bijleggen. De rente die u ontvangt, moet u bij uw inkomen tellen voor de belastingaangifte, maar de rente die u betaalt, is fiscaal aftrekbaar.
Goederentermijnmarkten
Veel producten kunt u op termijn kopen en verkopen. Dat houdt in dat u zich op een bepaald moment ten aanzien van een zekere hoeveelheid product tegen een bepaalde prijs vastlegt en dat u pas na de afgesproken periode hoeft af te rekenen.
In het bedrijfsleven is een dergelijke praktijk een normale zaak. Zo zal een fabriek van chocoladeletters met de productie ervan al vroeg in het jaar beginnen om alle banketbakkers en chocolaterieën tegen sinterklaas te hebben bevoorraad. Die fabriek zal al ver voor de productie begint er zeker van moeten zijn dat er op dat ogenblik voldoende cacao in huis is. De fabriek verzekert zich van de levering daarvan al in een nog veel vroeger stadium en koopt de cacao als de cacaobonen nog op de plantages aan de bomen hangen.
173
Contracten
Ook u kunt als belegger terecht op de goederentermijnmarkt, zij het dat de risico’s groot zijn. De handel op deze markt vindt plaats op basis van zogenoemde gestandaardiseerde contracten, waarin de hoeveelheid van het product, die met de Encommodity gelse term commodity wordt aangeduid, de periode en de prijs zijn vastgelegd. Zo omvat een contract cacao een zekere hoeveelheid cacao, een contract aardappelen een bepaalde hoeveelheid aardappelen, een contract zink een zekere hoeveelheid zink enzovoort.
Deze onderliggende waarde van een contract is doorgaans van zeer grote omvang, waardoor ook de risico’s groot zijn.
Margin
U zult als deelnemer aan de termijnmarkt te allen tijde aan uw verplichtingen moeten kunnen voldoen. U zult daarvoor garanties moeten afgeven. De zekerheid van deze handel wordt gevormd door de financiële achtergrond van de deelnemer. U
zult worden verplicht om een zekere bijdrage, een waarborgsom – in het Engels margin
margin genoemd –, vooraf te storten bij de makelaar, die ook al met een Engelse term wordt aangeduid: broker.
Deze tussenpersonen, die op de goederenmarkt opereren, staan onder scherp toezicht van een door de overheid ingestelde beurscommissie. In Nederland moet commoditybroker
een commoditybroker lid zijn van een vereniging, die scherp let op zijn handel en wandel.
Als u een zaak op de goederentermijnmarkt doet, moet u – zoals gezegd – een margin storten van bijvoorbeeld 10% van de waarde van de onderliggende hoeveelheid product van een contract. Loopt in de handel die waarde niet zoals u had verwacht, dan zult u worden gesommeerd om het verschil bij te storten.
Voorbeeld
U koopt op de termijnmarkt een contract van product X. Dat product kost per kilogram $ 6. Een contract omvat 25.000 kilogram. De marktwaarde van dat contract is dus $ 150.000. U moet 10% margin als garantie storten, dus $ 15.000. U koopt dat contract met de gedachte dat de prijs van product X
binnen de periode waarin het contract loopt, zal stijgen. Echter, het blijkt dat de prijs daalt tot $ 5,10. De broker zal u dan vragen om het verschil tussen $ 6 en $ 5,10 bij te storten, ook al hebt u nog geen echt verlies geleden, maar een papieren verlies. U hebt die 25.000 kilogram van product X nog niet ontvangen, laat staan verkocht. Toch moet u $ 0,90 per kilogram bijstorten of 25.000 ×
0,90 = $ 22.500.
Het is duidelijk dat de broker goed op de hoogte moet zijn van de financiële mogelijkheden van zijn klant, opdat die te allen tijde aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen.
Omgekeerd kan iemand op de termijnmarkt een of meer contracten van een product verkopen, zonder dat product te bezitten. Hij speculeert dan op een prijsdaling.
174
Voorbeeld
U verwacht een daling van de goudprijs, die op dat moment $ 400 per troy ounce bedraagt. Een contract goud omvat een hoeveelheid van 100 troy ounces (1 troy ounce = 31,1035 gram). Dat contract heeft dus een waarde van $ 40.000. Verkoopt u een contract goud zonder het goud te bezitten, dan zult u een garantie, een margin, moeten storten van $ 4.000. Zakt de goudprijs tot $ 350, dan maakt u een winst van $ 50 per troy ounce, dus totaal $ 5.000 op dat contract van 100 troy ounces. U krijgt dan toestemming van de broker om deze winst van uw rekening op te nemen, maar u zult te allen tijde in staat moeten zijn om weer bij te passen als de goudprijs stijgt.
Gevaarlijk voor particulieren
Als u actief wilt zijn op de termijnmarkt, moet u de regels goed kennen en over voldoende vermogen beschikken om teleurstellingen te kunnen opvangen.
Evenals de termijnmarkt in valuta’s is de termijnmarkt in goederen in eerste aanleg opgezet om het ondernemingen mogelijk te maken handelsposities veilig te stellen. Ondernemingen kunnen er risico’s door afgrendelen en speculeren vermijden. Immers, speculeren behoort niet tot de taak van een onderneming, althans niet in de geest van gokken.
Toch hebben de grote dagelijkse omzetten en de vele noteringen, waardoor een zeer levendige markt is ontstaan, veel beleggers en speculanten naar de goederentermijnmarkt getrokken. Zij denken dan winstkansen te hebben bij een vrij geringe marginverplichting, die doorgaans niet meer dan 10% bedraagt.
Verschil met opties
Contracten van de goederentermijnmarkt kennen, net als bij opties, een uitoefenprijs, een bepaalde looptijd en een vaste onderliggende waarde. Het verschil met opties is dat een termijncontract verplichtingen geeft. Bij de koop van een termijncontract moet u te allen tijde de onderliggende hoeveelheid goederen kunnen kopen. Aankoop van opties daarentegen geeft geen verplichtingen, maar alleen rechten, zoals in hoofdstuk 14 uiteen is gezet.
Koopt u bijvoorbeeld een termijncontract lood dat een hoeveelheid van 25.000
kilogram omvat – de onderliggende waarde van dat contract is dus 25.000 kilogram lood –, dan ontstaat de plicht om op een gegeven ogenblik die hoeveelheid lood te accepteren tegen betaling van de overeengekomen prijs.
Een speculant in termijncontracten wil met dat lood echter niets te maken hebben, maar heeft alleen belangstelling voor de prijsontwikkeling ervan.
Om te voorkomen dat hij dat lood straks thuis krijgt afgeleverd, zal hij vóór de leveringsdatum het contract verkopen met de mogelijkheid om winst op te strijken of de kans om verlies te moeten aanvaarden.
Voorbeeld
U koopt een contract lood op de termijnmarkt in Londen tegen £ 380 per ton.
Een contract lood is 25 metrieke ton of 25.000 kilogram. Het contract heeft dus een waarde van £ 9.500. De margin ligt op circa 10%, dus u moet een garantie storten van £ 950. Het contract heeft een looptijd van drie maanden. Bij afloop van het contract is de prijs gestegen tot £ 390. Echter, u wilt dat lood helemaal niet hebben, al zou u bij aflevering £ 10 per ton ofwel £ 250 – de kosten niet meegerekend – kunnen verdienen als u dat lood meteen doorverkoopt. Daarom 175
zult u voordat het contract vervalt dit verkopen en daarmee voorkomen dat het lood, waarmee u zich geen raad zou weten, in natura wordt afgeleverd.
Net als bij opties kunt u door middel van termijncontracten grote winsten maken bij beperkte investeringen in de vorm van margins of garanties, die maar een fractie uitmaken van de onderliggende waarde van de contracten. Bij opties beperkt het risico zich tot de kosten van de opties, maar bij termijncontracten is het risico niet beperkt. De margin is in feite een voorlopige investering, waarop moet worden bijgestort als de waarde van het contract een andere richting uit gaat dan de koper had verwacht.
Looptijden en uitoefenprijzen
Termijncontracten kennen een beperkte geldigheidsduur. Sluit u in april een contract, dan kunt u kiezen tussen een geldigheidsduur die loopt tot mei, juni, juli, wellicht september en december. Al naar gelang de omvang van de handel en de uitoefenmaanden
behoefte die er bestaat, worden verschillende zogenoemde uitoefenmaanden aangehouden.
Beleggers/speculanten, die eigenlijk helemaal geen belang hebben bij het product waarin zij handelen, maar alleen maar bij de prijsontwikkeling ervan, doen er verstandig aan om het termijncontract circa een maand vóór de vervaldag te verkopen.
Het is namelijk mogelijk dat het onderliggende product al enkele dagen voor afloop van het contract wordt geleverd.
Hebt u een termijncontract december, dan moet u al half november het contract verkopen, doch in ieder geval vóór 1 december, want anders wordt het risico van aanzegging
levering in natura te groot. Levering kan worden aangezegd, zoals dat in vaktermen vervaldag
heet, vanaf de eerste werkdag van de contractmaand. De vervaldag van een contract ligt doorgaans in de derde week van de maand waarin het contract afloopt, maar soms ook eerder in de maand.
Risico’s dat de tegenpartij niet kan betalen of de producten niet kan leveren, zijn er niet. Er bestaat namelijk een soort van buffer in de vorm van een zogenoemd clearinginstituut, dat de verplichtingen van beide partijen – koper en verkoper – garandeert. Dat is ook nodig want de chocoladefabriek uit ons eerdergenoemd voorbeeld moet erop kunnen rekenen de afgesproken hoeveelheid cacao binnen de afgesproken termijn te ontvangen, want anders kan zij de deuren wel sluiten.
De uitoefenprijs van een contract houdt nauw verband met de prijs van het onderliggende product ten tijde van de transactiedatum. Dat is heel anders dan bij opties, waar per vervalmaand steeds nieuwe klassen worden ingevoerd. Bij termijncontracten in goederen is de uitoefenprijs veel meer te vergelijken met de handel in valuta’s op termijn.
Stel dat de goudprijs in februari $ 300 per troy ounce is, dan noteert een contract dat in maart afloopt – een maartcontract – bijvoorbeeld $ 310, een aprilcontract $ 320. Hoe verder de termijn ligt waarop een contract afloopt, hoe hoger doorgaans de prijs.
In dat verschil zit rente begrepen. Indien u namelijk goud op termijn verkoopt, moet u – als u dat goud inderdaad bezit – dat goud ook aanhouden tot de afloop van het termijncontract dat u hebt verkocht. In die tussentijd kunt u geen rente maken, dus uw rente zit als het ware in de verkoopprijs van het contract. Ook andere kosten, zoals bewaarkosten (opslag, verzekering enzovoort), zitten veelal in de verkoopprijs van het termijncontract.
176
Stop-loss-limieten
Handelen in termijncontracten brengt grote risico’s met zich. Gaat de waarde van het onderliggende product op de markt een andere richting uit dan u had verwacht, dan kunt u veel geld verliezen, vanwege de grote bedragen die met een contract zijn gemoeid. Het verlies kan in enkele dagen of weken oplopen tot tienduizenden euro’s en kan u ruïneren als u niet de juiste strategie volgt.
Velen menen dat het dagelijks volgen van de prijzen op de termijnmarkt grote verliezen kan voorkomen, omdat men direct kan ingrijpen als het met de prijs de verkeerde kant op gaat. Maar ook deze handelwijze kan tot grote teleurstellingen leiden als u niet zekere risicogrenzen inbouwt.
Bij de handel in termijncontracten voor beleggingsdoeleinden moet u gebruikmaken van zogenoemde limieten. Zakt de prijs van het onderliggende product van een termijncontract, terwijl u een stijging had verwacht, dan zult u het contract moeten verkopen zodra de prijs tot een door uzelf vastgesteld peil is gedaald. U beperkt als stop-loss-limiet
het ware het verlies tot een door u zelf bepaalde hoogte via een zogenoemde stoplosslimiet die duidelijk met de tussenpersoon, de broker, moet worden afgesproken. Deze zal zodra de limiet is bereikt, het contract verkopen, waardoor u geen groter verlies krijgt voorgeschoteld dan u vooraf had bepaald.
Voorbeeld
U koopt in februari een termijncontract goud april $ 600. Een contract goud omvat een hoeveelheid van 100 troy ounces. De marginverplichting bedraagt 10%, zodat u een tiende deel van $ 60.000, dus $ 6.000, moet storten. U weet dat als de goudprijs onder de $ 600 daalt, u moet bijstorten. U legt echter een verkoop-stop-loss-limiet op een prijs van $ 580. Uw contract wordt onmiddellijk verkocht als deze laatste prijs is bereikt, zodat u dan per saldo een verlies lijdt van $ 20 per contract, dus totaal $ 2.000. U hebt zich daardoor beschermd tegen een verdere prijsdaling. Loopt daarna echter de goudprijs weer op, dan vist u achter het net omdat uw contract al is verkocht.
Bij alle transacties op de termijnmarkt in goederen moet u met dergelijke verkoopstoplosslimieten werken. Grote verlieskansen worden hierdoor beperkt tot een overzienbare omvang.
In een oplopende markt zult u er verstandig aan doen de verkoopstoplosslimieten op een hoger peil aan te passen. U stelt dan namelijk nog niet geïncasseerde winst veilig.
Voorbeeld
Na aankoop in februari van een termijncontract goud april tegen $ 600 stijgt in maart de goudprijs tot $ 620. U hebt al een verkoop-stop-loss-limiet lopen op $ 580. U kunt nu uw limiet verhogen tot bijvoorbeeld $ 610.
De handel in termijncontracten is zeer omvangrijk. De omzetten zijn groot; er gaan enorme bedragen om en de prijs of koersveranderingen zijn ook vaak erg groot, al liggen de opeenvolgende noteringen van de contracten dicht bij elkaar.
Die sterke prijsveranderingen kunnen optreden door plotseling groot aanbod of plotselinge grote vraag, bijvoorbeeld van de zijde van de overheid van een land, die besluit om welke redenen dan ook grote voorraden van een product aan te leggen, 177
zoals bijvoorbeeld wanneer er conflicten dreigen. De prijzen fluctueren soms geleidelijk, soms zeer snel op elkaar volgend. Daarom is het inbouwen van stoplosslimieten in deze handel een absolute noodzaak.
Brokers
Alleen erkende brokers – tussenpersonen – mogen handelen op de termijnmarkten in goederen.
Een broker is een bemiddelaar, die daarvoor moet zijn opgeleid om met kennis van zaken voor klanten transacties te doen. De belegger kan zich het best beperken brokerhuizen
tot de grote firma’s, brokerhuizen op dit gebied, die een eigen zetel hebben op de termijnbeurzen.
In de afgelopen jaren hebben zich nogal wat malversaties voorgedaan onder brokers die niet officieel toegang tot de beurs hadden. In ons land is een aantal arrestaties verricht van zogenoemde brokers die het met de belangen van hun klanten niet al te nauw namen. Zij pasten indringende verkoopmethoden toe en schotelden soms grote winsten voor, met voor veel particulieren ernstige financiële gevolgen.
Producten
Op de goederentermijnmarkten worden tal van producten verhandeld. Ze zijn in drie soorten te verdelen:
• soft commodities, waaronder vallen suiker, koffie, maïs, sojabonen, bevroren sinaasappelsap, varkensbuiken, aardappelen;
• metalen, zoals koper, lood, zink, tin, goud, zilver;
• financiële producten, zoals valuta’s, beursindices en zogenoemde Tbonds (Amerikaans overheidspapier).
Soft commodities
soft commodities
Een contract sojabonen en een contract tarwe hebben een omvang, een onderliggende hoeveelheid, van 5000 bushel in Chicago, waarbij een bushel 27.215 kilogram weegt. Deze getallen zijn niet voor elke beurs dezelfde. Een contract maïs heeft ook een omvang van 5000 bushel, maar die weegt 25.410 kilogram. U kunt dus zelf berekenen om welke geldbedragen het gaat als u in deze handel gaat opereren.
Er zijn futurescontracten op vele soft commodities zoals, koffie, cacao, katoen, palmolie, rubber, sinaasappelsap, suiker en hout, die op verschillende beurzen in de wereld worden verhandeld.
Metalen
De metalenmarkt is onder te verdelen in een markt voor basismetalen, voor edele metalen en voor strategische metalen.
basismetalen
Tot de basismetalen behoren: koper, lood, zink, tin, nikkel en aluminium. Zij London Metal Exchange
worden vooral op de Londense beurs, de London Metal Exchange (lme), verhanedele metalen deld. De edele metalen zijn: goud, zilver, platina en palladium.
De metalen waarvan slechts geringe hoeveelheden voor de handel beschikbaar zijn en die opvallende eigenschappen bezitten, behoren tot de zogenoemde stratestrategische metalen gische metalen. Zij zijn uiterst belangrijk voor de productie van een groot aantal eindproducten. Door hun schaarste zijn ze zeer gevoelig wat de prijsvorming en de levering betreft.
178
Tot deze metalen behoren: cadmium, chroom, kobalt, titaan, mangaan, molybdeen, uranium en wolfraam.
Belegging in deze metalen brengt een groot risico met zich mee omdat er soms moeilijk een tegenpartij wordt gevonden door de beperkte markt. U bent dan overgeleverd aan de handelaar, die de prijs zelf vaststelt. Bovendien kan verkoop problemen opleveren omdat er niet direct een koper te vinden is en dat kan voor u behoorlijke financiële gevolgen hebben.
Metalen worden tegen producentenprijzen verhandeld. Tussen verbruikers in de industrie en producenten in de mijnbouw bestaan zekere prijsafspraken, maar voor verscheidene metalen zijn er ook vrije markten. De prijzen daar kunnen nogal verschillen van de prijzen van de producenten. Op de vrije markt wordt het overschot verhandeld aan goederen die nog niet door de industrie als het ware zijn gereserveerd. Door het karakter van de vrije markt laten de prijzen daar vaak grotere schommelingen zien dan de producentenprijzen.
De prijzen op de Londense markt, de lme, zijn afgeleid van de vrijemarktprijzen.
Financiële producten
Het aantal producten op de goederentermijnmarkten is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Daartoe behoren nu ook termijncontracten op financiële waarden. Zij zijn onder te verdelen in drie groepen:
• termijncontracten op beursindices (zie pagina 166);
• termijncontracten op valuta’s (zie pagina 170);
• termijncontracten op vastrentende waarden.
Vastrentende waarden
In de Verenigde Staten bestaan vele termijncontracten op vastrentende waarden zoals:
• treasurybonds (staatsobligaties met een lange looptijd);
• treasurybills (staatspapier met een maximale looptijd van een jaar);
• treasurynotes (staatsobligaties met een middellange looptijd);
• driemaands eurodollar.
London International Financial In Engeland kan op de London International Financial Futures Exchange (liffe) Futures Exchange (liffe)
worden gehandeld in contracten op Engelse staatsobligaties (‘gilts’).
Chicago Board of Trade (cbot)
De omvangrijkste handel loopt via de Chicago Board of Trade (cbot). Verder kent Amerika de American Stock Exchange (ongeveer 805 beursgenoteerde ondernemingen, verder opties, warrants en leaps), de Arizona Stock Exchange, de Chicago Mercantile Exchange (futures en opties op agrarische producten, valuta, indices en vastrentende waarden), de Coffee, Sugar, & Cocoa Exchange (futures op koffie, suiker, cacao, kaas en melk), de Kansas City Board of Trade (futures en opties op graan, gas, value line aandelenindices), de MidAmerica Exchange (futures op sojabonen, goud, valuta en treasury bonds), de Minneapolis Grain Exchange (futures op graan), New York Cotton Exchange (futures en opties op katoen, sinaasappelsap en aardappelen, maar ook financiële futures en opties op technologie indices en de nyse composite index), New York Mercantile Exchange (futures en opties op energieproducten, op de Eurotop 100index en op metaalproducten), de Pacific Exchange (aandelen, obligaties en opties op meer dan 550 aandelen) en de Philadelphia Stock Exchange (meer dan 2700 aandelen, 450 aandelenopties, 11 bedrijfstakindices en 10 valutaopties).
179
De handel is uitgegroeid tot een miljardenmarkt met zeer grote omzetten en navenante belangen. De actieve belegger kan op deze termijnmarkten zijn hart ophalen, maar hij moet wel rekening houden met de verschillende wijzen van berekening.
Bij alle genoemde ‘producten’ van de termijnmarkt in financiële waarden met een vaste rente geldt dat de waarde van een contract stijgt als de rente daalt. Een stijgende rente heeft een waardedaling tot gevolg. Dit geldt overigens ook voor de gewone obligatiemarkt. Een obligatie met een rente van bijvoorbeeld 6% wordt tegen 100% verhandeld. Stijgt de marktrente, dan kan men doorgaans elders meer rente van zijn geld maken, dus daalt de koers van deze 6%obligatie.
T-bond-contracten
treasury bonds
Tbonds of treasury bonds worden gekocht als men een vaste rente op de dollar wil ontvangen. Deze obligaties vormen papier van eerste kwaliteit. Zij zijn uitgegeven door de Amerikaanse overheid. De handel erin is zeer groot. Dagelijks kan men bij zeer actieve handel een grote keus maken en in dit overheidspapier beleggen. Door middel van T-bond-contracten kan men ook op termijn in dit overheidspapier beleggen. Men koopt op basis van de huidige koersen met levering na de afgesproken periode.
De contracten zijn gebaseerd op een couponrente van 8%. Dat is gedaan om een standaardcontract mogelijk te maken. Alle contracten in Tbonds richten zich dan ook naar deze 8%. Een koers voor een Tbondcontract van 100% houdt in dat de rentestand 8% is. Stijgt de rente naar 11%, dan daalt de koers van de Tbond tot circa 75%.
Een Tbondcontract kent een onderliggende waarde van $ 100.000 op de Chicago Board of Trade. De belegger in deze contracten hoeft maar een klein deel aan garantie, margin, te storten, maar hij krijgt op het onderliggende belang geen rente omdat hij pas later hoeft te betalen.
Ook bij de handel in Tbondcontracten is het, gezien de omvang, nodig om met verkoopstoplosslimieten te werken om het risico van een grote koersdaling op te vangen.
De handel in termijncontracten is enorm uitgebreid. De keuze en de mogelijkheden worden met de dag groter. Zij die zich op deze markt willen begeven, raden wij aan om:
• alleen in zee te gaan met erkende en goed bekendstaande brokers die aangesloten zijn bij een officiële vereniging van de beurs;
• zich vooral goed te oriënteren over de voorwaarden van de contracten en over de grootte van de margin die moet worden volgestort;
• risico’s te beperken door het opgeven van een stoplosslimiet.
180
17
Converteerbare obligaties
Voor een onderneming die behoefte heeft aan kapitaal, staan verscheidene wegen open. Zij kan veelal tegen onderpand een lening opnemen bij een bank of bij een grote belegger; zij kan een openbare lening uitschrijven, waarop iedereen kan inschrijven. Daartegenover geeft de onderneming, zoals eerder is besproken, schuldbewijzen af, obligaties genoemd, die een vaste rente dragen en die op een van tevoren vastgestelde tijd weer worden afgelost. Zij kan ook aandelen uitgeven, zoals die bijvoorbeeld op de Amsterdamse effectenbeurs kunnen worden verhandeld. Op aandelen wordt pas wat uitgekeerd – dividend – als er winst is gemaakt.
Er bestaat ook een tussenvorm tussen obligaties en aandelen, namelijk converconverteerbare obligaties teerbare obligaties. Het begrip converteerbaar betekent dat dit soort obligaties tegen bepaalde voorwaarden kunnen worden verwisseld in aandelen van de uitgevende onderneming.
Men kan zich afvragen waarom een onderneming deze tussenvorm kiest. Het kan haar op het moment dat er kapitaal nodig is, beter uitkomen. Geeft zij gewone obligaties uit, dan gaat de onderneming een doorgaans langlopende schuld aan. Die schuld wordt aangemerkt als zogenoemd vreemd vermogen. Om de kredietwaardigheid van een onderneming te bepalen moet er een gezonde verhouding bestaan tussen vreemd vermogen – schulden – en eigen vermogen – onder meer aandelenkapitaal. Obligaties en aandelen zijn uitgegeven om kapitaal van derden, het publiek dus, aan te trekken. Bij obligaties neemt de onderneming een schuld op zich; bij aandelen echter, die niet behoeven te worden terugbetaald, heeft de onderneming eigenlijk weinig verplichtingen tegenover de kopers van die aandelen. Die vertrouwen erop dat er winst wordt gemaakt en dat zij voor dat geschonken vertrouwen worden beloond in de vorm van een dividenduitkering (en eventueel koersstijgingen).
Voorloper
Geeft een onderneming aandelen uit, dan rust toch wel een morele verplichting op haar om het vertrouwen van de aandeelhouders te honoreren. Om financiële redenen kan het voorkomen dat het die onderneming beter uitkomt om pas in een later stadium het aandelenkapitaal te vergroten. Immers, kan er geen dividend worden uitgekeerd, dan zakken de aandelen in prijs en daarmee zakt ook de waardering van het publiek voor die onderneming.
Als een voorloper op een latere uitgifte van aandelen kan de onderneming dan convertibles
kiezen voor converteerbare obligaties, in het Engels convertibles genoemd, die bovendien een zekere populariteit genieten. Er wordt namelijk rente uitgekeerd en op een later tijdstip kunnen de houders van die stukken deze ruilen tegen aandelen. De rente kan de onderneming voor de belasting aftrekken.
Gaat het de onderneming voor de wind en stijgen de aandelen in waarde, dan zal de houder van een converteerbare obligatie die maar al te graag ruilen tegen aandelen. Hij heeft met een converteerbare obligatie namelijk het recht om deze in te conversie
wisselen voor aandelen (conversie). In dit verband valt te denken aan een (call)optie die hij met de convertible op het aandeel (zie hoofdstuk 14) heeft. Bij uitoefening van dit recht levert hij dan weliswaar de zekerheid in van een vaste rente en terug181
betaling bij aflossing van de lening, maar krijgt daarvoor een waardepapier – aandeel – dat in koers kan oplopen.
Kredietrisico
Een bedrijfsobligatie is een schuldbrief van de onderneming, in tegenstelling tot het aandeel, dat een eigendomsrecht is. Raakt een bedrijf in financiële moeilijkheden, dan komt de obligatiehouder als schuldeiser als een van de eersten in aanmerking voor de opbrengst van de faillissementsverkoop van de onderneming, terwijl een aandeelhouder hiervoor als laatste in aanmerking komt. Daartegenover staat dat de aandeelhouder als medeeigenaar meedeelt in de winst van de onderneming met het recht op zeggenschap, terwijl de obligatiehouder alleen recht heeft op de rente achtergestelde convertible
over en de aflossing van zijn ingebracht kapitaal. Bij een zogeheten achtergestelde convertible komt de obligatiehouder bij een eventueel faillissement, net als de aandeelhouder, als een van de laatsten in aanmerking om zijn geld terug te krijgen.
Dergelijke convertibles hebben dan ook veelal een lagere kredietwaardering dan gewone bedrijfsobligaties van dezelfde onderneming.
Voorwaarden
Om te beoordelen of een converteerbare obligatie aantrekkelijk is, moet men de leningsvoorwaarden
leningsvoorwaarden beoordelen. Een belegger zal genoegen nemen met een lagere rente dan hij op gewone obligaties ontvangt, als hij zonder groot risico de gelegenheid krijgt om door middel van aandelen deel te nemen in het eigen vermogen van de onderneming. Geeft een bedrijf een converteerbare obligatielening uit, dan heeft de directie goede hoop op een zonnige toekomst. Immers, zij plaatst nu een obligatielening tegen een lagere dan de gangbare rente. De bedoeling is om kapitaal binnen te krijgen teneinde daarvoor voor haar interessante uitbreidingen of aankopen te doen. Die moeten dan kans bieden op bedrijfswinst in de toekomst. De koper van zo’n obligatie heeft, doordat hij zijn stuk later en tegen bepaalde voorwaarden kan ruilen tegen aandelen, eveneens kans op winst – koerswinst – in de toekomst.
Is de bedrijfswinst behoorlijk, dan zal op de aandelen een fraai dividend kunnen worden uitgekeerd. Een hoge winst en een goed dividend worden gevolgd door een stijgende koers van de aandelen.
Voordelen voor de onderneming die de converteerbare obligaties uitgeeft, zijn:
• De conversiekoers, de prijs waartegen de converteerbare obligatie kan worden verwisseld tegen aandelen, kan hoger worden vastgesteld dan bij een gewone aandelenuitgifte.
• De lagere rente die kan worden geboden om langlopend vreemd vermogen aan te trekken.
• Het niet terugbetalen van de lening, indien ruiling tegen aandelen – conversie –
plaatsvindt, omdat het lang vreemd vermogen is omgezet in eigen vermogen.
Nadeel is dat de onderneming niet weet of en wanneer conversie zal plaatsvinden.
Wanneer het voor de belegger niet interessant is om tot conversie over te gaan, zal de onderneming de lening aan het eind van de looptijd moeten terugbetalen en zal dit langlopend vreemd vermogen niet kunnen worden omgezet in eigen vermogen.
182
Bij een convertible is een aantal gegevens van belang:
• de koers van de converteerbare lening;
• de koers van het aandeel waarin verwisseld kan worden;
• de geldsoort waarin de convertible is uitgegeven;
• de hoogte van de couponrente;
• de conversieratio: het aantal aandelen waarin een convertible kan worden verwisseld;
• het dividend op de gewone aandelen;
• de conversiekoers (= de koers van de convertible gedeeld door de conversieratio);
• de conversiepremie (agio);
• de conversieperiode, de tijd waarin een converteerbare obligatie kan worden verwisseld.
Conversievoorwaarden
Het aantal aandelen waartegen men zijn converteerbare obligaties kan verwisselen, conversievoorwaarden
wordt vooraf bepaald. De voorwaarden kunnen voor alle leningen in de vorm van converteerbare obligatieleningen verschillend zijn. Zo is er een lening waarbij men tegen inlevering van een convertible van € 1.000 deze vanaf een zekere datum in vijftig aandelen kan verwisselen van het bedrijf dat de lening heeft uitgegeven. Er zijn leningen waar men tegen inlevering van een convertible van € 1.000 met bijbetaling van bijvoorbeeld € 100 drie aandelen kan krijgen. Alle verhoudingen zijn denkbaar en ook berekenbaar.
Indien men een converteerbare obligatie van € 1.000 kan verwisselen in vijftig aandelen, dan is de waarde per aandeel € 20.
De prijs die men door middel van een converteerbare obligatie voor een aandeel conversiekoers
moet betalen, noemt men de conversiekoers. De koers waartegen de converteerbare obligatie op de beurs wordt verhandeld, hangt af van de koers van de aandelen waartegen dit soort obligaties kunnen worden verwisseld.
Stijgen de aandelen tot € 30 in koers, dan zal de koers van de converteerbare obligatie stijgen tot ten minste 150% (€ 1.500, 50 × € 30).
In de Verenigde Staten zijn veel soorten converteerbare obligaties van veel maatschappijen in omloop. In Nederland en elders in de emu is de keuze sterk gegroeid.
Niet alle zijn echter aantrekkelijk.
Enkele soorten leningen geven een vrij hoge rentevergoeding, waardoor men de stukken op de beurs kan kopen tegen een prijs die ver boven de 100% ligt. Afgezien daarvan hangt de beurskoers ook af van de waarde van de aandelen waartegen kan worden verwisseld. Zakt de koers van de aandelen van bedrijf X, dan zakt ook de koers van de converteerbare obligaties van bedrijf X, maar op die laatste stukken wordt toch nog rente vergoed, terwijl bij de aandelen van bedrijf X nog maar moet worden afgewacht of er dividend wordt betaald.
Koersverloop
Hoe meer de koers van een converteerbare obligatie boven 100% noteert, des te groter is het risico. Dalen de aandelen in koers, dan zal de houder van een converteerbare obligatie niet gauw geneigd zijn om zijn rentegevende stuk te verwisselen 183
tegen in prijs dalende aandelen. De converteerbare obligatie behoudt echter een zekere waarde vanwege de rentevergoeding. Die obligatie gaat zich dan wat prijs betreft gedragen als een gewone obligatie. Als de aandelenkoers sterk boven de conversiekoers uitstijgt, ontstaat de situatie waarin de convertible zich precies als het aandeel gedraagt. Bij een obligatiekoers van boven circa 135% is het obligatiekarakter over het algemeen geheel verdwenen. Ook het aardige van het beschermingskarakter van de convertible is dan verdwenen. In principe wordt er goed aan gedaan om de convertible dan te verkopen, ook omdat de overwaarde toch naar 100% zal teruglopen naarmate de aflossingsdatum nadert.
Nul-couponconvertible
Er bestaat nog een bepaald soort converteerbare obligatie, de zogenoemde nulnul-couponconvertible couponconvertible.
U betaalt voor zo’n zero convertible bijvoorbeeld 25% en u krijgt er over twintig jaar 100% voor terug als de lening afloopt. U krijgt echter geen rente. De verviervoudiging van de koers is in de plaats gekomen van rente en de jaarlijkse aanwas moet u zien als inkomen.
Het eerste jaar stijgt de obligatie met 7% naar 26,7%, het tweede jaar naar 28,6%. Jaarlijks bedraagt de toeneming 7%, waardoor u na twintig jaar op 100%
zult uitkomen.
Stel, de koers van de convertible is 27%. Per nominaal $ 1.000 betaalt u dus $ 270.
Stel, de obligatie is verwisselbaar in vijf aandelen van de onderneming die de convertible heeft uitgegeven. De conversieprijs is dan $ 270 : 5 = $ 54. Als het aandeel $ 53 noteert, dan betekent dit een agio van 2%.
Converteerbare preferente aandelen
converteerbare preferente aandelen
De populariteit van converteerbare preferente aandelen is sterk toegenomen, vooral in de Verenigde Staten. In Nederland kennen wij nauwelijks converteerbare preferente aandelen.
Het voordeel van converteerbare preferente aandelen voor bedrijven is dat die stukken behoren tot het risicodragende kapitaal en dus niet als schuld in de balans voorkomen. Het voordeel voor de belegger is een vaak aanzienlijk hoger dividendrendement dan op de aandelen kan worden gemaakt. Een belangrijk nadeel is dat deze ‘prefs’ vaak niet worden afgelost, zodat men er niet zeker van is dat men de volle 100% ontvangt die bij aflossing van een converteerbare obligatie wel wordt verkregen. Om de aantrekkelijkheid van de converteerbare ‘pref’ nog extra te verhogen is er wat conversievoorwaarden betreft een groot aantal nieuwe constructies bedacht, vaak met fantasienamen. De belegger doet er dan ook goed aan van tevoren deze voorwaarden goed te bestuderen. Een overzicht hiervan valt buiten de strekking van dit boek.
Wij willen u echter enkele namen waaronder deze voorwaarden zijn vastgelegd, niet onthouden. Zo bestaan er Prides, Chips, Elks, Strypes, Aces, Yelds, Percs, Targets, Decs en nog vele andere. In het algemeen geldt dat dit varianten zijn op de gewone converteerbare obligatie, waarbij zij meer dan wel minder neerwaartse bescherming bieden in ruil voor minder respectievelijk meer rendementspotentieel.
184
Reverse convertibles
Sinds 1998 zijn er ook convertibles in zwang waarbij de uitgever het recht heeft om de hoofdsom aan de obligatiehouder af te lossen in een vooraf bepaald aantal aanreverse convertibles delen. Deze zogenoemde ‘reverse convertibles’ zijn ontstaan in Zwitserland en in ons land geïntroduceerd door de Generale Bank. Ze hebben een looptijd van pakweg twee jaar. Deze convertibles geven een couponrente van circa 10%, die evenwel belastbaar is. Een reverse convertible is op te vatten als een gewone obligatie, waarbij de houder een putoptie heeft geschreven (verkocht) op het desbetreffende aandeel. Dat houdt voor de houder tevens een groot risico in. Bij een waardedaling van het aandeel loopt hij de kans om zijn aflossing te ontvangen in de in waarde gedaalde aandelen. De reverse convertible biedt aan de andere kant bij aankoop tegen 100% geen groot koerspotentieel. Bij een stijging van het aandeel gaat de reverse convertible zich meer en meer gedragen als een gewone obligatie, terwijl bij een daling van het aandeel de convertible zich gaat gedragen als een aandeel. Met enige kennis bouwt de belegger overigens tegen gunstiger vergoedingen dan 10% dergelijke constructies na, door zelf een bedrijfsobligatie te kopen en een putoptie te schrijven op het desbetreffende aandeel. Deze producten zijn voor de uitgevende instellingen (hoofdzakelijk banken) dan ook lucratief. De belegger dient zich er bewust van te zijn dat de uitgevende instelling een putoptie koopt van de belegger die een reverse convertible aanschaft. Een reden waarom de uitgevende instelling putopties koopt van het beleggend publiek, kan zijn dat zij negatief is over het aandeel of het beursklimaat in het algemeen. Recentelijk zijn er varianten in omloop gekomen die in plaats van een gewone obligatie een reverse convertible worden bij een vooraf vastgestelde koersdaling van het onderliggende aandeel of omgekeerd (respectievelijk knockin of knockout reverse convertibles).
185
18
Beleggingsfondsen
Vele tientallen ondernemingen in Nederland en in het buitenland hebben het beleggen als hun werkterrein. Als het goed is, hebben zij deskundigen in dienst, die dag in dag uit ondernemingen en producten onderzoeken op hun beleggingswaarde. Zij proberen dan uit te vinden of bepaalde beleggingen interessant zijn, in de toekomst winst kunnen opleveren, een behoorlijk rendement afwerpen en zo veel mogelijk zijn beschermd tegen alle risico’s.
Zij hebben daartoe de beschikking over de modernste communicatieapparatuur, over studiemateriaal en technische gegevens. Bovendien staan zij dagelijks in contact met de beurzen en met bedrijven in de hele wereld.
Immers, beleggen vraagt kennis van zaken. Er zijn zo veel zaken waarin men kan beleggen en er zijn zo veel mogelijkheden in Nederland en daarbuiten dat een zekere mate van kennis geen overbodige luxe is. Men moet bij het beleggen eigenlijk aan alles denken. Is de onderneming waaraan ik mijn geld toevertrouw wel betrouwbaar? Deugt haar leiding? Zijn de producten die men maakt, wel of niet gewild en zijn zij onderhevig aan grote concurrentie? Is het werkterrein van de onderneming wel zo interessant of kleven er gevaren in de vorm van grote valutarisico’s, politieke invloeden, overheidsbemoeiing? Dit gaat zeker op als men in het buitenland wil gaan beleggen of als men in Nederland verhandelbare buitenlandse effecten koopt. Dit alles en nog veel meer zijn punten waarover de particulier niet te licht moet denken. Hij heeft immers geld, wil dit zo goed mogelijk veiligstellen, wil bovendien daar nog een zekere opbrengst van hebben en wil zo mogelijk dat geld zien te vermeerderen. Hij heeft namelijk zijn spaargeld niet bijeengekregen om het te vergokken.
Heeft hij eenmaal voor een of meer beleggingen gekozen, dan staat hij voor de vraag of en wanneer hij die beleggingen weer zal verkopen; zal hij winst nemen of zal hij noodgedwongen verlies accepteren? Er is wel een gezegde dat er nooit iemand beroerd is geworden van winst nemen, maar het tijdstip waarop dat zou moeten gebeuren weet niemand. Er gaat namelijk nergens een belletje vooraf rinkelen als het einde is gekomen aan een koersstijging of een koersdaling.
Dit houdt in dat u als actieve belegger voortdurend de markt, de economie en de politiek in de gaten moet houden en dat u regelmatig prijsontwikkelingen moet volgen. Ook dan nog kunt u voor aangename of zelfs zeer onaangename verrassingen komen te staan.
Beroepsmensen
U kunt ook op de veelomvattende en gespecialiseerde kennis die bij specialisten aanwezig is, een beroep doen, door deel te nemen in beleggingsmaatschappijen of beleggingsfondsen
beleggingsfondsen, die door vakmensen worden geleid. Heel populair gezegd zijn dit kapitaalkrachtige instellingen, die bouwen aan een mogelijk groeiend vermogen.
Zij ‘verzamelen’ geld en besteden dat geld voor de aankoop van beleggingsobjecten, zoals aandelen, obligaties, onroerend goed. Tegenover deze grote ‘pot’ van beleggingsobjecten geven zij aandelen uit, die op de effectenbeurs worden verhandeld.
Elk aandeel vertegenwoordigt dus een stukje van die gezamenlijke ‘pot’.
Voor het beheer van de ‘pot’, het vermogen dus, heeft het fonds zeer gespecialiseerde mensen in dienst. Zij volgen constant de marktprijzen en de politieke en 186
economische ontwikkelingen. Zij bepalen ook of het fonds op een gegeven moment maar niet beter aandelen in onderneming X zou moeten verkopen en daartegenover aandelen van onderneming Y kopen; of dat het beter is om geld maar even in kas te houden in afwachting van gunstiger tijden.
U laat dus als deelnemer in een dergelijk fonds het onderzoek en het afwegen van kopen, verkopen of vasthouden in handen van mensen die van hun beleggingsvak een gedegen studie hebben gemaakt. U bent daarmee van die zorgen af maar u deelt in het wel en wee van het fonds, dat het overigens net als de particulier wel eens bij het verkeerde eind kan hebben.
spreiding van risico’s
Echter, de spreiding van risico’s die een beleggingsfonds biedt, is doorgaans zo groot dat een particulier die nimmer kan bereiken. Zo kan een verlies op het ene aandeel worden ‘goedgemaakt’ door winst op andere aandelen. Gaan echter in de hele wereld beleggingssoorten zoals aandelen, obligaties en onroerend goed in prijs omlaag, dan treft die prijsdaling ook het beleggingsfonds.
De keuze aan beleggingsfondsen is enorm groot. Ook in gespecialiseerde fondsen en fondsen die in verscheidene beleggingsobjecten tegelijk gespecialiseerd zijn, zoals een combinatie van aandelen met obligaties.
Open- en closed-end
De prijs van de aandelen van een beleggingsmaatschappij op de beurs geeft precies de waarde aan van het onderliggende bezit. Heel simpel gezegd: de grote ‘pot’
aandelen van een beleggingsfonds heeft een zekere waarde die gelijk is aan de koerswaarde op de beurs van die aandelen. Die waarde schommelt uiteraard bij elke beursdag, omdat de prijzen daar ook op en neer gaan.
Tegenover deze ‘pot’ staan aandelen uit van het beleggingsfonds zelf. Door de waarde van de ‘pot’ aandelen te delen door het aantal uitstaande aandelen van het beleggingsfonds, krijgt men als uitkomst de waarde per uitstaand aandeel. Helemaal nauwkeurig is dat niet, want de beleggingsmaatschappij rekent ook een vergoedingspercentage. Een beleggingsmaatschappij waarvan de koers van de aandelen op en neer gaat tegelijk met de waarde van de ‘pot’ aandelen (of andere beleggingsopen-end soorten), wordt een openend beleggingsfonds genoemd.
Sommige beleggingsfondsen garanderen niet dat de waarde van hun uitstaande aandelen of participaties overeenkomt met de waarde van hun onderliggend bezit, zoals bijvoorbeeld de genoemde ‘aandelenpot’. De waarde van de uitstaande aandelen hangt dan af van de vraag ernaar. Als er meer aanbod is van aandelen dan vraag naar de aandelen of participaties van zo’n beleggingsfonds, kan de koers ervan lager uitkomen dan de koers van het bezit van het fonds. Meer vraag dan aanbod leidt omgekeerd tot een zekere overwaardering van de aandelen van het fonds ten opzichte van de onderliggende waarde. Zo’n beleggingsmaatschappij closed-end
wordt een closedend fonds genoemd.
Wanneer de openend maatschappij verplicht wordt veel aandelen in te kopen, kunnen moeilijkheden ontstaan als geen bezittingen kunnen worden vrijgemaakt om de inkoop te financieren.
Zo kwam een beleggingsfonds in onroerend goed, Rodamco, in september 1990
in de problemen, omdat hij onroerend goed niet direct kon verkopen, terwijl geld nodig was om eigen aandelen in te kopen, aangezien aandeelhouders van hun belang in de beleggingsmaatschappij af wilden. Rodamco en verschillende andere beleggingsfondsen in onroerend goed werden gedwongen om het openend karakter te verlaten en gingen verder als closedend beleggingsmaatschappijen. De beurs187
koers van Rodamco zakte door het grote aanbod bijna 30% onder de waarde van het onderliggend bezit aan onroerend goed.
Specialisatie
Elke beleggingsmaatschappij heeft een bepaald terrein waarop zij zich beweegt. Zo kan een beleggingsfonds zich beperken tot bijvoorbeeld Nederlandse aandelen of Japanse aandelen, tot aandelen van een veelheid van landen, tot alleen obligaties of voornamelijk tot onroerend goed. Door de spreiding van risico en ook doordat de particuliere belegger bij een aantal beleggingsmaatschappijen met heel kleine bedragen kan beleggen, is de markt in deze fondsen zeer groot. Er is regelmatig handel in de aandelen van de beleggingsfondsen, zodat men vrijwel op elke beursdag kan kopen of verkopen.
Huisfondsen
Praktisch alle Nederlandse banken hebben eigen beleggingsfondsen opgericht, die worden beheerd door beleggingsdeskundigen van die banken. Uiteraard worden klanten van de bank die geen duidelijke keus kunnen maken, aangeraden te beleggen in de eigen fondsen van de bank.
huisfonds
Bij relatief kleine vermogens kan een huisfonds voor de particulier uitkomst bieden. De overboeking van een rekening bij de bank naar een huisfonds gaat eenvoudig: de klant krijgt een gecombineerd rekeningoverzicht en heeft vaak de mogelijkheid om met geringe bedragen een heel aandeel of zelfs een fractie daarvan in een huisfonds te kopen.
Risico’s
In elke belegging schuilt een risico. De vraag kan in elkaar zakken; de prijzen kunnen vallen; een onderneming kan failliet gaan; een geldsoort waarin u belegt, kan devalueren. Door de risico’s te spreiden over meer soorten beleggingen, schept u een zekere bescherming. U moet echter wel bedenken dat als er overal tegelijk de klad in komt, ook de beleggingsmaatschappij niet van een terugval wordt gevrijwaard.
Bij kunst en onroerend goed komen nog andere problemen kijken. Hier heeft beleggen plaats in één of slechts enkele stuks beleggingen. Als u een kunstvoorwerp of een huis zou willen verkopen, moet er eerst nog een koper worden gevonden en moet er maar worden afgewacht welke prijs deze wenst te betalen. Door belegging in een beleggingsfonds in kunstobjecten of in onroerendgoedfondsen loopt u dat risico niet. U bezit weliswaar niet het genot van het beleggingsobject, maar u kunt wel de aandelen in deze fondsen gemakkelijker verkopen dan wanneer het om de beleggingsobjecten zelf gaat.
Bij belegging in een fonds dat zich richt op goederentermijncontracten loopt u het risico van een groot koersverlies als de prijzen van de goederen waarin wordt belegd, dalen. U hebt natuurlijk evenzeer de kans op een flinke winst. Het voordeel van belegging in zo’n fonds boven het gokken op een termijncontract zelf is dat, in tegenstelling tot dit laatste, u nooit meer kunt verliezen dan uw inzet. Bij een goederentermijncontract kunt u, zoals wij al hebben aangetoond, worden gedwongen venture-capitalfondsen
om bij te storten als de prijzen zakken. De waarde van zogenoemde venturecapitalfondsen kan aanzienlijk schommelen. Flinke winsten en verliezen zijn mogelijk.
Ook al spreidt een dergelijk fonds zijn beleggingen over verscheidene ondernemingen, toch zal het risico doorgaans vrij groot zijn.
188
Trackers
Een specifieke variant op het beleggingsfonds is de tracker. Dit product mag dan voor de belegger ogenschijnlijk ook het voordeel van gemak met zich meebrengen, voor risicomijdende lange termijnbeleggers is de tracker lang niet altijd de beste oplossing.
Een tracker is een aandeel in een beleggingsfonds dat zo dicht mogelijk de beweging van een index probeert te volgen door precies volgens die index te beleggen.
Zo zijn er in Amsterdam trackers te koop van de aexindex, maar ook van de Franse cac 40index of de Europese Stoxx 50index. Het grote voordeel van de tracker is dat, indien men volgens een bepaalde index wil beleggen, men met één aankooporder kan volstaan. Dat bespaart transactiekosten. Het nadeel is dat men naast de goede aandelen in een index bij aankoop van een tracker, ook verplicht wordt te beleggen in de minder gewenste aandelen. Zo koopt men bij de aankoop van een tracker aex naast de winnaars ook een indirect belang in de chronisch slecht presterende bedrijven. Ook de sectorverdeling staat bij voorbaat vast. De aex bestaat voor meer dan een derde uit banken en verzekeraars. Dat is voor veel beleggers toch wat te veel van het goede omdat de portefeuille dan vaak gevoeliger wordt voor renteschommelingen dan nodig.
Accenten aanbrengen
Als instrument om binnen een actief beheerde portefeuille bepaalde accenten aan brengen, kunnen trackers wel nuttig zijn. Een voorbeeld daarvan is de tracker van de Nasdaq 100index die gebruikt kan worden om een belang te nemen in de technologiesector. De fondscode van deze tracker die op de Amerikaanse beurzen verhandeld wordt, is qqqq, daarom worden deze trackers in de Amerikaanse volksmond ook wel cubes genoemd. qqqq betekent op zichzelf niets, het is gewoon een fondscode die voor beurshandelaren gemakkelijk te onthouden is.
De Nasdaq 100index bestaat uit de grootste honderd bedrijven van de Nasdaq, waaronder Microsoft, Intel, Cisco en Oracle. Eén cube vertegenwoordigt precies één veertigste deel van deze index. Als de Nasdaq 100index dus op 1750 staat, zullen de aandelen qqqq rond de $ 43,75 noteren (1750 gedeeld door 40).
Omdat op de Nasdaq vrijwel uitsluitend technologiebedrijven genoteerd staan, is deze tracker een prima instrument om in één keer een goed gespreide belegging in de technologiesector te kopen. Er is bovendien een drukke handel in deze tracker.
De opkomst van de trackers is een gevolg van de sterke aandacht voor het indexbeleggen in de laatste jaren. Professionele beleggers en vermogensbeheerders worden steeds vaker afgerekend op hun beleggingsresultaat ten opzicht van een benchmark of index. Daarbij wordt vaak vergeten dat het risico dat verbonden is aan een bepaalde aandelenindex, vaak hoger is dan het risico van een optimaal gespreide portefeuille. Voor een beduidend lager risico zal menig individuele belegger zelfs de kans op wat extra rendement graag opgeven. Om de hele portefeuille vanwege het gemak dan maar helemaal in trackers te beleggen geeft over het algemeen dan ook bepaald niet de meest gewenste oplossing.
189
Deel 5 Profiel van de belegger
19
Persoonlijke omstandigheden
Beleggers moeten zich altijd de vraag stellen wat zij met hun geld willen bereiken.
Hebben zij geld nodig om in hun levensonderhoud te voorzien? In dat geval stellen zij een zekere eis aan de omvang van de opbrengst uit hun vermogen. Een deel van die opbrengst wordt door de inkomstenbelasting afgeroomd.
Hebben zij voldoende inkomsten zodat zij de opbrengst niet direct nodig hebben, maar wel later als de pensionering een feit is? In dat geval leggen zij zich toe op de toeneming van de waarde van hun vermogen. Zij trachten een bepaald vermogen te verwerven om de daaruit voortvloeiende inkomsten te kunnen gebruiken als aanvulling op hun pensioen.
De beleggingsmarkten zijn veranderlijk. Zij zijn onderhevig aan politieke en economische bewegingen. Zij schommelen voortdurend op de golven van vraag en aanbod. Op alle punten komen risico’s om de hoek kijken die de doelstellingen van de belegger beïnvloeden. Van alle kanten dreigt het gevaar dat er een streep door de zorgvuldig opgebouwde rekening wordt gehaald.
In de volgende hoofdstukken geven wij aan hoe de risico’s en de rendementen – de opbrengsten – bij de diverse beleggingssoorten liggen, gekoppeld aan de wensen van de beleggers. Met deze leidraad en de kennis van de beleggingsmarkten die u intussen in de voorgaande hoofdstukken hebt gekregen, kunt u dan uw beleggingsportefeuille opbouwen.
Belasting
Met ingang van 1 januari 2001 is er in Nederland een nieuw belastingstelsel ingevoerd. Ten aanzien van de belastingheffing op inkomen uit sparen en beleggen heeft er een aanzienlijke vereenvoudiging plaatsgevonden, waardoor bij de keuze van een beleggingsvorm fiscale motieven geen rol meer spelen. Een grote verandering in vergelijking met de Wet ib uit 1964 is dat een vast rendement over het volledige vermogensrendementsheffing
vermogen wordt vastgesteld en vervolgens wordt belast (de vermogensrendementsheffing). In box 3 wordt een verondersteld rendement van 4% belast tegen een vast tarief van 30%, hetgeen per saldo neerkomt op een jaarlijkse heffing van van 1,2%
over het belastbare vermogen. Hoe hoog het vermogen is af of toegenomen, maakt niet meer uit. Het belastbare vermogen wordt vastgesteld op het gemiddelde van het vermogen op 1 januari en 31 december van ieder jaar. Hoewel aftrekposten vrijwel verdwenen zijn, mag op dit belastbare vermogen een vast bedrag per persoon worden afgetrokken, alsmede de schulden boven een bepaalde drempel.
De reeds ingehouden dividendbelasting wordt gesaldeerd met het verschuldigde belastingbedrag. In de toekomst is het mogelijk dat het veronderstelde rendement van 4% (het forfaitaire rendement) wordt aangepast.
190
Het voordeel van de nieuwe belastingwetgeving is dat de beleggers zich bij de keuze voor een beleggingsvorm kunnen concentreren op het (verwachte) rendement en risico van de verschillende beleggingsvormen. Dat betekent dus niet dat aandelen met een hoog dividendrendement of obligaties met een hoge couponrente ‘opeens’
aantrekkelijker zijn geworden. De fiscale kant is echter niet meer relevant. Een van de aspecten bij de keuze is wel of u inkomsten uit beleggingen nodig hebt, of dat u uit bent op vermogensgroei.
Inkomsten en koerswinst
Een aantal beleggers moet voor een belangrijk deel leven van de opbrengst uit hun inkomen
beleggingen. Zij hebben een vast inkomen nodig, waarbij 1,2% van de waarde van de beleggingen aan belasting moet worden afgedragen.
Andere beleggers zijn voor hun levensonderhoud niet of niet geheel aangewezen op inkomen uit beleggingen. Een vaste jaarlijkse opbrengst is dan niet zozeer een eerste vereiste. De beleggingen behoeven dan niet elk jaar een vast bedrag op te brengen. Deze beleggers kunnen het zich permitteren om het ene jaar meer, het andere jaar minder opbrengst – rendement – te maken. Zij zijn eerder uit op groei van het vermogen.
De belegger moet dus kiezen of hij inkomen nodig heeft om van te kunnen leven of dat hij liever in de loop der jaren zijn vermogen ziet groeien.
Beleggingsduur
Een belegging kan een beperkte geldigheidsduur hebben. Zo kan een spaarrekening bij een bank in beginsel een lange tijd worden aangehouden.
Aan obligaties is een beperkte geldigheidsduur verbonden. Een obligatie dient bijvoorbeeld na tien jaar te worden afgelost – ook kan zij tussentijds vervroegd worden afgelost. De mogelijkheid daarvan is bij de uitgifte van de obligatielening bekendgemaakt en elke handelaar – bank of commissionair in effecten – kan daarover inlichtingen verstrekken. De belegger krijgt bij aflossing tegen 100% de nominale waarde van de obligatie terug – ongeacht of hij hiervoor 110% dan wel 85% heeft betaald. In de loop der jaren heeft hij dan wel rente op die obligaties genoten.
Opties bijvoorbeeld lopen veel korter dan obligaties. Er zijn opties met een looptijd van drie maanden en er zijn opties die vijf jaar geldig zijn.
looptijd
Beleggers willen weten waar zij aan toe zijn. Daarom is de keuze van de looptijd van de belegging een noodzaak.
Verhandelbaarheid
Beleggingen aankopen is niet moeilijk. Om er weer van af te komen kan problemen met zich mee brengen. Sommige beleggingen hebben een vaste looptijd; die kunt u niet tussentijds verhandelen. Weer andere beleggingen zijn moeilijk verhandelbaar, zodat u maar moet afwachten wanneer u het bezit tegen een goede prijs kwijt kunt verhandelbaarheid
raken. Bij het spreiden van uw vermogen over beleggingssoorten is de verhandelbaarheid een van de belangrijke factoren waarop u moet letten.
191
Risico
risico
Gaat u beleggen, dan moet u zich afvragen hoeveel risico u kunt en wilt lopen. Dit loopt uiteen van een zeer groot risico tot heel weinig risico.
Belegt u op een spaarrekening bij een gerenommeerde bankinstelling, dan weet u dat uw inleg na verloop van tijd volledig wordt terugbetaald en dan is er nagenoeg geen risico aanwezig. Wat er overblijft na aftrek van 1,2% belasting over het gespaarde geld, zou – als het goed is – de ontstane geldontwaarding die jaarlijks plaatsvindt, moeten opvangen. Belegt u daarentegen in termijncontracten op goederen, zoals cacao, koffie, katoen, dan loopt u een zeer groot risico. U kunt immers al uw geld verliezen. Tussen deze twee uitersten ligt een breed terrein met groot, minder groot en klein risico.
Bedrag
Met een bedrag van € 100.000 kunt u meer doen dan met € 10.000. Immers, met een relatief groot bedrag kunt u een aantal verschillende beleggingen kopen; de keus is dan groter. Voor sommige beleggingssoorten zijn er minimumbedragen nodig. Dit blijkt uit het volgende overzicht.
Grootte bezit
Geschikt voor belegging in
tot € 1.000
Spaarrekeningen, aandelen, goud, buitenlandse valuta’s, opties, warrants, turbo’s, beleggingsfondsen en trackers
€ 1.000 tot € 10.000
Spaarrekeningen, obligaties, aandelen, converteerbare (in aandelen verwisselbare) obligaties, goud, buitenlandse valuta’s, opties, warrants, turbo’s, beleggingsfondsen en trackers
€ 10.000 en meer
Spaarrekeningen, deposito’s (banktegoeden), obligaties, aandelen, converteerbare obligaties, goud, onroerend goed, valuta’s, termijncontracten, opties, warrants, turbo’s, beleggingsfondsen en trackers
192
20
Benodigde inkomsten en koerswinst
Sommige beleggers willen jaarlijks een regelmatige inkomstenstroom hebben uit cashflow
hun beleggingen. Deze zogenoemde cashflow, het totaal van rente en dividendinkomsten, wordt gebruikt voor aankoop van dagelijks te consumeren artikelen of voor duurzame consumptieartikelen zoals koelkast, wasmachine enzovoort. Dan moet er gekozen worden voor beleggingen die jaarlijks inkomsten geven. Beleggers dienen dan ook nog rekening te houden met de vermogensrendementsheffing van 1,2%.
Er zijn beleggingen die alleen maar inkomsten geven. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de spaarrekeningen en deposito’s. Er zijn beleggingen die alleen maar koersresultaten geven zoals goud, termijncontracten, opties en warrants. En er zijn beleggingssoorten die zowel inkomsten als koersresultaten geven, zoals aandelen en converteerbare obligaties.
Garanties
Een belegging in aandelen of obligaties kan zowel winst als verlies opleveren. Niemand kan winst garanderen. Ieder die dit, in persoonlijke gesprekken dan wel in publicaties als beleggingskrantjes en advertenties, garandeert, moet met argwaan tegemoet worden getreden. Wel kunnen adviezen die zijn gebaseerd op ervaring en kennis, de belegger helpen bij zijn keuze. Een waterdichte garantie die voor alle tijden geldt, is door niemand te geven. In tal van curiosawinkeltjes zijn ze nog te krijgen, de obligaties uit het Rusland van de tsaren of de waardepapieren eens gegarandeerd door de regering van China, van ver voor de oorlog. Deze blijken een zekere curiositeitswaarde te hebben, maar beleggingswaarde hebben ze allerminst.
Door gebruik te maken van derivaten is het overigens soms wel mogelijk om de omvang van een eventueel verlies te beperken.
Beleggingen die jaarlijkse alleen vaste opbrengsten geven, zoals rente en dividend
Per beleggingssoort gelden de volgende vaste inkomsten: Spaarrekening (een maand)
spaarrekening
Er zijn geen minimale bedragen nodig om een spaarrekening bij een bank aan te houden. De rentevergoeding op de spaarrekening is afhankelijk van het renteniveau op de geldmarkt. De geldmarkt kan nogal wat schommelen, maar het renteniveau op de geldmarkt is meestal lager dan de vergoeding op de kapitaalmarkt, waaronder obligaties, die een lange looptijd hebben.
Met spaarrekeningen kunt u geen koerswinsten of verliezen maken; u krijgt altijd uw inleg terug bij een gerenommeerde bank. Op een spaarrekening met een opzegtermijn van een maand kunt u in feite al uw geld storten. Een spaarrekening bij een gerenommeerde bank is veilig.
193
Spaarrekeningen (langlopend)
Het enige verschil tussen een langlopende spaarrekening en een rekening met een opzegtermijn van een maand is het maximale belang. Wij raden u aan om niet meer dan 50% van uw vermogen op een langlopende spaarrekening uit te zetten.
Deposito’s in euro’s (een maand en langlopend)
deposito’s
Banken willen doorgaans alleen deposito’s openen voor bedragen vanaf € 100.000.
Veel banken zijn echter bereid om tegen een wat minder gunstige rente een deposito vanaf € 50.000 voor u te openen. Een enkele bankinstelling is zelfs bereid bij
€ 10.000 een deposito te openen. Dat is een uitzondering. Echter, als de rente op deposito’s flink oploopt, zal deze bereidheid toenemen.
De rentevergoeding op deposito’s is afhankelijk van de geldmarktsituatie, net zoals bij spaarrekeningen. Het gaat bij deposito’s doorgaans om wat grotere bedragen en daarom kan de rentevergoeding wat hoger liggen dan bij spaarrekeningen. Aan de andere kant is de ervaring dat geld op een spaarrekening langer wordt aangehouden dan op deposito.
Eurodeposito’s geven geen kans op koerswinsten of verliezen.
Deposito’s met een looptijd van een maand zijn geschikt om al uw geld tijdelijk te stallen. Op deposito’s die voor een langere periode dan een maand worden afgesloten, kunt u beter niet meer dan 50% van uw vermogen stallen. Mocht u uw geld voortijdig nodig hebben, dan zit u vast aan de lange termijn. In feite is dit hetzelfde als bij spaarrekeningen met een langere opzegtermijn dan een maand.
Beleggingen die jaarlijks vaste opbrengsten geven zoals rente en dividend maar ook koerswinst
Deposito’s in buitenlandse valuta
Als u relatief grote bedragen in een buitenlandse geldsoort – buiten het gebied van de euro – tegen een gunstige rente wilt uitzetten, zijn daarvoor redelijk grote minimale bedragen nodig. De banken hebben hun eigen minimuminleg in de verschillende valuta’s.
De rentevergoeding is afhankelijk van het niveau van de geldmarktrente die geldt voor de desbetreffende buitenlandse valuta.
Beleggers die hun geld op een buitenlandsevalutadeposito stallen, doen dat niet alleen zozeer voor de rentevergoeding, want een dergelijke rente krijgen ze soms ook op eurobelangen vergoed. Het doel is dan vaak om te profiteren van koerswinst als de desbetreffende buitenlandse valuta in waarde stijgt.
Buitenlandse valuta’s zijn gemakkelijk verhandelbaar en hebben een dagelijkse notering. Echter gezien het valutarisico, dat overigens niet meer geldt voor het eurogebied, raden wij aan om voor de kleinere vermogens niet meer dan 30% in dergelijke deposito’s te gaan. Voor relatief grote vermogens kunt u zich het best beperken tot niet meer dan 10%. Deze percentages vindt u vermeld in hoofdstuk 23. Dit lage percentage is belangrijk. Immers, u zit ten minste een maand vast aan een deposito 194
en als de buitenlandse valuta zich in een andere richting beweegt dan u voorziet, kunt u het geld moeilijk op tijd van het deposito afhalen.
Obligaties in euro’s met hoge rente
obligaties
De meeste obligaties kunnen worden gekocht vanaf € 1.000 nominaal per obligatie. U moet er wel rekening mee houden dat de kosten bij de bank bij dergelijke relatief kleinere bedragen hoog kunnen uitvallen. Als u over een langere periode de obligaties aanhoudt, wat bij dergelijke beleggingen doorgaans wel de bedoeling is, zijn de kosten per jaar aanvaardbaar.
Hoewel obligaties gemakkelijk verhandelbaar zijn, is het uit oogpunt van risicospreiding echter aan te bevelen om bij vermogens tot € 100.000 niet meer dan 40%
te beleggen in obligaties. Bij grotere vermogens dient u zich te beperken tot een maximum van 15%. (Zie hoofdstuk 23.)
Obligaties in buitenlandse valuta met hoge rente Obligaties in buitenlandse valuta kunt u kopen voor nominaal $ 1.000 of in een andere buitenlandse geldsoort. In verband met bankkosten is het raadzaam om bij belegging in deze soorten uit te gaan van een minimaal belang van $ 5.000 of een andere sterke valuta.
De rente in het buitenland kan zich wat anders bewegen dan die in Nederland.
Obligaties in buitenlandse valuta bieden kans op koerswinst of koersverlies door de schommelingen van de munteenheid. Voor vermogens van een relatief kleine omvang kunt u het best niet meer dan 30% van uw geld hiervoor bestemmen. Bij de relatief grote vermogens lijkt een beperking tot maximaal 10% op haar plaats.
(Zie hoofdstuk 23.)
Aandelen
aandelen
U kunt al beleggen in één aandeel van een onderneming, dus minimale bedragen zijn niet van toepassing. In verband met de bankkosten is het echter wel verstandig om bij de aankoop van aandelen voor een paar honderd euro het aantal transacties te beperken.
De dividendrendementen variëren aanzienlijk. Een aantal grote Nederlandse ondernemingen met aandelen op de Nederlandse effectenbeurs biedt een aantrekkelijk rendement. Voorbeelden hiervan zijn de banken en verzekeringsmaatschappijen en Royal Dutch Shell.
Aandelen zijn bij uitstek geschikt om koersresultaten te behalen. De koersrisico’s zijn navenant.
Bij relatief kleine vermogens kunt u het best de helft van uw geld in aandelen beleggen. Bij vermogens van relatief grote omvang is het zinvol om uw belangen in de aandelensector te beperken tot 35%.
Aandelen met putopties
Gezien de onzekerheden die aan aandelenkoersen kleven, is het raadzaam om aandelen tegelijk met putopties op die aandelen te kopen. Hierdoor verkleint u bij een koersstijging weliswaar de winst bij verkoop, maar u bent gedurende de bepaalde perioden tijdens welke de optie loopt, tot op zekere hoogte gedekt tegen een koersdaling van die aandelen.
195