gen soms van de oprichters. In dezelfde categorie vallen ook de oprichtersbewijzen.
Preferente aandelen
pre
r fe
f re
r nte
t aandelen
Diverse bedrijven hebben naast gewone aandelen ook preferente aandelen (‘prefs’) uitstaan. Ze zijn indertijd uitgegeven aan een betrekkelijk kleine groep mensen met de bedoeling dat zij daarvan bepaalde voorrechten zouden genieten.
Veelal hebben die rechten betrekking op de dividendbetaling. Als er winst voor uitkering beschikbaar is, komen eerst de houders van preferente aandelen aan bod. Zij krijgen vaak een vast dividendpercentage. Wat er daarna voor uitkering overblijft, is dan bestemd voor de houders van gewone aandelen en certificaathouders, met dien verstande dat vaak ook de houders van preferente aandelen daarin nog meedelen. Overigens is het aantal uitstaande preferente aandelen ten opzichte van gewone aandelen meestal zeer gering, zodat ook de ‘aanslag’ die zij doen op de winst, relatief klein is.
In Nederland worden preferente aandelen maar weinig verhandeld, in tegenstelling tot de Verenigde Staten. Soms kunnen deze aandelen alleen met toestemming van de commissarissen aan derden worden verkocht. Dat is zeker het geval met 48
prioriteitsaandelen, vanwege het grote belang daarvan bij bestuursbenoemingen.
Dit soort aandelen komt vaak pas vrij als er een erfenis moet worden verdeeld waarbij blijkt dat in de boedel aandelen zitten waaraan bepaalde voorkeursrechten vastzitten.
Net als bij nietroyeerbare certificaten worden tegenwoordig ter voorkoming van een ongewenste overval ook wel preferente aandelen uitgegeven. Deze worden vaak ondergebracht bij bevriende relaties of in eigen stichtingen.
Cumulatief preferente aandelen
cumulatief pre
r fe
f re
r nte
t aandelen
Er zijn ook zogenoemde cumulatief preferente aandelen, in de wandelgangen cumprefs genoemd. Op de Amsterdamse effectenbeurs worden onder andere 6% cumulatief preferente aandelen Unilever verhandeld. De houders daarvan krijgen 6%
dividend per jaar, voordat de overige aandeelhouders dividend krijgen uitgekeerd.
Is in voorgaande jaren geen dividend uitgekeerd, dus ook niet op de cumprefs, dan behouden de houders van deze aandelen toch het recht op de uitkering van 6% over voorgaande jaren. Het recht daarop cumuleert als het ware, stapelt zich op.
Niet alle preferente aandelen hebben een vast dividendpercentage. De uitkering erop hangt af van de omstandigheid of er winst is gemaakt die wordt uitbetaald.
Wel houden zij op zo’n uitkering het recht van voorkeur boven de gewone aandelen.
Oprichtersbewijzen
oprichte
t rsaandelen
Ook wel genaamd oprichtersaandelen. Deze werden uitgegeven bij de oprichting van een onderneming. Zij hebben geen stemrecht, maar delen uitsluitend in de winst in een bepaalde verhouding tot het dividend. De handel in oprichtersbewijzen is gering.
Warrants
warrants
Een onderneming kan zogenoemde warrants – rechten op aandelen – uitgeven om aan kapitaal te komen en dus om het eigen vermogen te vergroten. Een warrant geeft de houder het recht om gedurende een bepaalde periode een of meer aandelen in het desbetreffende bedrijf te kopen. Soms worden losse warrants uitgegeven, vaak echter in combinatie met een obligatieuitgifte. Tegenwoordig is het aantal warrants dat door bedrijven wordt uitgegeven gering.
Deze warrants leiden een eigen beursleven. Voor een warrant is een kleiner bedrag nodig dan voor belegging in het aandeel van dezelfde onderneming. Op een warrant wordt geen dividend uitgekeerd of rente vergoed. Men verzekert zich met de aankoop van een warrant slechts van het recht om aandelen of ook wel obligaties tegen bepaalde voorwaarden van de uitgevende onderneming te kopen. Dat moet dan wel vóór een bepaalde, voor elk soort warrant andere, datum gebeuren.
Laat men dat recht verlopen, dan wordt de warrant waardeloos. Over warrants wordt in hoofdstuk 15 meer verteld.
Buitenlandse aandelen
Men is voor belegging niet alleen op Nederland aangewezen. Men kan ook buitenlandse aandelen kopen, via de bank of commissionair in effecten, de tussenpersonen dus, maar ook rechtstreeks in het buitenland, met name in de Verenigde Staten.
Door de toenemende internationalisatie zien beleggers steeds meer aanleiding om over de eigen grens te kijken.
49
Voor belegging in bijvoorbeeld Amerikaanse aandelen kan men ook terecht bij in ons land gevestigde grote en te goeder naam en faam bekendstaande Ameribro r ke
k rs
kaanse effectenmakelaarshuizen, brokers genoemd. Het voordeel dat deze brokers bieden ten opzichte van hun Nederlandse collega’s, is dat de klant ook in de avonduren, als de beurzen in de Verenigde Staten open zijn, zaken kan doen. Bovendien is via een broker het aandelenbezit van de klant automatisch verzekerd tegen eventuele calamiteiten bij de broker, maar niet tegen koersverlies. Een ander voordeel is dat de Amerikaanse broker geen bewaarloon rekent. Bovendien kan men bij zo’n broker geld dat uit de verkoop van aandelen vrijkomt en in dollars luidt, ‘stallen’.
De broker in Amerika heeft daartoe een beleggingsfonds, een ‘pot’ van rentedragende waardepapieren, obligaties. Hij steekt dat overtollige geld van de klant in dat beleggingsfonds, opdat die hiervan rente krijgt. Doet men handel via een Amerikaanse broker, dan betaalt men alleen aan hem de verschuldigde provisie.
Wil men originele aandelen in het buitenland kopen en doet men zijn zaken via een Nederlandse bank of commissionair, dan zal men zowel de binnenlandse als buitenlandse kosten dienen te vergoeden. De verschuldigde provisie is dan dubbelop. Met de opkomst van het bankieren en beleggen via internet worden deze kosten echter in hoog tempo lager. Wel kan het de moeite lonen om, indien u in het buitenland wilt beleggen, een goede vergelijking te maken tussen de tarieven die de banken rekenen.
Emissies en introducties
Wanneer een onderneming verder wil groeien of wil uitbreiden, kan zij ter versterking van het eigen vermogen overgaan tot uitgifte van nieuwe aandelen. Bij uitbreiding van vreemd vermogen zou zij kunnen overgaan tot uitgifte van (nieuwe) obligaties. Op dit soort waardepapieren komen wij terug. Men spreekt dan van een beursintro
r ductie
beursintroductie bij het naar de beurs brengen van bestaande effecten, of van emissies bij de uitgifte van nieuwe effecten. Ook wanneer een bedrijf start, kan er worden geëmitteerd.
primaire
r en
Op effectenmarkten wordt tevens een onderscheid gemaakt tussen de primaire secundaire
r markt
en de secundaire markt. Een onderneming die nieuwe aandelen of obligaties emitteert, doet dat op de primaire markt. Deze effecten kunnen vervolgens worden verhandeld op de secundaire markt.
Om kapitaal van buiten te kunnen aantrekken en om de verhandelbaarheid te bevorderen dient de onderneming een open karakter te hebben. We spreken dus over een naamloze vennootschap, zoals wij al eerder hebben aangegeven.
Om tot emissie, uitgifte van aandelen, te kunnen overgaan roept een onderneming de deskundigheid in van een bank, een commissionair of een combinatie van banken en/of commissionairs. In geval van een combinatie spreken wij van een emissiesyndicaat
emissiesyndicaat.
Bij emissies kennen wij twee vormen, namelijk:
• guichet-emissie;
• overgenomen emissie.
Bij een guichetemissie liggen alle kosten en risico’s bij de uitgevende onderneming.
De bank, de commissionair of het syndicaat stelt alleen loketten beschikbaar om belangstellenden te kunnen laten inschrijven op de emissie. Zij krijgt hier een vergoeding voor, die guichetcommissie wordt genoemd.
50
In het geval van een door bank of syndicaat overgenomen emissie ligt het risico bij de overnemende partij, dus bij de bank, de commissionair of het syndicaat.
Meestal is er sprake van een syndicaat en daarom houden wij in dit boek de benaming syndicaat dan ook maar aan. Het syndicaat verkrijgt de uit te geven aandelen voor een prijs die lager ligt dan waarvoor buitenstaanders kunnen inschrijven. Er ontstaat dus een marge die de vergoeding voor het syndicaat vormt. Het syndicaat heeft vaak nog wat stukken achter de hand, die bij een succesrijke emissie ook gegre r en shoe
plaatst kunnen worden, de zogenoemde ‘green shoe’optie. De ‘green shoe’, die in de praktijk veelal 20% van het oorspronkelijk aantal aangeboden aandelen omvat, stelt het syndicaat in staat om bij grote belangstelling meer dan het oorspronkelijke aantal aandelen op de inschrijvingen toe te wijzen. Door deze meerplaatsing ontstaat bij het syndicaat een tijdelijk tekort (baissepositie), die in de weken na de sluiting van de emissie kan worden gedekt door beursaankopen wanneer het aanbod in de markt de vraag overtreft; de vraag van het syndicaat zal dan een daling van de koers tot ver onder de uitgifteprijs voorkomen (stabilisatie van de koers).
Mocht er echter weinig aanbod zijn, dan kan het syndicaat de optie uitoefenen door de extra aandelen bij de uitgevende instelling op te vragen en op die wijze zijn tekortpositie te dekken. Mislukt de emissie, dan blijft het syndicaat met de stukken zitten. In beurstaal komen deze stukken dan op de ‘ plank’ te liggen.
Het syndicaat staat onder leiding van de syndicaatsleider. De anderen zijn syn-dicaatsleden. Het aantal te plaatsen aandelen wordt door de syndicaatsleider op basis van belangrijkheid in de beurshandel via een verdeelsleutel onder het syndicaat verdeeld.
pro
r spectus
Aan elke emissie en/of introductie ligt een prospectus ten grondslag. Dit is een wettelijke vereiste. Dat prospectus moet worden goedgekeurd door de Vereniging voor de effectenhandel. In dit prospectus dienen alle emissievoorwaarden te staan, zoals:
• het emissiebedrag oftewel het uit te geven aantal aandelen – de uitgiftekoers;
• de datum van inschrijving;
• de stortingsdatum;
• het doel van de emissie;
• het dividendbeleid;
maar ook:
• de historie van de onderneming;
• de activiteiten van de onderneming;
• de ontwikkelingen;
• de toekomstverwachtingen;
• de verwachting van de winstontwikkeling;
• een financieel overzicht, indien mogelijk over de laatste vijf jaar;
• en in elk geval een recente balans en winst en verliesrekening, die door een accountant is gecontroleerd, voorzien van een toelichting en verklaring.
Voordelen voor beleggers bij inschrijving op een emissie zijn onder andere dat de toewijzing provisievrij is en dat de uitgiftekoers meestal lager is dan de beurskoers.
In het verleden hebben wij regelmatig gezien dat er een enorme belangstelling bestond voor inschrijving op bepaalde aandelenuitgiften. Er was dus veel vraag. Bij veel vraag gaat normaliter een prijs omhoog. Dit kan echter niet bij een emissie met vastgestelde voorwaarden. Bij inschrijving die in totaliteit de uitgifte van het aantal 51
aandelen te boven gaat, zal op de toewijzing aan de inschrijvers een reductie worden toegepast.
Beleggers proberen zich tegen een te verwachten reductie in te dekken door te maj
a ore
r re
r n
majoreren. Dit is inschrijven op een groter aantal aandelen (of obligaties) dan men eigenlijk wil hebben. Door de reductie krijgen ze dan toch een kleiner aantal en hopen uiteindelijk uit te komen op het aantal dat ze ook werkelijk willen hebben.
Pas echter op, het kan voorkomen dat u door het majoreren een groter aantal krijgt toegewezen dan u feitelijk wilt hebben. U zit dan met te veel stukken en de nodige risico’s die daaraan kleven.
De storting op toegewezen aandelen vindt plaats op een datum binnen dertig dagen na de inschrijvingsdatum.
Indices
Elke effectenbeurs in de wereld kent een index. Dat is een cijfer dat een koersgemiddelde aangeeft, dat is gebaseerd op de koersen van een aantal fondsen die aan de desbetreffende beurs genoteerd staan. Als zodanig wordt de index wel gezien als een graadmeter van het sentiment op de beurs, en neemt hij een centrale plaats in bij besprekingen over het beursklimaat. Euronext Amsterdam publiceert ook diverse indices, waarvan de aexindex de bekendste is. Die is samengesteld uit de meest actieve fondsen waarvan ook opties op de optiebeurs worden verhandeld.
Op die opties komen wij later terug.
De aexindex is samengesteld uit 25 fondsen (zie ook de afbeelding op pagina 22). De samenstelling van het ‘mandje’ van aandelen wordt jaarlijks herzien, veelal in februari. De fondsen in het mandje zijn de fondsen met de hoogste omzet over het voorgaande jaar. Voor elk van de individuele fondsen is er een wegingsfactor, het aantal aandelen. Dat wordt vermenigvuldigd met de actuele koers van het desbetreffende fonds; de optelling voor 25 fondsen is de waarde van de index. Dividenduitkeringen worden niet meegenomen in de waarde van de aexindex.
Belangrijke buitenlandse indices zijn bijvoorbeeld die van de beurzen van New Dow Jones-index
York (de Dow Jonesindex), Tokio (de Nikkei 225index) en van Londen (de ftse 100, Financial TimesStock Exchange 100index). De naam Dow Jones komt van de firma Dow, Jones & Co., oprichters van de toonaangevende financiële krant, de Wall Street Journal. Hoewel de Dow Jones Industrial Averageindex de bekendste beursgraadmeter ter wereld is, vertegenwoordigt deze slechts dertig fondsen. Dat is overigens nog altijd vijf meer dan de Nederlandse aexindex. De effectenbeurs in New York, de New York Stock Exchange, afgekort nyse, heeft echter meerdere toonaangevende indices. Naast de Dow Jones is er de bredere Standard & Poor’s 500index, waarin dus vijfhonderd aandelen zitten. Deze s&p 500 wordt daardoor door veel professionele beleggers als een betere graadmeter gezien.
benchmark
Een toonaangevende index wordt ook door velen wel gezien als een benchmark.
Daarmee wordt bedoeld dat de eigen beleggingsprestaties worden afgezet tegen de ontwikkeling van die index.
Wijze van beleggen
In principe bestaan er twee wijzen om de beleggingskeuze in aandelen te maken.
Ten eerste kan de keuze worden gemaakt van de landen waarin belegd gaat worden.
Daarbij wordt dan gezocht naar financieel sterke nationale economieën, in de verwachting dat deze goed presterende economieën ook een goed presterende beurs met dito bedrijven inhouden. Na de selectie van die landen gaat men vervolgens op 52
zoek naar de naar verwachting beste bedrijven binnen deze landen om in te belegto t p-dow
o n
gen. Dit noemt men wel de ‘topdownbenadering’. Feitelijk wordt hiermee de beleggingskeuze in twee stappen onderverdeeld. Het voordeel hiervan is dat het keuzeproces overzichtelijker wordt. Het alternatief is namelijk de directe keuze van de beste bedrijven, ongeacht het land van hun herkomst, waarin wordt belegd. Dit botto
t m-up
heet de ‘bottomupbenadering’. Omdat er echter een enorm groot aantal bedrijven wereldwijd daarvoor in aanmerking komt, is het hierbij moeilijker om een (eerste) selectie te maken.
Het voordeel van de ‘bottomupbenadering’ is dat op zoek kan worden gegaan naar bedrijven die naar verwachting goed zullen presteren, zonder rekening te houden met de economische toestand in hun land van herkomst. Veel bedrijven zijn namelijk steeds minder afhankelijk geworden van de economische prestaties van hun thuisland. Vooral de internationale ondernemingen, de multinationals, trekken zich weinig aan van hun nationale economie. Zij zijn op export gericht, waardoor hun resultaten in grote mate afhangen van de vraag elders in de wereld. Een goed voorbeeld hiervan is Zwitserland, waar de economische toestand vaak weinig invloed heeft op de beurs. De Zwitserse smiindex bestaat namelijk voor het grootste gedeelte uit de bedrijven Novartis, Nestlé en Roche, die door hun internationale karakter tamelijk ongevoelig zijn voor de Zwitserse economie.
secto
t rbenadering
Een variant op de ‘topdownbenadering’ is de sectorbenadering, waar een eerste selectie wordt gemaakt door de, naar verwachting, best presterende bedrijfstakken te kiezen en vervolgens de sterkste bedrijven binnen die bedrijfstak. Met de komst van de euro heeft deze sectoraanpak in Europa aan belang gewonnen. Immers, door de gezamenlijke munt is een grote Europese markt ontstaan. Hierop vooruitlopend zijn indices ontwikkeld die Europa beter dekken dan de al langer bestaande Eurotop 100index. Daarin zitten voor een groot deel Britse bedrijven, terwijl Engeland niet meedoet aan de euro. Het Amerikaanse bedrijf Dow Jones heeft enkele suc
Dow
o Jones Euro
r Sto
t x
o x-indices
cesvolle Europese benchmarks ontwikkeld met de zogenoemde Dow Jones Euro Stoxxindices. In bij voorbeeld de Dow Jones Euro Stoxx 50index zitten de vijftig grootste ondernemingen van het eurogebied.
53
6
Rentedragende beleggingen in het algemeen
Inleiding
ruilmiddel
In de maatschappij waarin wij leven, is geld geaccepteerd als het beste ruilmiddel.
Er zijn andere middelen om producten en diensten te verhandelen, namelijk door ruil in andere soorten producten en diensten. De ruilhandel is zo oud als de mensheid. Hij loopt van de simpele overdracht van het ene product aan iemand die dat wil hebben, naar een product dat hij weer aanbiedt. Zo kon eenieder zich specialiseren in een zekere kunde, zoals bijvoorbeeld de visvangst.
Op een zeker moment bleek dat het gebruik van edele metalen, zoals goud, een goede manier was om het handelen te vergemakkelijken. Door deze metalen ‘te ruilen’ voor producten was het namelijk niet meer nodig om direct een ander product aan te bieden. Dat was handig wanneer men bijvoorbeeld niet direct een voorraad vis ter beschikking had. Daarnaast bood het gebruik van edele metalen andere voordelen, zoals de geringe bederfelijkheid en een relatief klein gewicht en kleine omvang. Edele metalen zijn bovendien niet gemakkelijk verkrijgbaar – zo moet men er moeite voor doen om goud te delven –, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kiezelstenen. Dat kwam de ‘waarde’ en de aanvaarding van goud en zilver als betaalmiddel
betaalmiddel ten goede.
Geld, in de vorm van munten en bankbiljetten, is later in de plaats gekomen van de edele metalen in het betalingsverkeer. Oorspronkelijk waren die nog wel rechtstreeks inwisselbaar tegen een bepaalde hoeveelheid goud, maar van deze inwisselbaarheid is om verschillende redenen tegenwoordig geen sprake meer. Dat hoeft ook niet, omdat geld thans maatschappelijk en wettelijk is geaccepteerd als betalingsmiddel.
Er zijn voor de laatste wereldoorlog nog ruilstelsels gepropageerd, maar die waren geen lang leven beschoren.
Direct na die oorlog zijn de ruilhandel, de driehoekshandel en zelfs de veelhoekshandel tot grote bloei gekomen door de opgetreden schaarste aan goederen in de hele wereld en de schaarste aan geldmiddelen. Dit soort handel liep over een groot aantal landen en omvatte een veelheid van producten.
Geld heeft dus de plaats ingenomen van die productenruil, waardoor geld op zich ook een product is geworden dat een zekere waarde heeft. De prijs van geld is de rente; dat is de vergoeding die betaald wordt als geld wordt geleend. Banken lenen geld uit aan particulieren en ondernemingen en ontvangen tot de tijd waarop zij het geld terugkrijgen, die rentevergoeding. Zij lenen die weer uit, zodat er een regelmatige geldstroom ontstaat, die – als het goed is – voortdurend nieuw geld opbrengt.
Vergoeding
Krijgt de particuliere belegger bij belegging in aandelen een vergoeding in de vorm van dividend – tenminste als het bedrijf waarin wordt belegd, winst maakt en dividend uitkeert – bij belegging in andere geldswaardige papieren krijgt de belegger re
r nte
t
rente. Er zijn verscheidene mogelijkheden om rente uit belegging te krijgen. Dat kan door het aanhouden van een bankrekening, waardoor men als het ware geld aan de bank uitleent. De bank leent dat op haar beurt ook weer uit en ontvangt daar dan een doorgaans hogere rente voor. U krijgt rente van de bank als vergoeding 54
voor het uitstellen van consumptie. Houdt u tegoeden aan op uw gewone bankrekening, waarvan het geld dagelijks opvraagbaar is, dan wordt over die tegoeden slechts een minimale rente vergoed. Voor grote bedragen van in principe minimaal
€ 10.000 kunt u een hogere rentevergoeding krijgen door zo’n bedrag a deposito uit te zetten. Dan worden die bedragen uitgezet voor een vaste of gefixeerde termijn. De gebruikelijke termijnen zijn een, twee, drie, zes of twaalf maanden. In dit laatste geval spreken wij van jaarsgeld. Ook zijn termijnen mogelijk van een oplopend tot vijf jaar. U verplicht zich bij dergelijke termijndeposito’s om binnen de afgesproken termijn niet aan dat geld te komen.
Spaarrekening
spaarre
r ke
k ning
Een andere vorm van geld uitzetten is de spaarrekening. Bij tal van banken bestaan diverse vormen daarvan, te beginnen met spaarrekeningen voor de jeugd, die gelimiteerd zijn tot de leeftijd van de spaarder. Na het bereiken daarvan kan de spaarder overstappen naar een andere spaarrekening. In het volgende hoofdstuk zullen wij nader ingaan op spaarrekeningen en deposito’s.
Obligaties
obligaties
Voor de kapitaalkrachtiger belegger zijn obligaties de meest gebruikelijke vorm van beleggen op basis van rentevergoeding. Het zijn doorgaans waardepapieren, schuldbewijzen, uitgegeven door overheden of door ondernemingen om aan kapitaal te komen.
Er zijn veel soorten obligaties; de meeste worden verhandeld via de effectenbeurs, waar zij ook staan genoteerd. Er zijn ook nietgenoteerde obligaties. Zij worden uitgegeven door bijvoorbeeld verzekeringsmaatschappijen, sportclubs, liefdadigheids en welzijnsorganisaties en de wat kleinere bedrijven. De leningen die aan de bedrijven worden verstrekt, waartegenover deze de schuldbewijzen heeft uitgegeven, vallen onder het begrip vreemd vermogen. Immers, deze ondernemingen hebben weliswaar vermogen gekregen, maar doordat zij een schuld zijn aangegaan, behoort dat vermogen in feite toe aan derden – vreemden.
Geld is zoals gezegd een product. Er bestaat vraag naar voor bijvoorbeeld uitbreiding van bedrijven of er is aanbod met het doel er rente van te maken – met andere woorden: geld zelf laten werken. Het zijn die vraag en dat aanbod – nationaal en internationaal – die de prijs ervan bepalen en die prijs is de rente. Hoofdstuk 8 gaat nader in op obligaties.
Geldmarkt
ge
g ldmarkt
Geld wordt verhandeld op twee soorten markten, de geldmarkt en de kapitaalmarkt. Het verschil tussen die twee zit in de looptijd, de tijd waarop geld uitstaat.
De looptijd van de geldmarkt varieert bij het uitzetten respectievelijk opnemen van geld van een dag tot twee jaar. Is de looptijd langer, dan spreekt men van de kapitaalmarkt.
Voor de ontwikkelingen in de Nederlandse geldmarkt was voorheen het gedrag De Nederlandsche Bank (dnb)
van De) Nederlandsche Bank (dnb) bepalend. Thans is de Europese Centrale Bank Europese Centrale Bank (ecb)
(ecb) verantwoordelijk voor de geldmarkt in het eurogebied, zoals de Europese Monetaire Unie ook wel wordt genoemd. Immers, een gezamenlijke munt vereist binnen de unie van daarbij aangesloten landen een niveau van de geldmarkt dat voor al deze landen gelijk is. Het belangrijkste tarief dat de ecb vaststelt, is de 55
herfinancieringsrente of de Refirente (refinance interest). Dit is de rente die banken en andere financiële instellingen betalen aan de centrale bank wanneer zij geld opnemen. Voor het opnemen van geld stelt de ecb ook het maximum vast. Het bedrag onder dat maximum kan een bank lenen tegen de Refirente. Wanneer een bank meer wil lenen dan het toegewezen aandeel, kan dat wel, maar tegen de marginale beleningsrente, die hoger is. Wanneer financiële instellingen meer krediet wensen, kunnen ze dat geld ook uit de markt proberen te halen, met zogenoemde variabele rentetenders. In dat geval wordt de rente bepaald door de markt. De herfinancieringsrente is een instrument dat door de ecb in de praktijk vooral wordt gebruikt voor het beheersen van de prijsstabiliteit. Als de inflatie (geldontwaarding) dreigt op te lopen, gaat de ecb over tot verhoging van de rente om de economische groei af te remmen en daardoor de inflatie op het gewenste peil te houden.
Inflatie
Centrale banken hebben veelal als hoofdtaak de handhaving van prijsstabiliteit en daarmee de waarde van de eigen munteenheid. In dat verband is de ecb de hoedster inflatie
van de euro. Inflatie is het verschijnsel dat de prijzen van goederen de neiging vertonen te stijgen. Een indicator hiervan in Nederland is de zogenoemde cbsprijsindex, die gebaseerd is op de prijsontwikkeling van een ‘mandje’ van representatieve consumptiegoederen, zoals kleding en schoeisel. Een stijging van deze indicator houdt in dat de prijzen van de goederen die deel uitmaken van het mandje, over het geheel genomen zijn gestegen: een stijging van de kosten voor levensonderhoud. Er moet dus steeds meer geld op tafel komen om producten te kopen. Eenvoudig gezegd: bij een hollende inflatie kunt u morgen voor een euro veel minder brood kopen dan vandaag.
hy
h perinflatie
In Duitsland ligt de periode van hyperinflatie die zich voordeed in de periode tussen de beide wereldoorlogen, nog vers in het geheugen. Op een zeker moment was de geldontwaarding daar zo hoog opgelopen dat men letterlijk met een kruiwagen vol geld naar de kruidenier moest om zijn boodschappen te kunnen doen.
In een dergelijke inflatoire omgeving is geld praktisch waardeloos geworden, hetgeen doorgaans een grote ontwrichting van het sociaaleconomische leven betekent.
Inflatie wordt ook wel in verband gebracht met het verschijnsel dat de binnenlandse geldhoeveelheid in een economie groeit ten opzichte van het aantal transacties. Winkeliers zullen in een dergelijke situatie geneigd zijn hun prijzen te verhogen.
Wanneer de geldhoeveelheid toeneemt – populair zegt men: ze laten de geldpersen draaien –, zakt onherroepelijk de waarde van de nationale munt. In de rentevergoeding die u krijgt voor het uitlenen van uw geld – waardoor u afziet van consumptie –, zit naast een vergoeding voor het uitstellen van consumptie ook een vergoeding voor inflatie besloten. Immers, door inflatie kunt u in de toekomst minder goederen kopen met de som geld die u vandaag beschikbaar stelt.
deflatie
Deflatie is het omgekeerde van inflatie: de neiging van prijzen om te dalen.
Commerciële banken nemen in de ontwikkeling van de binnenlandse geldhoeveelheid een belangrijke plaats in. Immers, door krediet te verlenen aan bijvoorbeeld particulieren, zijn zij in staat om de geldhoeveelheid te laten toenemen. Men spreekt ge
g ldschepping
in dit verband ook wel van geldschepping. In hoofdlijnen heeft het bankwezen zelf echter ook krediet nodig. Banken doen daartoe een beroep op de kredietverstrekking door de centrale bank, die daar rentetarieven voor hanteert. Wanneer banken tegen een hoger tarief moeten lenen bij de centrale bank, berekenen zij dat hogere 56
tarief door aan hun klanten. Consumenten zijn dan duurder uit bij het lenen van geld, waardoor de vraag naar krediet zal afnemen. Aan de andere kant leveren spaartegoeden in deze situatie dan ook meer op, met als gevolg dat meer geld op de bank zal worden gezet. Beide ontwikkelingen zorgen ervoor dat de binnenlandse geldhoeveelheid die beschikbaar is voor consumptie en investeringen, afneemt. Bij een renteverhoging van de centrale bank zegt men dan ook wel dat er een monemonetaire r ve
v rkrapping
taire verkrapping heeft plaatsgevonden. Doordat er minder geld voor consumptie beschikbaar is, zal de consumptie afnemen. Winkeliers zullen daarom minder geneigd zijn hun prijzen te verhogen.
De centrale bank zal doorgaans besluiten tot een renteverhoging wanneer zij meent dat er inflatiegevaar in de economie aanwezig is. Dit inflatiegevaar doet zich bijvoorbeeld voor in tijden van een sterke economische groei. Een voorspoedige ontwikkeling van de economie kan bijvoorbeeld krapte op de arbeidsmarkt – tekort aan personeel tegenover een toeneming van werk – veroorzaken, waardoor de looneisen van werknemers hoger worden. De loonlasten voor ondernemingen nemen daardoor navenant toe, met als gevolg dat zij de prijzen van hun producten moeten verhogen, om hun winsten in ieder geval op peil te houden.
Daarnaast hebben consumenten bij een goede ontwikkeling van de economie en van de werkgelegenheid doorgaans meer geld te besteden en zijn zij eerder geneigd een lening af te sluiten voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen, zoals een auto. Een renteverhoging zal dan de groei van de economie afremmen. Niet alleen zal de consumptiegroei afnemen, ook zullen bedrijven te maken krijgen met hogere rentelasten, waardoor zij minder winst zullen maken en geneigd zullen zijn minder te investeren. Omdat sparen bovendien aantrekkelijker wordt, worden renteverhogingen daarom geacht negatief te zijn voor de aandelenbeurs. Aan de anmonetaire r ve
v rruiming
dere kant kan een renteverlaging door de centrale bank (een monetaire verruiming) de economie juist stimuleren.
Voortdurend ‘gevecht’
De rente is daarom ook een belangrijk politiek instrument. Europese regeringsleiders roepen regelmatig om een lagere rente, teneinde de economie en de werkgelegenheid te bevorderen. Een centrale bank is echter veelal onafhankelijk – zo ook de Europese Centrale Bank – en moet zich aan haar belangrijkste doelstelling houden, los van politieke druk. Bevordering van de werkgelegenheid zou bijvoorbeeld in strijd kunnen zijn met de handhaving van prijsstabiliteit. Bovendien kan de centrale bank twijfels hebben aan het nut van een renteverlaging en aandringen op structurele veranderingen. Zo komt het wel eens voor dat overheden te veel geld uitgeven, hetgeen inflatoire gevolgen heeft. Op dat moment moet een centrale bank de strijd aangaan met de regering.
Zo was er bij de eenwording van de beide Duitslanden onenigheid tussen de Duitse centrale bank, de Bundesbank, en de Duitse regering omtrent de ruilverhouding van de Ostmark in de Dmark. Om politieke redenen koos de toenmalige bondskanselier Kohl, in weerwil van de Bundesbank, voor een ruilverhouding van één op één, hetgeen het voormalige WestDuitsland vele miljarden Dmarken extra heeft gekost.
Ook in de Verenigde Staten zagen wij in het verleden wel eens ‘gevechten’ tussen Fe
F deral Re
R serve
v Board
r
de centrale bank, de Fed (Federal Reserve Board), en de Amerikaanse regering. De regering wilde dan dat de Fed de rente zou verlagen om de economie een impuls te geven, terwijl de Fed wilde dat de regering het overheidstekort liet dalen om de dollar meer kracht te geven.
57
Overigens is ook in de Verenigde Staten in principe sprake van een muntunie. De staten die deel uitmaken van de Verenigde Staten van Amerika, kennen een hoge mate van zelfstandigheid maar werken nauw met elkaar samen, onder de centrale regering in Washington. De gezamenlijke munt is de Amerikaanse dollar en de Amerikaanse centrale bank, de Fed, is feitelijk het overkoepelende orgaan van de federale centrale banken. Het belangrijkste rentetarief van de Fed is de Federal Funds target rate, het kortlopende tarief waartegen commerciële banken kortlopende, dagelijks opvraagbare leningen van $ 1 miljoen bij elkaar lenen. Het disconto is het tarief waartegen commerciële banken bij de Federal Reserve Bank van New York kunnen lenen. Het disconto is altijd lager dan de Federal Funds rate.
Het Europese Stelsel van Centrale Banken
Voorheen was dnb verantwoordelijk voor de prijsstabiliteit in Nederland. In de praktijk werd echter de stabiliteit van de wisselkoers van de Nederlandse gulden ten opzichte van de Duitse mark nagestreefd. Dit vanwege het kleine en ‘open’
karakter van de Nederlandse economie, die sterk afhankelijk is van de handel met buurlanden, vooral van die met Duitsland. De doelstelling van wisselkoersstabiliteit kwam er in feite op neer dat het rentebeleid van de Duitse centrale bank, de Bundesbank, door Nederland werd gevolgd. Indien de Bundesbank de rente verhoogde, werd deze stap doorgaans gevolgd door dnb, teneinde de Nederlandse gulden op peil te houden ten opzichte van de Duitse mark. De achterliggende gedachte was dat een verzwakking van de Nederlandse gulden op termijn zou leiden tot inflatie, omdat de uit het buitenland geïmporteerde producten – uitgedrukt in Nederlandse guldens – dan duurder zouden worden. De Bundesbank heeft overigens inflatiebestrijding altijd hoog in het vaandel gehad, mede gezien de dramatische Duitse ervaringen met inflatie in het verleden.
Sinds 1 januari 1999 worden de besluiten over het monetaire beleid genomen door de raad van bestuur van de Europese Centrale Bank. De Nederlandsche Bank zit Euro
r pees Ste
t lsel samen met de centrale banken van de overige lidstaten van de Europese Unie (natiovan Centrale Banke k n
nale centrale banken, ncb’s) in het Europees Stelsel van Centrale Banken, het escb.
Hoewel de besluitvorming over het monetaire beleid in Frankfurt plaatsvindt, blijft de uitvoering ervan in handen van de nationale centrale banken. Ook nu de muntunie een feit is, houden Nederlandse banken een rekening aan bij dnb. Ook voor liquiditeiten moeten zij in principe nog steeds een beroep doen op dnb. Voorts blijft dnb verantwoordelijk voor het toezicht op het Nederlandse kredietwezen en op beleggingsfondsen.
Samenstelling
De directie van de ecb vormt samen met de gouverneurs van de ncb’s de raad van bestuur. De directie bestaat uit de president, de vicepresident en vier andere leden, die zich bezighouden met het dagelijks bestuur. Alle belangrijke beslissingen worden genomen door de raad van bestuur, waarbij ieder lid van de raad één stem heeft.
De raad van bestuur vergadert ten minste tien maal per jaar in Frankfurt, waar de ecb is gevestigd. Naast de raad van bestuur is er een algemene raad. Deze bestaat Euro
r pese Unie
uit alle presidenten van centrale banken van de Europese Unie, ook van de landen die (nog) niet aan de muntunie deelnemen, en de president en de vicepresident van de ecb. Het escb kenmerkt zich door politieke onafhankelijkheid, die wordt gega
Ve
V rd
r rag van Maastricht
randeerd door het Verdrag van Maastricht uit 1992. De statuten van het escb kunnen alleen worden gewijzigd bij herziening van dit verdrag, hetgeen unanieme instemming vereist van alle lidstaten.
58
De hoofddoelstelling van het escb is handhaving van de prijsstabiliteit, die wordt omschreven als een stijging van de geharmoniseerde, dat wil zeggen op de unie gebaseerde, prijsindex van consumptiegoederen van minder dan 2% op jaarbasis. Gekozen is voor een strategie die steunt op twee pijlers: enerzijds de ontwikkeling van de geldhoeveelheid binnen de emu, anderzijds wordt ook gekeken naar variabelen zoals de loonontwikkeling, aandelenkoersen en verwachtingen omtrent inflatie.
Daarmee is gekozen voor een strategie die veel lijkt op de vroegere strategie van de Bundesbank. Het escb kent geen expliciete doelstelling ten aanzien van de wisselkoers, zoals bijvoorbeeld stabilisatie van de koers van de euro ten opzichte van de dollar of de yen, omdat de eurozone een relatief gesloten economisch blok is. Volgens het Verdrag van Maastricht zijn daarvoor de ministers van Financiën van de lidstaten verantwoordelijk; elk voorstel van de ministerraad moet echter ter advies worden voorgelegd aan de ecb en mag geen afbreuk doen aan de prijsstabiliteit.
Instrumentarium
Banken betalen elkaar via de rekeningen die zij bij de centrale banken aanhouden.
Hierbij gaat het om transacties tussen banken in één lidstaat, maar ook tussen banken in verschillende landen die aan de muntunie deelnemen. Een bank kan een tegoed bij een centrale bank hebben, maar ook een tekort als gevolg van opgenomen krediet bij de centrale bank. Het saldo – de kaspositie – schommelt van dag tot dag. Omdat de centrale banken geen rente vergoeden op positieve saldo’s (met uitzondering van tegoeden in het kader van de kasreserve, zie hierna) en grenzen stelt aan het ‘rood staan’ van de banken, worden zij aangezet tot een efficiënt kasbeheer. Banken zullen proberen om bij elkaar kasoverschotten rentegevend uit te zetten en tekorten zo gunstig mogelijk via leningen te dekken. Zo ontstaat de brede Europese geldmarkt, waarop alle banken in het eurogebied gelijktijdig hun tekorten en overschotten zo veel mogelijk in elkaar proberen te passen. Dit resteert per saldo uiteindelijk in een geldmarkttekort of overschot. De ecb maakt onder ve
v rplichte
t kasre
r serve
v , , andere gebruik van een verplichte kasreserve en openmarkttransacties om de geldopen-markttransacties markt te sturen.
Met de verplichte kasreserve verplicht de centrale bank de commerciële banken gemiddeld over een maand een deel (1,5% à 2,5%) van hun verplichtingen op een rekening te stallen bij de centrale bank. Daardoor ontstaat een structureel tekort in de geldmarkt en moeten banken lenen bij de centrale bank om dit tekort aan te zuiveren. Door meer of minder geld uit te lenen of door de officiële tarieven te wijzigen heeft de centrale bank greep op de korte rente, de geldmarktrente.
Om het structurele tekort in de geldmarkt op te heffen heeft de ecb een aantal basisherfinancieringstransactie
faciliteiten tot haar beschikking. Verrreweg de belangrijkste daarvan is de basisherfinancieringstransactie. Dit zijn transacties waarbij de ncb’s, de nationale centrale banken, met de afspraak van terugkoop beleenbare activa (schuldpapier van hoge kwaliteit) kopen of verkopen dan wel tegen onderpand van beleenbare activa krediet verstrekken. Elke dinsdag van de week kunnen banken bij de ncb’s inschrijven op geldmarktfondsen met een looptijd van twee weken. Het rentetarief dat de ban
Re
R fi-tarief
ken over deze leningen betalen, is het zogenoemde Refitarief, dat staat voor herfinanciering, het toonaangevende geldmarkttarief.
Bij een geldmarktoverschot worden, door middel van open-markttransacties, zoals de uitgifte van geldmarktpapier, overtollige liquiditeiten in de geldmarkt afgeroomd, wat de banken vanwege de verplichting tot het aanhouden van een kasreserve noodzaakt bij de centrale bank te lenen.
marginale beleningsfacilite
t it
Tevens kent de ecb een zogenoemde marginale beleningsfaciliteit, waardoor commerciële banken in staat zijn om van de ncb’s tegen onderpand van beleenbare 59
activa daggeld te verkrijgen tegen een van tevoren vastgestelde rentevoet. Op deze manier voorziet de centrale bank in een tijdelijke piek in de geldbehoefte van banken; dit tarief (te vergelijken met het oude ‘Lombard’tarief) stelt tegelijkertijd het plafond aan de geldmarktrente. Een bank die aan het einde van de dag geld over heeft, kan dit voor een nacht wegzetten tegen de depositorente. Dit is de bodemrente in de geldmarkt. De marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit vormen samen de permanente faciliteiten van de ecb.
De ecb bepaalt dus de voorwaarden op basis waarvan de ncb’s kredieten aan het bankwezen verstrekken. De verdere afwikkeling gebeurt door de nationale centrale banken.
60
7
Spaarrekeningen en deposito’s
Spaarrekeningen
De bekendste vorm van beleggen is het sparen bij een bank of een spaarbank. Nog altijd heerst er hier en daar argwaan om geld daarheen te brengen, maar de opvatting dat men het beter in een oude kous of onder het matras kan stoppen, is toch wel achterhaald. Niettemin gebeurt dat nog altijd, vaak met desastreuze gevolgen als er bijvoorbeeld wordt ingebroken of er brand uitbreekt. Bovendien kan men op die manier ‘het geld niet voor zich laten werken’. Het brengt namelijk niets op, dus ook geen rente.
Wij gaan er nu van uit dat men spaargeld naar een bank brengt en dit stort op spaarre
r ke
k ning
een spaarrekening die een aantrekkelijke rente biedt. Deze rente is dan hoger dan de rente die wordt gegeven op een dagelijks opvraagbare rekening, de zogenoemde re
r ke
k ning-courant
rekeningcourant. Hoe langer het geld bij een bank staat, des te meer is de bank in principe bereid om een hogere rente te geven, omdat voor een bank dit geld werkkapitaal is dat zij op haar beurt weer uitleent. Aan het einde van de looptijd van zo’n spaarrekening krijgt u uw geld met rente terug.
Voor u als belegger is het belangrijk om een spaarrekening te kiezen met gunstige voorwaarden die u passen. Deze betreffen in het bijzonder de looptijd, want doorgaans moet u boete betalen als u het geld vóór het einde van de looptijd van de rekening haalt. In dat geval is het ontvangen van een hogere rente vrij zinloos.
Soorten
Spaarrekeningen kunnen in drie soorten worden onderverdeeld: opzegte
t rmijn
• rekeningen met een opzegtermijn van een of meer maanden;
• rekeningen zonder opzegtermijn, maar waarbij de rekeninghouder bij het opnemen van het geld altijd een boete moet betalen;
• rekeningen zonder opzegtermijn, waarbij het geld vrij opneembaar is.
Wilt u op een korte termijn over het geld kunnen beschikken, bijvoorbeeld voor de aankoop van effecten, dan zijn kortlopende spaarrekeningen zonder boetebepaling de meest aantrekkelijke.
In dat geval dient men in overleg met de bank een rekening te openen waarbij direct opnemen van geld mogelijk is voor het aankopen van effecten door bemiddeling van de bank.
Voorbeeld
U hebt € 20.000 op een spaarrekening staan met een rente van 3,5% en een opzegtermijn van een maand. De voorwaarden van deze spaarrekening vermelden dat de opzegtermijn niet geldt als u voor het geld effecten koopt door bemiddeling van de bank waar u de rekening aanhoudt.
N.B. U moet bij het aangaan van een spaarrekening op dergelijke voorwaarden letten.
61
Hebt u zo’n rekening, dan wordt van de dag af dat het geld erop staat tot de dag dat het geld er weer wordt afgehaald voor de aankoop van effecten, rente vergoed.
Stel dat het geld er slechts twee maanden op heeft gestaan, dan krijgt u over twee maanden rente, te weten 2/ × 3½% van € 20.000 = € 117.
12
Zou u een boete moeten betalen van 1%, dan bent u € 200 kwijt, dus € 83 meer dan de rente die u ontvangt. Een boete is altijd onvoordelig met geldopneming binnen een jaar.
Wanneer u niet de bedoeling hebt om in effecten te beleggen of het gespaarde geld voor andere doeleinden te gebruiken, zijn spaarrekeningen zonder opzegtermijn en met boetebepaling aantrekkelijk.
Als u ervan overtuigd bent dat uw geld een of meerdere jaren op uw rekening zal blijven staan, kunt u rekeningen kiezen met een relatief hoge boete. Een hoge boete houdt doorgaans in dat de rentevergoeding verhoudingsgewijs hoog is. Is de kans groot dat u uw geld binnen één of twee jaar opneemt voor de aankoop van een huis of duurzame gebruiksmiddelen, dan moet u een spaarrekening kiezen met een relatief lage boete. De rente is dan navenant lager.
Voorbeeld
Een spaarrekening geeft 4% rente per jaar. U wilt € 10.000 direct van de rekening opnemen, maar moet dan wel een boete van 2% betalen. U hebt de rekening drie maanden tevoren geopend. Over die drie maanden ontvangt u 3/
12
van 4% rente of 1%. De boete bedraagt 2%, zodat u er 1% of € 100 bij inschiet.
In dat geval is dit een weinig aantrekkelijke en niet verstandige belegging.
N.B. Niet elke bank heeft een spaarrekening waarbij u boetevrij geld kunt opnemen voor aankoop van effecten.
Het beste is om eerst te onderzoeken of zo’n rekening bij uw eigen bank bestaat.
Wilt u op een later tijdstip effecten voor het op een spaarrekening staand bedrag kopen en heeft uw bank geen rekening die deze mogelijkheid biedt, zoek dan een bank die wel een dergelijke rekening kent en deponeer daar dan uw geld. Overigens verschillen spaaraanbiedingen van banken van elkaar waardoor het de moeite kan lonen om bij verscheidene banken inlichtingen over rente en condities in te winnen.
Advies
Een spaarrekening is aan te bevelen voor beleggers die niet langer dan drie jaar hun geld willen wegzetten en die geen risico willen lopen. Zij willen te allen tijde hun inleg onaangetast terugontvangen. Voor een langere periode, bijvoorbeeld vanaf vier jaar, komen obligaties in aanmerking, die meer rente bieden.
De hoogte van de rente hangt van twee belangrijke factoren af:
• de renteontwikkeling op de geldmarkt; en
• de voorwaarden van de spaarrekening.
Elk goed, elk product, ook geld heeft zijn prijs. Die wordt uitgedrukt in een rentere r nte
t perc
r entage
g
percentage. Is er veel vraag naar geld, bijvoorbeeld van de zijde van ondernemingen die willen investeren, dan stijgt de rente. Is er meer aanbod, bijvoorbeeld van spaarders, dan drukt dat het rentepercentage. Zolang de geldmarkt zich rustig ontwikkelt, zullen de rentepercentages nauwelijks wijzigen. De rente op een spaarrekening wordt 62
tussentijds aangepast aan het rentepeil op de geldmarkt. Stijgt de rente daar, dan wordt ook de rente op uw spaarrekening verhoogd. Omgekeerd zal de rentevergoeding op een spaarrekening dalen als de rente op de geldmarkt weer gaat zakken.
Opmerkingen en adviezen
Nog een aantal punten met betrekking tot spaarrekeningen:
• Spaarrekeningen geven geen vermogensgroei maar alleen rente. De hoofdsom
– dat is de totale inleg – wordt terugbetaald en over de rente wordt inkomstenbelasting geheven.
• Op spaarrekeningen wordt geen koersrisico gelopen. Het gehele vermogen kan in beginsel daarin worden belegd. U bent er zeker van dat u de inleg terugkrijgt.
inflatie
Wel moet u attent zijn op het gevaar van inflatie. Stijgt deze, dan is weliswaar het geldbedrag dat u terugkrijgt, gelijk aan het bedrag dat u hebt ingelegd, maar de koopkracht ervan is gedaald, met andere woorden u kunt er minder voor kopen dan toen u het geld op de rekening stortte.
Een spaarrekening leent er zich uitstekend toe om bedragen van minder dan
€ 25.000 bijeen te sparen voor betalingen binnen een aantal jaren. Beleggers die binnen drie jaar met pensioen gaan, of die binnen die tijd hun hypotheek moeten aflossen, of het geld voor andere doeleinden willen besteden, zullen een spaarrekening kunnen gebruiken. Voor langere perioden dan drie jaar lenen obligaties zich vaak beter omdat die een hogere opbrengst geven. Wij komen hier uitvoerig op terug.
Spaarrekeningen met een opzegtermijn van een maand bieden doorgaans voldoende mogelijkheden voor beleggers om onverwachte uitgaven te kunnen bestrijden. Meestal ziet men meer dan een maand van tevoren dat er grote uitgaven moeten worden gedaan. De bank kan dan worden opgedragen om het benodigde bedrag na een maand vrij te maken, zodat men erover kan beschikken.
Deposito’s
Zoals u in het voorgaande hebt kunnen lezen, is de meest eenvoudige vorm van sparen het aanhouden van tegoeden bij een handelsbank, spaarbank of de Postbank. De vergoeding over deze tegoeden is relatief laag. Er zijn echter diverse mogelijkheden om een hogere rente te krijgen. De banken bieden de mogelijkheid om deposito
t re
r ke
k ning
geld te storten op een zogenoemde depositorekening. De Postbank kent eveneens diverse soorten van spaarrekeningen. Van een depositorekening kunt u niet elke dag uw geld opvragen. Als houder van zo’n rekening verplicht u zich om uw geld gedurende een van tevoren afgesproken termijn op die rekening te laten staan.
De banken of de Postbank profiteren daarvan, omdat zij langer de beschikking hebben over dat geld en extra rente kunnen kweken. Zij lenen immers op hun beurt geld uit tegen een hogere rente. Daar staat tegenover dat u ook een hogere rente krijgt dan wanneer u uw geld laat staan op een dagelijks opvraagbare rekening, de zogenoemde rekeningcourant. Een depositorekening kan looptijden hebben die variëren van één tot verscheidene maanden of zelfs jaren.
De hoogte van de rente op deposito’s is afhankelijk van:
• de looptijd (de termijn) van de depositorekening; hoe langer het geld erop staat, hoe meer rente u in principe krijgt;
• de grootte van het te beleggen bedrag;
• de algemene renteontwikkeling binnen de emu.
63
Het is mogelijk om te beleggen in fondsen die beleggen op de geldmarkt. Deze bebeleggingsfo f ndsen
leggingsfondsen zijn thans aangepast aan de nieuwe belastingwetgeving en bieden geen fiscale voordelen meer. Wel kan nog steeds geprofiteerd worden van het gemak.
Geld als artikel
Rente kan sterk schommelen, want rente is eigenlijk de prijs van het geld en die wordt uitgedrukt in een percentage. Is er veel vraag naar geld, dan stijgt de prijs ervan, dus de rente. Die vraag wordt veelal bepaald door bedrijven die grote kapitalen nodig hebben voor hun bedrijfsvoering, voor nieuwe aanschaffen, voor uitbreidingen, voor het kopen van materialen, voor het doen van grote zaken of voor het betalen van belasting. Ook de overheid, waaronder de lagere overheid, zoals provincies en gemeenten, is een voortdurende geldvrager. Is er een groot aanbod van geld, bijvoorbeeld van spaarders of van grote beleggers die hun geld tijdelijk opzij zetten, dan zal de rente dalen. Zo beschouwd is geld dus een gewoon product, dat in prijs stijgt als er veel vraag naar is en in prijs daalt als het aanbod toeneemt.
olieboy
o c
y ot
Rente kan door allerlei oorzaken schommelen, soms zeer heftig. De olieboycot van de jaren zeventig, toen de olielanden de kraan dichtdraaiden, leidde tot een tijdelijke scherpe stijging van de prijzen van olie en olieproducten. Door de hoge inflatie in die jaren ontstond veel vraag naar geld, een vraag die groter was dan het aanbod, met als gevolg een stijging van de rente tot 15% en zelfs nog veel meer. De laatste jaren schommelt de rente tussen de 6 en 3%. De rentetarieven op de geldmarkt veranderen elke dag, maar de wijzigingen zijn veelal uiterst klein.
Als houder van een depositorekening, een rekening dus waarbij u gedurende een vaste tijd niet aan uw geld kunt komen – variërend van bijvoorbeeld één tot drie maanden –, hebt u met de dagelijkse schommelingen op de geldmarkt weinig te maken. Wanneer u met uw bank afspreekt het geld gedurende één maand vast te zetten, geldt daarvoor een rentevergoeding die de bank op dat moment hanteert.
Zo wordt bijvoorbeeld op een eenmaands deposito een rente geboden van 33/ %, 8
op een tweemaands deposito 3,5% en op een driemaands deposito 33/ %. Deze 4
tarieven gelden op jaarbasis. Dus voor een eenmaands depositorekening krijgt u na afloop van die maand een twaalfde deel van de genoemde 33/ %.
8
Klein risico
Als u zo handelt, loopt u vrijwel geen risico. Na afloop van de periode van de depositorekening komt het geld vrij met daaraan toegevoegd de opgelopen rente. U
kunt er dus vrij over beschikken en eventueel een nieuwe depositorekening openen.
Daarbij moet u altijd in de gaten houden dat voor de vaststelling van de inkomstenbelasting de rente bij het inkomen moet worden opgeteld. Over dat totaal wordt belasting geheven.
Over de terugbetaling van uw geld door de bank hoeft u zich geen al te grote zorgen te maken. De banken staan onder toezicht van De Nederlandsche Bank en moeten voldoen aan strenge eisen, zodat de kleine belegger en de spaarder er niet de dupe van worden als de bank in geldproblemen zou komen.
Een depositorekening is geen product dat dagelijks wordt verhandeld en waarvan de prijs van dag tot dag kan veranderen. U loopt niet het zogenoemde prijsrisico dat verbonden is aan de meeste andere beleggingssoorten, zoals aandelen en obligaties. Het nadeel van een dergelijke rekening is dat u gewoon moet wachten tot 64
het geld vrijkomt. U kunt uw rekening tussentijds niet veranderen. Wel kunt u, als u dringend geld nodig hebt, krediet bij de bank opnemen, waarvoor uw depositorekening als een soort onderpand dient. Bedenk echter dat voor dit krediet dan wel rente moet worden betaald. Per saldo zult u daardoor nadeliger uit zijn.
Planning
Zoals de banken hun liquiditeitenplanning moeten maken, moet u dat ook doen.
U moet dus weten hoe lang u denkt geen geldmiddelen nodig te hebben. Daarbij is het van belang welke rentevergoedingen u over de diverse termijnen kunt krijgen.
Nogmaals, hoe langer het geld op een depositorekening staat, hoe hoger de renvlakke k re
r nte
t markt
tevergoeding. Als er echter sprake is van een vlakke rentemarkt, komt het voor dat de rente over eenmaands geld niet of nauwelijks afwijkt van die over tweemaands geld of over zelfs meerdere maanden. Soms kan er zelfs sprake zijn van een inverse inv
n e
v rse re
r nte
t structuur
rentestructuur. Dit betekent dat de rente op lange termijn lager is dan op korte termijn. In dat geval zal de vergoeding op deposito op korte termijn meer bedragen dan op lange termijn. Een inverse rentestructuur is bijvoorbeeld mogelijk als de verwachtingen van de inflatie in de toekomst gunstiger zijn dan op korte termijn.
Als u in staat bent om het renteverloop voor de komende tijd goed te schatten, kunt u daar voordeel uit putten. Als u denkt dat de rente in de komende maanden zal stijgen en u hebt de mogelijkheid geld gedurende drie maanden uit te zetten, neem dan eerst een eenmaands deposito om na afloop daarvan een nieuwe depositorekening te openen. Een goed advies van een deskundige is dan geld waard.
Stelregel
Geld dat u nodig hebt om na enkele maanden een betaling te doen, zal zodanig moeten worden belegd dat u geen risico loopt. Daartoe is een depositorekening het aangewezen middel. U moet er in geen geval beleggingsproducten voor kopen, zoals aandelen, waarvan de prijs kan zakken. Bovendien zitten aan de aan en verkoop van bijvoorbeeld aandelen kosten vast, terwijl het openen van een depositorekening geen kosten vergt.
Hoe groter het bedrag dat u op een depositorekening wilt uitzetten, hoe meer rente u kunt vragen. De banken zijn doorgaans bereid om voor grote bedragen wat meer rente te betalen dan voor kleine bedragen. Het wordt dan een kwestie van onderhandelen met de bank over het rentetarief.
Effectenclausule
effe
f cte
t nclausule
Bij een groot aantal banken zijn deposito’s af te sluiten met een effectenclausule.
Dit houdt in dat u voor het einde van de looptijd voor het bedrag dat op deposito staat, effecten kunt kopen via de bank waar de depositorekening uitstaat, zonder dat er boete behoeft te worden betaald.
Voorbeeld
U opent een deposito van een maand voor € 50.000. De rente bedraagt 3,5%
op jaarbasis, maar met een effectenclausule is de vergoeding wat lager, 3%. U
kiest voor de effectenclausule. Na tien dagen wilt u voor € 20.000 effecten kopen ten laste van uw deposito; de rest laat u dertig dagen op deposito staan.
Gedurende dertig dagen van de looptijd krijgt u over € 30.000 3,5% rente op jaarbasis. Over de € 20.000, waarvoor u effecten hebt gekocht, krijgt u over tien dagen ook 3,5% rente, eveneens op jaarbasis.
65
Rente op effectenrekeningen
effe
f cte
t nkre
r dietinste
t llinge
g n
Enkele effectenkredietinstellingen in Nederland bieden een hoge rente over het geld dat de belegger op rekeningcourant aanhoudt. Het gaat hierbij veelal om commissionairs in effecten die de status van bank hebben en die dus als bankier mogen optreden en rente mogen vergoeden. Indien u voldoende middelen hebt, zijn ook Amerikaanse brokers bereid om een hoge rente over eurotegoeden te geven. De rekeninghouder legt dan niet zijn geld voor een aantal maanden vast en hoeft dan ook geen opzegtermijn in acht te nemen om zijn geld terug te krijgen. Op elk gewenst moment kan het geld zonder beperkende voorwaarden van de rekening worden gehaald. Dit zijn effectenrekeningen die worden gebruikt voor aan en verkopen van effecten. Ze zijn niet geschikt voor het doen van andere transacties.
Aangezien deze effectenkredietinstellingen weinig andere bankzaken doen en omdat het vermogen van de cliënt toch bij de effectenkredietinstelling blijft als dat vermogen wordt belegd, wordt op deze effectenrekening een hoge rente geboden. De effectenkredietinstelling ziet er dan van af om aan het geld van de cliënt te verdienen door het weer bij andere banken tegen een hoge vergoeding uit te zetten. Zij beperkt zich namelijk tot de hoofdzaak: het handelen in effecten. Daarvoor ontvangt zij provisie. Daarom ziet zij de hoge rente als een dienstverlening aan de cliënt.
Deposito’s in vreemd geld
Beleggingen in vreemd geld bieden soms een hogere rentevergoeding dan die in euro’s. Voordat u daartoe overgaat, moet u wel bedenken dat vreemd geld in verhouding tot de euro scherp kan schommelen. Er zijn verliezen op de wisselkoers mogelijk die niet opwegen tegen de hogere rente. Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen dat over ontvangen rente belasting moet worden betaald en dat eventueel geleden koersverlies niet voor de belasting aftrekbaar is.
Voorbeeld
Stel dat u voor een tweemaands depositorekening in euro’s 3,5% rente op jaarbasis ontvangt en over een depositorekening in Australische dollars, die eveneens twee maanden loopt, 43/ %. Over € 100.000 op de eurorekening 4
ontvangt u na twee maanden € 583 (afgerond), namelijk 2/ × € 3.500, en over 12
de tegenwaarde van € 100.000, in Australische dollars € 792. Dat lijkt aantrekkelijk, maar u loopt wel het risico dat uw Australische dollars in die twee maanden tegenover de euro in koers zijn gezakt.
Risico
Voor het openen van een depositorekening in vreemd geld moet u altijd bij een bank zijn. Die kan u inlichten over rentetarieven, looptijden van de rekening en de koersen (de prijzen) van vreemd geld. Die koersen kunnen van de ene dag op de andere sterk schommelen, door invloeden waarop u geen greep hebt. Dat geldt overigens voor elk bezit, zeker wanneer dat in vreemd geld luidt.
Elk bezit heeft zijn waarde, die afhangt van vraag en aanbod. Veel vraag doet de prijs stijgen, veel aanbod haalt de prijs omlaag. Bij bezit dat in vreemd geld luidt, komt echter nog het risico van koersveranderingen, die weinig met vraag en aanbod te maken hebben, maar bijvoorbeeld ontstaan door politieke invloeden. Met beleg66
gingen in vreemd geld haalt u extra risico in huis. Bedenk daarbij wel dat beleggen geen gokken is, zoals overigens velen denken.
Beperkingen
Het komt voor dat een bank niet bereid is om voor kleine bedragen een depositorekening te openen. U bent dan genoodzaakt om een spaarrekening te kiezen als u voor een periode van een of meer maanden uw geld rentegevend wilt maken, vrij van risico en kosten.
Banken in Nederland, alsook de Postbank, bieden de mogelijkheid tot het openen van spaarrekeningen in allerlei soorten en tegen verscheidene voorwaarden.
Deze spaarrekeningen kennen, evenals de depositorekeningen, vaste looptijden. De rentevergoeding op een spaarrekening wijkt in rustige tijden weinig af van die op een depositorekening.
Boete
Wanneer u een spaarrekening met een vaste looptijd aangaat, moet u wel beseffen dat het geld gedurende die looptijd vast ligt. Wilt u vóór de afloopdatum van de rekening toch geld opnemen, dan gebeurt het vaak dat er een boete moet worden betaald.
Er bestaan spaarrekeningen, net als bij deposito’s, waarbij op elk gewenst ogenblik boete
t
zonder boete en zonder opzegtermijn effecten, zoals aandelen en obligaties, kunnen worden gekocht of waarbij het geld kan worden gebruikt voor de aankoop van een huis of voor het opnemen van een hypotheeklening bij de desbetreffende bankinstelling.
Al die voorwaarden en mogelijkheden verschillen van bank tot bank. Veelal vormt een dergelijke spaarrekening een aantrekkelijk alternatief voor een depositorekening.
Als geld voor slechts korte tijd op een spaarrekening wordt gezet, moeten spaarrekeningen die een boete kennen van 1 of 2% over het opgenomen bedrag, worden gemeden. De te betalen boete weegt dan niet op tegen een leuke rente.
Internetspaarrekeningen
Veel banken bieden een internetspaarrekening aan waarop zij een relatief hoge rente vergoeden. Dit kan een prima alternatief vormen als u een aantrekkelijke rente wilt ontvangen, zonder beperkingen in de opnamemogelijkheden. Omdat u zelf de bankzaken regelt, door via internet stortingen en opnames in te voeren, bespaart de bank personeelskosten en kan er een hogere rente worden vergoed.
Bovendien kunnen opnames en stortingen 24 uur per dag worden doorgegeven.
Internetsparen is een van de meest flexibele en meest aantrekkelijke spaarvormen van dit moment.
67
8
Obligaties
Een uiterst belangrijk beleggingsobject – de financiële wereld spreekt van een belegobligatie gingsproduct – is de obligatie. Dat is een soort schuldbewijs van een overheid of een bedrijf dat geld heeft geleend.
De obligatie verschilt op veel onderdelen van het aandeel. Deelt de houder van een aandeel in het wel en wee van de onderneming, waarvan hij een (aan)deel bezit, terwijl hij maar moet afwachten of hij een stukje van de eventueel gemaakte winst krijgt uitbetaald in de vorm van dividend, de houder van een obligatie heeft een bewijs in handen dat hij geld heeft geleend aan de overheid dan wel aan een onderneming. De houder van een obligatie heeft geen enkele zeggenschap, maar daar staat tegenover dat hij op zijn obligatie een zekere rente krijgt, als tenminste het bedrijf waarvan hij de obligatie bezit, niet failliet gaat. In dat laatste geval heeft hij bij een verdeling van de boedel dezelfde rechten als een gewone schuldeiser. Dit in tegenstelling tot de aandeelhouder, die bij een faillissement maar moet afwachten of hij nog wat op zijn aandeel krijgt betaald.
Bovendien heeft de houder van een obligatie recht op terugbetaling van het bedrag dat hij heeft geleend na afloop van de lening. Immers, een obligatielening wordt gedurende een van tevoren vastgestelde tijd afgesloten.
De obligaties kunnen worden uitgegeven in de vorm van een papieren schuldbewijs mante
t l
dat bestaat uit een zogenoemde mantel – het voorblad – en een blad met genummerde couponblad
strookjes, het zogenoemde couponblad. De rente wordt doorgaans een maal per jaar betaald. Dan wordt een coupon aangewezen, die verzilverd kan worden bij de bank.
Voorheen zaten dan de obligatiehouders regelmatig hun couponnetjes te knippen, maar dat is verleden tijd door de invoering van een giraal effectensysteem. Ook worden nauwelijks meer effecten thuis of in een kluis bewaard, maar worden zij centraal bij de bank opgeslagen. De bank rekent daarvoor bewaarloon. Om het zelf bewaren van effecten tegen te gaan rekent de bank bij het overhandigen van de stukken aan de balie of bij het innen van rente of dividend extra kosten.
Wordt de rente een maal per jaar vergoed, dan spreekt men van een jaarcoupon. Er zijn instellingen die elk half jaar rente betalen; dan is er sprake van een halfjaarcoupon. Die komt voornamelijk in het buitenland voor, zoals in de Verenigde Staten.
De koersen – prijzen – van de obligaties houden nauw verband met de rente die erop wordt gegeven en ook met de looptijd van de obligatie.
Openbare kapitaalmarkt
Bedrijven, en ook de staat, die voor langere tijd geld nodig hebben, kunnen dat geld lenen. Zij zouden dat bij een of meer banken kunnen doen, maar gebruikelijk is dat zij dat geld bij het publiek proberen te krijgen. Omdat het geld bedoeld is voor een lange termijn, komen zij daarvoor terecht op de zogenoemde kapitaalmarkt – in dit geval de openbare kapitaalmarkt. Onder de term ‘markt’ moet men – overigens niet al te letterlijk – verstaan: de verzamelplaats van vraag en aanbod.
Op de openbare kapitaalmarkt worden uitgiften van obligaties en dergelijke in het openbaar geplaatst. Dat gebeurt veelal door middel van advertenties in de bladen met de mededeling dat belangstellenden op die obligaties kunnen inschrijven.
De obligaties worden op de effectenbeurs verhandeld en daar komt dan ook de prijs
– de koers – tot stand.
68
Kopen van obligaties
Om in het bezit van obligaties te komen moet u een tussenpersoon inschakelen. U
kunt niet zelf naar de beurs gaan om zo’n stuk te kopen. Ook voor obligaties geldt dat daar alleen professionele handelaren mogen optreden. Een tussenpersoon kan een bank zijn of een persoon of firma die gespecialiseerd is in dergelijke effectenhandel en die een vergunning heeft om op de beurs te kunnen handelen. Voor deze handel wordt een kleine vergoeding gerekend, die zowel koper als verkoper moet betalen. De tarieven lagen tot in 1990 vast, zodat onderlinge concurrentie op dit punt niet mogelijk was. Het tarievensysteem is met ingang van 1 juli 1990 losgelaten en nu mag elke bank of commissionair in effecten zelf de provisie bepalen. In de praktijk betekent dit dat tarieven in het algemeen lager zijn geworden.
De uitgifte, de emissie
Bedrijven en overheden die voor langere tijd geld willen lenen, schrijven daartoe een openbare lening uit, stellen de rente vast die zij jaarlijks beloven te geven, en verbinden zich om de lening na een vaste tijd in haar geheel of in termijnen terug te betalen.
leder die geld wil uitzetten tegen een vaste rente en die de schuldenaar, de deobligatielening biteur, vertrouwt, kan op een dergelijke lening, een obligatielening, inschrijven.
Leningen zijn doorgaans verdeeld en verhandelbaar in stukken van € 1.000 nominaal.
Als het om grote bedrijven of de overheid gaat, kunnen de obligaties dagelijks worden gekocht of verkocht via de beurs.
Het handelen in bestaande effecten die al zijn uitgegeven, valt onder de zogenoemde secundaire markt. Onder de primaire markt vallen de uitgiften, de emissies, van nieuw uitgegeven effecten.
De koper van een obligatie kan doorgaans op elk moment waarop beurshandel plaatsvindt, zijn obligatie verkopen en zijn geld terugkrijgen van een ander die juist voor zijn geld belegging zoekt in de vorm van zo’n obligatie.
Het bedrag dat de verkoper ervoor terugkrijgt, hangt af van een aantal factoren:
• Is de rente van de obligatielening gunstig vergeleken met wat er op het moment van verkoop wordt geboden, dan stijgt de prijs van de obligatie.
• Is de debiteur, het bedrijf of de instelling, die de lening heeft uitgeschreven, betrouwbaar, loopt de bewuste onderneming goed, komt zij regelmatig haar verplichtingen omtrent rentebetaling na, dan is er voortdurend vraag naar haar obligaties. Dat komt dan ten goede aan de prijs, de koers, ervan.
• Toekomstige inflatieverwachtingen. Indien de inflatie stijgt, worden in de toekomst te ontvangen bedragen, uitgedrukt in koopkracht, minder waard. Koersen van obligaties zullen zich dan ook aanpassen aan deze verwachtingen. Daarbij speelt ook de looptijd van de obligatie mee.
Op deze manier kan het gebeuren dat een belegger die € 1.000 voor een obligatie heeft betaald, er bij verkoop € 1.100 voor terugkrijgt. Het omgekeerde kan natuurlijk ook, want de prijs – de koers – van iets wordt bepaald door vraag en aanbod.
Goede omstandigheden en veel vraag doen de koers stijgen, veel aanbod waar weinig vraag tegenover staat, haalt de koers naar beneden.
69
Notering
De notering van obligaties vindt plaats in percentages. Een koers van 106% houdt in dat een obligatie met een nominale waarde van bijvoorbeeld € 1.000 een beurswaarde heeft van € 1.060. De koersen zijn afhankelijk van vraag en aanbod. Bij de totstandkoming is de stand van de marktrente van belang. Als de huidige marktrente gelijk is aan de couponrente, zal de koers ongeveer 100% bedragen. Is de marktrente lager dan de couponrente, dan zal de obligatie meer waard zijn dan de nominale waarde. Beleggers zijn immers bereid meer te betalen omdat de rentevergoeding hoger is dan de marktrente. De desbetreffende obligatie noteert in zo’n boven pari, beneden pari
geval boven pari, boven 100%. Een obligatie staat beneden pari als de koers lager is dan 100% van de nominale waarde. Dit is het geval als de huidige marktrente hoger is dan de couponrente.
Looptijd
vaste looptijd
Obligaties kennen een vaste looptijd. Dit betekent dat zij op een vaste, van tevoren bepaalde datum worden afgelost. De houders van die obligaties krijgen dan hun geld terug, nadat zij gedurende de looptijd van de lening jaarlijks hun couponrente hebben ontvangen. Vroeger werden deze obligatieleningen niet in één keer terugbetaald, maar werden al ver voordat de hele lening moest zijn afgelost, in delen daarvan terugbetaald. Thans vindt in de meeste gevallen aflossing in één keer plaats.
Soms kan het gebeuren dat, als de voorwaarden waartegen de obligatielening is uitgegeven het toelaten, de lening in haar geheel vervroegd wordt afgelost. Dat gangbare rente
gebeurt als de gangbare rente – de rente die overal wordt betaald – veel lager is dan de rente van de obligatielening.
Voorbeeld
Stel dat een bedrijf een lening heeft uitgegeven met een rente van 8%. Na enkele jaren daalt de gangbare rente tot 6%. Als dat volgens de voorwaarden van de lening mag, zal dat bedrijf de lening nu in haar geheel aflossen. De houders van obligaties krijgen dan hun geld terug. Vervolgens zal de onderneming – als zij daar toe behoefte voelt – een nieuwe lening uitschrijven met een rente van 6%. Dat scheelt haar een flink stuk rentebetaling.
De houder van deze obligatie zal vervroegde aflossing niet leuk vinden, omdat het terugbetaalde geld opnieuw, maar tegen een lagere rentevergoeding, zal herbeleggingsrisico
moeten worden uitgezet (het herbeleggingsrisico). Echter, de obligatiehouder weet waarin hij investeert en weet dus ook dat de lening vervroegd aflosbaar kan worden gesteld.
Kortom, het bestaan van dit risico is bekend.
Elke lening die wordt verhandeld, heeft haar eigen aflossingsvoorwaarden. Er bestaan leningen die pas in hun geheel na tien of twintig jaar worden afgelost. Een goed voorbeeld hiervan zijn de in de laatste jaren uitgegeven staatsleningen, die in de meeste gevallen in hun geheel na tien jaar aflossen. Deze staatsleningen worden bulletleningen
bulletleningen genoemd. Ze lopen door van de aanvang van de lening naar de aflossing van de lening, zonder tussentijdse aflossing in gedeelten.
Er zijn bijvoorbeeld ook twintigjarige leningen mogelijk, waarbij de eerste vijftien jaar niet wordt afgelost en daarna elk jaar een vijfde deel. Of leningen die twintig jaar 70
lopen en waarvan de aflossing al vijf jaar na de datum van uitgifte begint. Leningen sinkers
met gelijkmatige aflossingen worden door handelaren in het Engels sinkers genoemd.
Het uitstaande totale bedrag van de lening daalt dan met het jaar.
Elk bedrijf, alsook de staat, kan naar eigen inzicht vooraf leningsvoorwaarden in alle mogelijke vormen samenstellen.
Coupons
De coupon is het rentetype dat bij een obligatie hoort. U kunt vragen: ‘Wat voor een coupon zit er bij die en die lening?’ Het antwoord kan dan zijn: ‘Daar zit een 4%coupon bij.’
Bijna alle instellingen geven obligatieleningen uit met een jaarcoupon, een enkeling met een halfjaarcoupon. Het is gebruikelijk dat een coupon een vervaldag heeft op de eerste of op de vijftiende van een maand.
Bij een halfjaarcoupon is het rendement hoger dan bij een jaarcoupon met hetzelfde rentepercentage. U kunt bij een halfjaarlijkse vergoeding deze immers weer rentegevend uitzetten, waardoor u extra rente maakt.
Effectief rendement
Een obligatie met een coupon van 5,5% brengt alleen 5,5% op als de koers 100%
staat. Als de koers hoger of lager is, zal het rendement veranderen. Men dient bij effectief rendement
obligaties dan ook vooral te kijken naar het effectieve rendement.
Voorbeeld
U zag in 2006 in uw krant bij de staatsleningen de volgende obligatie staan: 5,5% Nederland 2001-2011 113,50%
Op uw spaarrekening bij de bank kreeg u 4%, dus die 5,5% leek heel aantrekkelijk. Deze lening is echter niet zo interessant als zij lijkt. De koers is 113,5%.
Aangezien de obligatie over vijf jaar zal worden afgelost tegen 100%, betaalt u nu dus 13,5% extra. Dit koersverlies zult u voor lief moeten nemen. Het couponrendement is 4,85% (5,5 gedeeld door 113,5). Dat maakt veel goed maar het effectieve rendement op deze obligatie is een stuk lager.
Het uitrekenen van het effectieve rendement op een obligatie is alleen volgens ingewikkelde formules precies te doen. Uit het hoofd kunt u de volgende handigheid aanleren om het effectief rendement te benaderen: Effectief rendement = couponrendement + koersresultaat per jaar Aangezien hier in (ongeveer) vijf jaar 13,5% koersverlies wordt geleden op 113,5%, is dat een totaalkoersverlies van 11,89% op de investering. Per jaar is dat 2,37%.
Dus zal het effectief rendement bij benadering zijn: 4,85% – 2,37% = 2,48%.
Dit is een zeer grove schatting, misschien enkele tienden van procenten te hoog of te laag. Voor een exacte berekening is onder meer het precieze aantal resterende dagen nodig. In goede kranten en beleggingsbladen staan de precieze effectieve rendementen doorgaans overigens gewoon bij de obligaties vermeld. Het rendement op deze lening kan hoger zijn dan dat op uw spaarrekening, maar als u de aan- en verkoopkosten meerekent, waarschijnlijk nauwelijks interessant voor een periode van vijf jaar.
71
Het voorgaande voorbeeld geeft u een idee hoe (ongeveer) het effectieve rendement wordt berekend. U zou dus eenvoudigweg kunnen zeggen dat het effectieve rendement de uitkomst is van het couponrendement plus de koerswinst of het couponrendement minus het koersverlies. Wanneer de obligatie in waarde daalt, stijgt het effectieve rendement. Andersom, wanneer de obligatie in waarde stijgt, daalt het effectieve rendement.
Met de marktrente of de gangbare rente op de kapitaalmarkt (kapitaalmarktrente) wordt doorgaans het effectieve rendement op de desbetreffende obligatie bedoeld. Daarbij wordt voor de ‘lange rente’ veelal het effectieve rendement van een veel verhandelde tienjarige obligatielening genomen.
Reële rente
inflatieverwachtingen
Inflatieverwachtingen zijn een belangrijke drijfveer achter de prijsvorming van obligaties. Indien de geldontwaarding toeneemt, zal de belegger een hogere rentevergoeding eisen op een obligatie. Immers, met de toekomstige couponbetalingen en het nominale aflossingsbedrag zal hij in de toekomst minder goederen, die dan in prijs zijn gestegen, kunnen kopen dan vandaag.
reële rente
De reële rente is de effectieve rente minus de inflatie.
Voorbeeld
De effectieve rente bedraagt 5%, met een inflatie van 2% per jaar. De reële rente bedraagt dan 3% per jaar (5% minus 2%). Door bijvoorbeeld een sterke economische groei neemt de inflatie in snel tempo toe. Een jaar later bedraagt de inflatie(verwachting) 4% per jaar. Indien de effectieve rente niet wijzigt, houdt de obligatiebelegger reëel (dus in koopkracht gemeten) nog maar 1% over. Hij zal hiervoor echter gecompenseerd willen worden en daarom minder bereid zijn te betalen voor een obligatie. Door vraag en aanbod zullen de obligatiekoersen dalen, waardoor de marktrente stijgt. Indien de marktrente stijgt naar 7%, blijft de reële rente ongewijzigd.
De reële rente is echter niet constant, maar schommelt in de loop van de tijd, net als de effectieve rente. Een reden hiervoor is dat de reële rente wordt berekend als de effectieve rente minus de werkelijke inflatie op jaarbasis op enig moment, in plaats van de inflatieverwachting. De inflatieverwachting is echter moeilijk te achterhalen. In de jaren zeventig steeg de inflatie sterk door de grote stijging van de olieprijzen. De stijging van de gangbare rente bleef daarbij echter achter, waardoor de reële rente enige tijd negatief was. Tijdens de jaren tachtig was de gangbare rente intussen wel op een hoger niveau gekomen, maar de werkelijke inflatie was weer afgenomen. De inflatie verwachtingen bij beleggers waren als reactie op de prijsschokken van de jaren zeventig toegenomen. Men zou kunnen stellen dat de werkelijke inflatie met een vertraging doorwerkte in het verwachtingspatroon.
Daarbij duurde het enige tijd voordat men weer ‘bekomen was van de schrik’ en men kon geloven in een minder hoge inflatie, hetgeen uiteindelijk weer bijdroeg aan de daling van de marktrente.
Nostalgie: K-stukken
Vroeger waren alle obligaties op genummerd papier gedrukt. Was de lening voorheen ƒ 100 miljoen groot en waren de coupures van de obligaties elk ƒ 1.000, dan 72
bestond de lening uit 100.000 obligaties. Die nummers waren van groot belang bij de uitloting van de obligaties en aflossing van de lening. Dergelijke obligaties worklassieke stukken den Kstukken (klassieke stukken) genoemd. Het zijn zogenoemde fysieke stukken.
De 100.000 obligaties werden genummerd van 000 001 tot en met 100 000. Stel, de looptijd van de lening was tien jaar, dan wil dat zeggen dat na tien jaar het gehele geleende bedrag moest zijn terugbetaald.
Gebruikelijk was dat al eerder met de terugbetaling/aflossing werd begonnen.
Bijvoorbeeld: de eerste vijf jaar van de looptijd geen aflossing en daarna elk jaar tot het einde van de looptijd aflossing in vijf gelijke jaarlijkse termijnen.
uitloting
Het systeem van uitloting is met de komst van de automatisering en daarmee besparing aan werkkracht, tijd en geld radicaal gewijzigd. Vroeger werden onder toezicht van een notaris de nummers van de af te lossen obligaties getrokken. Alle nummers gingen bij wijze van spreken in een hoge hoed. Er werden dan net zo veel nummers getrokken totdat een vijfde deel van de lening was bereikt. Het kon dan gebeuren dat een houder van tien obligaties ze alle tien na vijf jaar kreeg afgelost.
Het was een onvoorspelbaar systeem dat is veranderd in een zogenoemd giraal systeem.
Alle obligaties krijgen nog altijd een nummer. Echter, de gehele lening wordt in net zo veel groepen verdeeld als er aflossingstermijnen zijn; in het genoemde voorbeeld dus vijf groepen. Bij aankoop van obligaties van een bepaalde lening wordt de levering van de stukken naar evenredigheid in groepen verdeeld. Dit betekent dat wanneer een belegger 1000 obligaties koopt en er zijn vijf aflossingstermijnen, hij van elke groep 200 obligaties geleverd krijgt, waardoor hij ervan verzekerd is dat elk jaar een vijfde deel wordt uitgeloot. Uitloting houdt in dat de obligaties aflosbaar zijn gesteld. De bank of commissionair in effecten waar de stukken in depot liggen, levert deze bij het door de instelling die de obligaties heeft uitgegeven, aangewezen betaalkantoor in en de belegger krijgt dan automatisch het afgeloste bedrag op zijn rekening geboekt.
Girotoedeling
girotoedelingssysteem
Dit systeem bestaat niet meer en in 1986 werd het zogenoemde girotoedelingssysteem ingevoerd. Een gedeelte van de aan de Amsterdamse effectenbeurs genoteerde effecten wordt bewaard in een centraal depot. Leveringen en ontvangsten worden giraal geadministreerd. Dat houdt in dat er geen fysieke leveringen plaatsvinden. U krijgt dus een bij of afschrijving van de stukken, een giraal tegoed.
Bij de girale tegoeden worden geen nummers of groepen meer opgegeven. Alle stukken of eigenlijk tegoeden zitten in een verzameldepot van het onderliggende fonds. Door middel van het girotoedelingssysteem vinden uitlotingen niet meer plaats op basis van nummers of groepen, maar op basis van een verdeelsleutel.
Necigef
Zowel het Necigef ( Nederlands Centraal Instituut voor Giraal Effectenverkeer), dat een bewaarinstelling is voor banken en commissionairs in effecten, als deze laatste twee partijen zelf, die ook nog een eigen (werk)voorraad aanhouden, kijken welke stukken (nummers) er zijn uitgeloot. Zij beschikken namelijk wel over de nummers en uitlotingsgroepen.
Vervolgens wordt bekeken welk deel van de totale voorraad is uitgeloot. Van dit deel wordt bekeken hoeveel – welk percentage – dit de voor cliënten in bewaring gehouden obligaties van de uitgelote lening betreft. Stel dat is 20%. Dan worden met behulp van de computer alle cliëntendepots achter elkaar geplaatst en wordt daarna elke vijfde obligatie aangewezen als uitgeloot stuk. Dit is de eerlijkste manier van verdeling en zo heeft elke obligatie een even grote kans om te worden uitgeloot.
73
Laagrentende obligaties
De rente op de kapitaalmarkt – de ‘markt’ waar dus de langlopende leningen worden uitgegeven – heeft de laatste jaren sterke schommelingen gekend. In de jaren vijftig kwam de rentevergoeding op obligaties niet of nauwelijks boven 4,5%. In de jaren zeventig lag de rentevergoeding op leningen die in guldens luidden, ver boven 10%. Eenzelfde ontwikkeling zag men in het buitenland.
Beleggers die obligaties op de beurs willen kopen, zullen geen genoegen nemen met een rente van bijvoorbeeld 4% als zij op een andere manier 8% kunnen krijgen.
laagrentende obligaties
Toch worden deze laagrentende obligaties met een rente van 4% op de beurs verhandeld, maar het is logisch dat de prijs die daarvoor moet worden betaald, veel lager is dan bij een obligatie van bijvoorbeeld 8%. Is de gangbare rente 8%, dan zal een obligatie die dezelfde rente draagt, een prijs hebben van 100%, dat wil zeggen dat u voor € 1.000 ook een obligatie van € 1.000 krijgt. In theorie moet u dan voor een obligatie van € 1.000 die een rente draagt van 4%, dus maar € 500 betalen. Immers, bij een investering van € 500 en een rente van 4% (over € 1.000), ontvangt u € 40 ofwel een rendement van 8%.
De praktijk
Dat is de theorie. De praktijk is anders. Daar is namelijk de looptijd van de lening van groot belang. Heeft een lening met een rente van 4% nog maar één jaar te lopen, dan zou u van de investering van € 500 al na een jaar € 1.000 terugkrijgen.
Een aardige belegging, zou u denken, maar zo werkt het niet.
Daarom zal een obligatie met een lage rente die na korte tijd wordt afgelost, in prijs stijgen naarmate de datum van aflossing naderbij komt. In ons theoretische geval zal de koers van de obligatie met 4% rente op de beurs zeker 80 à 90% zijn.
Dat betekent dat u voor een obligatie van nominaal € 1.000, € 800 à € 900 betaalt, omdat u er zeker van kunt zijn na betrekkelijk korte tijd € 1.000 te ontvangen, als de datum van aflossing daar is. De lage rente heeft dan weinig invloed op de koers.
Een ander aspect waarom zo’n nog kortlopende lening haar eigen patroon van koersvorming volgt, is dat de lening bij een kortere looptijd dan een jaar zich naar het niveau van de geldmarkt gaat richten. De belegging gaat zich eventueel naar jaars of maandsgeldtarieven richten, maar dan is voor de verhandelbaarheid wel de debiteur van belang. Een oude lening ten laste van een ‘incourant’ ziekenhuis is minder liquide dan een staatslening waarvan de looptijd nog een jaar of minder resteert.
Zekerheid?
Obligaties worden tot de veilige beleggingssoorten gerekend. Wat is echter zekerheid in deze wereld, en vooral in de financiële wereld? U weet zeker bij aflossing van een obligatielening het oorspronkelijke bedrag terug te krijgen, mits de debiteur die de lening heeft uitgegeven, niet failliet gaat. Dat is in het verleden nogal eens gebeurd. Het was het geval met leningen van het tsaristische Rusland en van China.
Het was ook het geval met leningen van ondernemingen die de strijd om het bestaan moesten opgeven.
In geval van faillissement staan de schuldeisers in de rij. Zij worden ingedeeld in preferente en concurrente twee groepen: de preferente en de concurrente schuldeisers of crediteuren. De preschuldeisers ferente schuldeisers komen het eerst aan bod om hun vorderingen te krijgen uitbetaald als er na het uitspreken van het faillissement nog wat over is. De door de 74
rechtbank aangestelde bewindvoerder van een failliete onderneming, die de touwtjes van de directie heeft overgenomen, maakt eerst een lijst van bezittingen, inclusief vorderingen en schulden van de onderneming. Tot de preferente crediteuren behoren onder andere de belasting en de bedrijfsvereniging, die de sociale premies voor haar rekening neemt. In wat er dan nog over is, mogen de concurrente crediteuren delen. Tot die groep behoren, naast de leveranciers van goederen, ook de houders van schuldbewijzen, de houders dus van obligaties die door de desbetreffende onderneming zijn uitgegeven.
Tilburgsche Hypotheekbank
Een van de gevallen waarbij het mis is gegaan, is dat van de Tilburgsche Hypotheekbank. Hypotheekbanken zijn instellingen die obligaties uitgeven die pandbriepandbrieven ven worden genoemd. De ontvangen bedragen lenen zij op hun beurt weer uit in de vorm van hypotheken, waarvoor zij als onderpand bijvoorbeeld woningen of lanscheepshypotheekbanken derijen nemen, soms ook schepen, maar dan heten deze banken scheepshypotheekbanken. Hun winst halen zij uit het verschil tussen betaalde en ontvangen rente.
De tijd dat huizen als warme broodjes van de hand gingen was op een gegeven moment voorbij. Er kwam tijdelijk een terugslag in deze handel en die heeft grote hypotheekbanken in ernstige moeilijkheden gebracht. De WestlandUtrecht Hypotheekbank en de FrieschGroningsche Hypotheekbank, eens financiële reuzen in ons land, kwamen klem te zitten. Banken en verzekeringsinstellingen schoten te hulp, omdat bij een faillissement het leed van huizenbezitters en geldschieters helemaal niet te overzien zou zijn geweest. Zoals gebruikelijk is dat zeker niet belangeloos gegaan.
De Tilburgsche Hypotheekbank, die veel kleiner was dan de genoemde twee, is echter door de financiële wereld (inclusief De Nederlandsche Bank) in de steek gelaten en de houders van pandbrieven van deze hypotheekbank bleven met de brokken zitten.
Tenderleningen
tenderleningen
Een flink aantal jaren geleden is het idee van de tenderleningen ontstaan. Het zijn leningen die de Nederlandse staat sinds de jaren zeventig heeft geplaatst, en waarbij de omvang van het te lenen bedrag en de koers van uitgifte niet bekend zijn gemaakt. Dat klinkt een beetje onlogisch, maar dat is het niet. De overheid heeft voor deze leningvorm namelijk de mogelijkheid om, afhankelijk van de belangstelling bij de inschrijving, achteraf het te lenen bedrag en de koers vast te stellen.
Voorbeeld
De staat geeft een tienjarige tenderlening uit die een rente draagt van 6%. Door de grote vraag van beleggers wordt de koers van uitgifte bepaald op 101%. Men betaalt dus voor een obligatie van nominaal € 1.000 een bedrag van € 1.010.
Hoe komt dan zo’n koers tot stand? leder kan inschrijven tegen de koers die hij wil. De koers van inschrijving wordt getoetst aan het renteniveau van dat moment. Ligt de rente dan op 5,92%, dan zal de inschrijvingskoers in de buurt moeten liggen van 101%. Het tenderen houdt in dat er op diverse koersen op de lening kan worden ingeschreven. Dus bijvoorbeeld op 100,70% of 100,80%, maar ook op 101,00% of 101,10%.
Terug naar het voorbeeld. Stel, de koers van uitgifte wordt 101%. Dan betekent dit dat ieder die heeft ingeschreven op een koers beneden die 101%, nul op het 75
rekest krijgt. Hem wordt dus niets toegewezen. Alle inschrijvingen op 101%
komen wel aan bod.
De beleggers die tegen een koers van boven 101% hebben ingeschreven, krijgen hun inschrijving volledig toegewezen en wel tegen 101%, dus niet daarboven.
Het kan zijn dat de staat het bedrag van de lening heeft bepaald op € 3,5 miljard en dat er op de koers van 101% zo veel belangstelling voor de lening bestaat dat de inschrijvingen in totaal € 4 miljard belopen. In dat geval wordt € 0,5 miljard gekort op de inschrijvingen op de limiet van 101%. Stel dat € 1 miljard op 101%
was gelimiteerd, dan is de toewijzing 50%. Ongelimiteerde inschrijvingen en inschrijvingen boven 101% worden dan volledig toegewezen voor het ingeschreven bedrag ad € 3 miljard.
Iemand die dus voor € 1.000.000 heeft ingeschreven op 101%, krijgt voor
€ 500.000 aan obligaties toegewezen. Het kan ook zijn dat ieder die voor slechts nominaal € 1.000 heeft ingeschreven en dus voor € 1.000 obligaties wil ontvangen, die ook krijgt, terwijl particulieren en instellingen die voor grotere bedragen hebben ingeschreven, slechts een deel krijgen van wat zij wilden hebben. Er bestaan voor toewijzing geen algemene regels.
Praktijk van inschrijving op tenderleningen
Soms is het moeilijk te schatten welke koers van uitgifte er uiteindelijk uit de bus zal bestens
rollen. U kunt dan bij uw bank of commissionair in effecten zogenoemd bestens inschrijven. U legt dan het probleem om de juiste koers te prikken bij hen. Schat de bank of commissionair de uiteindelijke koers op 101%, dan zal hij, om er zeker van te zijn om aan uw belangstelling voor de lening te kunnen voldoen, voor u inschrijven tegen iedere koers (bestens). Dan zult u bij een uitgiftekoers van 101% toegewezen krijgen wat u hebt gevraagd.
Ook gebeurt het dat bijvoorbeeld een instelling, zoals een pensioenfonds, bij een bank inschrijft tegen maximaal 101%. De bank houdt rekening met een kortingspercentage bij uitgiftekoers. Zij weet dat het pensioenfonds bij 101% uitgiftekoers toch rekent op volledige toewijzing. De bank zal, om het kortingsrisico voor het pensioenfonds te omzeilen, meer inschrijven dan waarvoor het pensioenfonds inschrijft. De bank neemt dus een stukje eigen risico. Immers, wanneer er geen korting op toewijzing is, zal de bank stukken overhouden. Dat meer inschrijven heet majoreren
majoreren.
Het majoreren houdt een risico in. U schrijft namelijk voor meer stukken (aandelen of obligaties) in dan u eigenlijk zou willen hebben, omdat u hoopt de werkelijk verlangde stukken toegewezen te krijgen. Echter, stel dat de beurs omslaat en u op dat moment meer toegewezen zou krijgen dan u eigenlijk financieel zou kunnen dragen, en u bent niet de enige, dan zult u snel moeten verkopen, omdat u het toegewezen bedrag niet kunt betalen. In een omslaande markt ‘rollen’ de verkopers dan over elkaar heen en is het voor u te hopen nog boven of op de inschrijvingskoers te kunnen verkopen. Zo niet, dan zal het negatieve verschil moeten worden bijgepast.
76
Staatsleningen
Tegenwoordig geeft de staat leningen uit op basis van een tendersysteem. Hij maakt loket
tevens bekend dat er ook na de sluiting van inschrijving via het ‘loket’ afgifte van Agent
stukken zal zijn. Voor een van tevoren vastgestelde periode zal de Agent van het ministerie van Financiën, die voor de staat het beroep op de kapitaalmarkt verzorgt, vóór acht uur ’s morgens de afgiftekoers voor die dag bekendmaken. De Agent zal dit volgens de aankondiging net zolang doen tot hij het totale bedrag dat hij wil hebben, heeft binnengekregen. De koers die hij vaststelt, houdt verband met de marktomstandigheden.
Deze manier van emitteren stelt de Agent in staat een groot bedrag binnen te krijgen. Voor ‘de markt’ is het voordeel dat een groot bedrag de verhandelbaarheid ten goede komt. Immers, bij een ruime hoeveelheid obligaties in één soort is de koersfluctuatie in de handel kleiner dan wanneer er weinig obligaties te verhandelen zijn. Kwestie van vraag en aanbod.
Primary dealers
Met de invoering van de euro zijn vanaf begin 1999 kleine wijzigingen in dit systeem ingevoerd. Om te kunnen profiteren van de euro en de nieuw ontstane grote eurokapitaalmarkt heeft het ministerie van Financiën dertien zogenoemde ‘primary dealers’ aangewezen voor de verkoop van nieuwe staatsleningen. Deze groep, die elk jaar wordt herzien, bestaat uit een aantal Nederlandse en buitenlandse banken.
primary dealers
De ‘primary dealers’ verplichten zich om bij elke nieuwe lening ten minste 3% op te nemen. Zij nemen het overheidspapier in eerste instantie op in hun eigen boeken om het vervolgens door te plaatsen naar cliënten. Zij verplichten zich tevens om een actieve markt in deze leningen te onderhouden. Naarmate zij echter een groter bedrag opnemen, ontvangen zij daarvoor een in omvang toenemende vergoeding van de Agent. Andere banken dan de ‘primary dealers’ mogen overigens ook inschrijven op nieuwe leningen.
Voorbeeld
Begin januari 1999 kwam de eerste Nederlandse staatslening in euro’s uit. De couponrente ervan was 3,75%; de aflossing per 15 juli 2009. De emissie stond open voor alle banken, maar uitsluitend de ‘primary dealers’ schreven erop in.
De lening was tegen half elf ’s morgens grotendeels uitverkocht en bracht circa
€ 2,5 miljard op. De uitgiftekoers bedroeg 98,44%, waarmee het effectieve rendement op circa 3,90% uitkwam.
Invloed van de looptijd op de koers
looptijd
Naast de rentestand is de looptijd een andere belangrijke factor voor de koers van een obligatie. Een obligatie die pas over tien jaar wordt terugbetaald, zal een andere koers kunnen hebben dan een obligatie die over een jaar wordt terugbetaald.
Zou van deze laatste de koers 88% bedragen, dan zou de koper van zo’n obligatie bij aflossing in één jaar twaalf punten koerswinst kunnen opstrijken of bijna 15%
van zijn betaalde bedrag. Om deze onvolkomenheid op te vangen zal de koers van een obligatie steeds dichter naar de 100% kruipen naarmate het tijdstip van aflossing nadert. Enkele voorbeelden waarbij is uitgegaan van een kapitaalmarktrente van 4%:
77
• Een obligatie met een couponrente van 4% zal een koers hebben van 100%.
• Een obligatie met een couponrente van 7% zal een koers hebben:
• bij aflossing over één jaar van circa 103%;
• bij aflossing over vier jaar van circa 111%;
• bij aflossing over tien jaar van circa 124%.
• Een obligatie met een couponrente van 3% zal een koers hebben:
• bij aflossing over één jaar van circa 99%;
• bij aflossing over vier jaar van circa 96%;
• bij aflossing over tien jaar van circa 92%.
In het verleden ontstonden de zogenoemde laagrentende obligaties. Doordat de rente sedert de jaren zeventig sterk was gestegen, werden de obligaties uit de periode daarvoor, die dus een lage rente geven, tegen lage koersen verhandeld. Ook in de toekomst kan deze situatie weer gaan ontstaan als de rente fors zou stijgen.
Duration
Uit het voorbeeld hiervoor blijkt dat, wanneer de rente stijgt, de oligatiekoersen dalen. Omgekeerd, wanneer de rente daalt, stijgen de obligatiekoersen. Obligaties met een verschillende looptijd reageren hier echter anders op: hoe langer de resterende looptijd, hoe sterker de koersreactie. Het verband tussen renteveranderingen duration
en koersveranderingen wordt ‘duration’ genoemd. De duration geeft aan hoeveel de desbetreffende obligatie procentueel in koers zal veranderen wanneer de rente met 1%punt verandert (bijvoorbeeld een daling van de rente van 5% naar 4%).
Hoe hoger de duration, hoe gevoeliger de obligatie is voor renteveranderingen. In de kranten en andere beleggingsliteratuur staat de duration van een obligatie vaak vermeld. De duration verandert overigens met het verstrijken van de looptijd van de obligatie. Een zerocouponobligatie heeft een duration die altijd gelijk is aan de resterende looptijd, omdat hierop geen rentebetalingen plaatsvinden. De duration werkt als lineaire benadering van de rentegevoeligheid het best voor kleine renteveranderingen. Hoe groter de renteveranderingen, hoe meer de duration de werkelijke rentegevoeligheid onder of overschat.
Geïndexeerde obligaties (floating rate notes)
Door verscheidene ondernemingen in Nederland zijn in het verleden obligaties uitgegeven waarvan de betaling van de rente of de betaling van de aflossing, of beide, op geïndexeerde obligaties
enigerlei wijze gekoppeld is aan een index, de zogeheten geïndexeerde obligaties of floating rate notes. Hierdoor zal bijvoorbeeld de nominale schuld worden aangepast aan de ontwikkeling van bijvoorbeeld de consumentenprijsindex, als compensatie voor inflatie. Een ander type van indexering is de jaarlijkse aanpassing van de rente aan wat op dat moment gangbaar is. De belegger is er dan zeker van dat wanneer de gangbare rente stijgt, hij op die obligaties meer gaat ontvangen. Wanneer de gangbare rente zakt, daalt tevens deze obligatierente; dat zit in dit systeem ingebakken. Deze leningen zijn heel geschikt voor beleggers die zo min mogelijk koersrisico willen lopen. De beurskoers zal immers in de buurt van 100% liggen, doordat de rente steeds weer wordt aangepast aan wat gebruikelijk is.
Geïndexeerde obligaties met bijzondere bepalingen surplusobligaties
De Steenkolen Handels Vereniging, de shv, had ooit zogenoemde surplusobligaties uitstaan. De rente daarvan werd jaarlijks berekend op basis van het werkelijke 78
rendement dat men op staatsobligaties ontvangt; daarbovenop werd dan wat extra’s vergoed, de surplusrente. Zolang het bedrijf goed is voor zijn geld, zal de belegger bereid zijn om meer voor deze obligaties te betalen dan wat gebruikelijk is vanwege de extra rente. Als het algemene rentepeil in ons land echter stijgt, dalen deze obligaties in koers.
In het verleden had de shv ook een geïndexeerde obligatie uitstaan die gekoppeld was aan de winstontwikkeling van de onderneming. Een groei van de winst had dan een hogere rente tot gevolg, die een maal per jaar werd aangepast. Een teruglopende winst zal de beurskoers van deze obligaties aantasten en de belangstelling ervoor sterk doen verminderen.
Premieobligaties
In de jaren vijftig hebben verscheidene provincies en gemeenten in Nederland zopremieleningen genoemde premieleningen uitgegeven. De rente was zeer bescheiden, ongeveer 2,5%. Jaarlijks echter vonden trekkingen plaats, een soort loterij, waarbij de bezitter van zo’n obligatie meedong naar bedragen (prijzen) die tussen ƒ 5.000 en ƒ 100.000 lagen.
Toen de obligaties werden uitgegeven, was de gangbare rente 4%, zodat de op loten
de stukken te betalen rente slecht was. De premieobligaties, ook wel loten genoemd, waren meestal ƒ 100 groot. Men zegt dan dat de nominale waarde ƒ 100 per obligatie bedraagt.
Er loopt nog altijd een aantal van deze obligaties, maar de omzetten op de beurs zijn zeer gering. De meeste leningen worden afgelost tegen 100%, andere tegen 125%.
Obligaties met warrants
Diverse ondernemingen gaven sinds 1983 obligaties uit waaraan zogenoemde warrants zitten. Dit zijn kooprechten op aandelen. Zulke warrants geven gedurende een aantal jaren het recht om op bepaalde voorwaarden aandelen te kopen in de onderneming die de obligaties heeft uitgegeven. Wij komen in hoofdstuk 15 nader op warrants terug.
Na de uitgifte van zulke obligaties worden de warrants van de lening losgekoppeld. Obligaties en warrants gaan dan op de beurs een eigen leven leiden; voor beide soorten gelden aparte koersen.
Het feit dat aan zulke obligatieleningen warrants zijn gekoppeld, maakt ze vrij aantrekkelijk. Immers, aan de ene kant hebt u de zekerheid van een vaste rente en aan de andere kant is er de warrant, die in koers sterk kan oplopen als de aandelen van de onderneming die de lening heeft uitgegeven, in koers stijgen.
Door die aantrekkelijkheid kan het uitgevende bedrijf volstaan met een lagere rentevergoeding op de obligaties dan gebruikelijk is. Is de obligatie een maal losgekoppeld van de warrant, dan zakt de koers van de obligatie vanwege de lage rente, waardoor automatisch een laagrentende obligatie ontstaat.
Voorbeeld
Onderneming X gaf in 2006 een obligatielening uit. Aan elke obligatie van
€ 1.000 zit een warrant. Deze warrant geeft recht op inschrijving op aandelen van de genoemde onderneming X (meer hierover in hoofdstuk 15). De obligatielening draagt een rente van 3%. Zij wordt in 2016 afgelost. Na de uitgifte van de lening worden de warrants losgekoppeld. Zij krijgen op de beurs een eigen koers.
79
De obligaties zakken in dit geval direct flink in koers (naar circa 92,6%), omdat de gangbare rente 4% bedraagt.
Achtergestelde obligaties
achtergestelde obligaties
Sommige ondernemingen geven zogenoemde achtergestelde obligaties uit. Dat zijn eigenlijk gewone obligaties, schuldbewijzen, met dit verschil dat de houders ervan bij een faillissement worden achtergesteld bij de houders van gewone obligaties.
Gaat een onderneming failliet, dan komen – zoals eerder uiteengezet – eerst de preferente schuldeisers aan bod, zoals de belastingdienst en de bedrijfsvereniging, en daarna de concurrente schuldeisers, zoals leveranciers en houders van schuldbewijzen, obligaties.
De houders van achtergestelde obligaties zitten bij een faillissement in de laatste koets, net als de aandeelhouders. Zij krijgen pas wat op hun stukken als ieder ander aan zijn trekken is gekomen en als er daarna nog wat overblijft. In feite zijn deze obligaties aandelen, zij het dat op de achtergestelde obligaties jaarlijks een vaste rente wordt betaald, wat niet het geval is met aandelen.
Vanwege dit verhoogde risico is de rentevergoeding op achtergestelde obligaties hoger dan op gewone obligaties. Worden deze obligaties uitgegeven door een bankkapitaalobligaties instelling, dan worden deze obligaties kapitaalobligaties genoemd.
Winstdelende obligaties
winstdelende obligaties
De winstdelende obligaties zijn net als aandelen in principe ondernemend vermogen. Bij de winstdelende obligatie ontvangen de vermogensverschaffers naast een vaste rente een extra beloning waarvan de hoogte afhankelijk is gesteld van de winst of van het op aandelen uitgekeerde dividend.
Obligaties in vreemd geld
Er zijn ook obligaties in vreemd geld, bijvoorbeeld in dollars en ponden. Hieraan kleeft natuurlijk voor een Europeaan een extra risico, want als dat vreemde geld, de vreemde valuta, in waarde tegenover de euro gaat dalen, dan zakt ook de opbrengst, want rente en aflossing worden in dat vreemde geld uitbetaald. Dat is ook het geval als u de obligaties tussentijds wilt verkopen.
De aantrekkelijkheid van het bezit aan obligaties in vreemd geld zit vaak in de hoogte van de rente. Echter, al is die rente aantrekkelijk vergeleken met wat er in Nederland wordt betaald, u moet altijd goed beseffen dat die rente in buitenlands geld wordt betaald en dat de koers ervan soms ongunstig kan uitvallen tegenover de euro. Kopers van dergelijke stukken halen dus een stevig risico in huis.
De koers van de geldsoort van een land – vergeleken bijvoorbeeld met de euro –
hangt af van:
• de economie van dat land, de politieke ontwikkeling en de politieke stabiliteit;
• de sterkte van de economie vergeleken met die van andere landen;
• de verwachtingen voor de toekomst.
Buitenlandse bedrijfsobligaties
De rentevergoeding op obligaties die zijn uitgegeven door ondernemingen, ligt hoger dan die op obligaties van de buitenlandse overheid. Doorgaans is echter die 80
overheid wel goed voor haar geld – (het tsaristische) Rusland en het vooroorlogse China moeten wij daarbij maar even vergeten – maar bij een bedrijf is dat nooit helemaal zeker. De rentevergoeding lijkt weliswaar zeer aantrekkelijk, maar behalve het risico dat aan elke onderneming is verbonden, speelt ook nog het risico mee van de koers van het buitenlandse geld.
Er zijn in de Verenigde Staten enkele grote dienstverlenende organisaties op effectengebied, zoals Standard & Poor’s, Fitch ibca en Moody’s, die de ontwikkelingen volgen van alle ondernemingen waarvan de aandelen en/of obligaties op de beurzen van Amerika worden verhandeld. Deze organisaties hanteren voor bedrijfsobligaties ratings
bepaalde kwaliteitsaanduidingen – in het Engels spreekt men over ratings –, aflopend van hoogste kwaliteit tot allerlaagste kwaliteit: Moody’s
Standard & Poor’s en Fitch ibca
Oordeel
aaa
aaa
hoogste kwaliteit
aa
aa
hoge kwaliteit
a
a
goede kwaliteit
baa
bb
redelijke kwaliteit
ba
bb
speculatief
b
b
.
caa
ccc
..
ca
cc
...
c
c
....
d
d
bijna failliet
De hoogste waardering (aaa) wordt toegekend aan eersteklas ondernemingen. Zo’n waardering kan wel eens veranderen. Koopt u een obligatie met een waardering aaa, dan bent u er vrijwel zeker van dat het bedrijf dat de obligatie heeft uitgegeven, goed is voor zijn geld, dus kredietwaardig is. Bij de laagste rating loopt u het meeste risico (op wanbetaling). Staatsleningen hebben doorgaans de hoogste rating, triple A
dus triple (drievoudig) a. Eind 1998 werd de aaarating van Japanse staatsleningen door Moody’s echter geschrapt in verband met de slechte vooruitzichten van de Japanse economie en de sterke stijging van de overheidsschuld. In Amerika is in de jaren negentig een levendige handel ontstaan in obligaties met een hoog risico. De aantrekkelijkheid van deze riskante obligaties zat in het rendement. Een aanzienlijk hoger rendement dan op obligaties van minder riskante debiteuren haalde velen over tot het beleggen hierin. Een zekere vorm van Russisch roulette zat er wel in.
Immers, er kon altijd een debiteur tussen zitten die in betalingsproblemen kwam.
junk bonds
Deze riskante obligaties worden junk bonds genoemd (vanaf ba/bbniveau, de investment grade
niveaus hierboven worden aangeduid met de Engelse term ‘investment grade’). Er zijn nog andere buitenlandse obligaties, die ook wel foreign bonds worden genoemd. Het zijn obligaties die worden uitgegeven in een ander land dan waarin de debiteur zetelt en in de geldsoort van dat land.
Dual currency
Enkele ondernemingen hebben obligatieleningen uitgegeven die met twee geldsoordual currency ten (in het Engels: dual currency) te maken hebben. De terugbetaling van de lenin81
gen aan het einde van de looptijd geschiedt in één muntsoort, maar de jaarlijkse rente wordt in een andere muntsoort uitgekeerd.
Kosten
Het verschil in aankoopnota en verkoopnota bij obligaties is dat bij aankoop de opgelopen rente moet worden meebetaald en dat bij verkoop de opgelopen rente wordt ontvangen. Zo ontvangt u over de periode dat u obligaties bezit, altijd de rente over het juiste aantal dagen. Koopt u buitenlandse obligaties via een Nederlandse bank of een commissionair in effecten, dan moet u naast deze Nederlandse provisie
provisie ook nog de provisie betalen voor de buitenlandse correspondent. Die kan oplopen van 0,75% tot 1,5% van de aankoopsom.
Dollarobligaties
Kiest u voor dollarobligaties, dan moet u eraan denken dat van de rente couponbelasting wordt ingehouden. Zij is een voorheffing op de inkomstenbelasting en moet bij uw belastingaangifte daarmee worden verrekend. Deze voorheffing voordollarobligaties komt u door dollarobligaties te kopen op de Europese markt (zie hierna bij ‘Eurobonds’).
Het maakt geen verschil of u daar dollarobligaties koopt of in Amerika zelf. Net zoals bij deposito’s geldt ook hierbij dat de rente op dollarobligaties verantwoord hoger moet zijn dan die op euroobligaties als u wilt profiteren van de hogere rente in het buitenland, anders moet u niet aan deze deposito’s beginnen.
Belegt u niet alleen vanwege de hogere rente in het buitenland, maar wilt u voordeel behalen uit een eventuele stijging van de dollarkoers, dan komen obligaties van de treasury bonds
overheid met een hoge rente in aanmerking. Dat zijn zogenoemde treasury bonds. Zij kennen vele looptijden tot dertig jaar. De handel loopt in de miljarden en is zeer ruim. U hoeft daarom bij aan of verkoop geen prijslimiet te stellen. In Amerika zijn de aan en verkoopkosten hiervoor zeer laag, circa een kwart procent.
Advies
Koop via een Amerikaanse broker met kantoor in Amsterdam, maar niet via een Nederlandse bank, want dan betaalt u nog eens circa 1% Nederlandse provisie.
Voorbeeld
U wilt in de Amerikaanse dollar beleggen op een verantwoorde manier. U hebt een vermogen van € 100.000 en u hebt maximaal de komende negen jaar de hoge rente nodig. Stel, de dollar kost € 1,15. Dan kunt u bijvoorbeeld kopen $ 10.000 55/ Treasury bond, aflosbaar per 5 augustus 2018, tegen 102,5%.
8
Daarmee is dan € 11.788 gemoeid. U houdt zich aan een verantwoorde spreiding door niet alles in de dollarsfeer te beleggen. In 2018 krijgt u $ 10.000
terug tegen de dan geldende dollarkoers.
Jaarlijks ontvangt u $ 562,50 aan rente. Een intussen gestegen dollar maakt dit soort beleggingen nog interessanter, hoewel natuurlijk ook het risico van een daling van de dollar aanwezig is.
82
Beperk uw keuze tot obligaties van ondernemingen die van goede kwaliteit zijn.
Koop alleen de kwaliteit a, aa of aaa. De vergoeding bij a is doorgaans wat hoger dan de beter geklasseerde aa en zeker meer dan de beste kwaliteit aaa. De keuze is groot.
nul-couponobligaties
Nul-couponobligaties (zero-bonds)
Verscheidene ondernemingen en instellingen hebben obligaties uitgegeven waarop geen couponrente wordt uitgekeerd. In plaats daarvan worden zij tegen een zodanig lage koers verhandeld dat de belegger alleen bij aflossing van de obligaties koerswinst boekt. Die winst is dan een vergoeding voor de gemiste rente.
U kunt zerobonds kopen tegen een koers van 40%, 60% en ook wel tegen 15%.
Die koers is afhankelijk van de gangbare (buitenlandse) rente en van de looptijd van de lening. Er zijn obligaties die over een paar jaar aflossen en andere die dat pas doen na tientallen jaren.
Voorbeeld
Op 5 januari 2007 noteerden de Treasury Strips (dus gestript of ontdaan van de coupon en derhalve een zero-bond) aflosbaar per 15 november 2012 tegen 76%.
Het rendement op deze obligatie valt te berekenen op 4,74%. Immers, telt u bij een investering van $ 760 steeds 4,74% op, jaar op jaar (dus samengesteld), dan komt u na 511/ jaar in 2012 op een bedrag van circa $ 1.000 uit.
12
Zero-bonds zijn zeer rentegevoelig omdat in de koers het renteniveau van alle jaren zit verdisconteerd. Zakt de rente op de kapitaalmarkt, dan zal de koers van een zero-bond in versneld tempo stijgen. Omgekeerd zal een stijging van het renteniveau een grote koersdaling tot gevolg hebben.
Voorbeeld
Eind december 1984 was de rente in de Verenigde Staten gedaald van circa 13% tot circa 11%. De notering van zero-bonds Cats, aflosbaar per 2004, liep daardoor op van 8,5% naar circa 11,25%. De koers van de obligatie nam derhalve met een derde toe door de rentedaling van circa 15%.
Spaarbrieven/spaarbewijzen
spaarbrieven
Nederlandse banken geven ook spaarbrieven uit. U betaalt dan een bedrag als zogenoemde hoofdsom. Na een afgesproken tijd – de looptijd van de spaarbrieven –
ontvangt u de hoofdsom terug, samen met de opgelopen rente. Sommige instellingen gaan wat anders te werk. U betaalt dan de hoofdsom minus de rente bij aankoop. Op de datum van aflossing krijgt u de volle hoofdsom terug; de rente hebt u bij aankoop al in uw zak gestoken. Deze spaarbrieven, kasbiljetten, klimspaar-rekeningen, groeikasbiljetten of welke naam men ook aan dit soort spaarbrieven heeft gegeven, zijn eigenlijk een vorm tussen spaarrekening en obligatie. De rentevergoeding wordt bij uitgifte voor de duur van de hele looptijd vastgesteld. De hoogte van die rente wijkt niet veel af van de vergoeding op spaardeposito’s met eenzelfde looptijd.
83
Blote eigendom/mantels
mantel en couponblad
Zoals eerder uiteengezet, bestaat een obligatie uit een mantel en een couponblad.
Op elke coupon wordt jaarlijks – soms halfjaarlijks – rente uitgekeerd.
Sinds het eind van de jaren zeventig tot 1987 kon u via de bank of commissionair in effecten de mantels los kopen, dus de obligaties zonder couponblad. U liet de rente dan over aan de bank of commissionair in effecten of aan een derde; die kreeg het zogenoemde vruchtgebruik van de obligaties. Daar stond tegenover dat u, als koper van de mantels, daarvoor een prijs betaalde die aanzienlijk beneden de 100%
lag. Werd de obligatie afgelost, dan leverde u de mantel(s) weer in bij de bank of commissionair in effecten en kreeg u de volle 100% uitbetaald. Dit soort handel, blote eigendom
waarbij alleen de mantels werden gekocht, werd het beleggen in blote eigendom genoemd. Als bezitter van die mantels had u dan een bloot eigendom, ontkleed van alle rente.
Pandbrieven
pandbrieven
Pandbrieven zijn obligaties die worden uitgegeven door een hypotheekbank. De couponrente van pandbrieven ligt doorgaans iets hoger dan op staatsobligaties of obligaties van algemene banken. Naast het debiteurenrisico is er ook het bezwaar van de geringe verhandelbaarheid.
Asset-backed securities
De laatste jaren hebben zich steeds meer financiële innovaties voorgedaan. Een daarvan, die betrekking heeft op de obligatiemarkt, bestaat uit de zogenoemde mortgage-backed securities
mortgagebacked securities. Deze ontwikkeling is uit de Verenigde Staten komen overwaaien naar Europa. Mortgagebacked securities worden bijvoorbeeld uitgegeven door banken.
Er wordt dan een aparte instelling opgericht die obligaties uitgeeft, met als onderpand de hypotheekleningen en de aflossingen daarop. Feitelijk wordt het risico dat de bank op deze hypotheekleningen loopt, ondergebracht bij de obligatiehouders van de apart opgerichte instelling. Die krijgen in ruil daarvoor een relatief hogere vergoeding, in overeenstemming met het grotere risico van deze obligaties in vergelijking met staatsobligaties. Recentelijk hebben ook bekende muzieksterren obligaties uitgegeven, met als onderpand de royalty’s op hun muziek. Ook obligaties met andere bezittingen (‘assets’) als onderpand zijn mogelijk, zoals op creditcardinkomsten. Deze producten worden in het algemeen aangeduid met de term asset-backed securities
assetbacked securities. Het op dergelijke wijze verhandelbaar maken van de rechten op de desbetreffende bezittingen heet securisatie. Vanwege de complexiteit zijn ze minder geschikt voor de particuliere belegger.
Eurobonds
Euro-obligatiemarkt
De Euroobligatiemarkt moet zeker niet in verband worden gebracht met de in januari 1999 in de emu ingevoerde gemeenschappelijke munt, de euro. Om het verschil aan te duiden zullen wij de Euroobligatiemarkt schrijven met een hoofdletter. De Euroobligatiemarkt – in het Engels Eurobondmarket – is begin jaren zestig ontstaan als gevolg van de toenemende betalingsbalanstekorten van de Verenigde Staten. Het werd buitenlandse debiteuren moeilijk gemaakt om middelen op de Amerikaanse kapitaalmarkt te lenen. Toen ontstond er een zogenoemd buitencir84
cuit, zodat buitenlandse geldvragers toch aan hun trekken konden komen. Het hield in dat buitenlandse debiteuren wel in dollars konden lenen, maar dan wel dollars die zich buiten de Amerikaanse geldhoeveelheid bevonden. Het betrof dollartegoeden die werden aangehouden bij Europese banken.
Er waren ook overheden die dollartegoeden aanhielden bij centrale banken, die op hun beurt deze tegoeden weer uitzetten bij tal van Europese banken in diverse belangrijke financiële plaatsen. De rente in Europa voor dollars lag hoger dan in de Verenigde Staten, omdat deze Europese banken niets te maken hadden met de restricties in de Verenigde Staten. Zo ontstond er een enorm Eurodollarcircuit.
De markt
Er werd een Eurodollarbondmarket opgezet zodat buitenlandse overheden, instellingen en bedrijven in dollars konden lenen. Daarbij was het Amerikaanse ingezetenen van overheidswege niet toegestaan om belangen in deze Eurodollarleningen aan te houden. Daarnaast kan (kon) ook worden geleend in Euroyen, Europond enzovoort. De markt hierin is wereldwijd. Echter, het centrum van de internationale Euroobligatiehandel is Londen. Elke bank van enige betekenis heeft hier wel een kantoor of piedàterre, om van daaruit in de markt mee te kunnen doen. Al degenen die met deze Eurobondmarket te maken hebben, hebben zich verenigd in isma
The International Securities Market Association (isma), voorheen bekend als The Association of International Bond Dealers. Deze Association is naar Zwitsers recht gevestigd te Zürich. De markt is vele, vele miljarden groot. Alleen al in Londen werken duizenden mensen in deze markt.
Wanneer u in een van de echt grote, meestal buitenlandse, bankinstellingen een kijkje zou nemen in de dealingroom, de zaal waar deze handel plaatsvindt, kijkt u dealers
uw ogen uit en tuiten uw oren. Er bevinden zich accountmanagers en dealers. De dealers houden een boek aan. Daarin zijn opgetekend hun posities in tal van obligaties in een bepaalde geldsoort. Zij bepalen de prijs voor inkoop en verkoop. Aan de hand van deze prijzen moeten de accountmanagers zien te kopen en te verkopen, al naar gelang de behoefte van de dealer. Deze behoefte ontstaat weer op grond van vraag en aanbod van de cliënten van de accountmanagers. Daarnaast handelen de dealers ook nog eens rechtstreeks met de dealers van andere banken.
De praktijk
dealingroom
Wanneer u zo’n dealingroom zou mogen betreden, ziet u veel mensen aan het werk.
Er zijn dealingrooms van bijvoorbeeld twintig tot wel vierhonderd medewerkers.
Zij hebben aan lange tafels een werkplek van circa anderhalve meter met meestal twee telefoons en een aantal beeldschermen. Het zijn computeraansluitingen die koersinformatie geven, financieel nieuws en indicatieprijzen van andere aangesloten banken. De dealers kunnen er hun berekeningen op maken. De meeste beeldschermen zijn aangesloten op een over de hele wereld gespreid netwerk.
Zo kunnen banken en commissionairs met elkaar communiceren. Over de gehele wereld kan worden gezien waar de belangstelling van partijen ligt, wie wat zoekt en wie wat aanbiedt. De werknemers bestaan uit vele nationaliteiten. Het is werkelijk een mengelmoes. Zo vindt u op één rij bijvoorbeeld een Engelsman – er zijn overigens ook veel vrouwen in dit vak werkzaam –, een Fransman, een Zweed, een Amerikaan, een Japanner, een NieuwZeelander, een Nederlander. Afhankelijk van de cliënt en het land dat zij bellen, kunt u alle talen door elkaar horen. Voertaal in de dealingroom is Engels.
Het is bijzonder boeiend te ervaren hoe al deze nationaliteiten met hun eigen religie en hun eigen landsmentaliteit met elkaar omgaan. Door de enorme concur85
rentie moet er heel hard worden gewerkt. Veel banken beginnen al om zeven uur
’s ochtends (en soms nog eerder) en gaan door tot een uur of zeven ’s avonds (of nog later), al naar gelang het land dat moet worden gebeld. Bijvoorbeeld zeven uur
’s avonds Engelse tijd houdt in dat er in Japan en overige in dat gebied liggende landen nog wordt geslapen. De Europese banken van het continent zijn dan net gesloten. Daarentegen zijn dan ‘Amerika’ en ‘Canada’ open. Er wordt vroeg begonnen, omdat dan het Verre Oosten en MiddenOosten ‘open’ zijn.
Nogmaals, er moet hard worden gewerkt, maar daar staat tegenover dat er ook veel tot heel veel geld verdiend kan worden.
External bonds
Behalve deze Euromarket onderhoudt de isma ook een markt in zogenoemde exexternal bonds ternal bonds. Dit zijn obligaties die worden of zijn uitgegeven door overheden of grote bekende internationale instellingen en ondernemingen. U kunt deze debiteuren vinden in het ratingboekje van onder andere Moody’s. Voorts wordt er door de isma gewerkt met gidsen waarin alle voor hen relevante leningen met gegevens van die leningen staan. Deze leningen worden uitgegeven door syndicaten. Er liggen geen overheidsvoorschriften en prospectussen aan ten grondslag. Ook zijn er geen beursnoteringen. Elke notering wordt tussen partijen tot stand gebracht. Een dergelijke lening wordt op een zeker moment aangekondigd en meteen verhandeld. Er vindt geen inschrijving plaats. Indien de debiteur zeer gezocht is en de voorwaarden van de lening gunstig zijn, is zo’n lening snel ‘geplaatst’. Vaak in één dag en soms zelfs al binnen een paar uur.
Eurodeposito’s
De Euromarkt kon groeien omdat geen beperkingen door overheden werden opgelegd. Dit leidde tot een grote omloop van geld in verscheidene geldsoorten. De financiële informatie op dit gebied is uitstekend. Elke zichzelf respecterende bankinstelling doet op gezette tijden mee aan een of andere obligatieuitgifte.
De markt kreeg ook behoefte aan kortlopend geld, zodat deposito’s ontstonden in dollars, euro’s, ponden en Zwitserse franken. De tarieven wijken doorgaans enigszins af van de lokale tarieven in een land. Bovendien zijn er verschillen met de lokale markten vanwege het ontbreken van beperkende maatregelen. De handel in Euroobligaties vindt plaats tegen nettokoersen. De kosten zijn daarin verwerkt.
Voordelen
bronbelasting
De couponuitkeringen op Eurouitgiften zijn (vooralsnog) vrij van bronbelasting, zodat de belegger niet met voorheffing wordt belast. De handel is overwegend zeer courant. Kan een handelaar geen stukken krijgen in Londen, dan gaat hij naar de markt van Luxemburg of een ander financieel centrum.
Op sommige momenten kan de markt voor specifieke leningen erg ‘dun’ zijn, zodat iemand die zich in deze stukken gaat begeven, zich goed moet laten voorlichten door de handelaar. De handelaar kan een bank, een broker of een commissionair in effecten zijn.
De rendementen (opbrengsten) op Eurobeleggingen kunnen wat hoger liggen dan op de thuismarkt. Dat kan komen door politieke en economische omstandigheden.
Monetaire maatregelen van een land kunnen de geldstroom op de Euromarkt beinvloeden.
Het aantal fondsen waaruit de belegger kan kiezen, is zeer ruim. De koersen zijn te vinden in diverse internationale Engelstalige dagbladen, zoals de Financial Times, de Wall Street Journal en de International Herald Tribune.
86
Nadelen
De belegger dient vooraf zekerheid te krijgen over de kwaliteit van de debiteur, het bedrijf dat de lening heeft geplaatst en – in geval van uitgiften door dochterondernemingen – ook over de garantie die de moedermaatschappij geeft.
De uitgiften op de Euromarkt worden vaak gedaan door dochterinstellingen van internationaal opererende ondernemingen. De grote concerns richten voor hun financieringsactiviteiten buiten het moederland vaak aparte instellingen op. Voor de belegger is het belangrijk te weten welke garanties de moedermaatschappij geeft voor de buitenlandse uitgiften van hun dochterbedrijven. Belangen in eurodollarobligaties liggen politiek wat gevoelig. Men heeft dan namelijk belangen op het Europese vasteland, dat juridisch is gescheiden van de Verenigde Staten. Soms staan de koersen van obligaties op de Euromarkt onder lichte druk zodra meer kapitaal zich een weg zoekt naar de Amerikaanse thuismarkt of naar de lokale markt van een ander land.
87
9
Edele metalen
Aan goud en zilver werd al in de oudheid een zekere magische kracht toegekend.
De Inca’s in Peru noemden goud het zweet van de zon. Zilver noemde men de tranen van de maan. Het gele metaal werd gezien als iets bijzonders. De heiligdommen uit de oudheid werden ermee versierd. Goud werd ook gebruikt als een soort van offerande.
Goud zag men ook als een teken van macht en aanzien. Men was niet bang om zijn macht en welstand te etaleren. Uit dien hoofde stamt dan ook het goud als metaal ter versiering.
Of de waarde die men hecht aan goud, wel of niet rationeel is, de jacht erop heeft geleid tot een stuk geschiedenis van Amerika in de vorm van de beroemde en beruchte goldrush. Grafschenners in Egypte hebben er jacht op gemaakt, maar de dieven en rovers uit onze moderne tijd zijn er evenmin vies van.
Lange tijd heeft goud gefungeerd als basis waarop het geldstelsel in de wereld gouden standaard
rustte, de zogenoemde gouden standaard.
Kenmerken van goud die het aantrekkelijk maken om als ruilmiddel te worden gebruikt, zijn: duurzaamheid, gemakkelijk te transporteren, herkenbaarheid, nietbederfelijk en het feit dat het gemakkelijk is te standaardiseren.
Een ander belangrijk kenmerk van goud in dit verband is dat kortetermijnfluctuaties in de goudvoorraad beperkt zijn vanwege de hoge productiekosten, hetgeen een belemmering vormt voor overheden om de goudvoorraad te manipuleren. Nog een kenmerk van goud is dat de koopkracht ervan nauw verband houdt met de langetermijnontwikkeling van de productiekosten, hetgeen bijdraagt aan een stabiel prijsverloop van goud op de lange duur. Om deze redenen waren voorheen veel valuta’s gebaseerd op de gouden standaard. Daarbij werd de nationale valuta van de deelnemende landen gekoppeld aan een bepaalde hoeveelheid goud, waarbij tegen die prijs goud gekocht of verkocht werd. Van 1821 tot 1914 bijvoorbeeld was het Britse pond in een vaste verhouding gekoppeld aan goud. In de periode 18341933 hielden de Verenigde Staten (met uitzondering van de periode 18611878) troy ounce
zich aan een goudprijs van $ 20,67 per troy ounce goud (een gewicht van 31,1035 gram). Over de periode 18341914 was er tussen beide landen sprake van een vaste wisselkoers van $ 4,867 per Brits pond.
Deze gouden standaard bestaat thans niet meer. Goud echter heeft zijn aantrekkingskracht behouden, als siermetaal in de vorm van gouden sieraden en als beleggingsmateriaal. Hoewel men zich bewust is van de betrekkelijke waarde ervan, heeft goud zijn beeld als een vorm van zekerheid behouden, al is die zekerheid betrekkelijk.
Als er politieke onrust is in een land, als er opstanden en oorlog dreigen, als de vrees toeneemt voor een waardevermindering van geld, neemt recht evenredig de belangstelling voor goud toe, maar ook voor andere producten zoals briljant, waarop wij later terugkomen. Veel beleggers zoeken dan hun heil in een in hun ogen vluchthaven
veilige belegging. Goud is dan een soort van vluchthaven geworden, zoals dat ook geldt voor briljant.
88
Kunstmatig
Lange tijd is de prijs van goud in Nederland kunstmatig op een vast peil gehouden.
Van een vrije markt, waar vraag en aanbod de prijs bepalen, is geruime tijd geen sprake geweest. Men mocht hier geen goud in de vorm van baren bezitten. Goud werd gezien als een product waartegen men geld kon wisselen.
De gouden standaard viel in elkaar tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar werd in de periode 19251931 nieuw leven ingeblazen. In deze periode konden alleen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk goudreserves aanhouden, terwijl andere landen zowel goud als dollars en/of ponden konden aanhouden als reserve. In 1931 verliet het Verenigd Koninkrijk de gouden standaard vanwege een onrealistisch hoge wisselkoers, die enorme goud en kapitaalstromen in gang had gezet. De Britten zagen zich dan ook genoodzaakt het pond sterling te devalueren, waarop ook 25 andere landen hun nationale munten devalueerden om concurrerend te blijven. Het resultaat was een handelsoorlog, die volgens diverse economische deskundigen heeft bijgedragen aan de Grote Depressie van de jaren dertig in de twintigste eeuw. Dit vermoeden bracht de geallieerden ertoe om tot een nieuw monetair Bretton Woods
systeem te komen tijdens een conferentie in Bretton Woods (New Hampshire, Verenigde Staten) in 1944. Tijdens deze conferentie werden twee belangrijke instituten Internationaal Monetair Fonds
opgericht, namelijk het Internationaal Monetair Fonds (imf) en de Wereldbank.
Wereldbank
Onder het Bretton Woodssysteem van 1946 beloofde elke overheid om een vaste verhouding van haar valuta aan te houden tegen de dollar of goud. De prijs van goud werd daarbij gesteld op $ 35 per ounce. Daardoor ontstond bij de koppeling aan goud tevens een vaste koppeling aan de dollar. De Duitse mark bijvoorbeeld werd gelijkgesteld aan 1/ deel van een ounce goud, hetgeen betekende dat 40
een Dmark $ 0,25 waard was.
Voor een dollar kon dus een vaste hoeveelheid goud worden gekocht. Dat werd niet gedaan, maar de zekerheid dat dit in theorie mogelijk was, heeft de dollar op een peil gehouden waarvan andere geldsoorten in de wereld werden afgeleid. Er was daardoor een vaste wisselkoersverhouding ontstaan. De dollar werd dan ook de wereldmunt bij uitstek.
De kunstmatigheid van deze vaste verhouding werd al spoedig doorgeprikt. Aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig ontstond een groot aanbod van dollars. Dat geschiedde op zo’n schaal dat het niet meer mogelijk werd om de vaste binding tussen dollar en goud te handhaven.
Breuk
In 1971 was het zover. De Verenigde Staten verbraken de koppeling tussen het goud en de dollar en vraag en aanbod gingen op de vrije markt de goudprijs bepalen. De oorzaak was de groeiende schuldenlast van de Verenigde Staten, onder andere door de oorlog in Vietnam, de import van luxegoederen, de uitgebreide hulpverlening aan ontwikkelingslanden en de enorme uitgaven voor de ruimtevaart. Die schuldenlast kon niet meer worden gedekt door goud en buitenlandse tegoeden, de zodeviezen genoemde deviezen.
Eind 1970 was de Amerikaanse schuld al opgelopen tot ver boven de Amerikaanse voorraad aan goud en deviezen. Er ontstond een crisis op de internationale geldmarkten met als gevolg dat van vaste verhoudingen tussen geldsoorten onderling met goud als basis geen sprake meer kon zijn. Daarmee begon de opmars van goud als ‘toevluchtshaven’ voor de particulier. De prijs klom van $ 35 tot $ 850 in 1980. Sindsdien is de prijs van goud weer scherp teruggevallen, tot onder $ 300 per 89
troy ounce. Hoewel de vaste verwisselbaarheid van geld in goud is komen te vervallen, houden centrale banken nog immer aanzienlijke voorraden goud in hun kluizen.
Gevoelig
Goud blijft een gevoelig product, zij het dat de invloed van politieke spanningen niet meer zo groot is als voorheen. In 1973, toen er een oorlog uitbrak in het MiddenOosten tussen Israël en zijn buurlanden, die gevolgd werd door een olieboycot van de Arabische landen, steeg de goudprijs van $ 100 naar circa $ 200. De wereld lijkt evenwel gewend te raken aan dergelijke spanningen, want de oorlogstoestand in Libanon, de Amerikaanse aanvallen op Libië, de stroom van aanslagen en gijzelingen, de strijd tussen Iran en Irak, nog eens de Golfoorlog, de gevechten in Joegoslavië en de omwentelingen in de voormalige SovjetUnie hebben maar weinig invloed op de goudprijs gehad. Nu is dat geen vast gegeven, want men kan er zeker van zijn dat, als de spanningen zo hoog oplopen dat zij kunnen leiden tot wereldrampen, dit gevolgen moet hebben voor de goudprijs.
Van invloed is ook de inflatie in de wereld. Die was in 1980 aanleiding tot een sterke stijging van de goudprijs. Daarbij zijn gekomen de enorme problemen die een aantal landen in Midden en ZuidAmerika hebben met hun buitenlandse schulden. Hierdoor dreigen miljarden dollars aan vorderingen van onder andere de Verenigde Staten en tal van andere westerse landen verloren te gaan. Als de problemen dan weer naar de achtergrond worden geschoven en men de wereld in een rustiger vaarwater waant, taant ook de vraag naar goud.
Goud is, hoezeer men het metaal omgeeft met illusies, een product dat onderhevig is aan vraag en aanbod. De prijs ervan wordt dan ook daardoor bepaald.
De praktijk
Voor de belegger is het nodig te weten dat:
• goud alleen maar wordt gezocht vanwege een zekere waardevastheid en dat de prijs ervan omhoog of omlaag kan gaan;
• goud totaal geen inkomen geeft, dus ook geen rente;
• goud slechts aantrekkelijk is als geldontwaarding en politieke en financiële onrust zijn materiële bezit dreigen aan te tasten.
baren
Bezit aan goud levert echter een probleem op. Koopt men baren goud, dan is het nodig dat die ergens worden opgeslagen, bijvoorbeeld in een kluis waarvoor huur moet worden betaald. Thuis bewaren is te onveilig. Daarom is sinds enige tijd de goudrekening
mogelijkheid geschapen om bij banken een zogenoemde goudrekening te openen.
U kunt daarop een zeker bedrag storten en de bank ‘reserveert’ als het ware tegenover dat bedrag een zekere hoeveelheid goud. De waarde van zo’n goudrekening wordt dan bepaald door de internationale waarde van het goud, dat hierdoor giraal giraal goud
goud is geworden. Dit wil zeggen dat uw bezit aan goud bij de bank daar niet in natura ligt, maar op rekening staat geboekt.
De verschillen tussen de aan en verkoopprijs, dus de winstmarge voor de bank, is kleiner dan bij de verhandeling van gouden munten. De bank neemt met minder winst genoegen, omdat de eenvoudige administratie van een goudrekening weinig kosten meebrengt.
90
Vraag en aanbod
De vraag naar het edele metaal is afkomstig van beleggers en speculanten die een stijging van de goudprijs verwachten. Vraag komt ook van de zijde van de industrie en van landen die munten slaan om bijvoorbeeld bepaalde gebeurtenissen te memoreren en die deze munten of penningen als handelsproduct beschouwen.
Aanbod van goud komt van verscheidene kanten, zoals:
• de productie in de wereld;
• hedgefunds (handelaren die veelal met geleend kapitaal speculeren in onder andere termijncontracten);
• officiële aan en verkopen door centrale banken; en
• aanbod van beleggers die voor hun goud liever contanten willen zien.
De westerse wereld delft op veel plaatsen naar goud. De belangrijkste goudaders liggen in ZuidAfrika en daarnaast in Australië, de Verenigde Staten, Canada en Rusland. De productie wordt aangepast aan de goudprijs. Is de prijs hoog, dan zal men goudlagen aanboren die moeilijker bereikbaar zijn dan wanneer de prijs van het goud laag is.
Baar goud en gouden munten
Goud wordt na delving en productie opgeslagen in de vorm van baren van 12½
kilo. Een kilo goud bevat 32,15 troy ounce. De Nederlandse belegger heeft te maken met standaardhoeveelheden in kilo’s, die in euro’s worden uitgedrukt. Sinds geruime tijd kan de belegger ook minuscule plaatjes goud kopen van uiteenlopende gewichten. Zoals reeds aangegeven, hoeft hij helemaal geen goud in natura te bezitten, want hij kan bij de bank terecht voor het zogenoemde girale goud in de vorm van een goudrekening.
Gemakkelijk is ook een belegging in gouden munten die een gewicht hebben van een troy ounce. Zij kosten een paar procent meer dan de wereldprijs van een troy ounce goud, maar u bezit daarmee puur goud in kleine stukjes, die eenvoudig zijn te vervoeren en die in kleine hoeveelheden kunnen worden gekocht en verkocht.
Alom bekend zijn de ZuidAfrikaanse Krugerrands. Nu de apartheid tot het verleden behoort, is het weer mogelijk om deze munten te verhandelen. Twee andere Maple Leaf, Nugget
internationaal goed verhandelbare munten zijn de Canadese Maple Leaf en de Australische Nugget.
De prijs van goud wordt internationaal uitgedrukt in dollars. Dit betekent dat de prijs bijvoorbeeld in Nederland afhankelijk is van zowel de goudprijs als de koers (prijs) van de dollar. Soms leidt een lage dollarkoers tot een hoge goudprijs of andersom, maar men mag hiervan niet altijd uitgaan. Immers, de hoogte van de rente, het vertrouwen in de internationale economie – met name die van de Verenigde Staten – en politieke strubbelingen kunnen tot heel andere situaties leiden.
Goudrekening en belasting
Aan en verkoop van goud en gouden munten is vrijgesteld van omzetbelasting. Bij aankoop hiervan hoeft u dus geen btw te betalen. Deze is afgeschaft in het kader van de Europese btwrichtlijnen op beleggingsgrond. Een alternatief voor baar goud is de zogenoemde goudrekening. Deze biedt de belegger tal van voordelen. De meeste banken vragen een minimale eerste storting, soms ter waarde van 100 gram 91
goud, soms van € 50. De winst die de bank op de goudrekening maakt, is betrekkelijk gering, zij het dat de bank op de rekening geen rente vergoedt.
Aan een goudrekening heeft de bank administratief veel minder werk dan wanneer goud over de toonbank wordt geleverd. Weliswaar ontvangt de houder van een goudrekening geen goud, maar hij is ook geen belasting, de btw, verschuldigd.
Bovendien hoeft hij meestal ook geen bewaarloon te betalen. Informeer hier echter naar bij de bank, want er zijn enkele banken die wel kosten berekenen, al zijn het uitzonderingen. Is een belegger angstig en wil hij altijd goud bij zich hebben, dan moet hij geen goudrekening openen; hij moet dan wel kosten en eventuele bewaarproblemen onder ogen zien.
Overigens is een goudrekening alleen maar interessant als de goudprijs stijgt.
Gebeurt dat niet, dan stijgt de waarde van een goudrekening niet en bovendien loopt men renteontvangsten mis.
Goud geeft geen directe opbrengst. Uit belegging in aandelen van goudmijnen en het verkopen – schrijven – van opties en op obligaties met een goudclausule kan wel opbrengst, rendement, worden verkregen.
Goudmijnaandelen
goudmijnen
Op de effectenbeurzen van Londen en New York worden aandelen in goudmijnen verhandeld. Aangezien het vaak mijnen in politiek instabiele landen betreft, loopt een belegger extra risico. Risico’s schuilen in de bedrijfsvoering, in de goudprijs, in de koersen van buitenlands geld tegenover de euro en in de politiek.
Wij noemen: stakingen, bedrijfsrampen, zoals bij mijnen nogal eens het geval is, tegenvallende productie, uitputting van een mijn, inzakken van de goudprijs, koersdalingen van vreemd geld, politieke onrust en mogelijk een boycot. Er zijn zogenoemde beleggingsmaatschappijen die aandelen bezitten van een groot aantal goudmijnen en tegenover dit bezit eigen aandelen uitgeven. Weliswaar wordt het risico voor een belegger dan gespreid, maar desondanks is een dergelijke belegging zeer kwetsbaar en onzeker.
Minder kwetsbaar – politiek gezien tenminste – zijn aandelen in goudmijnen in de Verenigde Staten, Canada en Australië. Zonder risico zijn ze echter geen van alle.
Belegging in goudmijnaandelen betekent beleggen in een bedrijf dat wellicht kan inspelen op de prijsontwikkeling van zijn product door middel van termijncontracten en productiesturing. Verder zullen bij lage prijzen zwakkere bedrijven verdwijnen, waardoor de positie van de sterke producenten relatief wordt verstevigd.
De dalende goudprijs heeft wat goudmijnaandelen betreft hetzelfde effect gehad als een dalende prijs van elk ander product, namelijk herstructureringen, combinaties en goedkopere winningsmethoden, waardoor in met name de Verenigde Staten, Canada en Australië een aantal goudmijncombinaties is ontstaan. Men moet hierbij kijken naar drie aspecten. In de eerste plaats de productiekosten. Die hangen uiteraard samen met de ligging van de mijn, of men bovengronds of ondergronds moet ontginnen en ook met de grondsoort. In de tweede plaats kijkt men naar bewezen reserves en nieuwe vondsten. Een goede goudmijn heeft reserves van minstens tien jaar en weet deze elk jaar door nieuwe vondsten aan te vullen. Een aantal goudmijnen heeft zijn voorraden gebaseerd op reserves die bij de actuele goudprijs winstgevend kunnen worden geëxploiteerd; een conservatieve benadering. De geografische positie van de mijn is een derde belangrijke factor. Goudmijnen in Afrika of Rusland zijn politiek onveiliger dan bijvoorbeeld in Australië.
92
Goudclausule
obligatie met goudclausule
In 1952 is in Frankrijk een obligatielening uitgegeven die 3,5% rente draagt en waarvan de aflossingswaarde gebaseerd is op de waarde van de belangrijkste Franse gouden munt, de napoleon. In 1973 werd de lening omgezet in een 4,5% Giscardobligatielening, genoemd naar de toenmalige Franse minister van Financiën, die later president van Frankrijk werd, Giscard d’Estaing. Jaarlijks werd een stukje van deze lening afgelost totdat in 2007 de hele lening was terugbetaald. De koers waartegen zij werd afgelost, bedroeg minimaal 250%.
Zilver
zilver
Naast goud bestaat ook belangstelling voor belegging in zilver. Het aanbod van zilver is niet zo schaars als dat van goud. Daartegenover staat wel een bredere vraag naar zilver, vooral van de zijde van de industrie. Daarom wordt zilver eerder beschouwd als een grondstof dan als een beleggingsproduct. Het delven is minder moeilijk dan van goud en bovendien komt zilver veel meer in de grond voor dan goud.
In de jaren tachtig is er door Amerikaanse miljardairs, de gebroeders Hunt, op heel grote schaal in zilver gemanipuleerd, waardoor de prijs, na aanvankelijk te zijn opgedreven, weer scherp is teruggevallen. Meer recentelijk kwam zilver in het speculatieve circuit terecht toen de bekende belegger Warren Buffet een flink belang in zilver nam.
Door middel van derivaten zoals opties of turbo’s, zoals in hoofdstuk 14 wordt beschreven, kan men belangen nemen in zilver, zeker in tijden waarin de zilverprijs heftig schommelt. Dan is het zaak om snel te handelen om van de koersschommelingen gebruik te kunnen maken.
Evenals bij goud levert zilver geen inkomsten op. Winst op zilver is alleen maar te behalen als de prijs stijgt. Er is geen mogelijkheid om een zilverrekening te openen. Wel kan men zilver in baren kopen maar dan zit men toch met het probleem van bewaren en kans op diefstal.
Andere edele metalen
platina
Een zekere beleggingswaarde wordt ook toegekend aan metalen als platina en palpalladium ladium. Platina wordt in de industrie, vooral in de juwelenindustrie, gebruikt en is een edel metaal dat doorgaans duurder is dan goud. Hoofdleverancier van platina is ZuidAfrika. Beleggers kunnen gemakkelijk een belang in platina nemen via een girorekening die bij enkele banken baar is. Verder heeft de Amerikaanse overheid in 1997 voor het eerst American Eagles in platina uitgegeven.
Palladium werd in 1803 ontdekt. Het metaal wordt uit platina afgescheiden. De omzetten ervan wisselen sterk. Dit houdt in dat bij een gering aanbod en een plotselinge sterke vraag de prijs sterk kan stijgen, maar ook het omgekeerde kan het geval zijn. De belangrijkste toepassingen van palladium liggen bij katalysatoren voor de vermindering van uitlaatgassen van auto’s en in de computerindustrie.
93
10
Onroerend goed
onroerend goed
Een belangrijk beleggingsobject is onroerend goed of vastgoed. Daarmee worden woonhuizen, kantoorpanden, grond en dergelijke bedoeld. Om daarin te beleggen is vrijwel altijd de hulp van een deskundige noodzakelijk, omdat er tal van technische zaken aan te pas komen. Te denken valt daarbij aan de kwaliteit van het vastgoed dat men op het oog heeft, de eventuele verkoopwaarde, de ligging, de belastingen waarmee de belegger rekening moet houden, wel of geen erfpacht, de onderhoudslasten, de eventuele huuropbrengst, bouwtechnische zaken en de bestemmingsplannen van de gemeente waarin het onroerend goed ligt. Wat dat laatste betreft, is er uiteraard een groot verschil in waarde tussen een stuk grond dat voor de landbouw gereserveerd moet blijven en een stuk grond dat maagdelijk moet blijven, zoals bos. Aankoop van onroerend goed kan als belegging geschieden, maar woningen kunnen ook gebruikt worden voor eigen bewoning. Hier speelt uiteraard mee het genot door eigen gebruik, plus de courantheid als u het bewuste pand weer zou willen verkopen. In het geval van belegging zijn van belang: de huuropbrengsten en de totale lasten, waaronder begrepen onderhoud, belasting, verzekering en eventuele leegstand als u geen kans ziet om uw bezit te verhuren.
Eigen woning
eigen woning
De eigen woning dient in de eerste plaats niet als een belegging te worden gezien.
Het woongenot dient voorop te staan. Toch heeft het bezit van een eigen woning enkele aantrekkelijke vermogensaspecten. Hoewel dat bezit in de loop der jaren uiteraard zal verouderen, betekent elke verbetering die de eigenaar aanbrengt, een verhoging van de waarde van het huis. Bovendien wordt door verbetering doorgaans ook het eigen woongenot verhoogd. Weliswaar geeft men aan verbetering soms grote bedragen uit, maar men timmert toch ook aan het eigen bezit.
Koopt u een huis met een hypotheek, dan betekent elke aflossing die u daarop doet, een stukje vermogensvorming. U lost schuld af. Bovendien is in ons land de rente die u op de hypotheek betaalt, voor de belasting aftrekbaar van het inkomen.
Vanuit beleggingsoogpunt is de eigen woning bijzonder, omdat de eigen woning geen direct beleggingsresultaat oplevert in de vorm van huur, dividend en rente.
Bovendien wordt bij het inkomen van de eigenaar van een huis een bedrag geteld huurwaardeforfait
dat huurwaardeforfait wordt genoemd. De fiscus gaat er namelijk van uit dat u in natura inkomsten uit vermogen geniet. Het huurwaardeforfait wordt bepaald op woz-waarde
basis van de economische waarde van de woning, zijnde de wozwaarde (Wet onroerende zaken) in onbewoonde staat. Het huurwaardeforfait is een nettobedrag, waardoor kosten van onderhoud, afschrijvingen en dergelijke niet mogen worden afgetrokken. Naast de hypotheekrente zijn bijvoorbeeld bepaalde erfpachtcanons wel aftrekbaar. Het huurwaardeforfait is een eigenaardigheid in onze belastingwetgeving – om het maar ‘mild’ te zeggen – maar dat wel door de eigenaar van een pand in aanmerking moet worden genomen.
Dat geldt ook voor de onroerendgoedbelasting. Een eigenaar van een pand die dit voor zelfbewoning gebruikt, ontvangt twee aanslagen voor deze gemeentelijke belasting; een heeft betrekking op de waarde van het pand en een op de huurwaarde. Ook al bezit men een eigen woning waarin men ook daadwerkelijk woont, 94
toch moet de eigenaar deze onroerendgoedbelastingen betalen. Feitelijk levert de eigen woning op deze manier een negatief beleggingsresultaat op, dat echter kan worden gecompenseerd door een toekomstige waardestijging van de woning. Voor de particulier is de waardeontwikkeling van het vastgoed in principe belastingvrij.
Of men de dubbele en zelfs drievoudige belastingheffing op het eigen huizenbezit rechtvaardig vindt of niet, de koper van een huis moet er wel rekening mee houden zodat hij later niet voor onaangename verrassingen komt te staan.
Waardeontwikkeling
De vraag naar eigen woningen hangt in hoofdzaak af van:
• de vraag door gezinnen;
• de hoogte van de rente en de inflatie;
• overheidsbepalingen;
• toekomstverwachtingen.
Zoals bij elk product bepalen vraag en aanbod de hoogte van de prijs ervan. Gaat het goed in het bedrijfsleven, is er een bepaalde zekerheid over het verloop van de inkomens, dan neemt de vraag naar woningen toe. Heeft men de zekerheid dat op langere termijn een woonlast kan worden gedragen, dan is de vraag naar goede, comfortabele en gunstig liggende huizen groot. Stijgt het inkomen, dan neemt ook de bereidheid toe om meer te gaan betalen voor eigen woongenot. Daarbij speelt natuurlijk ook de aftrek van hypotheekrente mee, want hoe hoger het inkomen, hoe interessanter deze aftrek. Dat houdt verband met de zogenoemde progressie in ons belastingstelsel: de belasting neemt sneller toe dan het inkomen. Door de mogelijkheid van renteaftrek verlaagt u dus uw belastbaar inkomen en dat kan door de dan omgekeerde progressie flink aantikken.
Rente
Is de gangbare rente hoog, dan is doorgaans ook de hypotheekrente hoog. Weliswaar ontstaat er zo een goede aftrekpost voor de belastingen, maar men zal toch eerst die rente moeten kunnen opbrengen. Hoe lager de hypotheekrente, hoe aantrekkelijker het wordt om een hypotheekschuld aan te gaan voor een eigen huis. De hoogte van de rente hangt af van de mate van geldontwaarding, inflatie. Een hoog inflatiepercentage gaat doorgaans gepaard met hoge rentetarieven.
Bij een hoge inflatie lopen de prijzen van goederen en lonen op en gaan ook de huren mee omhoog. Bewoont u een huurhuis, dan ziet u jaarlijks de huurlast stijgen. Hebt u een eigen huis en daarop een hypotheek genomen, dan ligt doorgaans de hypotheekrente voor een aantal jaren vast. Met een hypotheek hebt u dan enige tijd geen last van de algemene rentestijging.
Weliswaar bestaan er tal van soorten hypothecaire leningen. Zo zijn er bijvoorbeeld leningen waarvan de rente stijgt of daalt met het algemene rentepeil. Een uitgebreide voorlichting hierover dienen de makelaars en zeker de ondernemingen die hypothecaire leningen verstrekken, te kunnen geven.
De keus van een hypotheek hangt af van bijvoorbeeld de leeftijd van de koper en zijn gezin, de gezinssamenstelling, het inkomen, zijn eigen kapitaal, zijn maatschappelijke positie en zijn kansen voor de toekomst. Uiteraard speelt bij de aankoop van een woning ook mee de kans om werkloos te worden, waardoor het inkomen een flinke deuk oploopt.
Van overheidswege wordt er in bepaalde perioden veel gedaan om het eigen woningbezit te bevorderen. Hoe meer huizen er worden gebouwd, hoe beter dat is voor de economie. Huizenbouw geeft namelijk een flinke injectie aan de werkgele95
genheid, ook bij toeleveringsbedrijven. Vandaar de vele subsidies op dat gebied, onder andere in de vorm van gemeentegaranties voor degenen die een huis willen kopen en steun nodig hebben om de betaling ervan, de financiering, rond te krijgen.
Toch brengt aankoop van een eigen woning risico’s mee. De eigenaar kan te maken krijgen met daling van de huizenprijzen. Dat gaat overigens pas spelen als hij plannen maakt om zijn huis te verkopen. Het is vooral van belang voor mensen op leeftijd, die kleiner willen gaan wonen omdat de kinderen de deur uit zijn, of die naar een bejaarden of verzorgingshuis gaan, of ook wel voor mensen die door hun bedrijf worden overgeplaatst naar het buitenland.
Een woning, van goede kwaliteit, waaraan veel onderhoud is gepleegd en die voortdurend is gemoderniseerd, blijft altijd een aantrekkelijk verkoopobject, al zal men mogelijke verliezen bij verkoop onder ogen moeten zien. Niettemin heeft men dan toch het woongenot ervan gehad.
Tweede woning
tweede woning
Aankoop van een tweede woning vindt doorgaans plaats met de bedoeling om er een vakantiebestemming aan te geven. Bezoekt men enkele malen per jaar zijn eigen tweede woning om te genieten van rust en recreatie, dan is de waarde ervan moeilijk in geld uit te drukken. Er wordt weliswaar bespaard op vakantie elders, maar men zit toch vast aan de lasten van zo’n tweede woning, die in goede staat moet blijven en waarvan de financiële verplichtingen blijven doorlopen.
Lange tijd is het tweede huis in de mode geweest. De stadsmens kocht het oude romantische boerderijtje met in het achterhoofd de gedachte van een fraaie moestuin, dieren, landelijke rust. Velen hebben zich daarop verkeken, want ook dat romantische boerderijtje moest worden gemoderniseerd en in ieder geval opgeknapt, zeker als het een bouwval was. Bovendien moet land worden bewerkt, moet de moestuin worden verzorgd en moeten vruchtbomen worden onderhouden, om maar niet te spreken van de zorg voor dieren; en voor velen is de lucht van mest ook niet alles. Daarbij komt dat het bezit van een tweede huis iemand toch in zekere mate verplicht om er altijd zijn vakanties door te brengen en men wil toch ook wel eens iets anders. Een aspect dat velen over het hoofd hebben gezien bij hun aankoop van een vakantiebestemming, is de aanloop van vrienden, familie en kennissen in een periode waarin de eigenaar van de tweede woning juist rust zoekt.
Verder is er de kennelijk niet aan banden te leggen criminaliteit en de toenemende onveiligheid en onzekerheid voor de brave, goedwillende burger. Zijn tweede huis
– en zelfs zijn eerste huis – vormt door langdurige leegstand een uitnodiging voor ongenode gasten. De aftrek voor de belasting van hypotheekrente voor het tweede huis is per 1 januari 1999 komen te vervallen, waardoor de aantrekkelijkheid van de tweede woning als beleggingsobject is afgenomen. Ook de aftrekbaarheid voor de eerste woning is thans beperkt, tot een maximum van dertig jaar.
Voorlichting nodig
Elke aankoop van een huis, ook dat tweede huis, vereist een goede voorlichting, een goede en betrouwbare makelaar en, vooral als het buitenlands onroerend goed betreft, een betrouwbare notaris. De voorbeelden van aankoop van waardeloze woestijngrond in de Verenigde Staten of van menige zwendel in Spanje zijn royaal voorhanden.
Dat gaat ook op als een tweede woning bedoeld is als beleggingsobject. De eigenaar ervan wil inderdaad een goede opbrengst door verhuur, bijvoorbeeld in vakantieperioden, waarbij hij dan wel rekening moet houden met exploitatiekosten, zoals 96
bewaking, toezicht, reparaties en belastingen. Hij moet dan zorgvuldig berekenen hoeveel de aankoop en de exploitatie hem kosten en bezien hoeveel nettoopbrengst hij kan verwachten. Maakt hij bijvoorbeeld 2% van zijn geld, dan kan hij beter overwegen om een veiliger belegging te zoeken, tenzij hij vertrouwt op een waardestijging van zijn bezit. Doorgaans is zoiets een zuivere gok.
Dat gaat in zekere mate ook op voor een belang in een hotel dat de eigenaar van dat belang recht geeft op een vakantieverblijf gedurende een zekere periode.
Timesharing
Dit Engelse woord staat voor het begrip dat men de tijd van het gebruik van onroerend goed deelt met anderen.
Aankoop van een tweede woning vereist enig kapitaal. Kan of wil men geen geld voor lange tijd vastzetten en daarbij navenante risico’s lopen, dan kan het eigendomsrecht op een vakantiewoning voor een of meer weken per jaar een uitkomst bieden. Men is dan verzekerd van een vast onderkomen en kan profiteren van het gebruik waarbij een betrekkelijk kleine investering nodig is. Voor belegging is zoiets niet erg geschikt.
Commercieel onroerend goed
Met belegging in kantoorgebouwen, bedrijfshallen, winkelcentra en dergelijke zijn zeer grote bedragen gemoeid, die voor de meeste particuliere beleggers niet zijn op te brengen. Dat kan wel in samenwerking met anderen door middel van gezamenlijke fondsen. Pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en andere grote beleggers opereren veelvuldig in deze beleggingssector. Daarvan profiteert de Nederlandse pensioengerechtigde en houder van een levensverzekering dan indirect.
Gezien de omvang van dergelijke grote projecten staan er grote belangen op het spel, met alle gevolgen van dien voor de kosten van specialisten, zoals makelaars, projectontwikkelaars en advocaten.
De particulier kan door middel van gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen commercieel onroerend goed
wel direct beleggen in commercieel onroerend goed.
Elk vastgoedobject is uniek. Het heeft zijn unieke combinatie van locatie, huurder, huurcontract, bouwtechnische aspecten en fiscaaljuridische kenmerken. Als u zelf een vastgoedobject op waarde wilt beoordelen, zult u veel informatie moeten verzamelen over alle voor dat object relevante gegevens. Vervolgens dient u te schatten hoe de inkomsten en de kosten zich de komende jaren zullen ontwikkelen en wat de verwachte eindwaarde zal zijn. Ten slotte vragen directe vastgoedbeleggingen meer tijd dan de meeste andere beleggingssoorten. Zo kost het meer tijd om een vastgoedobject te kopen en te verkopen, waardoor u tevens een stuk minder flexibel bent met uw vermogen dan met andere beleggingen. Ook is het beheer van vastgoed over het algemeen tijdrovend.
Prijsontwikkeling
ligging
De waarde van onroerend goed wordt vooral bepaald door de ligging, de bouwkundige staat, de gebruiksmogelijkheid en de zekerheid van huuropbrengst.
Maar al te vaak heeft de oprichting van grote koopcentra buiten woongebieden de nekslag gegeven aan de middenstandswinkel die geen parkeergelegenheid bood.
Soms daarentegen heeft juist die middenstandswinkel zijn bestaansrecht bewezen tegenover supermarkten, door persoonlijke benadering van de klanten, gespeciali97
seerd assortiment en gezelligheid. Gaat het om bedrijfspanden, dan is het duidelijk dat ligging in woongebieden zonder behoorlijke aan en afvoermogelijkheden, niet opweegt tegen moderne locaties op bijvoorbeeld industrieterreinen.
De particuliere belegger vergeet vaak voldoende de bouwkundige staat van een object te onderzoeken. Te veel wordt alleen maar gekeken naar de buitenkant of baseert men zijn oordeel op de huidige huurder. Een kijkje achter de schermen en een blik in het bestek blijven noodzakelijk. Te denken valt daarbij aan eventuele verborgen gebreken, aan bedradingen, riolering, verwarming, staat van onderhoud, maar ook aan beveiliging, ligging ten opzichte van de omgeving en de kwaliteit ervan, alsmede de bereikbaarheid.
Ook de gebruiksmogelijkheden van onroerend goed kunnen meespelen bij de aankoop. Kunnen ondernemingen van uiteenlopende aard, zoals adviesbureaus, advocatenkantoren, handelsondernemingen, medische specialisten en verkooporganisaties gebruikmaken van het object, dan is de huurdersmarkt groot. Als een opdrachtgever voor de bouw van een nieuw pand daarentegen specifieke eisen stelt, kan verkoop in een later stadium problemen geven.
Opbrengst en kosten
huur
Bij belegging in onroerend goed vormt de huur de inkomstenkant ervan. U moet uiteraard alle denkbare kosten in aanmerking nemen voor u een berekening kunt maken van de nettoopbrengst. Daarbij is uiteraard ook de kwaliteit van de huurder van groot belang. Wanbetalers of een groot verloop onder de huurders zullen altijd nadelig zijn voor de huurinkomsten. Bij grote projecten worden doorgaans meerjarige huurcontracten gesloten.
Huur blijft altijd een onzekerheid in zich bergen. Gaat het met de economie slecht, gaan bedrijven failliet of moeten winkels sluiten, dan heeft dat uiteraard grote invloed op de huuropbrengsten voor de beleggers. Deze krijgen ook te maken met stijgende exploitatiekosten en, mede door toenemende criminaliteit – brandstichting, winkeldiefstal, inbraak –, stijgende verzekeringspremies. Steeds meer eisen verzekeringsmaatschappijen een voldoende beveiliging in de vorm van luiken, alarminstallaties, stil alarm en sprinklerinstallaties, allemaal zeer kostbare zaken.
Rendement
Hoge rentestanden kunnen een nadelige invloed hebben op belegging in onroerend goed. Aankoop ervan geschiedt meestal met een hypotheek. Is de rente daarvan hoog, dan drukt die de nettoopbrengst, het rendement.
Kunt u met andere beleggingssoorten een hogere nettoopbrengst maken dan op onroerend goed, dan drukt dat de marktwaarde daarvan. In de woningbouw kent men in Nederland het systeem van de gemeentegarantie. Kan een koper die krijgen, dan betekent dat een zekerheid voor de instelling die hem een hypothecaire lening verstrekt. Dat kan van invloed zijn op de hoogte van de lening die men kan krijgen en op de rente ervan.
Indirect vastgoed
Bij beleggen in indirect vastgoed kunnen wij onderscheid maken tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen.
98
Beursgenoteerde vastgoedfondsen
beursgenoteerde vastgoedfondsen
Bij op de beurs genoteerde vastgoedfondsen kan met relatief weinig geld een grote spreiding in vastgoedbeleggingen worden verkregen. Daarbij verwerven beleggers aandelen in het desbetreffende vastgoedfonds. Zij worden dus geen medeeigenaar van het beheerde vastgoed. Het beheer hiervan wordt gedaan door professionele beheerders van het vastgoedfonds. Een voordeel van beleggen in een beursgenoteerd vastgoedfonds is dat dagelijks prijsvorming plaatsvindt in de aandelen, die bovendien goed zijn te verhandelen. Daarnaast worden dergelijke vastgoedfondsen gevolgd door analisten, die van tijd tot tijd hun mening geven over het fonds. Op die manier blijft u op de hoogte van de ontwikkelingen bij het fonds.
Voor het sentiment ten aanzien van deze fondsen zijn niet alleen de ontwikkelingen op de directe vastgoedmarkt bepalend, maar ook het algemene beursklimaat.
In Nederland op de beurs genoteerde vastgoedfondsen kunnen zich richten op de Nederlandse markt alleen, de zogeheten lokale vastgoedfondsen, en/of op het buitenland. Daarbij manifesteert zich ook een valutarisico.
Belasting
fiscale beleggingsinstellingen
Veel beursgenoteerde vastgoedfondsen zijn fiscale beleggingsinstellingen. Dat wil zeggen dat deze fondsen geen vennootschapsbelasting betalen over de behaalde fiscale winst, mits deze winst in zijn geheel wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders. Veel vastgoedfondsen keren een belastingvrij stockdividend uit ten laste van de agioreserve.
De koerswinsten op vastgoedfondsen zijn onbelast.
Fund of funds
fund of funds
Er zijn in Nederland enkele beursgenoteerde ‘fund of funds’, die beleggen in (in de hele wereld werkende) beursgenoteerde vastgoedfondsen. Daarnaast zijn er ook enkele nietbeursgenoteerde fund of funds, die echter vaak zijn gekoppeld aan verzekeringsproducten. Deze kunnen derhalve slechts in aanmerking komen indien u een verzekeringsproduct hebt afgesloten en zelf de beleggingsportefeuille mag samenstellen.
Niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen
niet-beursgenoteerde Bij deelneming in nietbeursgenoteerde vastgoedfondsen geldt over het algemeen vastgoedfondsen
dat de (particuliere) belegger meer invloed heeft op het beleid dan bij beursgenoteerde vastgoedfondsen. Daar staat tegenover dat de verhandelbaarheid van de participaties of aandelen in eerstgenoemde fondsen aanzienlijk lager is dan bij laatstgenoemde.
Vastgoed-cv’s
commanditaire vennootschap Een betrekkelijk nieuw fenomeen is de commanditaire vennootschap (cv) met vastmet vastgoed goed, gericht op de particuliere belegger. De belegger kan door middel van een cv deelnemen in een specifiek, relatief klein vastgoedproject. Helaas zijn er onder deze vastgoedcv’s veel mislukkingen te betreuren geweest. De Autoriteit Financiële Markten (afm) waarschuwde ook meermalen voor malafide aanbieders van vastgoedcv’s. Beleggers worden soms misleid met te hoge waarderingen van het vastgoed en met te rooskleurige voorspellingen van de uiteindelijke opbrengst.
De vastgoedcv is een soort besloten beleggingsfonds met een beperkte looptijd waarin een beperkt aantal panden is ondergebracht. Een beheerder koopt met het 99