10

Terwijl Moira uit de nis schoot, trok ze de memory stick uit de USB-aansluiting, vloog door de koffieshop het smalle, vieze gangetje in dat naar de toiletten en de keuken leidde. Toen ze linksaf de keuken in liep, kwam haar een golf stoom, warmte en opgewonden stemmen tegemoet. Ze liep net in de richting van de provisiekamer toen de dienstingang achter in de keuken opensloeg en er een NSA-agent in verscheen. Op datzelfde moment drukte ze met haar duim twee keer op de reader, hoewel de computer nog steeds aanstond. En toen gooide ze die naar hem. In een reflex stak hij zijn armen omhoog om hem te vangen en zij schoot het provisiekamertje in. Geknield trok ze aan de ring om het luik open te trekken. Toen ze die omhoogtrok uit zijn holte in de vloer hoorde ze de ontsteker van de laptop ontploffen. Ook hoorde ze gillen en verward geroep, veroorzaakt door de brand in een kleine ruimte. Ondertussen beklom ze de ladder en sloot het luik achter zich. Deze brandbom was de laatste veiligheidsmaatregel die ze haar technici in alle Heartlandlaptops had laten aanbrengen. Als je twee keer met je duim de reader indrukte terwijl de laptop nog aanstond, explodeerde de bom tien seconden later.

Onder aan de ladder bleek dat ze in de kelder stond, waar de grote bestellingen werden opgeslagen. Ze tastte boven haar hoofd tot ze het koord voelde en trok eraan. Een kaal peertje verlichtte haar omgeving genadeloos. Ze zag de metalen deuren die naar het straatniveau leidden en maakte die open. Er was een metalen talud waarover de pallets goederen de kelder in werden gereden. Dat beklom ze, en ze moest zich gebogen aan de randen vasthouden om niet op het gladde oppervlak uit te glijden. Om dat te kunnen doen, moest ze de memory stick die ze stevig omklemde, in haar zak steken. Toen ze dat deed, raakte de achterkant van haar hand iets wat aanvoelde als een harde kaart. Ze kwam rechts van de ingang van de koffieshop weer op straat, waardoor de mensen als kokend water naar buiten golfden. Toen ze wegliep hoorde ze de sirenes van de brandweerwagens dichterbij komen. Ze liep weg van de drukte met haar hand in haar zak om zich ervan te vergewissen dat daar nog steeds de memory stick in zat en weer voelde ze die kaart. Ze trok hem uit haar zak en zag dat er het EMS-logo en Daves naam op stonden. Daaronder had hij het nummer van een mobiel geschreven. Ineens herinnerde ze zich dat hij tegen haar aan was gebotst, toen moest hij die kaart in haar zak hebben gestopt. Een veilige haven in een storm. Ze klapte de brander open en toetste het nummer in.

Op dat moment keek ze even over haar schouder en zag een van de NSA-agenten de ingang uit rennen. Ze ging sneller lopen. Helaas had hij haar gezien en rende achter haar aan. Toen ze de hoek omging, hield ze de mobiel bij haar oor.

‘Ja?’ Ze was opgelucht Daves bekende stem te horen.

‘Ik heb problemen.’ Ze vertelde hem zo nauwkeurig mogelijk waar ze was. ‘Over drie minuten ben ik bij Fort Myer Drive en Seventeenth Street North.’

‘Wacht daar op ons,’ zei hij.

‘Kun jij makkelijk zeggen.’ En ze rende weer een hoek om en was op North Nash Street.

Terwijl hij toekeek hoe Maslov en zijn neanderthalers met afhangende schouders in hun auto klommen en vertrokken, onderdrukte Arkadin een moordzuchtige woede. Hij had moeite om zichzelf ervan te weerhouden een semi-automatisch wapen te pakken van een van de stapels en het vehikel te doorzeven met kogels, net zo lang tot alle vier de inzittenden dood waren. Gelukkig weerhielden de restanten van het rationeel denkende deel van zijn hersenen hem van zo’n idiote actie. Misschien zou hij zich op dit moment dan beter voelen, maar op de langen duur zou hij Maslovs voortijdig overlijden waarschijnlijk gaan betreuren. Zolang het hoofd van de Kazanskaya nuttig voor hem was, moest hij hem in leven houden.

Maar geen seconde langer.

Hij zou met Maslov niet dezelfde fout maken als met Stas Kuzin, de maffiabaas in Nizhny Tagil, met wie hij eerst had samengewerkt en die hij later had vermoord. Destijds was Arkadin nog jong en onervaren geweest; hij had Kuzin veel te lang laten leven. Lang genoeg om de vrouw met wie Arkadin toen sliep, te martelen en te vermoorden. Natuurlijk had de jonge Arkadin niet nagedacht over wat er zou gaan gebeuren na de dood van Kuzin en de dood van een derde lid van zijn verdorven mannen. Omdat de rest van Kuzins moordenaars op zijn bloed uit waren, zat hij in de klem. Ze hadden alle straten die de stad uit leidden onder controle en hadden van de doodsbange bewoners informanten gemaakt. Dus was het zaak om zo snel mogelijk een schuilplaats te vinden, wat helaas ergens in Nizhny Tagil betekende. Ergens waar ze hem nooit zouden vinden, waar ze nooit aan zouden denken om te gaan zoeken. Hij had Kuzin doodgeschoten in het gebouw dat van hen samen was, waar Kuzin zijn hoofdkwartier had en waar hij de meisjes hield die Arkadin voor hem van de straat plukte. Natuurlijk had hij die perfecte plek gevonden, een plek waar zelfs Dimitri Maslov niet aan gedacht zou hebben.

Abrupt schakelde zijn geest over op dringender aangelegenheden. Het telefoontje van Willard spookte nog steeds door zijn hoofd terwijl hij terugliep naar zijn Zwarte Legioen-rekruten, die op hem stonden te wachten voor de tenten die aan de rand van het Azerbeidjaanse plateau waren opgezet. Hij had op die idioot van een Wayan vertrouwd, die Ian Bowles had aanbevolen. Maar het inhuren van Bowles was blijkbaar een fout geweest. Nu hij zijn troepen echter moest gaan toespreken, zette hij zelfs Bowles uit zijn hoofd.

Ze waren nog lang niet zo goed voorbereid op een gecoördineerde aanval als hij had gehoopt. Maar aan de andere kant waren dit getrainde mannen en hadden ze al solomissies uitgevoerd.

Velen van hen smachtten naar het bevel om hun C4-vesten aan te trekken, een school, markt of politiebureau te infiltreren en om op de ontsteker te drukken. Hun gedachten waren al halverwege het paradijs en Arkadin had bijna meteen begrepen dat het zijn taak en zijn plicht was als hoofd van de Oosterse Broederschap, de legitieme paraplu-organisatie van het Zwarte Legioen, om van hen een eenheid te maken, mannen die op elkaar konden rekenen, die zich, als dat nodig was, zonder aarzelen voor elkaar wilden opofferen.

Zo’n twintig mannen – gehard, fysiek en mentaal fit – stonden in slagorde opgesteld, onwennig omdat hij bevel had gegeven dat ze hun hoofden kaal en hun baarden af moesten scheren, wat beide tegen zowel de gewoonten als de islamitische leer inging. Allemaal vroegen ze zich af hoe ze in hemelsnaam ergens in de islamitische wereld konden infiltreren als ze er zo uitzagen.

Een van hen, Farid, bracht hun twijfel onder woorden. Hij deed het vrij zelfverzekerd, omdat hij dacht dat hij ook namens de andere negentien rekruten sprak, niet alleen namens zichzelf.

‘Wat zei je?’ Arkadins hoofd schoot zo abrupt naar voren dat er een nekwervel zo hard als een geweerschot kraakte. ‘Wat zei je, Farid?’

Als hij Arkadin een beetje beter had gekend, had Farid geweten dat hij nu zijn mond moest houden. Maar dat deed hij niet en niemand in dit godvergeten land kon het hem leren. Dus herhaalde hij zijn vraag.

‘Meneer, we vragen ons af waarom u bevel hebt gegeven ons haar af te scheren, terwijl Allah ons heeft geleerd het te laten groeien. We vragen ons af wat uw mogelijke reden kan zijn. We willen een antwoord, omdat u ons te schande zet.’

Zonder een woord te zeggen, haakte Arkadin de wapenstok van zijn riem en sloeg er keihard mee tegen het hoofd van Farid en dwong hem op zijn knieën. Hij jammerde van pijn en schrik. Arkadin trok zijn colt en schoot Farid koelbloedig in zijn rechteroog. De man viel achterover, zijn knieën kraakten. Daar lag hij sprakeloos en bewegingsloos in het zanderige vuil.

Net om de hoek stond Moira stil en drukte zichzelf tegen de muur van het kantoor. Ze stak haar rechter elleboog omhoog en toen de NSA-agent de hoek om rende, peutte ze die recht in zijn borst. Ze had op zijn keel gemikt, maar miste die en hoewel hij tegen de muur klapte, probeerde hij onmiddellijk naar haar uit te halen, maar ze wist zijn stoot af te weren.

Het was echter een schijnbeweging geweest en nu greep hij van onderen haar linkerarm vast en bleef daarop drukken met de bedoeling haar elleboog te breken. Moira, vleugellam, trapte hard op zijn wreef, maar hij bleef drukken. Het lukte hem zelfs zoveel druk uit te oefenen dat ze een kreet van pijn slaakte. Toen wilde hij met de achterkant van zijn hand keihard op het puntje van haar neus slaan.

Ze liet hem zich helemaal op die klap concentreren en draaide op het laatste moment haar hoofd weg. Tegelijkertijd verzamelde ze alle kracht die ze had in haar onderlichaam en ramde haar rechterknie in zijn kruis. Hij spreidde zijn armen, zijn greep werd losser en hij viel.

Moira trok direct haar arm weg, maar hij kon haar nog net bij haar pols grijpen, waardoor ze voorover werd getrokken toen hij op zijn knieën viel. De tranen stonden in zijn ogen en hij probeerde niet te hijgen, probeerde diep adem te halen, om de folterende pijn de baas te worden.

Maar Moira zou dat niet laten gebeuren. Ze ramde haar knokkels in zijn adamsappel en toen hij moest kokhalzen, kon ze zichzelf bevrijden. Vervolgens pakte ze de linkerkant van zijn hoofd en sloeg dat keihard tegen de muur van het gebouw. Zijn ogen draaiden weg en hij gleed languit op de stoep. Vlug pakte ze zijn wapen en zijn ID en baande zich een weg tussen de groeiende menigte belangstellenden, die op het gevecht waren afgekomen als honden die bloed ruiken. ‘Die man heeft me beroofd. Iemand moet de politie bellen!’

Naar de hoek van Fort Myer Drive en Seventeenth Street North. Even stond ze stil. Ze ademde zwaar en haar pols was heel snel. De adrenaline raasde als een vuurzee door haar lijf, maar het lukte haar om langzaam door te lopen, tegen de menigte in, die op het geluid van de politiesirenes afkwamen, die van alle kanten kwamen aanstuiven. Een reed er recht op haar af, maar het was geen politie, het was een ambulance.

Dave was gearriveerd, geen seconde te vroeg. De ambulance remde af en ze zag Earl achter het stuur zitten. Toen de wagen pal naast haar was, klapten de achterdeuren open en hing Dave half naar buiten. Hij greep haar linkerhand om haar naar binnen te trekken. Ze hapte naar adem. Toen stond ze ineens op de metalen trede en boog Dave zich achter haar langs om de deuren te sluiten. ‘Weg hier!’

Earl trapte het gaspedaal in en ze waren weg. Moira zwaaide vervaarlijk toen de ambulance met hoge snelheid een bocht nam. Dave sloeg zijn armen om haar heen om haar op te vangen en zette haar op een van de brancards.

‘Gaat het?’ vroeg hij.

Ze knikte, maar kromp ineen toen ze haar linkerarm wilde buigen.

‘Laat me eens kijken.’ Dave sloeg de mouw van haar blouse terug. ‘Fraai,’ zei hij en hij wreef zachtjes over de blauwe en opgezette plek.

Op dat moment wist Moira dat ze aan het eind van haar Latijn was. Een van haar veldmensen was op een geheim gestuit dat blijkbaar zo belangrijk was dat óf Black River óf de NSA óf allebei hem hadden vermoord. En nu zaten ze achter haar aan. Haar nieuwe bedrijf had iets meer dan honderd veldwerkers, waarvan meer dan de helft bij Black River had gewerkt. Ieder van hen kon een verrader zijn, want één ding wist ze absoluut zeker: iemand binnen Heartland had gemerkt dat ze in het Shade Grown café met haar ISP het Wi-Fi-netwerk had gebruikt en had dat aan de NSA doorgegeven. Dat was de enige verklaring waarom ze daar zo snel hadden kunnen zijn.

Nu had ze geen opties meer, ze kon niemand meer vertrouwen. Behalve, bedacht ze somber, één persoon. Degene die ze zichzelf had gezworen nooit meer te zien of te spreken, niet meer na wat er was gebeurd tussen hen, wat iets onvergeeflijks was geweest.

Moira sloot haar ogen en zwaaide mee met de beweging van de snel rijdende ambulance. Het was nu dan misschien niet de tijd om te vergeven, misschien was het wel tijd voor een wapenstilstand. Wie kon ze anders bellen? Ze zuchtte diep. Als het niet zo vervelend was, had het grappig kunnen zijn: hulp vragen aan degene van wie ze nooit iets had geaccepteerd. Maar dat was toen, zei ze grimmig tegen zichzelf, en nu is nu.

In stilte vloekend toetste ze op haar brander een plaatselijk nummer in. Toen de mannelijke stem antwoordde, haalde ze diep adem en zei: ‘Veronica Hart, graag.’

‘En u bent?’

O, verdomme, dacht ze. ‘Moira.’

‘Moira? Mevrouw, ze zal uw achternaam willen weten.’

‘Nee, dat zal ze niet. Zeg haar dat Moira aan de lijn is en doe het godverdomme snel.’

‘Het is vollemaan.’ Amun Chaltoum keek op zijn horloge. ‘Tijd om te praten.’

Soraya had via haar satelliettelefoon overlegd met haar plaatselijke Typhon-agenten ter plaatse. Die trokken allemaal tips na over die nieuwe Iraanse MIG, maar tot nu toe had niemand iets bereikt. Het leek erop dat de groep zo diep was ondergedoken dat hun contacten niets wisten. Of dat nou kwam omdat die contacten echt niets wisten of omdat ze te bang waren om informatie te geven over het bestaan van de groep was onbekend. Als het het laatste was, dan had ze bewondering voor hun beveiliging.

Ze besloot het eens te zijn met Chaltoums voorstel, maar niet op de manier die hij zich voorstelde. Toen hij het tentdoek voor haar naar achteren sloeg, zei ze: ‘Laat je vuurwapen hier.’

‘Vind je dat echt nodig?’ Toen ze geen antwoord gaf, kneep hij zijn ogen even tot spleetjes om zijn misnoegen te laten blijken, maar haalde ten slotte zuchtend zijn pistool uit de glanzende leren holster en legde dat op een tafel.

‘Tevreden?’

Ze liep uit de betrekkelijke warmte de frisse nacht in. Een eindje verder zocht het Amerikaanse team ijverig tussen de wrakstukken naar aanwijzingen, maar tot nu toe had Delia haar geen update gegeven en was het neergestorte vliegtuig niet haar primaire missie, zoals Veronica duidelijk had gezegd.

Ze huiverde in de ascetische kou van de woestijnnacht. De maan was groot en verleende grandeur aan de eeuwigheid en de schijnbaar oneindige zee van zand.

Ze liepen naar de lege zone, waar de bewakers van Chalthoum hadden moeten staan, maar ze zag ze niet en ze bleef staan. Hoewel hij iets voor haar liep, voelde hij dat ze achterbleef en hij draaide zich om.

‘Wat is er?’ vroeg hij.

‘Ik verzet geen stap meer. Ik wil binnen roepafstand blijven.’

Ze wees naar de zee van lichten aan de andere kant van het gebied, veilig achter de grens die Chalthoum had getrokken, het verlichte tentenkamp van de internationale nieuwsmedia, dat buitenaards leek in de donkere nacht, alsof het een schip was dat was gekomen om het rafelige gat van het neergestorte vliegtuig te verruïneren.

‘Zij?’ spotte hij. ‘Die kunnen je niet beschermen. Mijn mensen laten hen niet voorbij de grens.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Maar waar zijn jouw mensen, Amun? Ik zie ze niet.’

‘Dat is ook niet de bedoeling. Schiet op, we hebben niet veel tijd.’

Ze wilde weigeren, maar door iets in zijn stem liet ze zich vermurwen. Weer dacht ze aan de spanning die ze eerder bij hem had bespeurd, die ingehouden woede. Wat was er hier echt aan de hand? Hij had haar nieuwsgierig gemaakt. Had hij dat expres gedaan? Lokte hij haar in een val? Maar waarom dan? Onbewust tikte haar hand op haar achterzak waarin het keramische knipmes zat dat haar zou beschermen.

In stilte liepen ze verder. De woestijn leek te fluisteren, rusteloos te veranderen, te bewegen tussen kleding en huid. De lagen van beschaving werden afgepeld tot alleen nog de harde kern overbleef, ruw en primitief.

Chalthoum was in zijn element. Hij was groter dan het leven zelf, daarom had hij haar jaren geleden hier weggehaald en daarom waren ze nu weer terug. Hoe verder ze zich van de anderen verwijderden, hoe meer hij leek te groeien in lengte en in macht, tot hij boven haar uittorende.

Toen hij zich omdraaide had hij fonkelende ogen, die het blauw-witte maanlicht weerkaatsten.

‘Ik heb je hulp nodig,’ zei hij met zijn gebruikelijke directheid.

Ze moest bijna lachen. ‘Jij hebt mijn hulp nodig?’

Hij keek even naar de grond. ‘Jij bent zo’n beetje de laatste persoon die ik om hulp wil vragen.’

En door deze uitspraak begreep ze hoe afgrijselijk hij eraan toe moest zijn. ‘En wat als ik weiger?’

Hij wees op de satelliettelefoon in haar hand. ‘Denk jij dat ik niet weet wie je daarmee hebt gebeld?’ Het wit in zijn ogen zag er eng blauw uit in het monochrome licht. ‘Denk jij dat ik niet weet waarom je echt hier bent? Het gaat jou helemaal niet om deze vliegramp, het gaat over die nieuwe, Iraanse MIG.’