5

Het gemeenschappelijke NSA-DHS team kwam aan in Caïro en werd, tot consternatie van iedereen behalve Soraya, op het vliegveld geconfronteerd met een contingent van al Mokhabarat, de nationale geheime politie. Het team en hun bagage werden in militaire voertuigen geladen en door de verschroeiende hitte, de felle zon en de stadschaos van Caïro gereden. Ze reden in zuidwestelijke richting de stad uit naar de woestijn, in een mistroostige en stille rij.

‘Onze bestemming is bij Wadi AlRayan,’ zei Amun Chalthoum, het hoofd van al Mokhabarat, tegen Soraya. Hij had haar onmiddellijk in de gaten gehad en haar uit het team gehaald om naast hem te zitten in zijn auto, die de tweede was achter een zwaar gepantserd halfrupsvoertuig, dat Chalthoum ongetwijfeld gebruikte bij wijze van spierballenvertoon naar de Amerikanen.

Voor Chalthoum leek de tijd te hebben stilgestaan. Zijn haar was nog altijd dik en donker, zijn brede koperkleurige voorhoofd nog steeds zonder lijntjes. Zijn zwarte kraaienogen lagen diep achter de haviksnavel die zijn neus was, en smeulden nog altijd van onderdrukte emotie. Hij was groot en gespierd, met de smalle heupen van een zwemmer of een klimmer. In contrast daarmee had hij de lange, spits toelopende vingers van een pianist of een chirurg. En toch was er iets belangrijks veranderd, want er hing een zweem over hem van een vuur dat nauwelijks kon worden ingedamd. Hoe dichter je bij hem kwam, des te meer voelde je de trilling van zijn beteugelde woede. Nu ze naast hem zat, nu ze de ooit vertrouwde opwinding binnen in zich voelde, besefte ze waarom ze Veronica Hart niet de hele waarheid had verteld. Want ze was er allerminst zeker van dat ze Amun aankon.

‘Zo stil. Ben je niet opgewonden dat je weer thuis bent?’

‘Eigenlijk dacht ik aan de laatste keer dat je me meenam naar Wadi AlRayan.’

‘Dat was acht jaar geleden en ik probeerde gewoon de waarheid te weten te komen,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Geef maar toe dat je in mijn land was om gegevens door te spelen...’

‘Ik geef niks toe.’

‘... die rechtelijk toebehoorden aan de Staat.’ Hij klopte op zijn borst. ‘En ik ben de Staat.’

‘Le roi le veut,’ mompelde ze.

‘De koning wil het.’ Chalthoum knikte. ‘Precies.’ En meteen haalde hij zijn handen van het stuur en spreidde zijn armen wijd uit om de woestijn te omarmen waarin ze op dat moment reden. ‘Dit is het land van absolutisme, Umm al-Dunya, de Moeder van het Universum, maar ik vertel je niets wat je niet al weet. Je bent immers Egyptisch, net als ik.’

‘Half Egyptisch.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Hoe dan ook, het doet er niet toe. Ik ben hier om mijn mensen te helpen uitzoeken wat er gebeurd is met dat lijnvliegtuig.’

‘Jouw mensen.’ Chalthoum spuugde de woorden uit alsof ze een bittere nasmaak in zijn mond achterlieten. ‘En je vader dan? En zijn mensen? Heeft Amerika de wilde Arabier in jou dan zo grondig vernietigd?’

Soraya legde haar hoofd tegen de stoelleuning en sloot haar ogen. Ze wist dat ze haar gevoelens maar beter onder controle kon krijgen en snel, anders kon ze de controle verliezen over deze hele missie. Toen voelde ze Amuns arm langs haar heen strijken en de haren in haar nek stonden rechtovereind. Goeie God, dacht ze, zo kan ik niet voor hem voelen. En meteen brak het koude zweet haar uit. Was dit waarom ik Veronica de waarheid heb onthouden, omdat ik wist dat ze me nooit hier terug zou hebben laten gaan als ik haar alles verteld had? En ineens voelde ze dat ze in gevaar was, niet vanwege Amun, maar vanwege haarzelf en haar eigen oncontroleerbare gevoelens.

In een poging om een vorm van evenwicht te hervinden, zei ze: ‘Mijn vader is nooit vergeten dat hij een Egyptenaar was.’

‘Dus daarom heeft hij zijn naam veranderd van Mohammed in Moore,’ zei Chalthoum bitter.

‘Hij werd verliefd op Amerika toen hij verliefd werd op mijn moeder. Die diepe waardering die ik ervoor voel komt van hem.’

Chalthoum schudde zijn hoofd. ‘Waarom zou je het verbergen? Het kwam door je moeder.’

‘Net als alle Amerikanen vond mijn moeder alles wat haar land te bieden had volkomen vanzelfsprekend. Ze gaf helemaal niks om Onafhankelijkheidsdag; het was mijn vader die me op 4 juli meenam naar het vuurwerk op de Mall in Washington D.C., waar hij me vertelde over vrijheid en bevrijding.’

Chalthoum ontblootte zijn tanden. ‘Ik moet lachen om zijn naïviteit – en die van jou. Eerlijk gezegd had ik verwacht dat je een meer... laten we zeggen pragmatische kijk had op Amerika, het land dat met evenveel overgave Mickey Mouse, oorlog en bezettingslegers exporteert.’

‘Wat handig dat je voor het gemak vergeet dat we ook het land zijn dat jou bescherming biedt tegen extremisten, Amun.’

Chalthoum toonde zijn tanden en stond op het punt te antwoorden, toen het hobbelende voertuig door het cordon van zijn mannen rolde, dat gewapend met machinegeweren de luidruchtige menigte van de internationale pers op veilige afstand van het neergestorte vliegtuig weghield, en tot stilstand kwam. Soraya was er als eerste uit, ze zette haar zonnebril stevig op de brug van haar neus en het lichtgewicht petje op haar hoofd. Chalthoum had gelijk gehad: het lijntoestel was uit de lucht gevallen op nog geen zeshonderd meter afstand van de zuidoostelijke punt van de wadi, een waterpartij, compleet met spectaculaire watervallen, des te fraaier omdat ze omgeven werden door de woestijn.

‘Lieve God,’ mompelde Soraya, terwijl ze haar rondtocht begon over de plaats van de crash, die al was afgezet, waarschijnlijk door Amuns mensen. Het toestel was uiteengevallen in twee grote stukken, die als groteske monumenten voor een onbekende god in zand en stenen waren ingebed. Maar andere stukken, die met geweld van de romp waren gescheurd, lagen in een wijde cirkel verspreid, samen met een vleugel, die doormidden gebogen was als een twijgje.

‘De vernietiging is vreselijk,’ zei Chalthoum, terwijl hij toekeek hoe het Amerikaanse team aan het werk ging. Ze liepen langs de buitenkant van het afgezette gebied. Hij wees. ‘Kijk daar, en hier. Het is ook duidelijk dat het vliegtuig in de lucht is gebroken, niet bij het neerkomen, dat, gezien de samenstelling van de grond, verder minimale schade heeft veroorzaakt.’

‘Dus het vliegtuig ziet er min of meer zo uit als direct na de explosie.’

Chalthoum knikte. ‘Dat klopt.’

Je kon over hem zeggen wat je wilde, maar als het op zijn werk aankwam, was hij een eersteklas vakman. Het probleem was dat zijn vak maar al te vaak manieren van ondervraging en marteling inhield waar zelfs degenen die de leiding hadden over de Abu Ghraib-gevangenis misselijk van zouden worden.

‘De vernietiging is vreselijk,’ zei hij.

Dat was maar al te waar. Soraya keek toe hoe de forensische deskundigen plastic pakken en schoenbedekking aandeden. Kylie, de labrador die explosieven kon ruiken, ging eerst naar binnen met haar begeleider. Toen werd het team in tweeën gesplitst: de eerste groep ging naar het uitgebrande binnenste van het vliegtuig, terwijl de tweede groep de opengereten randen begon te onderzoeken om te kunnen bepalen of de explosie van binnenuit of van buitenaf was gekomen. Bij deze laatste groep was Delia Trane, een vriendin van Soraya die explosievenexpert was bij de ATF, het bureau voor alcohol, tabak en vuurwapens. Hoewel Delia pas vierendertig was, waren haar vaardigheden zo groot dat ze vaak werd uitgeleend aan diverse nationale instanties die zaten te springen om haar expertise.

Gevolgd door Chalthoum ging Soraya de cirkel des doods binnen, waar stukjes metaal lagen die zo zwart en verwrongen waren dat het onmogelijk was om te bepalen wat ze ooit waren geweest. Vuistgrote klompen die eruitzagen als hagel bleken bij nadere inspectie plastic onderdelen te zijn die in het vuur waren gesmolten. Toen ze bij een menselijk hoofd aankwam, stopte ze en hurkte ze neer. Bijna al het haar en het meeste vlees was verschroeid tot as, waardoor het oppervlak van de deels ontblote schedel eruitzag als kippenvel.

Even verderop stak een geblakerde onderarm in een schuine hoek uit het zand, de hand erboven leek als een vlag een land af te bakenen waar de dood absoluut regeerde. Soraya zweette, en niet alleen van de felle hitte. Ze nam een slok water uit de plastic fles die Chalthoum haar gaf en ging toen verder. Vlak voor de gapende mond van het toestel gaf een lid van het team haar en Chalthoum plastic pakken en schoenbedekkingen, die ze ondanks de hitte aandeden.

Nadat haar ogen gewend waren geraakt aan het schemerduister, deed ze haar zonnebril af en keek rond. De rijen stoelen waren in een hoek van negentig graden gekanteld; de vloer was waar de linkerzijkant geweest moest zijn toen het lijntoestel nog gewoon rechtop vloog en iedereen erbinnenin nog leefde, praatte, lachte, elkaars handen vasthield of quasi ruziede tot het laatste moment voor de vuurzee. Overal lagen lichamen, sommige nog steeds in hun stoelen, andere weggeslingerd door de klap. De explosie had een ander deel van het vliegtuig en iedereen die daar had gezeten totaal vernietigd.

Ze merkte dat de leden van het Amerikaanse team overal waar ze gingen geschaduwd werden door een van Amuns mensen. Het zou komisch zijn geweest als het niet zo sinister was. Haar metgezel was blijkbaar vastbesloten dat niemand van het forensische team ook maar iets kon doen, inclusief toiletbezoek in de duizeligmakende hitte en de scherpe stank van de draagbare latrines, zonder dat hij daarvan op de hoogte was.

Het gebrek aan vocht werkt natuurlijk in ons voordeel,’ zei Chalthoum. ‘Daardoor vordert de ontbinding van die lichamen niet zo snel dat ze onherkenbaar worden.’

‘Dat zal een zegen zijn voor hun familieleden.’

‘Natuurlijk. Maar laten we er geen doekjes om winden, je hebt nog niet veel nagedacht over de passagiers en hun familie. Jij bent hier om te ontdekken wat er met het vliegtuig gebeurd is: een mechanisch defect of een daad van extremistisch terrorisme.’

Hij had nog altijd de uiterst on-Egyptische neiging meteen ter zake te komen. Het land was een bureaucratische nachtmerrie; niks kon er gedaan worden, er was geen enkel antwoord te krijgen zonder dat er minstens vijftien mensen op zeven verschillende afdelingen werden geconsulteerd en het erover eens waren. Soraya dacht even na over het beste antwoord. ‘Het zou dwaas zijn om te doen alsof het anders was.’

Chalthoum knikte. ‘Ja, omdat de wereld het wil weten, het moet weten. Maar mijn vraag aan jou is: en wat dan?’

Een hele scherpzinnige vraag, dacht ze. ‘Ik weet het niet. Wat er dan gebeurt ligt niet aan mij.’

Ze zag Delia en zwaaide naar haar. Haar vriendin knikte, zocht haar weg door de wrakstukken en bukte waar de medewerkers met hun heldere bouwlampen schenen, tot waar zij en Chalthoum stonden, net binnen de brandende hitte.

‘Iets te rapporteren?’ vroeg Soraya.

‘We zijn net begonnen met de eerste fase.’ Delia’s bleke ogen gingen naar de Egyptenaar en weer terug naar haar vriendin.

‘Het is oké,’ verzekerde Soraya haar. ‘Als je iets hebt, zelfs al is het speculatie, dan moet ik het weten.’

‘Oké.’ Delia’s moeder was een aristocratische Colombiaanse uit Bogotá, en haar dochter droeg veel van het trotse bloed van haar voorouders van moederskant met zich mee. Haar huid was even donker van kleur als die van Soraya, maar daar hielden de overeenkomsten op. Ze had een gewoon gezicht en een jongensachtig figuur, kortgeknipt haar, sterke handen en een nononsense manier van doen die vaak geïnterpreteerd werd als grofheid. Soraya vond het verfrissend; Delia was iemand bij wie ze zichzelf kon zijn. ‘Volgens mij was het geen bom. De explosie kwam heel duidelijk niet uit het bagageruim.’

‘En dus was het een mechanisch defect?’

‘Kylie zegt van niet,’ zei Delia. Ze bedoelde de hond.

Weer was daar die aarzeling, en daardoor voelde Soraya zich slecht op haar gemak. Ze dacht er even over om haar vriendin onder druk te zetten, maar bedacht zich toen. Ze zou een manier moeten zien te vinden om met haar te praten zonder dat Amun elk woord opving. Ze knikte en Delia ging weer aan het werk.

‘Ze weet meer dan ze zegt,’ zei Chalthoum. ‘Ik wil weten wat er aan de hand is.’ Toen Soraya niets terugzei, vervolgde hij: ‘Ga met haar praten. Alleen.’

Soraya draaide zich naar hem om. ‘En dan?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Aan mij rapporteren, wat anders?’

Het was erg laat toen Moira klaar was om het kantoor te verlaten. Met een vermoeide hand schakelde ze CNN uit, dat ze met het geluid af had aangezet vanaf het moment dat het nieuws over het vliegtuigincident in Egypte bekend werd. Het nieuws bracht haar van haar stuk, zoals veel mensen in de inlichtingenwereld. Geen woord over wat er echt gebeurd was – niet eens van de onofficiële, niet te citeren bronnen, die zulke bondige antwoorden hadden dat haar tanden ervan gingen jeuken. Intussen ging de pers er breeduit tegenaan – commentatoren op de tv speculeerden over scenario’s met een terroristische aanval. En dan telde ze nog niet eens de veel herkenbaarder fantasieverhalen mee die zich op duizenden internetsites voordeden als ‘de waarheid waarvan ze niet willen dat je die weet,’ inclusief het giftige verhaal dat sinds 9/11 werd uitgevent dat de Amerikaanse regering achter het incident zat om zo zijn eigen casus belli te creëren, een reden voor oorlog.

Terwijl ze de lift naar de ondergrondse garage nam, waren Moira’s gedachten op twee plekken tegelijk: hier bij de organisatie die ze aan het opbouwen was en op Bali bij Bourne. Zijn zware verwondingen hadden het moeilijker gemaakt om bij hem weg te gaan. Wat zo simpel had geleken toen ze in het zwembad bij de club haar toekomst hadden besproken, leek nu nevelig en vaag angstwekkend. Het was niet zo dat ze de behoefte voelde voor hem te zorgen – God mag weten dat ze nooit een goede verpleegster zou kunnen worden – maar dat ze tijdens de eeuwigheid waarin zijn leven in de waagschaal lag gedwongen was geweest haar gevoelens voor hem onder ogen te zien. De mogelijkheid dat hij van haar zou worden weggerukt vervulde haar met angst. Ze nam tenminste aan dat het angst was, omdat ze nog nooit zoiets gevoeld had: een verstikkende zwartheid die de zon op het middaguur kon verduisteren en de sterren om middernacht.

Was dat liefde, vroeg ze zich af. Kon liefde zo’n gekte voortbrengen die tijd en ruimte oversteeg, die ervoor zorgde dat haar hart zich uitstrekte voorbij de bestaande grenzen, die gelei maakte van haar botten? Hoe vaak was ze ’s nachts niet wakker geworden uit een ondiepe en rusteloze slaap, waarna ze zich gedwongen voelde om naar de badkamer te gaan en te staren in de spiegel naar iemand die ze niet herkende. Het was alsof ze zonder veel omwegen in het leven van iemand anders was gegooid, een leven dat ze niet wilde en niet begreep.

‘Wie ben je?’ vroeg ze keer op keer aan die vreemde weerspiegeling. ‘Hoe ben je hier gekomen? Wat wil je?’

Noch zij, noch haar weerspiegeling had antwoorden. In de stilte van de nacht huilde ze om het verlies van wie ze was geweest, wanhopig om de nieuwe en onbegrijpelijke toekomst die haar lichaam was binnengekomen als een transfusie.

Maar ’s morgens was ze zichzelf weer: pragmatisch, doelbewust, meedogenloos in zowel haar manier van rekruteren als in de stringente regels die ze haar medewerkers oplegde. Ze liet elk van hen een eed van trouw aan Heartland afleggen, alsof het een souvereine natie was, wat haar voornaamste rivaal Black River in veel opzichten al was.

En toch bekropen haar op het moment dat de zon uit de lucht viel schemering en onzekerheid, en haar gedachten gingen terug naar Bourne, met wie ze geen contact meer had gehad sinds ze Bali drie maanden geleden had verlaten met het lichaam van een dode Australische zwerver en de papieren die hem identificeerden als Bourne. Het was die terugkerende ziekte die ze op het eiland had opgelopen. Haar hart en geest probeerden de gruwelijkheid te absorberen van de gedachte dat zijn mogelijke dood voldoende was om haar te laten wegvluchten en te blijven vluchten. Behalve dat ze, waar ze ook heen ging, altijd weer terechtkwam op die verschrikkelijke plek waar ze begonnen was, op het moment dat hij op de grond was gevallen en haar hart gestopt was met kloppen.

De liftdeur ging open en onthulde de betonnen uitgestrektheid van de garage vol schaduwen. Ze stapte uit met haar autosleutel in haar hand. Ze had er een hekel aan om ’s avonds laat door de vrijwel verlaten garage te lopen. De vlekken van olie en benzine, de stank van uitlaatgassen, de echo’s van haar hakken die op het beton tikten, maakten dat ze zich verdrietig en pijnlijk alleen voelde, alsof er op de hele wereld geen plek was die ze thuis kon noemen.

Er stonden nog maar erg weinig geparkeerde auto’s, de parallelle witte lijnen die op het onbewerkte beton waren geschilderd strekten zich voor haar uit tot waar ze haar auto geparkeerd had. Ze hoorde de cadans van haar eigen stappen, zag de beweging van haar vervormde schaduw terwijl die van de ene vierkante pilaar over de andere gleed.

Ze hoorde een automotor kuchend tot leven komen en hield in, stond stil; haar zintuigen zochten naar de bron. Een duifgrijze Audi trok op van achter een pilaar, deed zijn koplampen aan en kwam in haar richting, steeds sneller.

Ze haalde haar op maat gemaakte Lady Hawk 9mm uit zijn dijholster, nam de houding van een expert scherpschutter aan en haalde met haar duim de veiligheidspal eraf. Ze stond net op het punt om de trekker over te halen toen het raam aan de passagierskant naar beneden ging en de Audi met piepende banden tot stilstand kwam, verend op zijn schokbrekers.

‘Moira!’

Ze boog haar knieën wat meer om haar zichtlijn te verlagen.

‘Moira, ik ben het, Jay!’

Turend in de Audi zag ze Jay Weston, een medewerker die ze zes weken tevoren had weggehaald bij Hobart, de grootste ODC – overzeese defensie contractant – van de regering.

Meteen deed ze de Lady Hawk omhoog en toen in de holster. ‘Jezus, Jay, je had wel dood kunnen zijn.’

‘Ik moet je spreken.’

Ze knipperde met haar ogen. ‘Nou ja, shit, je had kunnen bellen.’

Hij schudde zijn hoofd. Zijn gezicht zag er benepen uit, vol ongewone spanning. ‘Mobieltjes zijn te onzeker. Ik kon het risico niet nemen, niet hiermee.’

‘Goed,’ zei ze, terwijl ze in de raamopening leunde, ‘wat is er zo belangrijk?’

‘Niet hier,’ zei hij en hij keek schichtig rond. ‘Niet ergens waar iemand ons kan horen.’

Moira fronste haar wenkbrauwen. ‘Vind je niet dat je een beetje paranoïde doet?’

‘Paranoia behoort toch bij de benodigdheden voor mijn baan?’

Ze knikte, dat was waarschijnlijk zo. ‘Oké, hoe wil je...’

‘Ik moet je iets laten zien,’ zei hij en hij klopte op de zak van een duur uitziend saffierblauw suède jasje dat over de passagiersstoel hing en reed toen weg in de richting van de afrit naar de straat, voordat ze de kans had om in te stappen of hem zelfs maar antwoord te geven.

Ze sprintte naar haar auto, deed die al rennend open met de afstandsbediening. Ze rukte het portier open en gleed achter het stuur, sloeg de deur achter zich dicht en zette de auto in zijn versnelling. Jays Audi wachtte op haar boven aan de afrit. Op het moment dat hij haar in zijn achteruitkijkspiegel zag naderen, gaf hij gas en sloeg buiten de garage rechts af. Moira volgde.

Er was in de late avond niet veel verkeer, alleen wat mensen die terugkwamen van het theater en de bioscoop, dus was er voor Jay geen reden om door rood te rijden op P Street, maar dat was precies wat hij keer op keer deed. Moira gaf gas om hem bij te houden en wist meer dan eens nauwelijks te ontsnappen aan een botsing met verkeer uit de dwarsstraten; banden piepten, claxons toeterden kwaad.

Drie straten bij haar gebouw vandaan kregen ze een agent op een motor achter zich aan. Ze seinde met haar koplampen naar Jay, maar ofwel hij keek niet, ofwel hij verkoos haar te negeren, want hij bleef door rood rijden. Tegelijkertijd zag ze de agent langs haar heen flitsen, op weg naar de Audi voor haar.

‘Shit,’ mompelde ze en ze gaf nog wat gas.

Ze bedacht net hoe ze de herhaaldelijke inbreuken op de verkeersregels van haar werknemer zou moeten gaan uitleggen toen de agent naast de Audi ging rijden. Een ogenblik later had hij zijn dienstrevolver getrokken, mikte hij recht op het raam van de chauffeur en haalde hij de trekker twee keer snel achter elkaar over.

De Audi hortte en slingerde. Moira had slechts een paar seconden om te voorkomen dat ze op de auto inreed, maar ze had moeite met de ongebreidelde snelheid van haar eigen voertuig. Uit haar ooghoeken zag ze de motoragent afslaan en bij een zijstraat in noordelijke richting rijden. Toen raakte de Audi haar, midden in een serie misselijkmakende pendule-achtige zwaaien, waardoor haar auto begon te tollen.

Door de botsing rolde de Audi om als een kever op zijn harde, glimmende rug. Alsof een monsterachtige vingertop er een tik tegen had gegeven, rolde hij vervolgens door, maar Moira zag het niet meer, omdat haar auto een straatlantaren raakte en toen tegen een geparkeerde auto aan knalde, waarbij ze hard inreed op de buitenkant van de voorbumper en het portier. Een sneeuwstorm van versplinterd glas overdekte haar terwijl ze naar voren sloeg, de opgeblazen airbag raakte en toen duizelend achterover in haar stoel werd geworpen.

Alles werd zwart.

Het voorzichtig klimmen over de rijen stoelleuningen was als waden in een zee die stijf bevroren was met op een rif gelopen lichamen. Het waren de kleine kapotte lichamen van kinderen die het moeilijkst te passeren waren zonder in tranen uit te barsten. Soraya mompelde een gebed voor elk van hun zielen die beroofd waren van een volle levensloop.

Tegen de tijd dat ze de positie van Delia bereikt had, besefte ze dat ze haar adem had ingehouden. Ze liet hem met een sissend geluidje gaan, waarna de scherpe geuren van verbrande kabels, synthetische stoffen en plastics haar neusgaten met volle kracht binnendrongen.

Ze raakte de schouder van haar vriendin aan en zei zacht, met het oog op haar Egyptische waarnemer: ‘Laten we een eindje gaan lopen.’

De waarnemer maakte aanstalten hen te volgen, maar werd tegengehouden door een subtiel handgebaar van Chalthoum. Buiten was het woestijnlicht verblindend, zelfs met een zonnebril, maar de hitte was schoon, de dorre geur van de woestijn, de moordende zon was een welkom respijt voor de dodenput waarin ze beiden waren afgedaald. Thuiskomen in de woestijn, dacht Soraya, was als terugkeren naar een lang verloren geliefde, het zand fluisterde tegen je huid in een intieme liefkozing. In de woestijn kon je dingen naar je toe zien komen. Daarom logen mensen als Amun, want de woestijn vertelde de waarheid, altijd, in de geschiedenis bedekte en ontdekte de woestijn, in de beenderen van de beschaving waarvan het eeuwige zand alle leugens had afgeschrobd. Te veel waarheid was iets vreselijks, geloofden mensen als Amun, omdat er daardoor niets overbleef om in te geloven, niets om voor te leven. Ze wist dat zij hem veel beter begreep dan hij haar begreep. Hij geloofde iets anders, natuurlijk, maar dat was een nuttige illusie waar hij zich aan mocht vasthouden.

‘Delia, wat is er echt aan de hand?’ vroeg Soraya toen ze op enige afstand van de schildwachten van al Mokhabarat waren gekomen.

‘Niets dat ik op het moment kan hardmaken.’ Ze keken om zich heen om er zeker van te zijn dat ze alleen waren. Toen ze zag dat Chalthoum naar hen stond te kijken, zei ze: ‘Van die man krijg ik de bibbers.’

Soraya leidde hen verder weg van de borende blik van de Egyptenaar. ‘Maak je geen zorgen, hij kan niet horen wat wij zeggen. Wat is er?’

‘Kutzon.’ Met tot spleetjes dichtgeknepen ogen achter haar zonnebril gebruikte Delia haar handen om schaduw te geven aan haar gezicht. ‘Mijn lippen gaan vervellen voordat de avond voorbij is.’

Soraya wachtte terwijl de zon bleef schroeien in de lucht en Delia’s lippen verder verbrandden.

‘Verdomme,’ zei Delia uiteindelijk. ‘Vijf tegen twee dat de crash niet veroorzaakt is door iets in het vliegtuig.’ Ze was een fervent pokeraar, iedere situatie was voor haar een kwestie van kansberekening. Ook transformeerde ze vaak zelfstandige naamwoorden in werkwoorden. ‘Ik instinct een bepaald explosief.’

‘Dus het was geen ongeluk.’ Soraya huiverde. ‘Je zei dat het geen bom was, maar wat dan, een luchtdoelraket?’

Delia haalde haar schouders op. ‘Dat kan, maar je moet de transcriptie lezen van het laatste gesprek dat de piloten hadden met de verkeerstoren van Caïro International. Ze zagen geen spoor van een vliegtuig dat op hen afkwam.’

‘Misschien van onderen of van achteren?’

‘Oké, maar dan zou de radar het opgepikt moeten hebben. Bovendien zei de copiloot dat hij iets op hen af zag komen.’

‘Maar pas op het laatst mogelijke moment. De explosie vond plaats voordat hij de tijd had om te beschrijven wat het was.’

‘Als je gelijk hebt, leidt dat ons naar een luchtdoelraket.’

Delia knikte. ‘Als we geluk hebben is de zwarte doos nog heel en vertelt de opname ons meer.’

‘Wanneer?’

‘Je hebt gezien wat een puinhoop het is daarbinnen. Het zal wel even duren voordat we zeker weten of de zwarte doos zelfs maar veilig te stellen is.’

Soraya zei in de droge, onheilspellende fluistering van de hete wind die de duinen van vorm veranderde: ‘Een luchtdoelraket zou een heel universum aan bijzonder nare mogelijkheden in het spel brengen.’

‘Ik weet het,’ zei Delia. ‘Zoals betrokkenheid, ofwel als medeplichtige of als mededader, van de Egyptische overheid.’

Soraya keerde zich onbewust in de richting van Chalthoum. ‘Of al Mokhabarat.’