16

De volgende ochtend werd Nora wakker met een heerlijke geur in haar neus. Ze rekte zich uit, nog verwikkeld in een fantastische, al half vergeten droom. Toen hoorde ze het blikken kletteren en ving ze gemompelde gesprekken op. Ze opende haar ogen en sprong uit haar slaapzak. Het was halfzeven en het kamp zat al rond een pot koffie die boven een open vuur hing. Alleen Swire en Black ontbraken. Bonarotti was bezig bij de grill en uit zijn sissende koekenpan steeg het heerlijke aroma op waarvan ze wakker was geworden.

Snel borg ze haar spullen op en waste zich, gegêneerd dat ze zich de eerste ochtend meteen al verslapen had. Verderop in de canyon ving ze een glimp op van Swire, die de paarden stond te roskammen en hun hoeven inspecteerde.

'Madame de voorzitter!' riep Smithback haar goedgeluimd toe. 'Kom hier en neem een slok van deze ebbenzwarte nectar. Ik zweer het je: hij is lekkerder dan de espresso van Café Reggio.' Nora voegde zich bij de groep en nam dankbaar een tinnen beker van Holroyd aan. Terwijl ze een slok nam, kwam Black te voorschijn uit een van de tenten, kreukelig en verward. Woordeloos strompelde hij naar de groep toe en nam een kop koffie. Daarna ging hij op een rotsblok over zijn mok gebogen zitten. 'Koud,' prevelde hij. 'Ik heb geen oog dichtgedaan. Normaal hebben ze bij opgravingen altijd een paar RV's in de buurt staan.' Hij keek om zich heen naar de torenhoge rotsen rondom. 'Jij hebt prima geslapen,' zei Smithback. 'Ik heb nog nooit zo'n gesnurk gehoord.' Hij wendde zich tot Nora. 'Wat dacht je ervan als we gemengd slapen instellen voor de rest van de trip? Ik weet alles van dat zogenaamde "tentsluipen" op dit soort expedities.' Hij kakelde obsceen. 'Je weet het: geluk zit in een tweepersoons sarcofaag.' 'Als jij met het andere geslacht wilt slapen, kan Swire je wel bij de merries stallen,' antwoordde Nora.

Black lachte blaffend.

'Heel amusant.' Met zijn koffie in zijn hand ging Smithback op een omgevallen houtblok zitten, naast Black. 'Volgens Aragon ben jij een expert in het dateren van artefacten. Maar hij zei ook dat jij een vuilnisgraver bent. "Wat is dat?'

'O, heeft hij dat gezegd?' Black staarde met een boze blik naar de oudere man.

Aragon wuifde met zijn hand. 'Een technische term.'

'Ik ben stratigraaf,' zei Black. 'Vaak leveren afvalbergen de beste informatie op bij een opgraving.'

'Afvalbergen?'

'Ja, vuilnisbelten,' zei Black en hij perste zijn lippen opeen. 'Oude vuilnishopen. Meestal het interessantste deel van een ruïne.' 'Expert coproliet, ook nog,' zei Aragon met een hoofdknik in de richting van Black.

'Coproliet?' Smithback dacht even na. 'Is dat niet zoiets als fossiele stront?'

'Ja, ja,' zei Black geïrriteerd. 'Maar we werken met alles dat te maken heeft met datumbepaling. Menselijk haar, stuifmeel, houtskool, botten, zaden, noem maar op. Uitwerpselen zijn toevallig bijzonder leerzaam. Daaraan kun je zien wat de mensen aten, wat voor parasieten ze hadden...'

'Faeces,' zei Smithback. 'Ik snap het.'

'Dr. Black is de beste geochronoloog van het hele land,' zei Nora snel.

Maar Smithback schudde zijn hoofd. 'Wat een beroep,' grinnikte hij. 'Coprolieten. O, god. Zie je daar wel altijd een gat in?' Voordat Black kon antwoorden, kondigde Bonarotti aan dat het ontbijt klaar was. Evenals de vorige dag was hij gekleed in een keurig gestreken jasje en een geperste kaki-broek. Dankbaar voor de onderbreking vroeg Nora zich af hoe hij er zo netjes bij kon lopen, terwijl de anderen al lichtelijk groezelig begonnen te worden. Door de heerlijke geuren vergat ze haar nieuwsgierigheid echter algauw en snel ging ze bij de anderen in de rij staan. Bonarotti liet een grote plak perfect gebakken omelet op haar bord glijden. Ze ging zitten en begon hongerig te eten. Misschien was het de woestijnlucht, maar ze had nog nooit zulke heerlijke eieren geproefd. 'Hemels,' mompelde Smithback met volle mond.

'Een ietwat ongebruikelijke bijsmaak, bijna muskusachtig,' merkte Holroyd op, terwijl hij naar de vork vol voor zich keek. 'Dat proef ik voor het eerst.'

'Paddo's?' vroeg Swire, niet helemaal als grap.

'Ik proef niets,' zei Black.

'Nee, ik weet wat je bedoelt,' zei Smithback. 'Het komt me ergens bekend voor.' Hij nam nog een hap en legde toen kletterend zijn vork neer. 'Ik heb het. Bij Il Mondo Vecchio op Fifty-third Street. Daar heb ik een keer een kalfsgerecht gegeten met diezelfde smaak.'

Hij keek op. 'Zwarte truffel?'

Bij die woorden lichtten Bonarotti's normaal onaangedane ogen op en met nieuw respect keek hij Smithback aan. 'Niet helemaal,' antwoordde hij. De kok ging naar zijn geheime kistje, opende een van de talloze laden en haalde er een donkergekleurde homp uit te voorschijn, zo groot als een tennisbal. Aan een kant was de bol vlak, waar hij er met een mes overheen geschraapt had. 'Engelen en hoeders der wet, sta ons bij,' hijgde Smithback. 'Een witte truffel. Midden in de woestijn.'

'Tuber magantum pico,' zei Bonarotti, terwijl hij de truffel voorzichtig teruglegde in het laatje.

Langzaam schudde Smithback zijn hoofd. 'Daar gaat dus voor zo'n duizend dollar aan schimmel. Als we die enorme berg indiaans goud niet vinden, kunnen we altijd het kabinet van dokter Bonarotti nog plunderen.'

'Dat kun je rustig proberen, vriend,' zei Bonarotti onaangedaan, terwijl hij zijn jasje opende en op een monstrueuze revolver klopte die in een holster rond zijn middel hing. Er ging een nerveus gelach op.

Toen Nora zich weer aan haar ontbijt wijdde, meende ze iets te horen: in de verte, maar het klonk allengs luider. Ze keek om en zag dat de anderen het ook gehoord hadden. Het geluid echode tussen de canyonwanden en ze besefte dat het een vliegtuig was. Terwijl ze de lege blauwe hemel afzocht, nam het lawaai nog meer toe en kwam er een watervliegtuig over de zandstenen canyonrand heen zetten. De vroege ochtendzon glinsterde op de aluminium huid en de bolle drijvers. Vanuit het dieper gelegen deel van de canyon keken de paarden nerveus naar het naderende toestel.

'Die vent zit wel verschrikkelijk laag,' zei Holroyd, terwijl hij omhoogkeek.

'Hij zit niet gewoon laag,' zei Swire, 'hij gaat landen.'

Ze keken toe hoe het vliegtuig even scheef zakte en weer rechttrok, als groet van de piloot aan de aanwezigen. Het toestel trok recht en landde, zodat twee vinnen van water opspoten in een fontein van druppels. De motoren dreunden terwijl het vliegtuig op de drijvende houtmassa aankoerste. Nora knikte naar Holroyd dat die het vlot moest pakken om de inzittenden op te halen. In de cockpit zag ze de piloot en de copiloot meters controleren en aantekeningen maken op een hangend clipboard. Na verloop van tijd klom de piloot naar buiten, zwaaide en liet zich op een van de drijvers zakken. Nora hoorde Smithback naast zich zachtjes fluiten toen de piloot een beschermbril en een leren helm afzette en haar korte, rechte zwarte haar uitschudde. 'Kom aan boord,' zei hij.

'Hou je muil,' snauwde ze.

De piloot was Sloane Goddard.

Holroyd was intussen langszij gekomen en Goddard begon wat spullen op het vlot te gooien vanuit de laadruimte achter de zitplaatsen in het vliegtuig. Toen smeet ze het luik dicht, liet zich op het vlot zakken en gaf de copiloot een teken. Terwijl Holroyd terugroeide naar het drijfhout, keerde het vliegtuig en begon het de canyon uit te taxiën, waar de motoren op volle toeren begonnen te draaien en het toestel opsteeg. Nora's ogen dwaalden van het verdwijnende vliegtuigje naar de snel naderende figuur.

Sloane Goddard zat achter op het vlot tegen Holroyd te praten. Ze droeg een lang pilotenjack, een spijkerbroek en strakke laarzen. Haar haar zat in een soort klassiek pagekopje, een bijna decadent aandoend anachronisme dat Nora deed denken aan de omslagfoto op een modeblad uit de jaren twintig. De amandelvormige, schitterend barnsteenkleurige ogen en de sensuele mond met de lichte, sardonische kromming, verleenden haar trekken een exotisch tintje. Ze leek zowat Nora's leeftijd te hebben, misschien midden of eind twintig. Nora besefte nadrukkelijk dat ze stond te kijken naar een van de mooiste vrouwen die ze ooit gezien had.

Toen het vlot vastliep aan de oever, sprong Sloane soepel aan land en kwam met ferme passen het kamp in lopen. Dit was niet het magere corpsstudentje dat Nora zich had voorgesteld. De vrouw die op haar afkwam had een voluptueus figuur, maar bewegingen die een snelle, soepele kracht verrieden. Haar huid was gebruind en glansde van gezondheid, en ze veegde het haar uit haar gezicht met een gebaar dat zowel onschuldig als verleidelijk was. Nog steeds grijnzend kwam de vrouw op Nora af, pelde haar handschoen af en stak haar hand uit. De huid was zacht, de greep koel en stevig.

'Nora Kelly, neem ik aan?' zei ze met glinsterende ogen. 'Ja,' ademde Nora uit. 'En jij moet Sloane Goddard zijn. De vertraagde Sloane Goddard.'

De grijns werd breder. 'Sorry voor deze theatrale aankomst. Ik zal u later vertellen hoe dat kwam. Maar eerst wil ik de rest van uw team graag ontmoeten.'

Nora's schrik bij haar vanzelfsprekende toon van gezag verminderde bij de woorden uw team. 'Geen probleem,' zei ze. 'Peter Holroyd heb je al ontmoet.' Ze wees naar de image-specialist die nu de laatste tassen aan land bracht en draaide zich vervolgens om naar Ara-gon. 'En dit is...'

'Ik ben Aaron Black,' zei Black daar plompverloren tussendoor, terwijl hij met uitgestoken hand, ingetrokken buik en rechte rug op de vrouw afliep.

Sloanes grijns verbreedde zich. 'Natuurlijk. De beroemde geochronoloog. Beroemd én gevreesd. Ik herinner me het artikel waarin u de datering van de Chingadera Cave onderuithaalde bij de laatste SAA-bijeenkomst. Ik had te doen met die arme archeoloog, Leblanc. Volgens mij loopt die sindsdien met gebogen hoofd rond.' Bij de verwijzing naar het vernielen van andermans reputatie zwol Black zichtbaar op van genoegen.

Sloane draaide zich om. 'En u moet Enrique Aragon zijn.'

Aragon knikte, zijn gezicht nog steeds ondoorgrondelijk.

'Ik heb mijn vader met grote waardering over uw werk horen spreken. Denkt u dat we hier in de stad veel menselijke resten zullen aantreffen?'

'Nog niet bekend,' kwam het antwoord. 'De grafvelden voor Cha-co Canyon zijn nooit gevonden, ondanks een eeuw van speurwerk. Mummy Cave heeft daarentegen honderden graven opgeleverd. Hoe dan ook, ik zal me bezighouden met de analyse van dierlijke resten.'

'Uitstekend,' knikte Goddard.

Nora keek om zich heen. Ze wilde Sloane aan iedereen voorstellen en dan zo snel mogelijk op pad. Tot haar verbazing had Roscoe Swire zich plotseling haastig uit de voeten gemaakt. Hij was nu bij de paarden bezig.

'Roscoe Swire, nietwaar?' riep Sloane, die Nora's blikken had gevolgd. 'Mijn vader heeft me alles over u verteld, maar ik geloof niet dat we elkaar ooit gesproken hebben.'

'Waarom zouden we ook,' luidde het onvriendelijke antwoord. 'Ik ben maar een cowboy, mijn enige taak is om te proberen te voorkomen dat een stelletje beginners zijn nek breekt op die gladde rotsen hier.'

Sloane lachte met lage stem. 'Nou, ik heb gehoord dat jij nog nooit van een paard gevallen bent.'

'Als je dat hoort uit de mond van een cowboy, dan liegt hij,' zei Swire. 'Mijn kont en de grond zijn tamelijk goede vrienden, met uw welnemen.'

Sloanes ogen glinsterden. 'Eerlijk gezegd zei mijn vader dat hij bij het eerste gesprek al zag dat jij een echte cowboy bent omdat je echte paardenmest aan je laarzen had.'

Nu grijnsde Swire dan eindelijk. Hij viste een gemberkoekje uit zijn shirtzak. 'Nou kijk,' zei hij, 'dat beschouw ik nou als een compliment.'

Nora wuifde in de richting van de schrijver. 'En dit is Bill Smithback.'

Smitback maakte een overdreven buiging, waarbij zijn kuif hevig heen en weer wiebelde op zijn bruine haardos.

'De journalist,' zei Sloane. Nora dacht even een toon van afkeuring in haar stem te bespeuren voordat de oogverblindende glimlach weer op volle kracht terugkeerde. 'Mijn vader zei dat hij nog contact met u zou opnemen.' Voordat Smithback kon antwoorden, had Sloane zich al tot Bonarotti gewend. 'En goddank ben jij ook mee, Luigi.'

De kok knikte ten antwoord, zonder iets te zeggen.

'Enige kans op ontbijt?' vroeg ze.

Hij draaide zich om naar de grill.

'Ik verga van de honger,' voegde Sloane daar aan toe, terwijl ze een dampend bord in ontvangst nam.

'Kende jij Luigi al?' vroeg Nora, terwijl ze naast Sloane ging zitten. 'Ja, van vorig jaar, toen ik aan het klimmen was op Cassin Ridge op Denali. Bij het basiskamp bestuurde hij de keuken voor onze groep. Terwijl alle anderen op de berg slobber en notenbrood aten, kregen wij eend en reebout voorgeschoteld. Ik heb tegen mijn vader gezegd dat hij Luigi moest vragen voor deze expeditie. Hij is echt heel goed.'

'Ik ben dan ook echt heel duur,' antwoordde Bonarotti. Enthousiast begon Sloane aan haar omelet. De anderen waren instinctief weer rond het vuur komen zitten, en Nora was daar niet verbaasd over: Goddard junior was niet alleen beeldschoon maar, zoals ze daar in de wildernis zat met haar leren jack en verschoten spijkerbroek straalde ze charisma uit, een ironisch goed humeur en het soort ontspannen zelfvertrouwen dat een gevolg is van geld en een goede afkomst. Nora voelde een mengeling van opluchting en jaloezie. Ze vroeg zich af wat voor effect deze nieuwe ontwikkeling zou hebben op haar positie als leider. Laten we de dingen maar meteen duidelijk regelen, dacht ze.

'Dus,' begon ze. 'Heb je zin om die theatrale aankomst te verklaren?'

Sloane keek haar met een luie glimlach aan. 'Dat spijt me,' zei ze, terwijl ze haar lege bord wegzette en achterover leunde, haar jasje openhangend zodat een geruite katoenen blouse zichtbaar werd. 'Ik werd opgehouden bij Princeton vanwege een student die zakte voor zijn tentamen. Ik heb nog nooit iemand laten zakken en daar wilde ik nu niet mee beginnen. Ik heb met hem zitten werken totdat het te laat werd om de gewone lijnvluchten nog te proberen.' 'We hebben ons zorgen staan maken, daar bij de jachthaven.'

Sloane ging rechtop zitten. 'Had je mijn bericht dan niet gekregen?'

'Nee.'

'Ik heb het tegen ene Briggs gezegd. Die zei dat hij het zou doorgeven.'

'Dat zal hij dan wel vergeten zijn,' zei Nora.

Sloanes grijns verbreedde zich. 'Het is er erg druk. Nou, het was maar goed dat jullie zonder mij vertrokken zijn.'

Swire bracht de paarden vanuit hun weide naar de canyon, en Nora ging helpen met het opzadelen. Tot haar verbazing kwam Sloane achter haar aan en deed mee. Met ervaren bewegingen zadelde ze twee paarden in de tijd die Swire nodig had voor drie. Ze bonden de paarden vast aan een bosje, terwijl Swire begon aan de pakpaarden. Hij gooide de dekens en pakzadels over de ruggen, haakte de draagmanden vast en bracht de grote uitrustingsstukken zorgvuldig in evenwicht. Uiteindelijk gooide hij een sjorband over iedere lading en bond deze vast. Zodra een paard was bepakt, gaven ze het door aan Sloane, die het hogerop de canyon in bracht. Bonarotti was bezig de laatste keukenspullen in te pakken en vlakbij lag Smithback comfortabel uitgestrekt met de kok te debatteren over de vraag wat een nobeler saus was voor kalfsmedaillons: béarnaise of bordelaise.

Uiteindelijk deed Nora een pas achteruit nadat ze het laatste paard had opgeladen. Zwaar ademend keek ze op haar horloge. Het was even over elf: ruim voldoende tijd voor een behoorlijke rit, maar niet zo lang dat de beginners meteen al last zouden krijgen. Ze keek naar Swire. 'Wil jij ze hun eerste les geven?'

'Welja, we beginnen maar meteen,' zei hij, terwijl hij zijn broek ophees en naar de groep keek. 'Wie van jullie kan er al een beetje rijden?'

Black begon zijn hand op te steken.

'Ik,' zei Smithback meteen.

Met sceptisch afhangende snor liet Swire zijn blikken over Smithback glijden. 'O ja?' vroeg hij, terwijl hij een straal tabakssap uitspuwde.

'Nou, vroeger althans,' antwoordde de schrijver. 'Maar het is net als bij fietsen, dat verleer je niet.'

Nora meende Swire te zien grijnzen onder zijn melancholieke snor. 'Eerst gaan we kennismaken.'

Er was een moment van verbazing, terwijl Swire de groep bekeek. 'Deze twee paarden zijn van mij, de izabel en de vos. Mestizo en Sweetgrass. Aangezien de heer Smithback hier een ervaren ruiter is, krijgt hij Hurricane Deck om te rijden en Beetlebum als drager.' Black begon plotseling te grinniken, terwijl Smithback lichtelijk onzeker zweeg.

'Hebben die namen nog een bepaalde betekenis?' vroeg Smithback op overdreven nonchalante toon.

'Niets bijzonders,' zei Swire. 'Gewoon een paar eigenaardigheden die ze hebben, verder niet. Heb je een probleem met die twee schitterende paarden?'

'O, nee, helemaal niet,' zei Smithback zwakjes, terwijl hij het enorme, harige grijze paard en zijn blonde metgezel argwanend bekeek. 'Ze hebben maar een paar beginners om zeep geholpen, en die kwamen allemaal uit New York. We hebben hier toch zeker geen New Yorkers in het gezelschap?'

'Beslist niet,' antwoordde Smithback, terwijl hij aan de rand van zijn hoed trok.

'Voor dr. Black hier heb ik Locoweed en Hoosegow. Voor Nora heb ik mijn beste merrie, Fiddlehead. Crow Bait wordt jouw bagagepaard. Laat je niet in de luren leggen door zijn naam: hij mag dan een lelijk beest zijn met slome hoeven, een nek als een ooi, de heupen van een muilezel, maar hij sjouwt zonder problemen honderd kilo bagage van hier tot aan de hellepoort.'

'Laten we hopen dat we niet zo ver hoeven,' antwoordde Nora. Swire deelde de paarden toe naar kracht en temperament, en algauw had iedereen een stel paarden bij halters en teugels. Nora hees zich in het zadel en Goddard en Aragon volgden haar voorbeeld. Nora kon aan Sloanes lichte zit zien dat ze een ervaren amazone was. De rest stond zenuwachtig toe te kijken.

Swire draaide zich om. 'Nou,' zei hij, 'waarom duurt dat zo lang?

Hup, in het zadel!'

Er werd wat gemord en enkelen maakten een zenuwachtig sprongetje, maar korte tijd later zat iedereen in het zadel, sommigen krom, anderen met kaarsrechte rug. Aragon liet zijn paard rondlopen, vooruit en achteruit, en wendde hem op de voorhand, duidelijk nog een ervaren ruiter.

'Als ik maar geen verkeerde gewoonten hoef af te leren,' zei Smithback vanaf de rug van Hurricane Deck. 'Ik stuur graag met de zadelknop.'

Swire negeerde de opmerking. 'Les één. Houd de teugels in je linkerhand, de leidsels van je pakpaard in de rechterhand. Dat is simpel.'

'Ja,' zei Smithback. 'Even simpel als twee auto's tegelijk besturen.' Holroyd, die ongemakkelijk in het zadel zat, barstte in nerveus lachen uit en viel toen plotseling stil met een blik op Nora. 'Hoe gaat het, Peter?' vroeg Nora hem.

'Geef mij maar een motor,' zei hij, terwijl hij onhandig ging verzitten.

Swire liep eerst naar Holroyd en vervolgens naar Black, om hun houding en greep te corrigeren. 'Laat het leidsel van je pakpaard niet vast raken onder de staart van je paard,' zei hij tegen Black, die zijn leidsel gevaarlijk liet losbungelen. 'Anders zul je merken dat je paard plotseling een buik vol bedveren heeft.'

'Ja, ja natuurlijk,' zei Black, terwijl hij haastig het loshangende touw inhaalde.

'Nora gaat voorop,' zei Swire. 'Ik kom achteraan. En dr. Goddard daar, die rijdt langszij.' Hij leunde voorover en keek naar Sloane.

'Waar heb jij leren rijden?'

'Hier en daar,' glimlachte Sloane.

'Nou, dan neem ik aan dat je heel wat hier-en-daar gedaan hebt.' 'Kun je nog even zeggen hoe ik moet sturen?' zei Black, de teugels krampachtig vastklemmend.

'Eerst geef je wat vrije teugel. Dan beweeg je de teugels zachtjes heen en weer, zó. Het paard weet wat hij doen moet als hij de linker- of de rechterteugel tegen zijn hals voelt.' Hij keek om. 'Vragen?'

Geen vragen. De lucht was somber geworden in de hitte van de late ochtend, en er hing een geur van bloemen en cederhout.

'Nou, dan geven we ze maar de sporen.'

Nora drukte haar hielen in de flanken en reed naar voren, gevolgd door Holroyd en de rest.

'Heb je nog gemeten?' vroeg ze aan Holroyd.

Hij knikte glimlachend en klopte op de laptopcomputer die, in schril contrast met de omgeving, uit een van zijn verweerde zadeltassen piepte. Nora wierp een laatste blik op haar kaart. Toen dreef ze haar paard naar voren en gingen ze op weg, de zandstenen wildernis in.

17

In een lange rij reden ze Serpentine Canyon in. Keer op keer moesten ze het meanderende beekje oversteken dat over de bodem van de canyon stroomde. Aan weerszijden van de canyon waren zandheuvels opgeblazen tegen de rotsen, en die waren overgroeid met gras en woestijnbloemen. Hier en daar passeerden ze jeneverbesstruiken, laag gebleven en in fantastische vormen gekronkeld. Op andere plaatsen waren blokken zandsteen losgeraakt van de cany-onwanden en op de bodem gevallen, zodat overal bergen puin lagen waar de paarden voorzichtig tussendoor moesten manoeuvreren. Winterkoninkjes flitsten door de schaduwen en zwaluwen vlogen te voorschijn van onder de overhangende zandsteenrichels, hun lemen nestjes als wratten aan de onderzijde van de rots. Een paar witte wolken dreven langs de canyonranden, honderden meters boven hun hoofden. Zwijgend reed de groep achter Nora aan, verloren in die vreemde nieuwe wereld.

Nora ademde diep in. De rustige schommelbewegingen van Fiddle-head voelden bekend en geruststellend aan. Ze keek naar het dier. Het was een twaalf jaar oude vos, duidelijk een ervaren lesmerrie met een wijs en melancholiek gezicht. Naarmate ze verder de canyon in kwamen, bleek ze bijzonder terreinzeker te zijn op de rotsbodem. Ze duwde haar neus omlaag en koos haar pad met een sterk instinct tot zelfbehoud. Ze was verre van mooi, maar sterk en intelligent. Afgezien van Hurricane Deck, Sloanes paard Companero en Swires eigen twee paarden, leken de overige dieren op dat van Nora: niet bijzonder mooi, maar prima werkpaarden. Swire had goed gekozen; de ervaring uit haar kinderjaren had haar een grote minachting bezorgd voor dure, doorgefokte paarden die er in de manege schitterend uitzagen maar eenmaal in de bergen linea recta de dood tegemoet holden. Ze herinnerde zich hoe haar vader met zijn gebruikelijke flair en omhaal van woorden paarden in- en verkocht, waarbij hij al te zeer verwende dieren afwees met de woorden 'Die sjieke dressuurpaarden hoeven we hier niet, wat jij, Nora?' Ze draaide zich om in het zadel om naar de andere ruiters te kijken die achter haar aan kwamen, gevolgd door hun pakpaarden. Een aantal van hen, met name Black en Holroyd, zat krom en scheef in het zadel, maar de anderen zagen er goed uit, vooral Sloane God-dard, die zonder enig probleem langs de rij reed, singels controleerde en suggesties deed.

En Smithback was een verrassing. Hurricane Deck was duidelijk een pittig paard, en in het begin waren er enkele spannende momenten geweest waarbij de lucht vervuld was van Smithbacks gevloek en getier. Maar Smithback wist voldoende om het paard te laten zien wie de baas was, en nu zat hij vol vertrouwen in het zadel. Hij mocht dan een opschepperig type zijn, dacht ze, hij zat bijzonder goed in het zadel.

'Waar heb jij leren rijden?' riep ze achterom.

'Ik heb een paar jaar in Arizona op kostschool gezeten,' antwoordde de schrijver. 'Ik was een ziekelijk, zeurderig soort kind en mijn ouders dachten dat paardrijden een man van me zou maken. Ik kwam tegen het einde van het eerste trimester aan, en alle paarden waren al bezet, op één gigantische ouwe knol na, Turpin. Ergens in zijn leven had hij op prikkeldraad staan kauwen en zijn tong hing de hele tijd naar buiten, een lang, roze, onsmakelijk geval. Daarom wilde niemand hem. Maar Turpin was het snelste paard van de hele school. We hielden races door droge beekbeddingen of gingen op verkenning in de woestijn, en Turpin won altijd.' Grinnikend schudde hij zijn hoofd bij de herinnering.

Plotseling maakte de glimlach op zijn gezicht plaats voor een geschokte blik. 'Wat is dat nou?' Hij draaide zich als gestoken om. Nora volgde zijn blik en zag dat Smithbacks pakpaard, Beetlebum, zich snel terugtrok. Langs Smithbacks been droop een draad speeksel naar beneden.

'Dat rotpaard wilde me bijten!' brulde Smithback hevig verontwaardigd. Het pakpaard beantwoordde zijn blik met een uitdrukking van verbaasde onschuld op zijn gezicht.

'Die Beetlebum toch,' zei Swire, terwijl hij vertederd zijn hoofd schudde. 'Die heeft echt gevoel voor humor.' Smithback veegde zijn been af. 'Dat zie ik, ja.' Na nog een halfuur zonder verdere avonturen liet Nora de groep halt houden. Vanuit een aluminium buis aan haar zadel haalde ze de militaire landkaart waarop Holroyd de radargegevens had geprint. Ze bestudeerde de kaart even en wenkte hem toen naar zich toe.

'Tijd voor GPS,' zei ze. Ze wist dat ze tien kilometer Serpentine Canyon in, moesten afslaan naar een kleinere canyon die met SCHEREPE BOCHT op de kaart stond aangegeven. De kunst was nu, te bepalen welke van de eindeloze reeksen zijcanyons die ze voorbijreden, Scherpe Bocht was. Vanaf de canyonbodem zagen alle bochten er hetzelfde uit.

Holroyd dolf in zijn zadeltas en haalde zijn GPS-eenheid te voorschijn, een laptop waarin hij alle navigatie- en bakengegevens had gedownload. Terwijl Nora wachtte, startte hij de computer en begon hij op het toetsenbord te typen. Even later grimaste hij en schudde hij zijn hoofd. 'Ik was er al bang voor,' zei hij.

Nora fronste haar voorhoofd. 'Vertel me nu niet dat hij niet krachtig genoeg is.'

Holroyd lachte scheef. 'Krachtig? Hij gebruikt een vierentwintig-kanaals GPS-lezer met infrarood remote. Hij kan posities plotten, lokaties automatisch geocoderen, broodkruimsporen achterlaten, alles.'

'Wat is dan het probleem? Nu al kapot?'

'Niet kapot, maar hij krijgt geen gegevens. Hij moet minimaal drie geostationaire satellieten tegelijk vinden om zijn positie te bepalen. Met die hoge canyonwanden pikt hij er niet een op. Kijk maar.' Hij draaide de laptop naar Nora. Ze dreef haar paard dichter naar hem toe en zag een scherp afgetekende kaart van het Kaiparowits-canyonstelsel op het scherm staan. Bovenaan lag een rij kleinere vensters met uitvergrote kaarten van Lake Powell, real time kompassen en gegevens. In een van de vensters zag ze een reeks berichten staan:


 

NMEA MODE ENABLED
satellieten zoeken...
aantal gevonden satellieten: 0
3-d fix niet beschikbaar
breedte/lengte: nvt
hoogte: nvt
ephemeris-gegevens niet beschikbaar
verplaats eenheid en start opnieuw


 

'Zie je dat?' Holroyd wees naar een klein raampje op het scherm, waarin een aantal rode stippen ronde banen beschreven. 'Dat zijn de beschikbare satellieten. Groen betekent een goede ontvangst, geel betekent slechte ontvangst en rood betekent geen ontvangst. Ze zijn allemaal rood.'

'Zijn we nú al verdwaald?' riep Black verderop in de rij. In zijn stem klonk een mengeling van bezorgdheid en tevredenheid door. Nora negeerde hem.

'Als je je gegevens wilt krijgen,' zei Holroyd tegen Nora, 'dan zul je naar boven moeten.'

Nora wierp een blik op de steil oprijzende rode wanden met hier en daar glimmende strepen, en keek terug naar Holroyd. 'Na jou.'

Holroyd grijnsde, zette de computer uit en borg hem weer in zijn zadeltas. 'Het is een fantastisch ding als het werkt. Maar ik denk dat zo ver van de bewoonde wereld ook technologie haar grenzen kent.'

'Zal ik naar boven klimmen en de gegevens ophalen?' vroeg Sloane, die met een ontspannen glimlach kwam aanrijden. Nora keek haar belangstellend aan.

'Ik heb mijn spullen meegebracht,' zei Sloane, terwijl ze de bovenzijde van haar zadeltas opende en een gordel met karabijners, steunen, ankers en klimhaken liet zien. Ze wierp een schattende blik op de rotswanden. 'Ik kan het waarschijnlijk in drie keer halen, misschien in twee. Ziet er niet al te slecht uit, waarschijnlijk zou ik het zelfs zonder spullen wel redden.'

'Laten we dat maar bewaren voor als het echt nodig is,' zei Nora. 'Ik wil daar nu liever geen tijd aan besteden. Laten we het dan maar op de ouderwetse manier doen. Gegist bestek.'

'Het is jouw feestje,' zei Sloane opgewekt.

'Gegist bestek,' prevelde Smithback. 'Dat heb ik nooit een prettige term gevonden.'

'Misschien hebben we geen satellieten,' zei Nora, 'maar kaarten hebben we wel.' Ze spreidde Holroyds kaart over haar zadelknop en staarde er ingespannen naar, onderwijl een schatting makend van hun snelheid bij benadering en de tijd die ze gereisd hadden. Ze zette een stip bij wat waarschijnlijk hun positie was met daarnaast de datum en de tijd.

'Heb je dit vaker gedaan?' vroeg Holroyd naast haar. Nora knikte. 'Alle archeologen moeten goed zijn in kaartlezen. Sommige meer afgelegen ruïnes zijn verduiveld lastig te vinden. En dit maakt het nog moeilijker.' Ze wees op een aantekening op de kaart: GEGEVENS NIET TER PLEKKE GECONTROLEERD. De meeste van die kaarten zijn gemaakt op basis van stereografische luchtfoto's. Soms zien dingen er vanuit een vliegtuig heel anders uit dan op de grond. Zoals je ziet correspondeert jouw satellietbeeld, dat absoluut accuraat is, niet altijd met wat er op de kaart staat.'

'Een hele geruststelling,' hoorde ze Black mompelen. Nora borg de kaart weg, dreef haar paard naar voren en ze reden verder de canyon in. De wanden werden nu breder en het beekje werd smaller. Op sommige plaatsen was het zelfs helemaal verdwenen, zodat slechts een natte plek aangaf dat het daar ondergronds stroomde. Telkens wanneer ze een smalle zijcanyon passeerden, bleef Nora staan en noteerde die op de kaart. Sloane kwam naast haar rijden en een tijdje reden ze samen op.

'Piloot,' zei Nora, 'ervaren amazone, archeoloog, bergbeklimmer -zijn er ook dingen die jij mét kunt?'

Sloane ging even in haar zadel verzitten. 'Ik kan geen ramen lappen,' zei ze met een lach. Toen werd haar gezicht ernstig. 'Ik denk dat ik het te danken, of te wijten, heb aan mijn vader. Die stelt zijn eisen nogal hoog.'

'Een opmerkelijke man,' antwoordde Nora, die de lichtelijk bittere toon in Sloanes stem had opgemerkt.

Sloane wierp haar een blik toe. 'Ja.'

Ze maakten nog een bocht en plotseling werd de canyon breder. Een groep populieren groeide tegen de roodgekleurde wanden op, het zonlicht van de late namiddag streek door de bladeren. Nora keek op haar horloge: iets na vieren. Tevreden zag ze een wijde zandbank waarop ze hun tenten konden opslaan, zo hoog gelegen dat eventuele overstromingen hen niet bereiken zouden. En langs de oevers van het beekje groeide een overvloed aan jong gras voor de paarden. Scherpe Bocht deed zijn naam eer aan en liep scherp naar links, in een zodanige hoek dat het leek of de rotswand plotseling eindigde. Tot nu toe was de tocht probleemloos verlopen, maar Nora wist dat dat niet zo zou blijven.

Ze wendde haar paard en wachtte tot de anderen bij haar stonden. 'Hier gaan we ons kamp opslaan,' riep ze.

Er ging een gejuich op. Swire hielp Black uit het zadel en de wetenschapper hinkte een tijdje rond, zijn benen schuddend en zich beklagend. Holroyd steeg zelf af, maar viel meteen op de grond. Nora hielp hem naar een boom waartegen hij kon leunen totdat zijn benen weer meewerkten.

Sloane kwam naar Nora toe en zei: 'Die canyon ziet er niet best uit. Zal ik eens op verkenning uitgaan?'

Nora keek naar de jonge Goddard. Haar donkere pagekopje was verwaaid door de wind, maar met haar verwarde haren zag ze er nog mooier uit. In het gouden woestijnlicht waren haar barnsteen-kleurige ogen bleek als die van een kat. De hele dag al had Nora een aantal expeditieleden, met name Black, betrapt op verstolen bewonderende blikken op Sloane, wier strakke katoenen shirt, aan de hals losgeknoopt en vochtig van de transpiratie, weinig aan de verbeelding overliet.

Nora knikte. 'Goed idee. Dan zorg ik intussen voor de zaken hier.' Nora deelde de diverse corvees in en hielp Swire met het afladen en afzadelen van de paarden. Ze zetten de draagmanden, zadels en overige bagagestukken op een rij in het zand en zorgden ervoor dat de hightechapparatuur in waterdichte tassen afgezonderd van de rest kwam te staan. Uit haar ooghoek zag Nora hoe Bonarotti, gewapend met een machete, een schep, een jagersmes en zijn enorme pistool de canyon in beende, met onbekend doel, zijn broek nog steeds wonderbaarlijk ongekreukt en schoon.

Zodra de paarden verlost waren van hun tassen en zadels, reed Swire ervandoor op Mestizo. Gedurende de rit had hij onophoudelijk tegen de paarden gepraat en gezongen, met geïmproviseerde teksten over de kleine gebeurtenissen van die dag, en terwijl hij de bezwete kudde naar de beek bracht, zong hij een nieuw lied:


 

O mijn arme jonge ruin,

Zie je die merrie daar?

Wat een beeldschoon jong veulen,

Zo mooi zie je ze zelden, maar

Wat jammer hè: je apparaat

Is nu voorgoed onklaar.


 

Toen de paarden op het gras stonden, bond hij een paar van de leiders vast en hing koeienbellen rond hun nekken. Toen zadelde hij Mestizo af en zette hem vast aan een touw van tien meter. Tot slot zette hij zich boven op een rots, rolde een shaggie en keek hoe de paarden begonnen te grazen.

Nora wendde haar blik af en keek tevreden naar het kamp. De hitte van de dag was afgenomen en een koele bries steeg op uit de klaterende beek. Duiven koerden in de canyon en de vage geur van brandend jeneverbeshout steeg omhoog. In de invallende schemering begonnen krekels te zagen. Nora ging zitten op een rotsblok. Ze wist dat ze het laatste daglicht moest gebruiken om in haar dagboek te schrijven, maar in plaats daarvan bleef ze even zitten genieten van het moment. Black zat bij het vuur zijn knieën te masseren en de anderen hingen, nu hun klussen erop zaten, rond in afwachting van het moment waarop de koffie kookte.

Er klonk een knerpend geluid van voetstappen op zand en daar kwam Bonarotti de canyon uit lopen, een zak over zijn rug geworpen. Hij liet de zak vallen op het kookzeil naast het vuur. Hij gooide de grillpan op het vuur, oliede een grote pan, voegde wat fijngehakte knoflook uit zijn kastje toe en volgde met rijst in een andere pan met kokend water. Uit de zak viel een aantal onaanzienlijke, onherkenbare wortels en knollen, bossen kruiden en een aantal cactusstengels met vruchten. Terwijl hij bezig was, kwam Sloane terug van haar verkenningstocht. Ze was zichtbaar moe maar bleef glimlachen, en ze liep naderbij om de laatste voorbereidingen te kunnen gadeslaan. Bonarotti hakte met angstaanjagende snelheid de wortels fijn en gooide ze in de pan, samen met de knollen en een bundel planten. Toen roosterde hij de cactusstengels op de grill, ontvelde ze, sneed ze in juliennereepjes en gooide ze bij de sissende knoflook. Hij roerde het brouwsel nog eenmaal om, kiepte de rijst erbij en haalde het geheel van het vuur.

'Risotto met cactus, moeraslelie, wilde aardappel, bolita's en ro-mano-kaas,' kondigde hij met vlakke stem aan.

Het bleef stil.

'Waar wachten jullie op?' riep Sloane. 'Ga in de rij staan met je bord en mangia bene!'

Ze sprongen overeind en grepen borden van het keukenzeil. De kok laadde ieder bord goed vol en sprenkelde er wat fijngehakte kruiden overheen. Ze gingen op blokken bij het vuur zitten. 'Kun je dit veilig eten?' vroeg Black half voor de grap.

Sloane lachte. 'Het kon weieens gevaarlijker worden, doctor Black, om dit niét te eten.' En met een overdreven gezichtsuitdrukking rolde ze haar ogen in de richting van Bonarotti's revolver. Black lachte even nerveus en proefde. Meteen nam hij een tweede hap. 'Jemig, dit is echt heerlijk,' zei hij met volle mond.

'Engelen en hoeders der wet, bewaar ons,' galmde Smithback.

'Verdomd lekkere hap,' prevelde Swire.

Nora nam een vork vol en meteen was haar mond gevuld met de romige smaak van arboriorijst, gemengd met de tere aroma's van paddestoel, kaas, kruiden en een onherkenbare, pittige smaak die naar ze aannam niet anders dan de cactus kon zijn.

Bonarotti nam de lofprijzingen in ontvangst met zijn gebruikelijke gebrek aan emotie. Het werd stil in de canyon toen alle aanwezigen zich serieus op de maaltijd stortten.


 

Later, toen de expeditie zich opmaakte om naar bed te gaan, wandelde Nora weg om naar de paarden te gaan kijken. Ze vond Swire in zijn gebruikelijke positie, het schrift open. 'Hoe gaat het?' vroeg ze.

'Hartstikke goed,' was het antwoord. Meteen daarop hoorde ze een geritsel toen Swire een gemberbiscuitje uit zijn borstzak pakte en in zijn mond stopte. Er klonk een krakend geluid. 'Jij ook eentje?' Nora schudde haar hoofd en ging naast hem zitten. 'Wat voor dagboek hou jij bij?' vroeg ze.

Swire veegde een paar kruimels uit zijn snor. 'Gewoon een paar gedichtjes, meer niet. Cowboygerijmel. Een soort hobby.'

'O ja? Mag ik eens zien?'

Swire aarzelde. 'Nou,' zei hij, 'eigenlijk moeten ze worden opgezegd, niet gelezen. Maar hier, ga je gang.'

Nora bladerde door het beduimelde boekje, turend in de mengeling van sterrenlicht en het schijnsel van het vuur. Stukjes en beetjes van gedichten, meestal niet meer dan tien of twaalf regels, met titels als 'Alles voor nop', 'Ford F-350', 'Zaterdagnacht in Durango'. En toen, verderop in het boek, vond ze een heel ander soort gedichten. Langer, serieuzer. Er was er zelfs één in wat Latijn leek. Ze bladerde terug naar de bladzij met 'Hurricane Deck'.

'Gaat dit over Smithbacks paard?'

Swire knikte. 'We hebben samen het nodige meegemaakt, dat paard en ik.'


 

't was een winternacht vol storm, toen hij kwam aangewaaid,

Een mustang met een rare staart die net een handvol haver had gesnaaid,

Ik zadelde een jachtpaard en deed hem een touw om zijn nek,

Ik bracht hem thuis en doopte hem: dit was Hurricane Deck.


 

Hurricane Deck, Hurricane Deck, niet echt mooi en niet chique,

Met je malende kaken en wilde mimiek,

Een merrie moet blind zijn om jou te beminnen,

Maar een ding staat vast: Hurricane Deck, die wil winnen.


 

Ik heb hem getraind en raceklaar gemaakt,

En bij de rennen hebben we de jackpot geraakt!

Hij was een van die dieren die van winnen wisten,

Maar nu vervoert hij alleen nog toeristen.


 

'Aan dat laatste couplet moet ik nog werken,' zei Swire. 'Dat klinkt niet goed. Eindigt een beetje abrupt.'

'Heb je hem echt in het wild gevangen?' vroeg Nora.

'Jazeker. Ik was een keer een zomer bezig met veevervoer over de T-cross in Dubois, Wyoming, en toen hoorde ik mensen praten over een izabel mustang die zich door niemand liet vangen. Een vogelvrije, nooit gebrandmerkt, rende regelrecht de bergen in zodra hij ruiters zag. En toen zag ik hem, op een avond. Helemaal gek van de bliksem, hij rende vlak langs de barak. Drie dagen lang heb ik achter die klootzak aan gezeten.'

'Drie dagen?'

'Ik heb hem constant de pas naar de bergen afgesneden, zodat hij in een cirkel teruggedreven werd naar de ranch. Ik moest de hele tijd nieuwe paarden nemen. Zes paarden heb ik uitgeput voordat ik een touw rond zijn nek had. Wat een beest. Die klootzak springt over een prikkeldraadomheining heen en ik heb hem, zonder enig probleem, over een wildrooster zien wandelen.' Nora gaf hem het schrift terug. 'Ze zijn echt schitterend.'

'Ach, het is maar wat paardengebeuzel,' zei Swire, maar hij keek vergenoegd.

'Waar heb jij Latijn geleerd?'

'Van mijn vader,' kwam het antwoord. 'Die was dominee, en zat me altijd achter de vodden dat ik dit moest lezen en dat moest leren. Hij had het idee dat ik minder kattenkwaad zou uithalen als ik Latijn kende. Bij de Derde Satire van Horatius heb ik me eindelijk weten los te maken.'

Hij zweeg, streelde over zijn snor en keek naar beneden, waar de kok zat. 'Hij kookt een fantastisch potje, maar het is wel een vreemd type, vind je ook niet?'

Nora volgde zijn blik naar de lange, solide gestalte van Bonarotti. De afwas was gedaan en de kok bereidde zich voor om zich te rusten te begeven. Nora keek hoe hij, met minutieuze zorg, een luchtbed opblies, nachtcrèmes op zijn gezicht smeerde en iets in gereedheid bracht wat wel een haarnet en een gezichtsmasker leken. 'Wat doet hij nou?' mompelde Swire toen Bonarotti zijn vingers in zijn oren stak.

'Het gekwaak van de kikkers verstoort zijn nachtrust,' zei Sloane Goddard, die uit het donker kwam opzetten en naast hen ging zitten. Ze lachte haar lage, hese lach, haar ogen schitterend in het vuur-schijnsel. 'Daarom heeft hij oordopjes meegenomen. En hij heeft een klein zijden kussentje waarvan mijn oudtante groen van jaloezie zou worden.'

'Eigenaardig type,' herhaalde Swire.

'Misschien wel,' zei Sloane, terwijl ze zich tot de cowboy wendde en hem met opgetrokken wenkbrauw bestudeerde. 'Maar een doetje is het zeker niet. Ik heb hem op Denali gezien in een sneeuwstorm, bij strenge vorst. Hij raakt nergens van uit het lood. Het lijkt wel of hij gewoon geen gevoelens heeft.'

Nora keek hoe de kok behoedzaam zijn tent in glipte en de rits dichttrok. Toen wendde ze zich weer tot Sloane. 'Vertel eens hoe je verkenning heeft uitgepakt? Hoe ziet het er verderop uit?' 'Niet zo best. Een heleboel dichte wilgen en ceders, met een massa losse stenen.'

'Hoe ver ben je gegaan?'

'Tweeëneenhalve kilometer, misschien.'

'Is het begaanbaar voor de paarden?' vroeg Swire.

'Ja. Maar we zullen machetes en bijlen nodig hebben. En er is niet veel water.' Sloane wierp een blik omlaag, naar de resterende expeditieleden die rond het vuur hingen en koffie dronken. 'Een aantal van hen wacht een onplezierige verrassing.'

'Hoeveel water?'

'Hier en daar een kuil vol. Hogerop wordt het minder. En er is meer.' Sloane stak een hand in haar zak en trok een kaart en een zaklantaarntje te voorschijn. 'Ik heb op de kaart zitten kijken. Je vader had Quivira ergens hogerop in de canyon gevonden, toch?' Nora fronste haar voorhoofd, zich niet bewust van het feit dat Sloane zelf kaarten had meegebracht. 'Zo'n beetje, ja.'

'En wij zitten hier.' Sloane bewoog de lantaarn. 'Kijk eens wat er tussen ons en Quivira in ligt.'

Ze bracht de lichtbundel naar een plek op de kaart waar de hoogtelijnen bijeen kwamen in een boze zwarte massa. Een richel, hoog, moeilijk en gevaarlijk.

'Die richel, ja. Daar weet ik alles van,' zei Nora. Ze wist dat ze hoorbaar in de verdediging ging. 'Mijn vader noemde dat de Ruggengraat van de duivel. Maar ik zie geen reden om de mensen voortijdig bang te maken.'

Sloane deed het licht uit en vouwde de kaart weer op. 'Hoe denk jij dat de paarden dat gaan redden?'

'Mijn vader had een manier gevonden om zijn paarden over de richel te krijgen. Als hij het kon, kunnen wij het ook.'

Sloane beantwoordde haar blik in het sterrenschijnsel: een lange, indringende blik, zonder dat de geamuseerde uitdrukking ook maar een moment van haar gezicht verdween. Toen knikte ze zwijgend.

18

De volgende ochtend, na een ontbijt dat maar een fractie minder spectaculair was dan het vorige, verzamelde Nora de groep naast de opgeladen paarden.

'Dit wordt een zware dag,' zei ze. 'We zullen waarschijnlijk een heel stuk moeten lopen.'

'Lopen lijkt mij een prima idee,' zei Holroyd. 'Ik heb pijn op plekken waarvan ik niet eens wist dat ik ze had.' Er ging een instemmend gemompel op.

'Mag ik een ander pakpaard?' vroeg Smithback, die tegen een rotsblok geleund stond.

Swire spuwde een straal tabakssap uit. 'Problemen?'

'Ja, een probleem zo groot als een paard. Beetlebum daar wil me steeds maar bijten.'

Het paard gooide met een machtig gebaar zijn hoofd omhoog en hinnikte kwaadaardig.

'Houdt zeker van ham,' zei Swire.

'Meneer Prosciutto voor jou, vriend.'

'Hij maakt maar een geintje. Als hij echt wilde bijten, zou je wel anders piepen. Ik zei al, hij heeft gevoel voor humor, net als jij.' Swire wierp Nora een blik toe.

Tegen wil en dank moest Nora bij zichzelf toegeven dat ze de irritatie van de schrijver bevredigend vond. 'Roscoe heeft gelijk. Laten we de zaken zo laten, tenzij het echt niet anders kan. We zien het nog een dagje aan.' Ze klom in het zadel en gaf het signaal om op te stijgen. 'Sloane en ik gaan voorop om een spoor te volgen, Roscoe vormt de achterhoede.'

Ze trokken door een droge beekbedding. De paarden moesten zich een weg banen door dicht struikgewas. Hard Twist Canyon was heet en benauwd, zonder ook maar iets van de charme van de rit van de vorige dag. Een kant van de canyon lag diep in een purperen schaduw gehuld, terwijl de andere zijde in scherp zonlicht was afgetekend, het contrast bijna te pijnlijk aan de ogen. Ceders en wilgen bogen zich boven hun hoofden naar elkaar toe en vormden een hete tunnel waarin akelige, enorme bromvliegen rondsnorden. De begroeiing werd nog dichter en Nora en Sloane stegen af om een pad vrij te hakken. Het was heet en naar werk. De zaken werden nog verergerd door het feit dat ze niet meer vonden dan een paar kuilen vol stilstaand water dat niet genoeg was voor de paarden. De ruiters leken het behoorlijk goed te doen, afgezien van Blacks sarcastische protest toen hij hoorde dat het water voorlopig op rantsoen ging. Nora vroeg zich af hoe Black zou reageren als ze bij de Ruggengraat van de duivel kwamen, ergens in de woestenij die vóór hen lag. Zijn persoonlijkheid begon een hoge prijs te vormen voor de expertise die hij inbracht.

Uiteindelijk kwamen ze bij een grote, modderige poel, verscholen aan de overkant van een helling vol losliggend rotspuin. De paarden dromden naar voren. In de opwinding liet Holroyd het leidsel vallen van Charlie Taylor, zijn pakpaard, dat dorstig naar voren holde en het modderwater in sprong.

Swire draaide zich om bij het geluid. 'Wacht!' riep hij, maar het was al te laat.

Er volgde een plotselinge, angstaanjagende stilte toen het paard besefte dat het aan het wegzakken was in drijfzand. Maar meteen probeerde het dier terug te krabbelen in een explosie van buigende spieren, malende benen, opspattende dikke modder. Hij hinnikte in vreselijke angst. Even later viel hij terug in de modder, zijn flanken zwoegend van paniek.

Zonder aarzelen sprong Swire de blubber in naast het paard, trok zijn mes en sneed met twee behendige halen de professionele knoop los. Terwijl Nora toekeek, gleden honderd kilo proviand van de paardenrug af, de modder in. Swire greep het leidsel en trok het hoofd van het paard opzij, terwijl hij hem op hetzelfde moment een tik gaf. Met een gigantisch zuigend geluid wist het paard zich te bevrijden uit het drijfzand. Moeizaam trok Swire zichzelf los, de bepakking achter zich aan zeulend. Hij stak zijn mes weg, pakte het leidsel van het nog natrillende paard en gaf het zwijgend aan Holroyd.

'Sorry,' zei de jongeman schaapachtig met een diep gegêneerde blik op Nora.

Swire stak een pluk tabak in zijn toch al volle wang. 'Geen probleem. Had iedereen kunnen gebeuren.'

Swire en de bepakking waren overdekt met stinkende blubber. 'Misschien is dit een geschikt moment om te stoppen voor de lunch,' zei Nora.

Na een snelle maaltijd, toen de paarden gedronken hadden en de veldflessen gevuld waren met gezuiverd water, gingen ze weer op pad. Het werd steeds heter, de canyon leek wel een oven, en er heerste een soort bedrukkende slaperigheid. Het was doodstil, afgezien van het gekletter van de paardenhoeven en af en toe een gemompelde vloek van Smithback tegen zijn pakpaard.

'Verdomme, Elmer,' riep hij uiteindelijk, 'blijf van me af met die harige lippen van je.'

'Hij vindt je aardig,' zei Swire. 'En hij heet Beetlebum.'

'Zodra we weer in de beschaafde wereld arriveren, wordt hij omgedoopt in Elmer,' zei Smithback. 'En dan breng ik die knol hoogstpersoonlijk naar de dichtstbijzijnde lijmfabriek.'

'Kijk nou uit dat je z'n gevoelens niet kwetst,' meende Swire, waarna hij een straal tabakssap uitspuwde.

Hun weg liep een zoveelste naamloze canyon in. Hier waren de wanden nauwer, uitgesleten door overstromingen, maar er was minder begroeiing en de rit verliep iets gemakkelijker. Bij een brede bocht, waar de canyon tijdelijk breder werd, hield Nora haar paard in en wachtte tot Sloane naast haar stond. Ze keek zonder bepaald doel om zich heen, en plotseling verstrakte ze. Ze wees naar een inham aan de binnenzijde van de bocht, waar overstromingen door de oude beekbedding heen geslepen hadden.

'Zie je dat?' vroeg ze, terwijl ze naar een lange, dunne strook vlekkerige aarde wees naast wat eruitzag als een rechte lijn van stenen. 'Houtskool,' knikte Sloane, terwijl ze er naartoe reed. Ze stegen af en bekeken de laag. Nora's ademhaling werd sneller van opwinding toen ze met een pincet een paar kleine stukjes houtskool opraapte en in een testbuisje stopte. 'Net als de Grote Noord-weg naar Chaco,' mompelde ze.

Toen rechtte ze haar rug en keek naar Sloane. 'Ik denk dat we hem eindelijk gevonden hebben. De weg die mijn vader heeft gevolgd.' Sloane glimlachte. 'Daar heb ik geen moment aan getwijfeld.' Ze reden verder. Nu zagen ze, telkens wanneer de canyon een scherpe bocht maakte en de oude bodem blootlag als een richel hoog boven de beekbedding, rijen stenen liggen. Keer op keer stelde Nora zich voor hoe haar vader over ditzelfde pad had gereden en deze zelfde dingen gezien had. Het gaf haar een gevoel van verbondenheid dat ze sinds zijn dood niet meer bespeurd had.

Om een uur of drie pauzeerden ze om de paarden te laten rusten. Zelf zochten ze de beschutting van een overhangende rots op. 'Hé, kijk eens,' zei Holroyd met een gebaar naar een grote groene plant die uit het zand groeide en overdekt was met enorme, trechtervormige witte bloemen. 'Datura meteloides. De wortels zitten vol atropine - hetzelfde gif als in belladonna.'

'Laat Bonarotti dat maar niet zien,' zei Smithback.

'Sommige indiaanse stammen eten de wortels om visioenen te krijgen,' zei Nora.

'En hersenbeschadigingen,' antwoordde Holroyd.

Terwijl ze met hun ruggen tegen de rots geleund handen vol gedroogde vruchten en noten zaten te eten, pakte Sloane haar verrekijker en begon ze een reeks nissen in een doodlopende canyon tegenover hen af te speuren.

Even later zei ze tegen Nora: 'Ik dacht het wel. Daarboven ligt een kleine rotswoning. De eerste die ik heb gezien sinds ons vertrek.' Nora pakte de verrekijker en tuurde naar de kleine ruïne, hoog op de rotswand gelegen. Hij lag in een ondiepe nis, op Anasazi-wijze naar het zuiden gericht, zodat de bewoners schaduw hadden in de zomer en warmte in de winter. Ze zag een lage steunwand langs de bodem van de nis, met zo te zien een aantal vertrekken verder naar achteren en een ronde graantoren aan één kant. 'Laat eens kijken,' zei Holroyd. Hij staarde roerloos naar de ruïne. 'Ongelooflijk,' ademde hij uiteindelijk.

'In de canyons van Utah liggen duizenden van dergelijke kleine ruïnes,' zei Nora.

'Hoe leefden die mensen?' vroeg Holroyd, nog steeds door de verrekijker omhoog turend.

'Waarschijnlijk verbouwden ze landbouwgewassen op de canyon-bodem. Maïs, pompoenen en bonen. Ze jaagden en verzamelden planten. Ik denk dat dit huis één grote familie heeft geherbergd.' 'Ik kan haast niet geloven dat ze hier kinderen grootbrachten,' zei Holroyd. 'Je moet toch wel behoorlijk wat durf hebben om in zo'n rotswand te gaan wonen.'

'Of behoorlijk de zenuwen,' zei Nora. 'Er bestaan vele opvattingen over de reden waarom de Anasazi zo plotseling hun pueblo's op de vlakten verlieten en zich terugtrokken in die ontoegankelijke rotswoningen. Volgens sommigen was het een kwestie van verdediging.'

'Lijkt me volslagen krankjorum,' zei Smithback, terwijl hij de kijker uit Holroyds handen trok. 'Wie gaat hier nou wonen als het niet nodig is? Geen liften en je kunt er donder op zeggen dat Pizza Hut niet komt bezorgen.'

Nora keek hem aan. 'Het vreemde is dat er geen zichtbare bewijzen van oorlog of invasies zijn. Het enige dat we echt weten is dat de Anasazi zich plotseling terugtrokken naar de rotsen, daar een tijdje verbleven en vervolgens het hele Four Corners-gebied verlieten. Sommige archeologen denken dat de oorzaak lag in een totale sociale ineenstorting.'

Sloane had met haar hand boven haar ogen naar de rotsen zitten turen. Nu pakte ze de verrekijker van Smithback en bestudeerde de rotswand zorgvuldiger. 'Volgens mij zie ik een weg omhoog,' zei ze. 'Als je dat talud op klimt, krijg je een klimroute over de glijvlak-ken van het gesteente die helemaal tot aan de rand loopt. Daarvandaan kun je de richel over.' Ze liet de kijker zakken en keek Nora aan, haar barnsteenbruine ogen oplichtend door de sensatie. 'Hebben we tijd om te gaan kijken?'

Nora keek op haar horloge. Ze lagen al hopeloos achter op schema. Een uur meer zou niets uitmaken en ze hadden de verplichting zoveel mogelijk ruïnes te bekijken. Bovendien kon het goed zijn voor de gedaalde moraal. Ze keek omhoog naar de kleine ruïne en voelde zelf nieuwsgierigheid de kop opsteken. Het was natuurlijk altijd mogelijk dat haar vader deze ruïne had verkend, misschien zelfs zijn initialen in de rots gekrast had om zijn aanwezigheid te registreren. 'Oké,' zei ze, terwijl ze haar camera greep. 'Het ziet er niet al te moeilijk uit.'

'Ik wil ook graag mee,' zei Holroyd opgewonden. 'Ik heb op school aan bergbeklimmen gedaan.'

Nora keek naar zijn blozende, enthousiaste gezicht. Waarom niet? 'Meneer Swire zal best blij zijn als de paarden wat extra rust krijgen.' Nora keek naar de groep. 'Wie wil er verder nog mee?'

Black lachte even. 'Nee, dank je,' zei hij. 'Ik blijf liever leven.'

Aragon keek op van zijn notitieboek en schudde zijn hoofd. Bonarotti was verdwenen om paddestoelen te zoeken. Smithback zette zich af tegen de rotswand en rekte zich ontspannen uit. 'Ik denk dat ik maar meega, mevrouw de voorzitter,' zei hij. 'Ik moet er niet aan denken dat jullie een Anasazi Steen van Rosetta vinden, terwijl ik hier beneden maar wat rondhang.'

Ze staken de beek over, klommen over rotsblokken heen en het talud op, een regen van losse stenen veroorzakend. De zandsteen voor hen liep onder een hoek van vijfenveertig graden omhoog, onderbroken door reeksen uitgesleten kuiltjes in het gesteente. 'Dat is de klimroute,' wees Nora. 'Die hakten de Anasazi uit met kwartsiet hamerstenen.'

'Ik ga voorop,' zei Sloane. Tot Nora's verrassing schoot ze lenig omhoog, haar armen en benen roodbruin in het zonlicht. Haar handen en voeten vonden houvast met de instinctieve zelfverzekerdheid van een ervaren bergbeklimmer. 'Kom maar!' zei ze even later, op haar knieën op de richel boven hun hoofden. Holroyd volgde. Toen keek Nora hoe Smithback voorzichtig de rotswand op kroop, zijn lange magere ledematen krampachtig aan de smalle steunen vastgeklemd, zijn gezicht overdekt met zweet. Hij had iets dat haar deed glimlachen. Ze wachtte tot hij de tocht veilig voltooid had en kwam er toen zelf achteraan.

Even later zaten ze alle vier op de richel op adem te komen. Nora keek naar het kamp, dat aan hun voeten lag, de paarden die op een strook gras stonden te grazen, de mensen als kleurige vlekjes tegen de rode steen.

Sloane stond op. 'Klaar?'

'Daar gaan we,' zei Nora.

Ze kropen over de smalle richel. De bodem was ruim een halve meter breed, maar liep iets schuin af en lag vol brokken en stukken zandsteen die de diepte in kletterden als er iemand langswurmde.

Al snel werd het pad echter breder. Ze maakten een bocht en toen stonden ze oog in oog met de ruïne.

Nora voerde een snelle visuele inspectie uit. De nis was misschien een meter of achttien lang, ruim drie meter op het hoogste punt en circa vijf meter diep. Een lage steunwand van metselwerk was langs de lip van de nis gebouwd en opgevuld met puin, zodat het oppervlak glad was. Daarachter lagen vier kleine blokvormige vertrekken van platte stenen die met mortel aangesmeerd waren. Een had een deuropening, de overige hadden kleine raampjes. De bouwers hadden het natuurlijke zandstenen dak van de nis gebruikt als plafond.

Nora wendde zich tot Holroyd en Smithback. 'Sloane en ik moeten een eerste survey doen. Willen jullie hier even een paar minuten wachten?'

'Alleen als je belooft dat je niets zult vinden,' antwoordde Smithback.

Nora haakte de kap van haar camera los en liep voorzichtig langs de gevel om de buitenkant van de woning te fotograferen. Hoewel Sloane gezien haar ervaring met de grote 4x5 Graflex de officiële fotograaf van de expeditie was, hield Nora graag haar eigen verslag bij van de sites die ze had bestudeerd.

Ze bleef staan om beter naar de gepleisterde muur te kunnen staren. Hier zag ze de handafdrukken van degene die het adobe had aangesmeerd. Ze hief de camera weer en nam een zorgvuldige clo-se-up, en nog een toen ze een duidelijk stel vingerafdrukken kreeg. Het was niet ongebruikelijk om vingerafdrukken te vinden in Ana-sazi-pleisterwerk en geribbeld aardewerk, maar ze hield ervan deze te documenteren wanneer het maar mogelijk was. Ze vormden een herinnering aan het feit dat archeologie uiteindelijk de studie van mensen betrof, niet van voorwerpen - iets wat een groot aantal van haar collega's nogal eens leek te vergeten.

Op de grond lag de gebruikelijke massa scherven: voornamelijk Pueblo III Mesa Verde wit aardewerk, met hier en daar wat laat Tu-sayan-ribbelaardewerk. Circa 1240 na Christus, dacht Nora zonder verrast te zijn.

Sloane, die een snelle plattegrond van de ruïne had getekend, haalde nu een pincet en een paar Ziploc-zakjes uit haar rugzak. Ze beschreef de zakjes met viltstift, en liep behoedzaam naar voren om met het pincet enkele scherven en een paar maïskolven op te rapen. Die stopte ze in de plastic zakjes en vervolgens markeerde ze in haar schetsboek waar ze de fragmenten gevonden had. Ze werkte snel en handig, en Nora stond met stijgende verbazing te kijken. Sloane leek exact te weten wat ze doen moest. Ze ging te werk alsof ze al op talloze professionele surveys geweest was.

Weer deed Sloane een greep in haar tas, en ditmaal kwam er een klein verchroomd instrumentje te voorschijn dat op batterijen werkte. Ze ging naar een steunbalk die uitstak vanuit een van de vertrekken. Even klonk er een jankend geluid en Nora besefte dat ze het middelpunt van de dakbalk mat ten behoeve van een datering aan de hand van jaarringen. Door het groeipatroon van boomringen te bestuderen, kon een specialist in de dendrochronologie, bijvoorbeeld Black, bepalen in welk jaar de boom was gekapt. Toen het gejank abrupt ophield en de stilte terugkeerde, voelde Nora zich plotseling geïrriteerd over deze plotselinge mechanische verstoring van de site. Of misschien over het feit dat Sloane dat zo onbekommerd had gedaan, zonder haar toestemming. Instinctief liep ze naar haar toe.

Sloane keek haar aan en wist meteen wat haar bewoog. 'Vind je het erg?' vroeg ze, haar donkere wenkbrauwen vragend opgetrokken. 'Laten we dergelijke zaken in het vervolg eerst bespreken.' 'Sorry,' zei Sloane op een toon die des te ergerlijker was vanwege het overduidelijke gebrek aan oprechtheid. 'Ik dacht alleen dat het handig kon zijn om...'

'Het is ook handig,' zei Nora. Ze probeerde haar stem in bedwang te houden. 'Daar gaat het niet om.'

Sloane keek haar onderzoekend aan met een koele, schattende blik die aan het onbeleefde grensde. Toen keerde de luie grijns terug.

'Beloofd,' zei ze.

Nora draaide zich om en liep naar de ingang. Ze besefte dat haar irritatie deels gebaseerd was op een vage, irrationele angst om haar leiderschap. Ze had niet beseft dat Sloane zo ervaren was met veldwerk dat er weinig overbleef van Nora's veronderstelling dat ze Goddards dochter door de basistechnieken heen zou moeten helpen. Meteen had ze spijt dat ze haar gevoelens had laten blijken. Ze moest toegeven dat de potlooddunne kern waarschijnlijk het nuttigste stuk informatie zou bevatten dat ze uit de oude ruïne konden meenemen.

Met een lantaarntje scheen ze in het eerste vertrek. Het binnenste was redelijk goed bewaard. De muren waren gepleisterd en bezaten nog resten van de decoratieve beschilderingen. Ze richtte de straal op de grond, die bedekt was met een dikke laag zand en stof die in de loop der eeuwen waren komen binnenwaaien. In een van de hoeken zag ze de rand van een metate, een maalsteen, uit het zand omhoogsteken, naast een gebroken mano.

Ze opende haar flitser en nam nog een reeks foto's in dit vertrek en het volgende, dat uitzonderlijk stoffig was en, bijzonder ongebruikelijk, ooit leek te zijn beschilderd met dikke, zware, zwarte verf. Of misschien was dat roetaanslag van het kookvuur. Ze passeerde een lage deuropening en kwam in het derde vertrek. Ook dat was leeg, afgezien van een haard met een aantal vuurbokken waarop een comal stond, een gepolijste kooksteen. Het zandstenen plafond was zwart van de aangekoekte rook en de vage geur van houtskool was nog te ruiken. Een reeks gaten in het pleisterwerk kon de verankering voor een weefgetouw geweest zijn.

Toen ze terugliepen door de kamers, leunde Nora naar buiten, de plotselinge warmte van de zon in. Ze gebaarde naar de wachtende Holroyd en Smithback. Die volgden haar de woning in, waarbij ze zich moesten bukken bij de lage doorgangen.

'Dit is ongelooflijk,' zei Holroyd op eerbiedige fluistertoon. 'Ik heb nog nooit zoiets gezien. Ik kan nog steeds niet geloven dat hier echt mensen hebben gewoond.'

'Ik ook niet,' zei Smithback. 'Geen kabel.'

'Niets haalt het bij het gevoel van deze oude ruïnes,' antwoordde Nora. 'Zelfs een onopmerkelijke als deze.'

'Onopmerkelijk voor jou, misschien,' zei Holroyd.

Nora keek hem aan. 'Ben jij nog nooit in een Anasazi-ruïne geweest?'

Holroyd schudde zijn hoofd, terwijl ze het tweede vertrek binnengingen. 'Alleen Mesa Verde, als kind. Maar ik heb alle boeken gelezen. Wetherill, Bandelier, noem maar op. Als volwassene heb ik nooit de tijd of het geld gehad om te reizen.'

'Dan noemen we dit Petes ruïne.'

Holroyd bloosde donkerrood. 'Echt waar?'

'Tuurlijk,' zei Nora grijnzend. 'Wij zijn het Instituut. We kunnen iedere naam kiezen die we maar willen.'

Holroyd keek haar een tijdlang met glanzende ogen aan. Toen nam hij haar hand en drukte die even tussen de zijne. Nora glimlachte en trok voorzichtig haar hand terug. Misschien was dat niet zo'n goed idee, dacht ze.

Sloane kwam terug van de achterzijde van de nederzetting, haar rugzak over haar schouder slingerend.

'Iets gevonden?' vroeg Nora, terwijl ze een slok uit haar veldfles nam en die toen doorgaf. Ze wist dat de meeste rotstekeningen achter de woningen zelf lagen.

Sloane knikte. 'Een stuk of tien, twaalf tekeningen. Waaronder drie omgekeerde spiralen.'

Nora keek verrast op en beantwoordde de blik van de jonge vrouw. Holroyd ving hun blikken op. 'Wat?' vroeg hij. Nora zuchtte. 'In de iconografie van de Anasazi wordt de richting tegen de klok in meestal geassocieerd met negatieve bovennatuurlijke krachten. Met de klok, of de "zon" mee, werd geacht de richting van de baan van de zon rond de aarde te zijn. Tegen de klok in was dus een perversie van de natuur, een omkering van het normale evenwicht.'

'Een perversie van de natuur?' vroeg Smithback met plotselinge belangstelling.

'Ja. In sommige moderne indiaanse culturen wordt de omgekeerde spiraal nog steeds in verband gebracht met hekserij en toverkracht.' 'En ik heb dit gevonden,' zei Sloane, terwijl ze één hand ophief met daarin een kleine, gebroken mensenschedel.

Nora draaide zich om, eerst zonder begrip, en Sloanes grijns werd breder.

'Waar heb je dat gevonden?' vroeg Nora op scherpe toon. Sloane bleef onverstoord glimlachen. 'Daar, achterin, vlak bij de graantoren.'

'En dat raap je gewoon op?'

'Waarom niet?' vroeg Sloane, met iets dichtgeknepen ogen. De bijna onmerkbare beweging deed Nora denken aan een kat in het nauw.

'Ten eerste,' beet Nora haar toe, 'verstoren we geen menselijke resten, tenzij dat absoluut nodig is voor ons onderzoek. Ten tweede heb je het aangraakt, en dat betekent dat we er geen botcollageen-DNA op kunnen doen. En het ergste: je hebt niet eens in situ een foto gemaakt.'

'Ik heb hem alleen maar opgeraapt,' zei Sloane, haar stem plotseling zacht.

'Ik dacht dat we duidelijk gemaakt hadden dat dergelijke dingen eerst besproken werden.'

Er volgde een gespannen stilte. Toen hoorde Nora een krassend geluid achter zich. Ze keek naar Smithback. 'Wat ben jij nou weer aan het doen?' wilde ze weten. De journalist had zijn notitieboekje gepakt en was driftig aan het pennen.

'Aantekeningen maken,' zei hij verdedigend, terwijl hij het boekje tegen zijn borst drukte.

'Zit jij dit gesprek te noteren?' riep Nora.

'Hé, waarom niet?' zei Smithback. 'Ik bedoel, het menselijke drama is evenzeer een aspect van deze expeditie als...'

Holroyd kwam naar voren en rukte het boekje weg. 'Dit was een privégesprek,' zei hij. Hij scheurde de pagina eruit en gaf het notitieboek terug.

'Dat is censuur,' protesteerde Smithback.

Plotseling hoorde Nora een laag, kelig gesnor dat aanzwol tot een honingzoete lach. Ze draaide zich om en zag Sloane nog steeds met de schedel in haar handen naar het drietal staan kijken, met een glans van geamuseerdheid in haar ogen.

Nora haalde diep adem en negeerde het gelach. Kalm blijven! 'Nu het graf verstoord is,' zei ze rustig, 'nemen we de schedel mee zodat Aragon die kan analyseren. Hij is een echt ZST-type, fel gekant tegen ieder soort verstoring dus hij kan bezwaren maken, maar het is nu al gedaan. Sloane, jij voert nóóit meer ingrijpende procedures uit zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Is dat duidelijk?'

'Duidelijk,' zei Sloane. Met een plotseling berouwvolle blik gaf ze de schedel aan Nora. 'Ik heb er niet bij nagedacht. De opwinding van het moment, denk ik.'

Nora stopte de schedel in een monsterzak en deed die in haar rugzak. Het scheen haar toe dat Sloanes houding iets uitdagends had gehad toen ze met de schedel te voorschijn was gekomen, en even vroeg Nora zich af of het een weloverwogen uitdaging was geweest. Het was ten slotte duidelijk dat Sloane veel ervaring had met het protocol van veldwerk. Maar toen hield ze zich voor dat dat een paranoïde reactie was. Nora herinnerde zich dat ze per ongeluk een schitterende Folsom-punt had opgeraapt die ze een keer bij een opgraving had gevonden. Ze had hem uit de onderliggende laag getrokken en toen pas de blikken vol ontzetting van de mensen om haar heen opgemerkt.

'Wat is ZST?' vroeg Smithback zonder enig teken van berouw. 'Een soort anticonceptie?'

Nora schudde haar hoofd. 'De afkorting van Zero Site Trauma, en dat betekent dat een archeologische vindplaats nooit fysiek verstoord mag worden. Mensen als Aragon zijn van mening dat iedere indringing, hoe voorzichtig of subtiel ook, de plek waardeloos maakt voor archeologen in de toekomst, die misschien met geavanceerder methoden aan het werk willen. Ze werken met artefacten die al door anderen zijn opgegraven.'

'ZST-aanhangers beschouwen traditionele archeologen als artefact-hoeren, die naar relieken graven in plaats van culturen te reconstrueren,' voegde Sloane daaraan toe.

'Als Aragon er zo over denkt, waarom is hij dan meegegaan?' informeerde Holroyd.

'Hij is geen volslagen purist. Ik denk dat hij bij een project dat zo belangrijk kan zijn als het onze, zijn persoonlijke gevoelens tot op zekere hoogte terzijde kan schuiven. Waarschijnlijk is hij van mening dat als iemand met zijn vingers aan Quivira komt, hij dat moet zijn.' Nora keek om zich heen. 'Wat denk jij van deze muren?' vroeg ze aan Sloane. 'Het is geen roet, het is een soort opgedroogde substantie, verfachtig. Maar ik heb nog nooit een Anasazi-vertrek gezien dat zwartgeschilderd was.'

'Werkelijk geen idee,' antwoordde Sloane. Ze pakte een klein glazen buisje en een tandartshaakje uit haar tas. Toen keek ze met een snelle glimlach naar Nora. 'Mag ik een monster nemen?' Even wachtte ze. 'Mevrouw de voorzitter?'

Het is al niet grappig als Smithback me zo noemt, dacht Nora. Maar het is nog veel minder grappig uit jóuw mond. Maar ze knikte zwijgend, en keek toe hoe Sloane met ervaren gebaren een paar stukjes in het testbuisje wipte en het buisje afsloot.

De zon stond nu laag aan de hemel, zodat er lange contraststrepen over de oude wanden verschenen. 'Kom, we gaan terug,' zei Nora. Toen ze zich omdraaiden om de richel weer op te stappen, keek Nora nog een keer over haar schouder naar de omgekeerde spiralen op de wand achter de ruïne. Ze huiverde even, ondanks de hitte.

19

Ze moesten die nacht een droog kamp opslaan. De paarden hadden honger en dorst, en tegen zonsondergang had de expeditie een flinke aanslag gepleegd op de eigen watervoorraden. Aragon had de schedel in ontvangst genomen met de zwijgende afkeuring die Nora verwacht had. Ze gingen vroeg slapen, vermoeid en met zadelpijn, en hun slaap was diep.

Kort nadat ze de volgende ochtend waren vertrokken, kwamen ze bij een splitsing van drie nauwe canyons. Ondanks een zorgvuldig onderzoek konden Nora en Sloane geen sporen van de oude weg meer vinden. Die lag begraven of was weggespoeld. De GPS-laptop werkte nog steeds niet, en Holroyds kaart bood weinig uitkomst: in dit stadium van de reis waren de afwijkingen van de onderliggende topografische hoogtelijnen op de kaart simpelweg te groot. De radargegevens veranderden in een verwarrende kleurenmassa. Ook kon Nora geen enkel teken vinden dat haar vader hier ooit geweest was. Ze wist dat haar vader, volgens de traditie van Frank Wetherill en de andere vroege verkenners, zijn weg soms markeerde door zijn initialen en een datum in de rotsen te krassen. Maar tot haar stijgende verontrusting had ze nog geen spoor van graffiti van zijn hand of van anderen gevonden, afgezien van enkele rotstekeningen van de al eeuwen geleden verdwenen Anasazi.

De rest van de dag zwoegde de groep door een wirwar van onderbroken canyons, steeds dieper een surrealistische wereld in, die eerder een droomlandschap leek dan iets dat op deze aarde kon voorkomen. De zwijgende stenen hallen spraken van een duizendjarige woede: opgetilde rotsen en erosie, overstromingen en aardbevingen en de eindeloze schurende inwerking van de wind. Bij iedere bocht besefte Nora dat haar gegist bestek moeilijker werd en meer kans op fouten bevatte. Bij iedere stap van de paardenhoeven werden ze verder weggevoerd van de beschaving, van alles wat comfortabel en vertrouwd was, dieper in het vreemde en mysterieuze landschap. Ze zagen steeds meer rotswoningen, sluw weggedoken in de canyon-wanden, afgelegen en onbereikbaar. Toen ze voor de tiende keer halt hielden om op de kaart te kijken, kreeg Nora het irrationele gevoel dat ze zich op verboden terrein aan het begeven waren. Tegen de avond waren ze zo uitgeput dat het avondeten een koude, zwijgende, geïmproviseerde aangelegenheid werd. Door het gebrek aan water had Nora zich gedwongen gezien, het water streng op rantsoen te stellen. Bonarotti, die zonder water en met ongewassen spullen moest koken, nam een nors stilzwijgen in acht. Na het eten slenterde de groep apathisch in de richting van het kampvuur. Swire kwam bij hen zitten nadat hij de paarden nog een keer gecontroleerd had.

Hij ging naast Nora zitten en spuwde. 'Morgenochtend hebben de paarden zesendertig uur geen fatsoenlijk water gehad. Geen idee hoe lang ze het nog volhouden.'

'Eerlijk gezegd kunnen die knollen me geen reet schelen,' zei Black aan de overkant van het vuur. 'Ik vraag me af wanneer wij omkomen van de dorst.'

Swire keek hem aan, zijn gezicht flikkerend in het licht. 'Misschien is het nog niet tot je doorgedrongen, maar als de paarden doodgaan, gaan wij er ook aan. Zo eenvoudig is het.' Nora keek naar Black. In het vuurschijnsel zag zijn gezicht er getergd uit, met een blik van opkomende paniek in zijn ogen. 'Gaat het, Aaron?' vroeg ze.

'Jij zei dat we morgen bij Quivira aankwamen,' zei hij hees. 'Dat was maar een schatting. Het duurt langer dan ik verwacht had.' 'Gelul,' snoof Black. 'Ik heb de hele middag naar je zitten kijken, naar dat gestuntel met die kaarten en die pogingen om dat waardeloze GPS-geval aan het werk te krijgen. Volgens mij zijn we verdwaald.'

'Nee,' antwoordde Nora. 'Volgens mij zijn we niet verdwaald.' Black leunde achterover en sprak met luidere stem. 'Moet dat soms bemoedigend werken? En waar is die weg? Gisteren zagen we hem nog. Misschien. Maar nu is hij nergens meer.'

Nora had dit soort reacties op de wildernis al vaker gezien. Het was nooit plezierig. 'Het enige dat ik kan zeggen is dat we er komen, waarschijnlijk morgen, maar uiterlijk overmorgen.'

'Waarschijnlijk,' herhaalde hij op spottende toon, terwijl hij met zijn handen op zijn knieën sloeg.

'Waarschijnlijk!' In het flikkerende licht keek Nora de groep rond. Iedereen was smerig door het gebrek aan water en vertoonde hevige schrammen van het dichte struikgewas. Alleen Sloane, die bedachtzaam een straaltje zand door haar vingers liet glijden, en Aragon met zijn gebruikelijke afstandelijke blik, zagen er onbezorgd uit. Holroyd zat in het vuur te staren, voor de verandering zonder boek bij zich. Smithbacks haar zat wilder dan ooit en zijn bottige knieën zagen zwart van het vuil. Eerder die middag had hij welbespraakt en uitgebreid zitten klagen dat God, als het Zijn bedoeling was geweest dat de mens zich per paard zou verplaatsen, een dekstoel op het paard zou hebben geplaatst. Zelfs het feit dat de apathische Beetlebum niet meer probeerde hem te bijten, bood hem geen troost. Het was een wanhopig ogende groep, en het was moeilijk te geloven dat de verandering had plaatsgevonden na minder dan twee etmalen moeizaam reizen. Jezus, dacht Nora, als zij er al zo uitzien, hoe moet ik er dan wel niet bijlopen?

'Ik begrijp jullie bezorgdheid,' zei ze langzaam. 'Ik doe m'n best. Als een van jullie een constructief idee heeft, zou ik dat graag horen.'

'Het antwoord is doorgaan,' zei Aragon met een rustig soort felheid. 'En niet zo zitten klagen. De twintigste-eeuwse mens is niet meer gewend aan wat voor fysieke uitdaging dan ook. De mensen die hier in deze canyons woonden, hadden dagelijks te maken met dit soort dorst en hitte, en die klaagden ook niet.' Hij liet zijn donkere, sardonische ogen over de groep glijden. 'Nee, nóu voel ik me een heel stuk beter,' zei Black. 'En ik maar denken dat ik dorst had.'

Aragon richtte zijn donkere ogen op Black. 'Wat u hebt, is eerder een ongedifferentieerde persoonlijkheidsstoornis dan dorst, dr. Black.'

Black draaide zich naar hem toe, sprakeloos van woede. Toen stond hij met trillende ledematen op en verdween zwijgend zijn tent in. Nora keek hem na. Wat was hier aan de hand? Wat op papier zo simpel had geleken: de Anasazi-weg, de beschrijvingen in de brief van haar vader, was ter plekke hopeloos gecompliceerd. En het zou alleen nog maar erger worden. Morgenmiddag zouden ze, als haar navigatie klopte, bij de Ruggengraat van de duivel aankomen, de enorme bolle richel die hun canyonstelsel scheidde van het nog af-gelegener en geïsoleerde stelsel waarin Quivira verscholen lag. Op de kaart zag het terrein er onbegaanbaar uit. Maar haar vader was er overheen gekomen. Dat moest wel. Waarom had hij geen tekens achtergelaten? Maar, terwijl ze zich die vraag stelde, besefte ze het antwoord al: hij wilde de ligging van Quivira geheimhouden. Voor het eerst begreep ze dat de vage aanduidingen in zijn brief opzettelijk zo vaag gehouden waren.

De groep begon op te breken. Smithback en Aragon bleven in gedachten verzonken in het vuur staren. Nora voelde een beweging naast zich, en even later kwam Sloane naast haar zitten. 'Deze plek is niet alléén maar akelig,' zei ze. 'Kijk eens wat ik net gevonden heb.'

Nora keek in de richting die Sloane aanwees. Daar, half begraven in het zand, lag een perfecte pijlpunt, gebeiteld uit sneeuwwitte agaat met rode vlekjes die zo klein waren als de punt van een speld. Nora pakte hem behoedzaam vast en bestudeerde hem in het schijnsel van het vuur. 'Verbazingwekkend, nietwaar, hoe verzot ze waren op schoonheid? Ze kozen steevast de schitterendste materialen voor hun stenen gereedschappen. Dit is Lobo Mesa-agaat, van een groeve in New Mexico, zo'n vijfhonderd kilometer ten zuidoosten van hier. Denk je eens in hoe ver ze handel wilden drijven om aan echt mooie spullen te komen.'

Ze gaf de punt aan Sloane, die haar nieuwsgierig aankeek. 'Dat was een mooi stukje identificatie,' zei ze met oprechte bewondering. Ze nam de pijlpunt aan en legde hem voorzichtig terug in het zand. 'Misschien moet hij toch hier blijven liggen.'

Aragon glimlachte. 'Het is altijd bevredigender,' zei hij, 'om iets op zijn natuurlijke plek te laten liggen dan om het op te sluiten in een museumkelder.' Alle drie staarden ze een tijdlang zwijgend naar de stervende vlammen.

'Ik ben blij dat je zo voor je mening uitkwam,' zei Nora na enige tijd tegen Aragon.

'Misschien had ik dat al veel eerder moeten doen.' Het bleef even stil. 'Wat ga je eraan doen?'

'Black?' Nora dacht even na. 'Voorlopig niets. Aragon knikte. 'Ik ken hem al een hele tijd, en hij is altijd vol van zichzelf. En niet onterecht: hij is de beste geochronoloog van het hele land. Maar dit is een kant die ik nog niet van hem gezien had. Volgens mij is het angst. Sommige mensen kunnen de psychologische druk niet aan wanneer ze weggehaald worden uit de beschaving, van telefoons, ziekenhuizen, auto's, elektrische stroom.' 'Ik had hetzelfde zitten denken, ja,' zei Nora. 'Als dat het geval is, zal hij wel kalmeren zodra we ons laatste kamp hebben opgeslagen en de communicatie met de buitenwereld hersteld is.'

'Dat denk ik ook. Maar misschien ook niet.'

Weer bleef het even stil.

'Dus?' vroeg Sloane na verloop van tijd.

'Dus wat?'

'Zijn we verdwaald?' vroeg ze zachtjes.

Nora slaakte een zucht. 'Ik weet het niet. Daar zullen we morgen wel achter komen.'

Aragon gromde. 'Als dit inderdaad een Anasazi-weg is, is het een heel ander soort dan ik ooit gezien heb. Het lijkt wel of de Anasazi ieder spoor van het bestaan ervan wilden uitwissen.' Hij schudde zijn hoofd. 'Deze weg geeft een duister, kwaadaardig gevoel.' Nora keek hem aan. 'Waarom zeg je dat?'

Zwijgend reikte de Mexicaan in zijn rugzak, haalde er het testbuisje met de schilfertjes zwarte verf uit en nam het in zijn handpalm. 'Ik heb op een van deze monsters een PBT uitgevoerd met luminol,' zei hij met zachte stem. 'Die was positief.'

'Dat is een test waarvan ik nog nooit heb gehoord,' zei Nora. 'Een simpele test die forensische antropologen vaak gebruiken. En de politie. Om te kijken of er menselijk bloed op aanwezig is.' Hij keek haar aan, zijn ogen in de schaduw. 'Dat was geen verf, wat jullie daar gezien hebben. Dat was mensenbloed. Maar niet zomaar bloed: laag na laag na laag ingedikt, opgedroogd bloed.' 'Mijn god,' zei Nora. De passage uit het verslag van Coronado kwam ongevraagd haar hoofd binnenzetten: 'Quivira betekent in hun taal "Huis van de bloedige rots".' Misschien was 'bloedige rots' niet alleen maar symbolisch bedoeld...

Aragon haalde een kleine gewatteerde zak te voorschijn en pakte daar de kleine schedel uit die ze in Pete's ruïne hadden gevonden. Hij gaf hem aan Nora. 'Toen ik dat eenmaal wist, heb ik nog eens naar die schedel gekeken die jullie hadden gevonden. Ik heb de stukken gisteravond in mijn tent aaneengepast. Het is een meisje van een jaar of negen, tien. Onmiskenbaar Anasazi: je kunt zien hoe de achterzijde van de schedel is platgedrukt door de harde draagplank waarop de moeder haar als baby vervoerde.' Hij draaide de schedel voorzichtig om in zijn handen. 'Eerst dacht ik dat ze gewoon gestorven was, misschien getroffen door een vallende steen. Maar toen ik beter keek, zag ik dit.' Hij wees op een reeks groeven aan de achterkant van de schedel, niet ver van het middelpunt. 'Dit is gedaan met een vuurstenen mes.'

'Nee,' fluisterde Sloane.

'O, jawel. Dit kleine meisje is gescalpeerd.'

20

Skip Kelly slenterde over een overschaduwd pad door de verzorgde campus van het Instituut. Hij wreef in zijn waterige ogen. Het was een adembenemende zomerochtend, warm en droog en vol belofte. De zon wierp een zijden licht over gebouw en gazon, en in een sering zat een woudzanger zijn hart uit te storten in een lied vol vervoering.

'Hou je snavel,' gromde Skip. De vogel gehoorzaamde. Vóór hem lag een lange, lage Pueblo Revival-structuur, gehuld in de zelfde stemmige aardetinten als de rest van de campus. Een klein houten bordje stond in de grond voor het gebouw, met het opschrift ASSEMBLAGE ARTEFACTEN in schreefloze bronzen letters. Skip opende de deur en liep naar binnen.

De deur ging achter hem dicht met een metalen gepiep en hij vertrok zijn gezicht. Christus, wat een hoofdpijn. Zijn mond was uitgedroogd en smaakte naar schimmel en oude sokken, en uit zijn zak dolf hij een stuk kauwgum op. O, vreselijk. Hij kon beter overschakelen op bier. Dat dacht hij iedere ochtend.

Hij keek om zich heen, dankbaar voor de vage verlichting. Hij stond in een klein halletje, ongemeubileerd afgezien van twee vitrinekasten en een oncomfortabel ogende houten bank. Deuren leidden alle kanten uit, de meeste zonder opschrift.

Nog een gekners van metaal op metaal en een van de verste deuren ging open. Er stapte een vrouw naar buiten die op hem af liep. Skip bekeek haar zonder belangstelling. Midden dertig, lang, kort donker haar, een grote ronde bril en een corduroy rok.

De vrouw stak haar hand uit. 'Jij moet Skip Kelly zijn. Ik ben So-nya Rowling, senior laborant.'

'Leuke rok,' antwoordde hij, terwijl hij de uitgestoken hand schudde. In die kleren kan ze linea recta naar de reünie van de Brady Bunch, dacht hij. Nora, dit zet ik je betaald.

Als de vrouw het compliment gehoord had, liet ze dat niet merken. 'We hadden je een uur geleden verwacht.'

'Het spijt me,' mompelde Skip ten antwoord. 'Ik heb me verslapen.' 'Volg mij.' De vrouw draaide zich op haar hakken om en liep terug door de deur. Skip volgde haar een gang door en een hoek om, een groot vertrek in. In tegenstelling tot het halletje stond deze ruimte bomvol: apparatuur op lange metalen tafels, overdekt met gereedschappen, plastic bakken en print-outs, bureaus hoog opgestapeld met boeken en multomappen. De wanden gingen schuil achter rijen metalen laden, alle gesloten. In de hoek het dichtst bij de deur stond een jongeman voor een toetsenbord geanimeerd in een telefoonhoorn te praten.

'Zoals je ziet wordt hier het echte werk gedaan,' zei de vrouw. Ze zwaaide naar een bureau dat iets leger leek dan de rest. 'Ga zitten, dan leggen we de boel uit.'

Behoedzaam liet Skip zich neer naast Sonya Rowling. 'God, geef me een poes...,' mompelde hij.

Rowling wendde haar uilige ogen zijn kant uit. 'Pardon?'

'Een poes. Voor die kater van me,' voegde Skip er haastig achteraan.

'Aha. Misschien was je daarom zo laat. Ik neem aan dat dat niet nog een keer zal gebeuren.' Rowlings blik bevatte iets waardoor Skip wat meer rechtop ging zitten.

'Volgens je zus heb jij een aangeboren talent voor labwerk. In de komende paar weken zou ik daar graag achterkomen. Je mag langzaam beginnen, zie maar wat je doen kunt. Heb je veel veldervaring?'

'Niets formeels.'

'Mooi zo. Dan hoef je ook geen verkeerde gewoonten af te leren.' Toen Skip zijn wenkbrauwen optrok, gaf ze de verklaring voor haar opmerking. 'Het publiek denkt dat veldwerk het alfa en omega van de archeologie is. Maar in werkelijkheid worden er voor ieder uur in het veld vijf uren in het lab doorgebracht. En daar komen de belangrijkste ontdekkingen vandaan.'

Ze stak haar arm uit en trok een lange metalen bak met een scharnierend deksel naar hen toe. Ze tilde het deksel op en tilde voorzichtig vier grote plastic zakken uit de bak. Op elk daarvan stond met haastige viltstiftletters het opschrift PONDEROSA DRAW gekrabbeld. Skip zag dat er nog veel meer zakken in de bak lagen.

'Wat is dit allemaal?' vroeg Skip.

'Ponderosa Draw was een opmerkelijke site in noordoost-Arizona,' antwoordde Rowling. 'Let wel, ik zeg was, niet is. Om redenen die we niet volledig begrijpen zijn daar potscherven van een groot aantal verschillende stijlen gevonden, her en der verstrooid, zo te zien lukraak. Misschien was het een soort handelscentrum. Hoe dan ook, de eigenaar van het land was een amateur-archeoloog met meer enthousiasme dan verstand. In de loop van drie zomers in het begin van de jaren twintig heeft hij de hele plek opgegraven en alle scherven verzameld die hij vinden kon.' Ze gebaarde naar de zakken. 'Het enige probleem was dat hij al zijn vondsten op een grote hoop heeft gegooid, zonder aandacht voor lokatie, bodemlagen enzovoort. De hele herkomst van de site is verloren gegaan. De scherven zijn uiteindelijk gedoneerd aan het Museum voor Indiaanse oudheden, maar nooit bestudeerd. Wij hebben ze geërfd toen we de collectie van het museum aankochten, drie jaar geleden.'

Skip staarde met gefronst voorhoofd naar de zakken. 'Ik dacht dat ik aan de slag ging met Nora's Rio Puerco-spullen.'

Rowling tuitte haar lippen. 'De opgraving in Rio Puerco was een model van archeologische discipline. De materialen zijn zorgvuldig vergaard en geregistreerd met minimaal on-site ingrijpen. We kunnen een hoop leren van de vondsten van jouw zuster. Maar dit...'

Ze gebaarde naar de zakken zonder haar zin af te maken. 'Ik snap het,' zei Skip, en zijn frons verdiepte zich. 'Deze site is al verpest. Er is niets wat ik nog kan doen om het erger te maken. En hiermee moet ik mijn vingeroefeningen doen.' Rowlings gespitste lippen bogen zich in wat een schaduw van een glimlach had kunnen zijn. 'U lijkt me een snelle leerling, meneer Kelly.'

Skip staarde een tijdje naar de zakken. 'Ik neem dus aan dat dit hier slechts de top van de ijsberg is?'

'Alweer goed. In de opslag liggen nog vijfentwintig van deze zakken.' Shit. 'En wat moet ik precies doen?'

'Het is bijzonder eenvoudig. Aangezien we absoluut niets weten over waar die scherven zijn gevonden of hoe ze lagen ten opzichte van elkaar, kunnen we niet meer doen dan ze op stijl en type sorteren en een statistische analyse uitvoeren op het resultaat.'

Skip likte aan zijn lippen. Dit ging erger worden dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. 'Kan ik misschien een kop koffie krijgen voor we beginnen?'

'Nee. Geen eten of drinken toegestaan in het lab. Als je morgen op tijd bent, kun je een kop koffie krijgen in de kantine. O, en nu we het er toch over hebben:...' Ze wees met haar duim naar de dichtstbijzijnde prullenbak.

'Wat?'

'Je kauwgum. Daarin, graag.'

'Kan ik het niet gewoon onder de tafel plakken?'

Rowling schudde haar hoofd, niet geamuseerd. Skip leunde voorover en spuwde zijn kauwgum uit.

Rowling gaf hem een doos wegwerphandschoenen. 'Deze moet je aandoen.' Ze trok zelf een paar aan en legde toen een van de zakken artefacten tussen hen in. Ze maakte hem voorzichtig open en tegen wil en dank tuurde Skip nieuwsgierig naar binnen. De scherven rolden naar buiten in een groot aantal verschillende patronen en kleuren. Sommige waren ernstig beschadigd, andere zagen er nog zo goed als nieuw uit. Een paar vertoonden ribbels, en waren zwartgeblakerd door de rook van het kookvuur. Veel waren er te klein om duidelijk te kunnen bepalen hoe ze beschilderd geweest waren, maar sommige waren zo groot dat er een motief herkenbaar was: golvende lijnen, reeksen ruiten, parallelle zigzaglijnen. Skip herinnerde zich dat hij samen met zijn vader soortgelijke scherven had verzameld. In zijn jeugd kon je dat gewoon doen. Nu niet meer. De laborant haalde een scherf uit de zak. 'Dit is Cortez zwart-op-wit.' Met tedere gebaren legde ze de scherf op de tafel. Haar vingers verdwenen de zak weer in en haalden een tweede scherf te voorschijn. 'En dit is Kayenta zwart-op-wit. Let goed op de verschillen.' Ze legde de scherven in twee doorzichtige bakken en haalde een derde fragment uit de zak. 'Wat is dit?'

Skip bekeek het stukje aardewerk kritisch. 'Het lijkt op het eerste dat je eruit haalde. Cortez.'

'Correct.' Rowling legde de scherf in de eerste bak en pakte een nieuwe. 'En deze?'

'Dat is die andere. Kayenta.'

'Heel goed.' Rowling legde de scherf in de tweede bak en haalde een vijfde monster uit de zak. 'En deze dan?' Er lag een licht sardonische uitdrukking op Rowlings gezicht, iets uitdagends. Dit brokje leek op de tweede scherf, maar was toch niet helemaal hetzelfde. Skip opende zijn mond om Kayenta te zeggen, maar klapte zijn kaken weer op elkaar. Hij staarde voor zich uit terwijl hij diep in zijn geheugen groef.

'Chuska breedband?' vroeg hij.

Het bleef een tijdje stil en Rowlings gezicht verloor even de zelfverzekerde uitdrukking. 'Hoe wist jij...'

'Mijn vader was gek op potscherven,' zei Skip wat verlegen.

'Dat is geweldig,' zei ze met warmere stem. 'Misschien had Nora gelijk. Hoe dan ook, je zult hier een hoop mooie dingen aantreffen: Cibola, St-John's polychroom, Mogollon bruin, McElmo. Kijk zelf maar.' Ze reikte over de tafel heen en trok een gelamineerd blad naar zich toe. 'Hier zie je voorbeelden van zo'n vijfentwintig stijlen die je kunt verwachten van de site Ponderosa Draw. Die sorteer je op stijl, en scherven waarvan je niet zeker bent, leg je opzij. Over een uur of zo kom ik kijken hoe het gaat.'

Skip keek haar na toen ze wegliep, slaakte een diepe zucht en richtte zijn aandacht op de overvolle plastic zak met scherven. Eerst leek het werk saai en verwarrend, en de berg twijfelgevallen groeide aanzienlijk. Maar toen werd hij, bijna onmerkbaar, steeds zekerder van zijn identificatie. Het was bijna instinctief, de manier waarop vorm, toestand en zelfs samenstelling van de scherven even duidelijk tegen hem spraken als het motief zelf. Bitterzoete herinneringen kwamen boven aan lange middagen met zijn vader, temidden van ruïnes in de woestenij. En dan zaten ze thuis over wetenschappelijke artikelen gebogen en de scherven te sorteren en op stukken karton te lijmen. Hij vroeg zich af wat er geworden was van al die zorgzaam samengestelde collecties.

Het was stil in het lab, afgezien van af en toe wat toetsgeluiden als de jonge laborant in de verste hoek zat te typen. Skip schrok van een hand op zijn schouder.

'En?' vroeg Rowling. 'Hoe gaat het?'

'Ben ik al een uur bezig?' vroeg Skip. Hij ging rechtop zitten en keek op zijn horloge. De hoofdpijn was verdwenen.

'Zo'n beetje.' Ze tuurde in de bakken. 'Jemig. Je hebt al twee zakken gedaan.'

'Krijg ik nu een tien en een griffel?' vroeg Skip, terwijl hij zijn nek masseerde. In de verte hoorde hij iemand op de deur van het lab kloppen.

'Laat ik eerst maar eens naar je werk kijken en zien hoeveel fouten je hebt gemaakt,' antwoordde Rowling.

Plotseling klonk er een hoge, trillende stem van de overkant van het vertrek. 'Skip Kelly? Is hier een Skip Kelly aanwezig?'

Skip keek op. Het was de jonge laborant, met een bijzonder nerveus gezicht. Skip liep langs hem en zag wat hem zo de zenuwen bezorgd had: een grote man in een blauw uniform. De man liep een eind in Skips richting, het pistool, de wapenstok en de handboeien aan zijn riem zacht tegen elkaar rinkelend, en bleef toen staan. Met een lichte glimlach haakte hij zijn handen achter zijn riem. Het hele vertrek was stil geworden.

'Skip Kelly?' vroeg hij met een zachte, kalme bariton.

'Ja,' zei Skip. Hij kreeg het koud en zijn brein overzag tientallen mogelijkheden, geen van alle aangenaam. Die klootzak van een buurman heeft natuurlijk geklaagd. Of misschien dat mens met die teckel. Jezus, ik ben alleen maar over z'n achterpoot heen gereden, meer niet, en...

'Kan ik u even onder vier ogen spreken?'

In de plechtige duisternis van het halletje klapte de man een portefeuille met een identiteitsbadge open en hield die Skip voor. 'Ik ben rechercheur Al Martinez van de politie van Santa Fe.'

Skip knikte.

'U bent niet gemakkelijk te bereiken,' zei Martinez op een toon die tegelijkertijd vriendelijk en neutraal was. 'Ik vroeg me af of u ons wat van uw tijd wilt gunnen.'

'Mijn tijd?' wist Skip uit te brengen. 'Waarom?'

'Daar zullen we het op het bureau over hebben, meneer Kelly, als u het niet erg vindt.'

'Op het bureau?' herhaalde Skip. 'Wanneer?'

'Eens even kijken,' zei Martinez, terwijl hij eerst naar de vloer, toen naar het plafond en ten slotte weer naar Skip keek. 'Nu meteen zou wel schikken.'

Skip slikte. Toen knikte hij naar de open laboratoriumdeur. 'Ik ben momenteel aan het werk. Kan het niet even wachten?'

Het bleef een tijdje stil. 'Nee, meneer Kelly,' antwoordde de politieman. 'Eerlijk gezegd geloof ik niet dat dat kan.'

21

Skip volgde de politieman het gebouw uit naar een wachtende auto. De politieman was enorm groot, met een nek als een boomstam, maar zijn bewegingen waren licht, vriendelijk zelfs. Martinez stopte bij het rechterportier en hield dat tot Skips verrassing voor hem open. Toen de auto wegreed, keek Skip in de achteruitkijkspiegel. Hij zag een paar mensen met bleke gezichten roerloos staan kijken in de deuropening van het gebouw voor assemblage van artefacten, tot ze uiteindelijk uit het zicht waren verdwenen.

'Mijn eerste dag op het werk,' zei Skip. 'Fantastische indruk moet dat maken.'

Ze reden het hek van het complex uit en begonnen vaart te maken.

Martinez haalde een kauwgummetje uit zijn borstzak en bood het Skip aan.

'Nee, dank u.'

De rechercheur stak het kauwgum in zijn eigen mond en begon te kauwen met trage bewegingen van de spieren in zijn kaken en nek. De onregelmatige vorm van het La Fonda Hotel verscheen rechts voor hen. Daarna passeerden ze het plein voor het paleis van de gouverneurs, waar indianen sieraden verkochten onder het afdak. Het zonlicht glinsterde op het blinkende zilver en turkoois. 'Heb ik een advocaat nodig?' vroeg Skip.

Martinez kauwde ijverig op zijn kauwgum. 'Lijkt me van niet,' zei hij. 'Maar het mag natuurlijk wel, als jij dat wilt.' De auto reed langs de bibliotheek en langs het oude politiebureau. Op straat stond een aantal containers met brokstukken gips-wand.

'Renovaties,' verklaarde Martinez toen ze een met plastic afgedekte lobby binnengingen. De agent bleef staan bij een balie en pakte een map aan die een vrouw in uniform hem aanreikte. Hij leidde Skip door een naar verf ruikende gang, een trap af. Hij opende een deur vol krassen en liet Skip naar binnen gaan. Achter de deur lag een kaal vertrek, zonder meubilair afgezien van drie houten stoelen, een bureau en een donkere spiegel.

Skip was nog nooit in een dergelijk vertrek geweest, maar hij had genoeg tv gekeken om meteen te weten waar hij was. 'Dit lijkt wel een soort verhoorkamer,' zei hij.

'Dat is het ook.' Martinez ging zitten op een in protest krakende stoel. Hij legde de map op tafel en bood Skip een stoel aan. Toen wees hij naar het plafond. Skip keek op en zag een lens, bijna onbeleefd zijn richting uit kijkend. 'We nemen dit gesprek op video op, als je het niet erg vindt.'

'Heb ik een keus?'

'Ja. Als je weigert, is het gesprek over en kun je vertrekken.'

'Mooi zo,' zei Skip, terwijl hij overeind kwam.

'Natuurlijk moeten we je dan een dagvaarding sturen en dan heb je wel geld nodig voor een advocaat. Momenteel ben je geen verdachte. Waarom ga je dus niet gewoon zitten om een paar vragen te beantwoorden? Als je op enig moment een advocaat erbij wilt of het gesprek wilt beëindigen, dan mag dat. Wat vind je daarvan?' 'Zei u verdachte?' vroeg Skip.

'Ja.' Martinez keek hem aan met onmededeelzame zwarte ogen. Skip besefte dat de man op een antwoord zat te wachten.

'Oké,' zei hij met een diepe zucht. 'Draaien maar.'

Martinez knikte naar iemand achter het donkere glas en keek toen weer naar Skip. 'Geef alstublieft uw naam, adres en geboortedatum op.' Snel namen ze de eerste zaken door. Toen zei Martinez: 'Bent u de eigenaar van een verlaten ranch in de buurt van Fox Run, adres Rural Route nummer zestien, postbus twaalf, Santa Fe in New Mexico?'

'Ja. Mijn zus en ik zijn samen eigenaar.'

'En uw zus is Nora Waterford Kelly?'

'Inderdaad.'

'En wat is momenteel de verblijfplaats van uw zuster?'

'Ze is op een archeologische expeditie naar Utah.'

Martinez knikte. 'Wanneer is ze vertrokken?'

'Drie dagen geleden. Ze komt pas over een paar weken terug, op z'n vroegst.' Opnieuw begon Skip overeind te komen. 'Heeft dit iets met haar te maken?'

Martinez maakte een kalmerend handgebaar. 'Uw ouders zijn beiden overleden, nietwaar?' Skip knikte.

'En u bent momenteel in dienst van het archeologisch instituut van Santa Fe.'

'Totdat u kwam opdagen wel, ja.'

Martinez glimlachte. 'En hoe lang bent u al in dienst van het instituut?'

'Dat heb ik onderweg al gezegd. Dit was mijn eerste dag.'

Martinez knikte nogmaals, langzamer ditmaal. 'En waar werkte u vóór vandaag?'

'Nergens, ik was op zoek naar een baan.' 'Aha. En wanneer was uw laatste baan?'

'Ik heb nooit een baan gehad. Althans niet sinds mijn afstuderen, vorig jaar.'

'Kent u ene Teresa Gonzales?'

Skip likte aan zijn lippen. 'Ja, Teresa ken ik wel. Dat was onze buurvrouw op de ranch.'

'Wanneer hebt u Teresa voor het laatst gezien?'

'God, dat weet ik niet. Tien maanden geleden, elf misschien. Kort na mijn afstuderen.'

'En uw zus? Wanneer heeft die mevrouw Gonzales voor het laatst gezien?'

Skip ging verzitten. 'Even kijken. Een paar dagen geleden, volgens mij. Ze had Nora ergens mee geholpen op de ranch.'

'U bedoelt Nora, uw zuster?' vroeg Martinez. 'Waarmee geholpen?' Skip aarzelde. 'Ze werd aangevallen,' zei hij traag.

Martinez' nekspieren vielen even stil. 'Kunt u daar iets meer over vertellen?'

'Teresa belde mijn zus altijd als ze iets hoorde bij ons huis. Vandalen, jongelui, dat soort dingen. De afgelopen tijd is daar heel wat gedonder geweest en Teresa had mijn zus al een paar keer gebeld. Een week geleden of zo is Nora daar naartoe gegaan. Ze vertelde dat ze aangevallen was. Teresa hoorde kabaal en kwam erop af met een geweer om ze weg te jagen.'

'Heeft ze verder nog iets gezegd? Een beschrijving van de aanvallers?'

'Nora zei...' Skip dacht even na. 'Het waren twee mensen. Twee mensen, verkleed als dieren.' Hij besloot niets te zeggen over de brief. Wat hier gaande was wist hij niet, maar ze hadden geen behoefte aan verdere complicaties.

'Waarom is ze niet naar ons toe gekomen?' vroeg Martinez ten slotte.

'Dat weet ik niet zeker. Het is niet haar stijl om naar de politie te gaan. Het is echt zo iemand die altijd alles zelf wil oplossen. Waarschijnlijk vreesde ze dat haar expeditie er uitstel door zou oplopen.' Martinez leek ergens over na te denken. 'Meneer Kelly,' begon hij weer. 'Kunt u vertellen waar u de afgelopen achtenveertig uur bent geweest?'

Skip schrok op. Toen leunde hij achterover en haalde diep adem. 'Vanochtend ben ik naar het instituut gegaan, maar verder ben ik het hele weekend thuis geweest.'

Martinez keek op een stuk papier. 'Calle de Sebastian ZI13, flat 2-b?' 'Ja.'

'En hebt u nog iemand gesproken in die tijd?'

Skip slikte. 'Larry, van Eldorado Liquors, heeft me zaterdagmiddag gezien. Mijn zus heeft zaterdagavond laat gebeld.'

'Verder nog iemand?'

'Nou, mijn buurman heeft drie- of viermaal gebeld.'

'Uw buurman?'

'Ja. Reg Freiburg, naast me. Die houdt niet van harde muziek.' Martinez leunde achterover en haalde zijn vingers door zijn korte, zwarte haar. Hij bleef lange tijd zwijgen voordat hij voorover leunde. 'Meneer Kelly, Teresa Gonzales is gisteravond dood aangetroffen in uw ranch.'

Plotseling voelde Skips lichaam vreemd zwaar aan. 'Teresa?'

Martinez knikte. 'Zondagmiddag wordt er altijd veevoer bezorgd. Afgelopen zondag deed ze de deur niet open. De man zag dat de beesten niet gevoerd waren en dat haar hond in huis opgesloten zat. Toen ze de volgende ochtend nog niet opendeed, werd hij bezorgd en heeft hij ons gebeld.

'O, mijn god.' Skip schudde zijn hoofd. 'Teresa. Ik kan het niet geloven.'

De agent ging verzitten, zijn blik strak op Skip gevestigd. 'Toen we erheen gingen, vonden we haar bed beslapen, kleren klaargelegd. De hond was doodsbang. Het zag ernaar uit dat ze midden in de nacht was opgestaan, om wat voor reden dan ook. Maar er viel geen spoor van haar te bekennen op haar terrein, dus besloten we de aangrenzende ranches te bezoeken. Uw huis was het eerste.' Hij haalde langzaam adem. 'Binnen zagen we iets bewegen. Dat bleken honden te zijn die ergens om aan het vechten waren.' Hij zweeg en perste zijn lippen opeen.

Maar Skip had zijn laatste woorden amper gehoord. Hij dacht aan Teresa, probeerde zich te herinneren wanneer hij haar voor het laatst had gezien. Hij en Nora waren naar het huis gegaan om een paar dingen voor haar flat op te halen. Teresa had buiten in de tuin gestaan, had hen gezien en als gebruikelijk enthousiast gezwaaid. Hij zag haar nog voor zich, het pad naar hun huis af hollend, haar bruine zorgeloze haar in de wind springend en dansend.

Toen vielen zijn ogen op de map midden op de tafel, GONZALES, T. stond op de zijkant geschreven. De glanzende rand van een zwart-witfoto stak vanuit één hoek van de map naar buiten. Automatisch stak hij zijn hand ernaar uit.

'Ik zou het mét doen,' zei Martinez. Maar hij maakte geen aanstalten om hem tegen te houden. Skip tilde de rand van de map op zodat de foto bloot kwam te liggen. Toen verstijfde hij van afgrijzen.

Teresa lag op haar rug, één been over het andere, haar linkerhand opgeheven als om een verdwaalde voetbal op te vangen. Althans, Skip nam aan dat het Teresa was, omdat hij het vertrek herkende als hun oude keuken: het oude fornuis van zijn moeder stond in de rechterbovenhoek van de foto.

Teresa zelf was onherkenbaar. Haar mond was open maar de wangen waren weg. Door gaten in het uiteengereten vlees glommen de vullingen in haar gebit hol in het licht van de cameraflits. Zelfs op de zwart-witfoto zag Skip dat de huid een onnatuurlijke, gevlekte kleur had. Een aantal delen van Teresa ontbrak: vingers, een borst, het vlezige deel van een dij. Kleine zwarte littekens en slordige lijnen overdekten haar hele lichaam: bewijzen dat dieren ongehaast hadden zitten eten, de verzadiging nabij. Waar Teresa's hals had gezeten, was nu alleen nog een holte, een kapotgevreten omhulsel van bot en kraakbeen, omringd door flarden vlees. Gestold bloed liep in een walgingwekkende rivier naar een groot gat in de kapotte vloerplanken. Uitwaaierend vanuit de bloedrivier liepen talloze kleine afdrukken die, naar Skip besefte, pootafdrukken waren.

'Honden,' zei Martinez, terwijl hij zachtjes Skips hand weghaalde en de map dichtdeed.

Even kon Skip geen woord uitbrengen. 'Wat bedoelt u?' bracht hij uiteindelijk schor uit.

'Zwerfhonden, die waren al een paar dagen bezig met haar lijk.' 'Is ze dan door honden gedood?'

'Dat dachten we eerst, ja. Haar hals was er met één grote hap uitgescheurd en over het hele lichaam waren klauw- en beetwonden. Maar het eerste onderzoek van de patholoog-anatoom heeft eenduidig aangetoond dat het moord was.'

Skip keek hem aan. 'Hoe heeft hij dat dan aangetoond?'

Martinez stond op met een soort gemakkelijke aanminnigheid die in tegenspraak leek met zijn woorden. 'Een ongebruikelijk soort verminking aan vingers en tenen, onder andere. Wanneer de sectie vanmiddag klaar is, weten we een hoop meer. Intussen wil ik graag dat u drie dingen voor mij doet. Zeg hier niets over, tegen niemand. Blijf uit de buurt van de ranch. En het allerbelangrijkst: blijf ergens waar we u bereiken kunnen.'

Zonder verder nog iets te zeggen, liet hij Skip de kamer uit gaan en de gang uit lopen.

22

De volgende ochtend was de expeditie uitzonderlijk stil bij het ontbijt. Nora voelde een twijfelstemming opkomen. Het was maar al te duidelijk dat Blacks opmerkingen van de vorige avond doel getroffen hadden.

Ze trokken verder in noordwestelijke richting, een kale, moeilijk begaanbare canyon in, zonder enig spoor van vegetatie. Zelfs op dat vroege uur rees de hitte al op van de gebarsten rotsen, zodat die er luchtig en onstoffelijk uitzagen. De dorstige paarden waren slechtgehumeurd en moeilijk in bedwang te houden. Naarmate ze verder kwamen werd het canyonstelsel steeds complexer tot het na eindeloze vertakkingen één groot doolhof was geworden.

Het was nog steeds niet mogelijk een GPS-peiling te doen vanaf de canyonbodem, en de rotswanden waren zo steil dat Sloane niet omhoog kon klimmen om de peiling uit te voeren zonder gevaar voor eigen leven. Nora merkte dat ze evenveel tijd besteedden aan kaartlezen als aan reizen. Een aantal malen waren ze al gedwongen geweest terug te gaan als ze in een doodlopende canyon waren terechtgekomen. Andere keren moest de expeditie wachten, terwijl Nora en Sloane vooruitreden om een route te verkennen. Black was abnormaal stil, zijn gezicht betrokken van angst en woede.

Nora streed tegen haar eigen twijfels. Was haar vader echt zo ver gekomen? Waren ze ergens verkeerd afgeslagen? Een paar stukken en fragmentjes houtskool waren hier en daar te zien, maar zo weinig en zo verspreid dat die niet meer dan achtergrondgeruis vormden; ze konden gemakkelijk het resultaat van een incidenteel brandje zijn. Ze had een nieuw idee gekregen waar ze amper over na durfde te denken: stel dat haar vader in een delirium had verkeerd toen hij de brief schreef? Het leek onmogelijk dat iemand met succes door dit labyrint was getrokken.

Andere keren dacht ze aan de gebroken schedel en het opgedroogde bloed, en aan wat dat mogelijkerwijs kon betekenen. In haar gedachten was Pete's ruïne veranderd van een onopmerkelijk stel vertrekken in een duister, angstaanjagend mysterie. Halverwege de ochtend was de canyon geëindigd in een plotselinge puzzel van rotsen. Ze persten zich door een opening en stonden boven aan een gebroken vallei met een verspreide begroeiing van jeneverbesstruiken. Toen ze de heuvel over kwam, keek Nora naar rechts. Ze zag de Kaiparowits-hoogvlakte als een hoge, donkere lijn tegen de horizon.

Toen keek ze naar voren. Het panorama dat ze daar zag, boezemde haar zowel afgrijzen als vreugde in.

Aan de overkant van de vallei, gepijnigd door de ochtendzon, rees iets op wat niets anders kon zijn dan de Ruggengraat van de duivel, de bolle richel die ze had verwacht en gevreesd sinds ze op pad waren gegaan. Het was een gigantische, onregelmatig gevormde vin van zandsteen, minstens driehonderd meter hoog en vele kilometers lang, vol blazen en windgaten, doorspekt met verticale spleten en gleuven. De bovenkant vertoonde uitsteeksels als de rug van een dinosaurus. Het geheel was van een afzichtelijke schoonheid.

Nora leidde de groep naar de schaduw van een grote rots, waar ze afstegen. Samen met Swire liep ze een eindje weg.

'Laten we eerst kijken of we een spoor omhoog vinden,' zei Nora.

'Het ziet er nogal ruig uit.'

Even bleef Swire zwijgen. 'Hier vandaan zou ik het niet direct ruig willen noemen,' zei hij. 'Ik zou het onmogelijk willen noemen.' 'Mijn vader is eroverheen gekomen met twee paarden.'

'Dat zei je, ja.' Swire spuwde een dunne straal tabakssap uit. 'Maar dit is natuurlijk niet de enige richel hier in de buurt.'

'Het is een breuklijn,' zei Black, die had staan luisteren. 'De dagzomen gaan minstens honderdvijftig kilometer door. Die zogenaamde richel van jouw vader kan daar overal liggen.' 'Dit is de goeie richel,' zei Nora iets langzamer, terwijl ze probeerde de toon van twijfel uit haar stem te weren. Swire schudde zijn hoofd en begon een shaggie te rollen. 'Eén ding kan ik je nu al zeggen. Ik wil dat spoor met eigen ogen zien voordat ik mijn paarden eraan waag.'

'Dat lijkt me redelijk,' antwoordde Nora. 'We gaan op zoek. Sloane, hou jij hier een oogje in het zeil totdat wij terug zijn.' 'Geen probleem,' kwam de trage altstem.

Het tweetal trok in noordelijke richting langs de onderzijde van de richel, op zoek naar een inkeping of een onderbreking in de ononderbroken steen die het begin van een spoor kon aanduiden. Na ongeveer een kilometer kwamen ze bij een aantal ondiepe grotten. Nora zag dat een aantal daarvan oude strepen zwarte rook op de plafonds hadden.

'Hier hebben Anasazi gewoond,' zei ze.

'Akelig kleine grotjes.'

'Misschien waren dit tijdelijke onderkomens,' antwoordde Nora. 'Misschien hadden ze akkers op de bodems van deze canyons.' 'Dan moeten ze cholla verbouwd hebben,' prevelde Swire laconiek. Toen ze verder naar het noorden kwamen, splitste de droge beekbedding zich in een aantal zijstroompjes, gescheiden door slordige steenstapels en kleine dagzomen. Het was een vreemd landschap, onafgemaakt, alsof God zijn pogingen om orde aan te brengen in de weerbarstige rotsen, had opgegeven.

Plotseling duwde Nora een paar ceders uiteen en bleef stokstijf staan. Swire kwam hijgend naast haar staan. 'Kijk hier eens,' ademde ze.

In het patina op de rotswand was een reeks rotstekeningen gekrast zodat de lichter gekleurde steen daaronder zichtbaar werd. Nora knielde om de tekeningen beter te kunnen bekijken. Ze waren complex en schitterend: een bergleeuw, een eigenaardig patroon van stippen met een kleine voet, een ster in een maan in een zon en een gedetailleerde afbeelding van Kokopelli, de gebochelde fluitspeler die naar men aannam de god van de vruchtbaarheid was. Zoals gebruikelijk had Kokopelli een enorme erectie. De reeks tekeningen eindigde met een tweede ingewikkeld raster van stippen, met daarboven een gigantische spiraal. Ook die stond in omgekeerde richting, zag Nora, net als de spiralen die Sloane had gevonden in Petes ruïne.

Swire gromde. 'Ik wou dat ik zijn probleem had,' zei hij met een hoofdknik naar Kokopelli.

'Nee, dat wou jij helemaal niet,' antwoordde Nora. 'Volgens een van de Pueblo-legenden was dat ding meer dan vijftien meter lang.' Ze baanden zich een weg door meer ceders heen en kwamen bij een goed verborgen ravijn aan: een rotsspleet gevuld met losliggende stenen die diagonaal door de zandstenen monoliet heen liep. Het was een steil en smal ravijn dat oprees in de duizelingwekkend hoge wand en verdween. Het spoor had langs de buitenrand een verhoogde rotslip die het griezelige effect had dat het grootste deel van het spoor op amper een meter afstand in de gladde zandsteen wegliep.

'Ik heb nog nooit iets gezien dat zo goed verborgen was,' zei Nora. 'Dit moet ons spoor zijn.'

'Ik hoop van niet.'

Ze begon de smalle spleet in te lopen, gevolgd door Swire. Ze klommen moeizaam over de rotsen op de bodem. Ongeveer halverwege eindigde het in een hevig geërodeerd pad dat diagonaal in de naakte zandsteen was uitgehakt. Het was nog geen meter breed. Aan de ene kant liep de rotswand steil omhoog, aan de andere kant was niets meer dan een duizelingwekkende blauwe leegte. Toen Nora naar de rand liep, raakten een paar steentjes los die naar de rand rolden en omlaag zeilden. Nora luisterde maar kon niet horen dat ze op de grond vielen. Ze knielde. 'Dit is beslist een oud spoor,' zei ze, terwijl ze de uitgesleten haksporen bestudeerde van prehistorische kwartsietbijlen.

'Het is niet aangelegd voor paarden,' zei Swire. 'De Anasazi hadden geen paarden.'

'Wij wel,' kwam het korte antwoord.

Voorzichtig liepen ze verder. Hier en daar was het uitgehakte pad van de rotswand afgevallen zodat ze een griezelige stap over de leegte heen moesten nemen. Op een van die plekken keek Nora naar beneden en zag ze bijna tweehonderd meter onder haar stapels rotsblokken liggen. Ze voelde zich duizelig worden van hoogtevrees en stapte snel over de opening heen.

Na verloop van tijd werd de helling minder steil en twintig minuten later stonden ze aan de top. Een dode jeneverbes met takken die verkoold waren door de bliksem gaf het punt aan waar het spoor de richel overging. De richel zelf was smal, misschien zeven meter breed, en Nora stond meteen aan de overkant. Daar keek ze omlaag naar een diep, donkergroen doolhof van canyons en ondiepten die samenkwamen in een open vallei. Het spoor was hier veel minder steil en liep met een scherpe bocht terug in het donker aan hun voeten.

Even kon ze niets zeggen. Langzaam begon de late ochtendzon de verborgen rotsspleten te beschijnen, door te dringen in de diepste gaten zodat de duisternis uit de donkerpaarse rotsen werd verjaagd. 'Het is zo gróén,' zei ze uiteindelijk. 'Al die populieren, en gras voor de paarden. En kijk, daar loopt een beekje!' Bij die woorden voelde ze hoe de spieren in haar hals zich onwillekeurig samentrokken. In de opwinding was ze haar dorst bijna vergeten.

Swire gaf geen antwoord.

Vanaf hun uitkijkpunt nam Nora de ligging van het landschap voor hen in zich op. De Ruggengraat van de duivel liep diagonaal naar het noordoosten en verdween rond de Kaiparowits-hoogvlakte. Een uitgestrekt canyonstelsel begon aan de zijkanten van de Kaiparo-wits-jungle en speidde zich uit door het glijvlaklandschap, tot het uiteindelijk samenliep met de vallei die aan hun voeten lag. Een vredig stroompje liep door het midden, in schril contrast met de grote gehavende vlakte aan weerszijden, die sprak van talloze overstromingen. Verspreid over de overstromingsvlakte lagen rotsblokken, sommige zo groot als huizen, die kennelijk vanuit de hogere delen van het stroomgebied meegesleept waren. Verderop liep de vallei stapsgewijs omhoog door een aantal terrassen en het eindigde in een landschap van steile, rode rotsen, pilaren en torens. Het zag er in Nora's ogen uit alsof de complete waterafvoer van de Kaiparowits-hoogvlakte in één grote uiterwaard uitliep.

Aan de overkant van de groene vallei, waar de steile rotsen begonnen, liep de beek door een rietveld en verdween een smalle canyon in, die was uitgesleten in een zandsteenplateau. Zulke nauwe canyons, eerder bergspleten, kwamen vaak voor in zuidwestelijke woestijngebieden maar nauwelijks elders. Het waren smalle steegjes, soms maar een meter breed, uitgesleten door de eeuwenlange inwerking van water op zandsteen. Ze waren heel smal maar vaak wel honderd meter diep en konden kilometers lang zijn voordat ze zich verbreedden tot de gebruikelijker canyons.

Nora tuurde naar de ingang van deze bergspleet: een donkere spleet, uitgehouwen in de verste zijde van de gigantische hoogvlakte. De ingang was zo te zien een meter of drie breed. Dat, dacht Nora met een stijgend gevoel van opwinding, moet de bergspleet zijn waar mijn vader het over had. Ze pakte haar verrekijker en keek langzaam om zich heen. Ze zag een groot aantal op het zuiden gerichte nissen in de rotsen aan de overkant van de vallei, ideaal voor Anasazi-wo-ningen, maar toen ze er door de kijker naar staarde kon ze niets zien. Ze waren stuk voor stuk leeg. Ze bestudeerde de steile rotsen naar de bovenkant van het plateau, maar als er een weg heen liep en naar de verborgen canyon daarachter, dan was die goed verstopt. Ze liet de kijker zakken, draaide zich om en overzag de winderige top van de richel. Een plek als deze vormde een ideale plaats voor haar vader om zijn initialen en een datum achter te laten: sinds het begin der tijden het visitekaartje van reizigers in afgelegen streken. Maar er was niets te bekennen. Hoe dan ook, vanaf de top van de richel kon Holroyd waarschijnlijk eindelijk zijn GPS-peiling uitvoeren.

Swire was met zijn rug tegen de rots gaan zitten en rolde een shaggie. Hij plaatste het tussen zijn lippen en streek een lucifer af.

'Ik ga niet met mijn paarden dat pad op,' zei hij.

Snel keek Nora hem aan. 'Maar het is de enige weg omhoog.'

'Dat weet ik,' zei Swire, terwijl hij de rook in zijn longen zoog.

'Wat stel jij dan voor? Dat we rechtsomkeert maken? Dat we het opgeven?'

Swire knikte. 'Yep,' zei hij. Het bleef even stil. 'En dat is geen voorstel.'

Meteen was Nora's vreugde verdwenen. Ze haalde diep adem. 'Roscoe, dit is geen onmogelijk spoor. We zadelen de paarden af en dragen alles zelf omhoog. Dan brengen we de paarden zonder teugels omhoog, zodat ze de ruimte hebben. Het duurt misschien de rest van de dag, maar het is te doen.'

Roscoe schudde zijn hoofd. 'Op dat spoor gaan dooien vallen onder de paarden, wat we ook doen.'

Nora knielde naast hem. 'Je móét wel, Roscoe. Alles hangt ervan af. Het instituut zorgt voor vervanging van ieder paard dat gewond raakt.'

Aan de uitdrukking op zijn gezicht zag ze dat dit een verkeerde opmerking was. 'Jij weet genoeg over paarden om te weten dat dat onzin is,' antwoordde hij. 'Ik zeg niet dat ze het niet kunnen. Ik zeg alleen dat het risico te groot is.' Er was een agressieve toon in zijn stem gekomen. 'Niemand met enig verstand brengt paarden dat pad op. En als je mijn mening wilt horen, volgens mij zitten we helemaal niet op een spoor, Anasazi of wat dan ook. En zo denken de anderen er ook over.'

Nora keek naar hem. 'Dus iedereen denkt dat ik verdwaald ben?' Swire knikte en trok aan zijn sigaret. 'Iedereen, behalve Holroyd. Maar die knaap volgt jou desnoods een werkende vulkaan in.' Nora voelde haar gezicht branden. 'Je mag denken wat je wilt,' zei ze, terwijl ze naar de zandstenen hoogvlakte wees. 'Maar die berg-spleet daar is degene die mijn vader gevonden heeft. Dat kan niet anders. En er is geen andere weg naar binnen. Dat betekent dat hij twee paarden dit spoor op gebracht heeft.'

'Ik betwijfel het.'

Nora viel hem aan. 'Toen jij je aanmeldde voor deze trip, kende je het gevaar. Je kunt nu niet terugkrabbelen. Het is te doen, en we gaan het doen, met of zonder jou.'

'Nope,' zei hij.

'Dan ben jij een lafaard,' riep Nora boos.

Swires ogen vergrootten zich even en werden toen samengeknepen. Lange tijd staarde hij Nora zwijgend aan. 'Dat zal ik niet gauw vergeten,' zei hij ten slotte met een zachte, uitdrukkingsloze stem. De wind blies over de rotsvin en een stel raven liet zich op de luchtstroom meevoeren om vervolgens weer de diepte in te duiken. Nora liet zich tegen de rots vallen en legde haar voorhoofd in haar handen. Ze wist niet wat ze moest doen nu Swire categorisch weigerde verder te gaan. Zonder hem konden ze niet verder, en de paarden waren technisch gesproken zijn eigendom. Ze sloot haar ogen tegen het groeiende gevoel van falen, vreselijk en finaal falen. Toen bedacht ze iets.

'Als je rechtsomkeert wilt maken,' zei ze zacht met een blik op Swire, 'kun je maar beter op pad gaan. Het laatste water dat ik me herinner, was twee dagritten terug.'

Swires gezicht vertoonde een plotselinge, eigenaardige vlakheid. Toen vloekte hij zachtjes bij het besef dat het water dat de paarden zo wanhopig nodig hadden, in de groene vallei voor hen lag, aan hun voeten.

Langzaam schudde hij zijn hoofd. Hij spuwde op de grond en keek na lange tijd naar Nora. 'Ziet ernaar uit dat jij je zin krijgt,' zei hij. En in zijn blik lag iets dat Nora deed terugdeinzen. Tegen de tijd dat ze weer bij het kamp aankwamen, was het middag. Een tastbaar bezorgde stemming hing over de groep en de dorstige paarden, vastgebonden in de schaduw, stonden te stampen en met hun hoofden te zwaaien.

'Je bent zeker niet toevallig een café tegengekomen?' vroeg Smithback met geforceerde jovialiteit. 'Ik zou nu wel een ijskoffie lusten.' Swire beende langs hem naar de plek waar de paarden stonden.

'Wat is er met hem?' informeerde Smithback.

'We hebben een bijzonder moeilijk begaanbaar stuk pad voor de boeg,' zei Nora.

'Hoe moeilijk?' vroeg Black meteen. Weer zag Nora naakte angst op zijn gezicht.

'Heel moeilijk.' Ze keek om zich heen naar de smerige gezichten. Het feit dat sommigen van haar leiding en geruststelling verwachtten, bezorgde haar een zoveelste opwelling van twijfel aan zichzelf. Ze haalde diep adem.

'Het goede nieuws is dat er aan de overkant van de richel water is. Het slechte nieuws is dat we de spullen zelf omhoog moeten sjouwen. Daarna brengen Roscoe en ik de paarden omhoog.' Black steunde.

'Neem niet meer dan vijftien kilo per keer,' ging Nora verder. 'Probeer niet te snel te gaan. Het is een heel zwaar pad, zelfs te voet. We zullen elk een paar keer op en neer moeten.' Black keek alsof hij iets wilde gaan zeggen, maar hield zich in. Sloane stond abrupt op, liep naar de rij bagagestukken en hief een draagmand op haar schouder. Holroyd volgde met ietwat onzekere tred, en toen Aragon en Smithback. Als laatste verhief ook Black zich van de rotsen, streek met een trillende hand over zijn ogen en volgde de rest.


 

Bijna drie uur later stond Nora samen met de anderen hijgend boven aan de Ruggengraat van de duivel het laatste water te drinken. In de loop van drie moeizame tochten was de uitrusting naar boven gebracht en stond nu keurig op een rij te wachten. Van Black was weinig over: hij zat doorweekt van het zweet en met trillende handen op een rots. De anderen waren bijna even uitgeput. De zon was verder naar het westen getrokken en scheen nu rechtstreeks in de lange plek populieren ver beneden hen en veranderde het beekje in een kronkelende zilverdraad. De aanblik zag er onuitsprekelijk weelderig en prachtig uit na de troosteloze droogte die ze achter zich lieten. Nora's hele lijf deed pijn van de dorst. Ze draaide zich om om naar beneden te kijken, naar de bolle richel die ze zojuist overgeklommen waren. Het moeilijkste deel van de tocht, de paarden naar boven brengen, lag nog voor haar. Mijn god, dacht ze. Zestien stuks... De pijn in haar ledematen viel weg en maakte plaats voor een soort misselijkheid die in haar maag begon te groeien.

'Laat mij helpen met de paarden,' zei Sloane.

Nora opende haar mond om te antwoorden, maar Swire was haar voor. 'Nee!' blafte hij. 'Hoe minder van ons daar op die richel zijn, des te minder gewonden vallen er.'

Nora liet Sloane toezicht houden en ging zelf het pad weer af. Swire bracht met een gezicht van zeven dagen onweer de paarden naar het begin van het pad, afgezadeld en zonder hoofdstel, met alleen hun halters om. Alleen bij zijn eigen paard, dat voorop zou gaan, was een touw aan het hoofdstel bevestigd.

'We drijven ze een voor een het pad op,' zei hij bars. 'Ik leid Mestizo, jij vormt de achterhoede met Fiddlehead. Hou je hoofd omhoog. Als er een paard valt, maak dan dat je wegkomt.' Nora knikte.

'Als we eenmaal op het bovenspoor zijn, kun je niet meer stoppen. Wat er ook gebeurt. Geef een paard de tijd om na te denken als hij op die richel staat, en hij raakt in paniek en probeert om te keren. Hou ze dus in beweging, wat er ook gebeurt. Duidelijk?'

'Luid en duidelijk,' zei ze.

Ze gingen het spoor op en zorgden ervoor dat de paarden een behoorlijke tussenafstand bewaarden. Op één punt aarzelden de dieren alsof het afgesproken werk was. Maar met wat aansporingen wist Swire Mestizo weer in beweging te krijgen. De anderen volgden instinctief, neuzen naar de grond, een weg zoekend tussen de rotsen. De lucht was vervuld van het gekletter van hoeven. Af en toe klonk er wat gekrabbel tussen de stenen als een paard uitgleed. Toen ze hoger kwamen, begonnen de paarden angstig te worden. Het schuim stond op hun lippen en ze begonnen te snuiven. Het wit van hun ogen werd zichtbaar.

Halverwege de richel eindigde de met puin gevulde rotsspleet en begon het veel gevaarlijker pad van glijvlakken. Nora legde haar hoofd in de nek. Voor haar begon het ergste deel van de reis, niet meer dan een snee in de zandsteenhelling, in de loop der tijden geërodeerd tot iets wat heel in de verte leek op een pad. Waar het pad was weggevallen moesten de paarden over de blauwe leegte heen stappen. Ze staarde naar de reeks venijnige haarspeldbochten en probeerde de ongerustheid die diep binnen in haar opwelde, weg te duwen.

Swire bleef staan en keek haar met kille blik aan. Nú kunnen we nog terug, leek zijn uitdrukking te zeggen. Als we nu verder gaan, hebben we geen keuze meer.

Nora keek terug naar de paardenman met zijn kromme benen, zijn schouders amper hoger dan de schoft van het paard. Hij zag er even bang uit als zij zich voelde.

Het moment verstreek. Zonder iets te zeggen draaide Swire zich om en hij begon Mestizo verder te leiden. Het dier nam een paar aarzelende stappen en weigerde. De cowboy wist hem tot nog een paar stappen te bewegen maar toen weigerde het dier weer, hinnikend van angst. Zijn hoefijzer gleed even weg voordat hij weer houvast vond in de zandsteen.

Swire sprak Mestizo op zachte toon toe en liet het eind van zijn lasso ver achter het paard neerkomen, en op die manier kreeg hij het dier weer in beweging. De anderen volgden, maar het enige wat hen ertoe bewoog was hun ervaring in de bergen en hun sterke kuddeinstinct. Tergend langzaam worstelden ze zich omhoog. De enige geluiden waren af en toe een klap of het geschraap van een hoefijzer dat zich vastgreep aan de schuinliggende rotsen of een gesnuif van angst. Swire begon een zacht, treurig, kalmerend lied te zingen, de woorden onverstaanbaar en met een trilling in zijn stem. Ze arriveerden bij de eerste haarspeldbocht. Langzaam bracht Swire Mestizo de bocht om en ging toen verder de bergwand op, langs een diepe spleet, tot hij recht boven Nora's hoofd was. Eenmaal gleed Sweetgrass uit op de gladde steen en krabbelde aan de rand. Even dacht Nora dat de merrie het ravijn in zou vallen. Toen herstelde ze zich, met zwoegende flanken en wijd opengesperde ogen. Na een aantal martelende minuten arriveerden ze bij de tweede haarspeld: een gemeen scherpe bocht in een heel smal deel van het pad. Toen Mestizo de bocht om was, weigerde hij plotseling opnieuw. Ook het tweede paard, Beetlebum, bleef staan en begon achteruit te deinzen. Nora keek van beneden af hoe het paard één voet over de rand van het spoor zette, in de leegte.

Ze verstijfde. De achterhand viel weg en de hoef maaide tweemaal in het rond, op zoek naar houvast dat er niet was. Terwijl ze machteloos toekeek verschoof het evenwicht van het paard onverbiddelijk naar achteren. Het dier viel over de rand, tolde eenmaal om zijn as en stortte toen naar haar toe, terwijl het een vreemde hoge, gil van angst slaakte. Verlamd keek Nora toe. De tijd leek te vertragen, terwijl het paard de diepte in tuimelde, met schoppende benen als een verschrikkelijk ballet. Ze voelde de schaduw over haar gezicht strijken en toen smakte het paard boven op Fiddlehead, recht voor haar. Er klonk een massieve smak en Fiddlehead verdween, terwijl beide dieren van de richelrand af het ravijn in stortten. Er volgde een moment van afgrijselijke stilte, ieders oren gespitst, gevolgd door een dubbele klap en het scherpe geknetter van vallende rotsblokken in de diepte. De geluiden leken eindeloos te echoën in de droge vallei, weerkaatst tegen nog verder afgelegen wanden. 'Aansluiten en in beweging blijven!' kwam het barse, gespannen klinkende commando van boven. Nora dwong zichzelf tot handelen en drong het paard dat nu de achterhoede vormde, naar voren. Smithbacks paard, Hurricane Deck. Maar hij was niet in beweging te krijgen: een kramp van afschuw trok over de flanken van het dier. Toen, in een elektriserend ogenblik, steigerde hij en draaide hij zich om zijn as naar haar toe. Instinctief greep Nora zijn halster. Met een koortsachtig geklauw van staal op rots krabbelde Hurricane aan de rand van het spoor, uit opengesperde ogen naar haar starend. Ze besefte haar fout en liet het halter los, maar ze was te traag en het vallende paard had haar al uit haar evenwicht gesleurd. Even ving ze een glimp op van een gapende blauwe ruimte. Toen viel ze op haar zij. Haar benen rolden over de rotsrand, haar handen grepen naar de gladde zandsteen. Als van grote afstand hoorde ze Swire roepen en toen kwam van beneden het vochtige, brekende geluid van een natte zak toen Hurricane Deck tegen de bodem sloeg. Ze klauwde naar de rotsen, met haar vingernagels houvast zoekend terwijl ze boven het ravijn hing. Ze voelde hoe opwaartse luchtstromen haar benen kietelden. Wanhopig greep ze zich vast. Haar nagels scheurden en braken, terwijl ze verder omlaag gleed over de schuine steenmassa. Toen raakte ze met haar rechterhand een uitstekende steen. Niet meer dan een halve centimeter hoog, maar genoeg om zich aan vast te klemmen. Ze deed haar uiterste best en voelde hoe haar krachten het begaven. Nu of nooit, dacht ze. Ze gaf een geweldige ruk en slingerde zich zijdelings omhoog. De zwaai was net voldoende om één voet weer op het spoor te krijgen. Met een tweede ruk zag ze kans haar lichaam omhoog te krijgen, over de rand heen. Met luid bonzend hart bleef ze op haar rug liggen. Voor en boven haar klonk een angstig gehinnik en het gekletter van hoeven op steen.

'Opstaan, verdomme! In beweging blijven!' hoorde ze zwakjes van boven komen. Trillend stond ze op en liep naar voren, als in een droom, om de overige paarden het spoor op te jagen. De rest van de reis kon ze zich niet herinneren. De eerstvolgende duidelijke herinnering was dat ze op haar buik op de grond lag en de warme, stoffige rots van de bergtop vastklemde. Toen werd ze zachtjes omgedraaid door een paar vriendelijke handen. Aragons kalme, onverstoorde gezicht staarde haar aan. Naast hem stonden Smithback en Holroyd haar met diepe bezorgdheid aan te kijken. Vooral Holroyds gelaat was een masker van martelende bezorgdheid. Aragon hielp Nora naar een rots. 'De paarden...' begon Nora. 'Je kon niet anders,' onderbrak Aragon haar rustig, terwijl hij haar handen pakte. 'Je bent gewond.'

Nora keek naar beneden. Haar handen zaten onder het bloed van haar kapotgescheurde nagels. Aragon opende zijn dokterstas. 'Toen je over die rots heen zwaaide,' zei hij, 'dacht ik dat je laatste uur geslagen had.' Hij bette haar vingertoppen en haalde met een pincet een paar stukjes steen en losse nagel weg. Hij werkte snel en kundig, en smeerde haar vingers in met een plaatselijk antibioticum voordat hij ze verbond. 'Je moet een paar dagen lang handschoenen dragen,' zei hij. 'Het zal een tijdje pijn doen, maar de verwondingen zijn oppervlakkig.'

Nora keek naar de groep. Roerloos stonden ze haar aan te kijken, in geschokte stilte door wat er gebeurd was. 'Waar is Roscoe?' wist ze uit te brengen.

'Terug naar het spoor,' antwoordde Sloane.

Nora liet haar hoofd in haar handen vallen. En toen, als een antwoord op haar vraag, klonken er van beneden drie geweerschoten met ruime tussenpozen, die krankzinnig door de canyons echoden voordat ze wegstierven tot een vage donder.

'God,' kreunde Nora. Fiddlehead, haar eigen paard. Beetlebum, Smithbacks plaaggeest. Hurricane Deck. Verdwenen. Ze zag de opengesperde, smekende ogen van Hurricane nog voor zich, en de tanden, zo vreemd lang en smal, blootgelegd in een laatste grimas van doodsangst.

Tien minuten later kwam Swire hijgend boven. Hij passeerde Nora en ging naar de paarden. Zwijgend maakte hij een nieuwe indeling van de bepakking. Holroyd kwam naar haar toe en pakte zachtjes haar hand. 'Ik heb een goede peiling kunnen doen,' fluisterde hij.

Nora keek naar hem op - het kon haar weinig schelen.

'We zitten exact op het spoor,' zei hij met een glimlach.

Nora kon alleen maar haar hoofd schudden.


 

In vergelijking met de nachtmerrie van de klim bood het spoor aan de andere kant van de richel, omlaag de vallei in, weinig moeilijkheden. De paarden roken water en liepen zo hard ze konden. Zo moe als ze waren begon de hele groep te rennen, en Nora merkte dat de gebeurtenissen van de afgelopen paar uur tijdelijk wegvielen tegenover haar allesverslindende dorst. Stroomopwaarts van de paarden plonsden ze het water in en Nora liet zich voorover vallen en stak haar gezicht in het water. Het was het heerlijkste gevoel dat ze ooit had gehad, en ze dronk met volle teugen. Ze kwam alleen boven om naar lucht te happen, totdat een plotselinge kramp van misselijkheid door haar maag trok. Ze deinsde hijgend achteruit en ging onder de ritselende populieren zitten. Ze kon voelen hoe het water in haar natte kleren onmiddellijk begon te verdampen. Langzaam verdwenen de golven van misselijkheid. Ze zag Black voorovergebogen tussen de bomen staan, water uitbrakend. Even later voegde Holroyd zich bij hem. Smithback knielde in de beek en baadde zijn hoofd in zijn handen, zich nergens anders meer van bewust. Sloane strompelde naar haar toe, zompend nat, en knielde naast Nora. 'We moeten Swire helpen met de paarden,' zei ze. Ze liepen stroomafwaarts en hielpen Swire de paarden het water uit te sleuren, anders zouden ze zich misschien dood drinken. Swire meed Nora's blikken, terwijl ze aan het werk waren. Na een rustpauze steeg de groep weer op en reed verder langs het water de nieuwe wereld van de vallei in. Het water liep over een hobbelige steenbedding en vulde de lucht met gekabbel. De geluiden van leven stegen rond hen op: zingende krekels, gonzende li-belles, zelfs af en toe een kwakende kikker. Toen Nora's dorst verdwenen was, keerde de ziekmakende afschuw van het ongeluk met hernieuwde kracht terug. Ze reed nu op een nieuw paard, Arbuck-les, en iedere schokkende beweging leek een verwijtende herinnering aan Fiddlehead. Ze dacht aan Swires gedicht over Hurricane Deck, bijna een liefdesballade op het paard. Ze vroeg zich af hoe ze het ooit weer goed kon maken met hem.

Ze trokken door de vallei, die nauwer werd toen ze de brede zandstenen hoogvlakte naderden die nu minder dan twee kilometer voor hen opdoemde. In het voorbijgaan keek Nora omhoog naar de rotswanden en weer viel haar op dat er zo weinig ruïnes waren. Dit was een ideale vallei voor prehistorische nederzettingen maar er viel niets te zien. Als dit, na alles wat gebeurd was, het verkeerde canyon-stelsel bleek te zijn... maar daar wilde ze niet aan denken. De beek maakte weer een bocht. De kale hoogvlakte kwam steeds dichterbij en uiteindelijk verdween de stroom de smalle bergspleet aan de zijkant in. Volgens de radarkaart moest de canyon ruim een kilometer verderop uitkomen in een kleine vallei waar, hoopte ze, Quivira lag. Maar de bergspleet zelf die tussen hen en de binnen-vallei in lag, was duidelijk te smal voor de paarden.

Toen ze naar de massieve zandstenen muur reden, zag Nora naast het water een grote rots met een paar markeringen. Ze steeg af en liep er naartoe. Ze zag een rijtje rotstekeningen die deden denken aan de exemplaren die ze onder aan de richel hadden gevonden: een reeks stippen en een kleine voet, samen met weer een ster en een zon. Ook hier stond boven de andere tekeningen een grote omgekeerde spiraal.

De rest kwam naast haar staan. Ze zag dat Aragon met een strak gezicht naar de tekeningen staarde.

'Wat denk jij?' vroeg ze.

'Ik heb wel vaker dergelijke stippenpatronen gezien langs oude toegangswegen naar Hopi,' zei hij uiteindelijk. 'Volgens mij geven ze informatie over afstand en richting.'

'Dat zal best,' spotte Black. 'En de eerstvolgende afslagen en de afstand tot het dichtstbijzijnde wegrestaurant. Iedereen weet dat Ana-sazi-rotstekeningen onontcijferbaar zijn.'

Aragon negeerde hem. 'Die voetvormige tekening betekent lopen, en de stippen geven de afstand aan. Op basis van andere sites die ik heb gezien, staat elke stip voor een loopafstand van ongeveer zestien minuten, of twaalfhonderd meter.'

'En die antilope?' vroeg Nora. 'Waar staat die voor?'

Aragon keek haar aan. 'Voor een antilope.'

'Het zijn dus geen soort letters?'

Aragon keek weer naar de rots. 'Niet zoals wij die kennen. Het is niet fonetisch, syllabisch of ideografisch. Volgens mij is het een heel ander soort gebruik van symbolen. Maar dat houdt niet in dat het geen schrift is.'

'Aan de andere kant van de richel,' zei Nora, 'heb ik een ster in een maan in een zon gezien. Zoiets was ik nog nooit tegengekomen.' 'Jawel. De zon is het symbool voor de oppergod, de maan is het symbool van de toekomst en de ster staat voor waarheid. Volgens mijn interpretatie geeft het geheel aan dat er verderop een orakel lag, een soort Anasazi-Delphi.' 'Je bedoelt Quivira?' vroeg Nora. Aragon knikte.

'En wat betekent die spiraal?' wilde Holroyd weten. Aragon aarzelde even. 'Die spiraal is later toegevoegd. Omgekeerd, natuurlijk.' Zijn stem stierf weg. 'In de context van de andere die we gezien hebben, zou ik het een waarschuwing noemen, of een omen, boven op deze vroegere symbolen. Een waarschuwing voor reizigers om niet verder te gaan, een aanduiding van iets kwaadaardigs.'

Plotseling werd het stil.

'Leeuwen en tijgers en beren, o jee,' mompelde Smithback. 'Er is natuurlijk nog heel veel dat wij niet weten,' zei Aragon met een miniem spoor van iets verdedigends in zijn stem. 'Misschien kunt u, meneer Smithback, met uw ongetwijfeld bijzonder grondige kennis van de Anasazi-tovenaars en hun moderne afstammelingen, de skinwalkers, ons hier meer over vertellen.'

De schrijver rolde met zijn tong door zijn wang en trok zijn wenkbrauwen op zonder iets te zeggen.

Toen ze wegliepen, slaakte Holroyd een kreet. Hij was omgelopen naar die kant van de rots die het dichtst bij de ingang van de bergspleet lag. Nu wees hij naar een veel recenter inscriptie die met een zakmes in de steen gekerfd was. Toen Nora ernaar staarde, voelde ze hoe haar wangen begonnen te gloeien. Met haar blik strak op de rots gericht knielde ze naast de steen en streek langzaam met haar vingers langs de smalle groeven van de tekens P.K. 1983.

23

Toen Nora de initialen van haar vader in de rots aanraakte, leek er iets in haar te breken. Een knoop van spanning, strak getrokken in de loop van de afgelopen slopende dagen, schoot plotseling los en toen ze tegen het gladde rotsoppervlak leunde voelde ze een intense, overweldigende stroom van opluchting door zich heen gaan. Haar vader was hier dus wél geweest. Ze hadden de hele tijd zijn spoor gevolgd. Vaag besefte ze dat de groep rond haar samendromde en haar feliciteerde.

Langzaam kwam ze overeind. Ze liet de groep verzamelen onder een klein bosje steeneiken, niet ver van het punt waar de stroom de bergspleet in dook. Iedereen leek in een opperbeste stemming te verkeren, behalve Swire die zwijgend met de paarden naar een nabijgelegen grasveldje ging. Bonarotti was bezig de vuile pannen af te wassen in het stroompje.

'We zijn er bijna,' zei ze. 'Volgens onze kaarten is dit de canyon die we gezocht hebben. Aan het eind hiervan moet de verborgen canyon van Quivira liggen.'

'Is het veilig?' vroeg Black. 'Het ziet er nogal nauw uit.'

'Ik heb op de canyonwanden gelet,' zei Sloane. 'Er zijn geen zichtbare sporen die omhoog leiden, over de rand heen de volgende vallei in. Als we verder gaan, is dit de enige weg naar binnen.'

'Het wordt al laat,' zei Nora. 'De echte vraag is, zullen we de paarden afzadelen en de boel nu naar binnen dragen, of zullen we eerst het kamp opslaan en morgen naar binnen?'

Black was de eerste die antwoordde. 'Ik geef er de voorkeur aan vandaag geen uitrusting meer te sjouwen, vooral niet daar doorheen.' Hij gebaarde langs het rietland naar de smalle gleuf, die meer weghad van een rotsspleet dan van een canyon.

Smithback leunde achterover en waaierde zichzelf koelte toe met een tak vol eikenblaadjes. 'Nu je het zo vraagt, blijf ik hier net zo lief zitten met mijn voeten in het water om te kijken wat voor victualiën Signore Bonarotti uit zijn toverdoos te voorschijn brengt.' De rest leek het hiermee eens te zijn. Toen draaide Nora zich om naar Sloane. In haar ogen bespeurde ze onmiddellijk diezelfde gretigheid die Nora zelf ook voelde branden.

Sloane grijnsde haar gebruikelijke trage grijns en knikte. 'Kun jij het aan?' vroeg ze.

Nora keek naar de ingang van de bergspleet, amper meer dan een donkere naad in de steen, en knikte. Toen draaide ze zich weer om naar de groep.

'Sloane en ik gaan op verkenning uit,' zei ze met een blik op haar horloge. 'Misschien halen we het niet om dat hele eind te lopen en weer terug, en in dat geval moeten we daar overnachten. Bezwaren?'

Die waren er niet. Het kamp verviel in de gebruikelijke routine en Nora laadde een slaapzak en een waterpomp in een rugzak. Sloane deed hetzelfde en voegde een eind touw en wat klimuitrusting toe. Zwijgend drukte Bonarotti hen kleine, zware pakketjes voedsel in handen.

Ze hesen hun rugzakken op hun schouders, wuifden ten afscheid en gingen op pad langs het beekje. Voorbij het eikenbosje kabbelde het stroompje over een stenenbed en liep het rietland voor de monding van de bergspleet binnen. Een groot deel van het riet was weggescheurd en versnipperd tot een dichte jungle, en er lag een groot aantal zwaar gehavende boomstammen en rotsblokken in het rond.

Ze baanden zich een weg door het riet, dat ritselde en kraakte, terwijl ze er doorheen liepen. Bromvliegen en onzichtbare mugjes dansten en gonsden in de zware lucht. Nora liep voorop en wuifde ze met een ongeduldige hand weg.

'Nora,' hoorde ze Sloane achter zich zachtjes zeggen. 'Kijk eens voorzichtig naar rechts. Niet bewegen, alleen kijken.' Nora volgde Sloanes blik in de richting van een bos riet, nog geen halve meter verderop. Op schouderhoogte lag daar een kleine, grijze ratelslang strak om de stengels heen gerold. 'Ik zeg het niet graag, Nora, maar je hebt die arme slang zojuist met je elleboog opzij geduwd.' Het was als luchtige opmerking bedoeld, maar Sloanes stem bevatte een kleine trilling.

Nora staarde gefascineerd en vol afschuw naar de slang. Ze zag dat het riet nog zachtjes stond te zwaaien nadat ze er voorbij gelopen was. 'Jezus,' fluisterde ze, haar keel droog en samengeknepen. 'Waarschijnlijk is er maar één reden waarom hij niet aangevallen heeft: dan zou hij gevallen zijn,' voegde Sloane daar aan toe. 'Sistrums toxidius, de kleine grijze ratelslang. De op één na giftigste ratelslang in Noord-Amerika.'

Nora hield haar blik op de slang gevestigd. Het dier was bijna niet te zien vanwege zijn camouflagekleuren. 'Ik word een beetje misselijk,' zei ze.

'Laat mij maar voorop gaan.'

Nora was niet in de stemming om tegen te spreken en deed een stap opzij, terwijl Sloane verder liep, voorzichtig haar weg kiezend tussen het gebroken riet door. Om de paar stappen bleef ze staan om het pad te overzien.

Plotseling bleef ze staan. 'Daar zit er nog één,' wees ze. De slang voelde zich verstoord en gleed snel van een stengel vóór hen af. Hij liet een kort, verkillend gesis horen voordat hij in een warrig bosje verdween.

'Jammer dat Bonarotti er niet is,' zei Sloane, terwijl ze behoedzaam verder liep. 'Die zou er waarschijnlijk een heerlijke stoofschotel van maken.' Ze was nog niet uitgesproken of er klonk alweer een gegons, recht onder haar voeten. Met een gil sprong ze achteruit en liep toen met een grote bocht om de slang heen. Na nog een paar zenuwslopende momenten kwamen ze aan de overkant van het rietland. Hier opende de mond van de canyon zich vóór hen, twee uitgediepte en gepolijste stenen wanden, zo'n drie meter van elkaar af, met een zandbodem die amper overdekt werd door traag stromend water.

'Jezus,' zei Nora. 'Ik heb nog nooit zoveel ratelslangen bij elkaar gezien.'

'Waarschijnlijk omlaaggespoeld bij een overstroming,' zei Sloane. 'En nu zijn ze koud en nat en hebben ze de pest in.'

Ze trokken verder langs de beek de bergspleet in, door het ondiepe water plonzend. De smalle wanden drongen steeds dichter naar hen toe, zodat Nora het onplezierige gevoel kreeg dat ze op de bodem van een lange, smalle bak stond. Duizenden jaren overstromingen hadden de canyonwanden uitgesleten in glanzende holten, ribben, uithollingen en gangen. Heel af en toe vingen ze een glimp op van de hemel, en ze liepen door een roodachtig halflicht dat van hoog boven hun hoofden omlaag filterde. Nu de hoge, nauwe wanden van de bergspleet de zon buitensloten, voelde de lucht op de bodem verbazend kil aan. Op plaatsen waar het water een grotere holte had uitgesleten, kwamen ze poelen los drijfzand tegen. De beste manier om daar voorbij te komen, merkte Nora, was kruipen op handen en knieën en, wanneer ze dan uiteindelijk begon weg te zakken in het drijfzand, ging ze op haar buik liggen en zwom ze verder, waarbij ze haar benen stijf en roerloos achter zich liet bungelen. Vreemd genoeg werkte de rugzak als een soort zwemband, ze kreeg er extra drijfkracht door.

'Dat wordt een natte nacht,' zei Sloane toen ze uit een van de poelen opdook.

Lager in de canyon werd het licht nog vager. Op één punt was een gigantische populierenstam, verschrikkelijk gehavend en misvormd, klemgeraakt tussen de canyonwanden, zo'n zeven meter boven hun hoofden. Niet ver daarvandaan was een smalle holte in de rotswand, boven een kleine, stapsgewijs oplopende richel.

'Die boom zal daar wel tijdens een storm terechtgekomen zijn,' prevelde Sloane met een blik omhoog naar de stam. 'Ik zou niet graag in zo'n canyon vastzitten tijdens een overstroming.' 'Ze zeggen dat het eerste dat je voelt, een opstekende wind is,' antwoordde Nora. 'En dan hoor je iets, een soort vervormde echo. Ik heb weleens gehoord dat het bijna klinkt als stemmen in de verte, of applaus. Op dat moment maak je dat je wegkomt. Als je nog in de canyon bent op het moment dat je het gebrul van water hoort, is het te laat. Dan ga je er onherroepelijk aan.' Sloane barstte uit in haar lage, zwoele lach. 'Reuze bedankt,' zei ze. 'Nu vlieg ik bij ieder briesje meteen tegen de wanden op.' Toen ze verder kwamen, werd de canyon nog smaller en daalden ze af naar een reeks poelen, gevuld met chocoladebruin water. Soms was het water maar een paar centimeter diep en lag er huiverend drijfzand onder, andere keren kwam het water tot boven hun hoofden. De poelen stonden met elkaar in verbinding door een uitgesleten sleuf die zo nauw was dat ze er op hun zij doorheen moesten met hun rugzakken boven hun hoofden geheven. Hoog boven hen zaten grote rotsblokken klem tussen de canyonwanden, zodat er een spookachtige bruine schemering ontstond. Na een strijd van een halfuur kwamen ze bij een watervalletje boven een uitzonderlijk lange, smalle poel. Daar voorbij zag Nora een zwakke lichtgloed. Als eerste liet ze zich in de poel zakken. Ze zwom naar een klein rotsblok dat tussen de wanden klemzat, bijna twee meter boven de grond. Een dicht gordijn van planten en wortels hing er van af, en daardoorheen was een blikkering van zonlicht zichtbaar.

Nora kroop onder het rotsblok en bleef staan bij het slordige gordijn om het water uit haar natte haar te wringen. 'Het lijkt wel de ingang tot iets magisch,' zei Sloane, terwijl ze er naartoe liep. 'Maar wat?'

Nora keek haar even aan. Toen strekte ze haar aaneengesloten handen naar voren en dook door de dichte bos heen. Het licht van de late namiddag was niet sterk meer, maar leek oogverblindend na hun reis door de benauwde, kronkelende canyon. Toen haar ogen aan het licht gewend waren, zag Nora in de diepte een kleine vallei liggen. Het stroompje tuimelde via een kleine waterval omlaag en spreidde zich uit tot een zandoever over de valleibodem. Er was een smalle uiterwaard, overdekt met gebutste rotsblokken die herhaalde malen gegeseld waren door seizoensoverstromingen. Langs de oevers van de uiterwaard groeiden populieren, de massieve stammen gehavend en behangen met wrakhout van vorige overstromingen. De beek was door een laag rotsen midden in de vallei gesneden, zodat aan weerszijden verhoogde oevers waren ontstaan die bespikkeld waren met populieren, steeneiken, lage struiken en weidebloemen.

De vallei deed klein en gezellig aan: hij was niet groter dan vierhonderd bij tweehonderd meter, een enclave van juwelen in de rode zandsteen. Het zachte zonlicht viel op een weelde aan kleuren: bloeiende grashalmen, indiaanse vuurstengels, vuurrode gilia. Donzige cumuluswolken, reeds gekleurd door het middaglicht, dreven over het smalle stukje hemel boven de rotspunten.

Na de lange, donkere kruiptocht door de bergspleet was de aankomst in deze schitterende vallei alsof ze plotseling een verloren wereld binnen kwamen. Alles aan de vallei: de geringe afmetingen, de hoge omringende wanden, de onvoorstelbaar afgelegen lokatie, de enorme problemen om er te komen, vervulde Nora met een sensatie alsof ze een verborgen paradijs had ontdekt. Terwijl ze verrukt om zich heen stond te kijken, stak er een briesje op. De bomen ritselden en er vielen katjes van de populieren die door de luie lucht dwarrelden als glanzende deeltjes gevangen licht.

Na enige tijd keek Nora naar Sloane. Die had een blik van intense, onderdrukte opwinding op haar gezicht. De barnsteenkleurige ogen leken vonken te schieten, terwijl ze om zich heen keek en eerst de bodem en toen de wanden van de canyon afspeurden.

Met katachtig soepele bewegingen liep Sloane zwijgend de ondiepe beek af naar de canyonbodem. Nora wachtte even voor ze haar volgde. Vermengd met haar ontzag voor de schoonheid die ze om zich heen zag, was er een nieuw gevoel van zekerheid: dit was de vallei die haar vader had ontdekt. En direct op die zekerheid volgde een andere gedachte, afschuwelijk en plotseling. Was deze plek niet even akelig als prachtig? Zou ze hier ergens op de canyonbo-dem of verborgen tussen de hogere richels het stoffelijk overschot van haar vader vinden?

Maar dat gevoel verdween even snel als het opgekomen was. Iemand had zijn brief gevonden en gepost. Dat was op zich een mysterie dat onophoudelijk aan haar knaagde. Maar het betekende wel dat haar vaders gebeente dichter bij de bewoonde wereld moest liggen, waar dat ook was. Maar toch duurde het even voordat ze Sloane het vlakke zandige oeverland in volgde, temidden van de rotsen en hoog boven het water. Schaduw vonden ze in een klein bosje populieren.

'Wat dacht je hiervan, als kampeerplek?' vroeg Sloane, terwijl ze haar rugzak liet vallen.

'Kon niet beter,' antwoordde Nora. Ze haalde haar eigen rugzak van haar schouders, trok haar doorweekte slaapzak te voorschijn, schudde die uit en hing hem over een struik.

Toen keerden haar blikken onverbiddelijk terug naar de hoge rotsen die hen aan vier zijden omringden. Ze haalde de waterproof verrekijker uit haar rugzak en begon de rotswanden af te speuren. De zandsteen rees in stappen omhoog vanaf de canyonbodem: steile wanden, onderbroken door plateaus van zachtere lagen die waren uitgesleten tot vlakke delen. Aan de overkant van de vallei was een grote partij rotsblokken naar beneden komen zetten, zodat er een massa huizengrote stenen tegen de rotswand aan lag. Maar die leidde nergens toe en in de hele vallei viel geen spoor te bekennen van een pad, een ruïne of wat dan ook.

Ze schudde het plotselinge kille angstgevoel van zich af en hield zich voor dat de vergane stad gevonden zou zijn als hij meer in het oog gevallen was. Grotten of nissen in de rotsen boven die plateaus waren hiervandaan niet te zien. Dit was precies het soort plek waar de Anasazi gek op waren.

Haar vader had echter een duidelijk klimspoor gezien. Weer liet ze haar ogen over de lagere rotswanden glijden, op zoek naar de zichtbare sporen van een pad. Niets, behalve de gladde oppervlakken van rode zandsteen.

Nora keek om naar Sloane. Die had haar onderzoek van de rotswanden opgegeven en liep langs de voet van de rotsen ingespannen naar de grond te turen. Op zoek naar potscherven of vuursteenschilfers, dacht Nora goedkeurend. Dat was altijd een goede manier om een hoger gelegen verborgen rotswoning te vinden. Om de vijftien meter bleef Sloane staan en tuurde ze onder een hoek naar de rotswand, op zoek naar ondiepe inkepingen die een pad aangaven.

Nora schoof haar kijker in haar vochtige spijkerbroek en liep langs de groeves en rotsrichels boven het water. Ze bestudeerde het grond-profiel om te zien of er tekenen van menselijke bewoning te zien waren. Ze wist dat ze het laatste licht moest gebruiken om een vuur aan te leggen en eten te maken. Maar net als Sloane wilde ze niets liever dan blijven zoeken.

Na tien minuten hadden ze de overkant van de vallei bereikt. Hier verdween de stroom een tweede bergspleet in, nog nauwer dan de canyon waar ze net doorheen gekropen waren. Aan weerszijden was de wand overdekt met smalle stenen plateautjes, en vanuit het ravijn onder hen klonk het geluid van vallend water. Voorzichtig kroop ze naar de rand toe. Vanuit de vallei plensde het water in een lange stroom neer. Een mistpluim steeg op van de plaats waar het beneden op de rotsen kletterde, zodat het uiteinde van de vallei gehuld was in een waterige sluier waar ze amper doorheen kon kijken. Er was een klein microklimaat tot ontwikkeling gekomen en de rotsen waren begroeid met een dikke laag mos en varens. Van de kaarten wist ze echter dat de beek verder liep via een reeks steeds lager gelegen watervallen en poelen, elk gescheiden door tien of twaalf meter overhangende rots. Het zou onmogelijk zijn om zomaar af te dalen, dat werd een klimpartij met professionele uitrusting en hoe dan ook, de canyon zag er bij de bodem zo nauw uit dat hij onbegaanbaar leek. Maar het had geen zin om het ook maar te proberen: volgens de kaarten liep de stroom nog vijfentwintig kilometer op deze ontoegankelijke wijze door om uiteindelijk van de North Rim van Marble Gorge af te stromen en honderden meters omlaag te storten, de Colorado-rivier in. Wie hier in een overstroming terechtkwam en in deze canyon werd geperst, kwam er bij de Colorado als gehakt uit te voorschijn.

Ze liep verder en bleef staan bij de grote massa neergestorte rotsen. Het was koel in de schaduw van de bergwand, en ze huiverde even. De gevallen stenen, met donkere gaten en verborgen ruimten tussen de gigantische blokken, zag er uit als een schuilplaats voor geesten. De berg zag er te wankel uit om te beklimmen. En de rotswand erachter liep steil omhoog en vertoonde geen enkel houvast voor klimmers.

Ze wurmde zich terug naar de overkant van het beekje en kwam Sloane tegen, die klaar was met haar eigen onderzoek. De aman-delvormige ogen hadden iets van hun glans verloren. 'Iets gevonden?' vroeg Nora.

Sloane schudde haar hoofd. 'Ik kan haast niet geloven dat hier een stad gelegen heeft. Ik heb niéts gevonden.'

De gebruikelijke glimlach ontbrak en ze leek geagiteerd, boos bijna. Deze stad is voor haar even belangrijk als voor mij, dacht Nora.

'De Anasazi hebben nooit wegen aangelegd die nergens heen leidden,' antwoordde Nora. 'Er móét hier iets zijn.' 'Misschien,' zei Sloane langzaam, terwijl ze nogmaals naar de hen omringende rotswanden keek. 'Maar als ik die radarbeelden en die kromme richel niet met eigen ogen gezien had, had ik bijna niet geloofd dat we de afgelopen twee dagen nog enig soort pad gevolgd hebben.'

De zon stond intussen zo laag dat er schaduwen over de valleibodem begonnen te kruipen. 'Kijk, Sloane,' zei Nora. 'We zijn nog niet eens begonnen deze vallei te onderzoeken. Morgenochtend voeren we een uitgebreide survey uit. En als we dan nog niets vinden, halen we de proton magnetometer zodat we kunnen kijken of er onder het zand structuren te vinden zijn.'

Sloane keek nog steeds gespannen naar de rotsen, alsof ze eiste dat die hun geheimen zouden prijsgeven. Toen keek ze naar Nora en schonk haar een trage glimlach. 'Misschien heb je gelijk,' zei ze. 'Laten we een vuurtje maken en zien of we die slaapzakken droog krijgen.'

Nadat Nora een ondiepe vuurput had uitgegraven en een kring van stenen had gemaakt, ging ze bij het vuur zitten en verwisselde het natte verband om haar vingers. De slaapzakken begonnen licht te dampen in de hitte.

'Wat zou Bonarotti in die pakketjes hebben gestopt?' vroeg Sloane, terwijl ze meer hout op het vuur stapelde.

'Laten we maar eens kijken.' Nora haalde een pannetje uit haar rugzak en greep het pakketje dat Bonarotti haar in handen had gedrukt. Nieuwsgierig pakte ze het uit. Er zaten twee plastic zakjes in, die droog gebleven waren. In het ene zat iets wat eruitzag als kleine pasta, in het andere een kruidenmengsel, TOEVOEGEN AAN KOKEND WATER EN ZEVEN MINUTEN DOORKOKEN stond met zwarte stift op het eerste zakje geschreven. Op het tweede stond: VAN HET VUUR HALEN, AFGIETEN EN MENGSEL TOEVOEGEN.

Tien minuten later haalden ze het sudderende mengsel van het vuur, goten het water af en voegden het tweede pakje toe. Meteen rees er een heerlijk aroma op vanuit de pan.

'Couscous met kruiden,' fluisterde Sloane. 'Is Bonarotti een prins of niet?'

Na de couscous gingen ze over op Sloanes pakket: linzen met zongedroogde groenten in een curry-runderbouillon, en daarna ruimden ze op. Nora schudde haar slaapzak uit en legde die in het zachte zand, vlak bij het vuur. Toen trok ze het merendeel van haar natte kleren uit, kroop in de slaapzak en ging liggen. De zuivere lucht van de canyon inademend staarde ze naar de sterrenkoepel boven haar hoofd. Ondanks de bemoedigende woorden die ze tegen Sloane had gesproken en ondanks de wonderbaarlijk heerlijke maaltijd, kon Nora zich niet losmaken van een privé-angst die aan haar binnenste knaagde.

'Dus wat vinden we morgen, Nora?' Sloanes hese stem, verrassend dichtbij in het donker, vormde een echo van haar eigen gedachten. Nora leunde op een schouder overeind en keek naar Sloane, die in kleermakerszit op haar slaapzak haar haar zat te kammen. Haar spijkerbroek hing op een tak te drogen en haar grote overhemd reikte tot aan haar knieën. Het flikkerende licht vormde scherpe schaduwen over haar brede jukbeenderen en gaf haar prachtige gezicht een mysterieus, exotisch aanzien.

'Geen idee,' antwoordde Nora. 'Wat denk jij?'

'Quivira,' kwam het bijna fluisterende antwoord.

'Daar leek je een uur geleden nog niet zo zeker van.'

Sloane haalde haar schouders op. 'O, het ligt er,' zei ze. 'Mijn vader heeft altijd gelijk.'

Haar gezicht toonde de lome glimlach die haar handelsmerk leek, maar iets in haar stem zei Nora dat het niet helemaal als grap bedoeld was.

'Vertel me eens wat over jóuw vader,' ging Sloane verder.

Nora haalde diep adem. 'Nou, om je de waarheid te zeggen was hij voor de buitenwereld de traditionele Ierse nietsnut. Hij dronk te veel. Hij had altijd de wildste plannen. Hij had de pest aan echt werk. Maar weet je?' Ze keek op naar Sloane. 'Hij was de beste vader die je maar denken kunt. Hij hield van ons. Dat zei hij wel tien keer per dag. Het was het eerste wat hij 's ochtends zei en het waren zijn laatste woorden voor het slapengaan. Hij was de aardigste mens die ik ooit ontmoet heb. We mochten mee op bijna al zijn avonturen. We gingen overal heen met hem, op zoek naar verloren ruïnes, schatgraven, oude strijdvelden afspeuren met metaaldetectors. Nú, als archeoloog, huiver ik bij de gedachte aan wat we allemaal deden. We gingen met pakpaarden naar de Superstition Mountains om de Verloren Hollandermijn te vinden, we hebben een zomer in de Gila-wildernis doorgebracht op zoek naar de Adams-opgravingen, dat soort dingen. Het is een wonder dat we dat allemaal overleefd hebben. Mijn moeder kon er niet tegen en na verloop van tijd vroeg ze echtscheiding aan. Om haar terug te winnen ging hij toen op zoek naar Quivira. En daarna hebben we nooit meer van hem gehoord - totdat die brief van heel lang geleden kwam. Maar hij is de reden waarom ik archeologie ben gaan studeren.'

'Denk je dat hij nog in leven kan zijn?'

'Nee,' zei Nora. 'Dat bestaat niet. Hij zou ons nooit zomaar aan ons lot hebben overgelaten.'

Ze ademde de zoet geurende nachtlucht in, terwijl het steeds stiller werd in de canyon. 'Maar jouw vader is ook nogal apart,' zei ze ten slotte.

Een smal spoortje licht schoot plotseling door de donkere hemel. 'Een vallende ster,' was Sloanes antwoord. Ze zweeg een tijdje. 'Dat zei je een paar dagen geleden ook al. Het is ook zo, neem ik aan. Hij is inderdaad nogal opmerkelijk. En hij verwacht van mij dat ik een nog opmerkelijker dochter ben.' 'Hoezo?'

Sloane bleef naar de lucht staren. 'Ik denk dat je kunt zeggen dat hij zo'n vader is die bijna onmogelijke standaards hanteert voor zijn kind. Ik moest altijd maar presteren, de beste zijn. Ik mocht alleen vriendjes en vriendinnetjes mee naar huis brengen die een intellectueel tafelgesprek konden voeren. Maar wat ik ook deed, niets was ooit goed genoeg, en ook nu denkt hij nog steeds niet dat ik ergens in kan slagen.'

Ze schudde haar hoofd. 'Ik weet nog dat we, toen ik in de vijfde klas zat, een keer met alle pianoleerlingen een concert moesten geven. Ik had een heel moeilijke Bach-invention ingestudeerd en ik was hartstikke trots op mezelf. Maar er was nog een leerling, Ur-sula Rhein, die een echt wonderkind was. Ze geeft tegenwoordig les aan Juilliard. Maar goed, die speelde vlak vóór mij, en ze deed een wals van Chopin op zowat dubbele snelheid.' Haar trekken verhardden zich. 'Toen mijn vader dat hoorde, moest ik opstaan en weg, samen met hem. O, wat was ik boos en wat schaamde ik me. Ik had zo lang geoefend, en ik dacht dat hij trots op me zou zijn... Later verzon hij natuurlijk wel een of andere smoes, dat hij maagpijn had of zo. Maar ik wist de echte reden: hij wilde niet dat ik tweede zou worden.' Ze lachte. 'Ik ben nog steeds verbijsterd dat hij me mee wilde laten gaan op deze expeditie.' Nora hoorde de bittere ondertoon in de lach. 'Het lijkt je geen kwaad gedaan te hebben,' antwoordde ze.

'Ik laat het me geen kwaad doen,' zei ze, terwijl ze Nora aankeek en uitdagend haar haar naar achteren schudde. Nora besefte dat Sloane haar misschien verkeerd begrepen had. 'Nee, dat bedoelde ik niet. Ik bedoelde, je bent zo...' 'En zal ik je eens wat zeggen?' onderbrak Sloane haar, alsof ze Nora niet gehoord had. 'Ik kan me niet herinneren dat mijn vader ooit gezegd heeft dat hij van me hield.'

Ze wendde haar blik af. Nora wist niet goed hoe ze moest antwoorden en besloot van onderwerp te veranderen. 'Ik vroeg me af. Jij heb geld, je bent mooi, je hebt zoveel verschillende talenten. Waarom ben je archeoloog geworden?'

Sloane keek haar weer aan en de grijns keerde terug. 'Waarom? Moeten archeologen dan arm, lelijk en dom zijn?' 'Natuurlijk niet.'

Sloane lachte even. 'Dat doen we nu eenmaal bij mij in de familie. De Rothschilds zijn bankiers, de Kennedy's zijn politici en de God-dards zijn archeologen. Ik ben zijn enige kind. Hij heeft me opgevoed om archeoloog te worden en ik had niet de kracht om te weigeren.'

Alweer de vader, dacht Nora. Ze keek Sloane onderzoekend aan. 'Hou je dan niet van archeologie?'

'Ik ben er gék op,' kwam het antwoord, en even klonk er een toon van passie door in de rijke, diepe stem. 'Er gaat geen moment voorbij dat ik niet denk aan de kostbaarheden en de geheimen die onder de grond verborgen liggen. Ze wachten erop om ons iets te kunnen leren, als we maar slim genoeg zijn om ze te vinden. Maar ik zal nooit zo'n goeie archeoloog worden dat hij tevreden over me is.' Ze zweeg even en sprak toen op energieker toon verder. 'Het is grappig, Nora, maar als ik Quivira vind, weet je wie er dan herinnerd zal worden? Weet jij wie de geschiedenis ingaat als een tweede Wetherill en Earl Morris? Ik niet. Hij.' Even lachte ze, kort en hees. 'Is dat nou niet ironisch?' Daar wist Nora geen antwoord op.

Sloane rechtte haar benen en ging boven op haar slaapzak liggen. Ze zuchtte en streek met een vinger het haar achter haar oren. 'Heb jij een vriend?'

Nora zweeg verward, ze moest even nadenken over deze plotselinge verandering van gespreksonderwerp. 'Niet echt,' zei ze. 'En jij?' 'Niemand die ik niet onmiddellijk zou laten vallen als de juiste persoon voorbijkwam.' Sloane zweeg even, alsof ze ergens over nadacht. 'Wat vind jij van de mannen in onze groep? Als mannen, bedoel ik?'

Nora aarzelde opnieuw. Ze voelde zich er niet geheel en al gemakkelijk bij, zo te liggen praten over de mensen in haar groep. Maar de stomerige warmte van de slaapzak en het heldere schijnsel van de sterren, zo dichtbij dat het wel een samenzwering leek, maakten haar ontspannen en minder op haar hoede. 'Ik had ze nog niet echt beschouwd als, tja, als vriendjesmateriaal.'

Sloane lachte kort. 'Nou, ik wel. Ik had jou gekoppeld aan Smithback.'

Nora ging rechtop zitten. 'Smithback?' riep ze. 'Maar die is onuitstaanbaar.'

'Hij verkeert in de positie dat hij jouw carrière een heel eind vooruit kan helpen als dit allemaal goed uitpakt. En hij is heel amusant, als je van gortdroge humor houdt. De afgelopen jaren heeft hij een heleboel interessante dingen meegemaakt. Heb jij dat boek van hem ooit gelezen, over die museummoorden in New York?' 'Hij heeft me een exemplaar gegeven, ja. Ik heb er nog niet echt naar gekeken.'

'Waanzinnig spannend. En hij ziet er ook helemaal niet gek uit. Een beetje stads, misschien.'

Nora schudde haar hoofd. 'Die vent is zo verschrikkelijk tevreden met zichzelf.'

'Misschien. Maar volgens mij is dat deels een facade. En hij kan niet alleen fel uit de hoek komen, hij heeft ook een groot incasseringsvermogen.' Ze zweeg even. 'En te zien aan die lippen van hem moet hij geweldig goed kunnen zoenen.'

'Als je daar ooit achterkomt, laat het me dan weten.' Nora keek naar Sloane. 'Heb je zelf iemand in gedachten?' Sloane waaide zichzelf koelte toe in plaats van te antwoorden. 'Black,' zei ze uiteindelijk.

Het duurde even voor Nora dat verwerkt had. 'Wat?' vroeg ze. 'Als ik iemand moest kiezen, zou het Black zijn.' Nora schudde haar hoofd. 'Dat snap ik niet.' 'O, ik weet wel dat hij vervelend kan zijn. Hij is als de dood om zo ver van de beschaving af te zijn. Maar wacht maar. Als we in Quivira komen, dan zul je eens wat zien. Hier van god en alles verlaten is het makkelijk om te vergeten dat hij een van de prominentste archeologen in heel Amerika is. En die reputatie is verdiend. Hij kan ook heel wat betekenen voor iemands carrière.' Ze lachte. 'En kijk eens naar dat enorme lijf van hem. Hij heeft de bouw van een brandkraan.'

En bij die woorden stond ze op en liet ze het hemd van haar schouders en armen op de grond vallen. 'Kijk nou wat je gedaan hebt,' zei ze. 'Ik ga naar de rivier om af te koelen.'

Nora leunde achterover. Als van grote afstand hoorde ze Sloane bij het water, zacht plonzend. Even later keerde ze terug, haar gestroomlijnde lichaam glinsterend in het maanlicht. Onhoorbaar gleed ze in haar slaapzak. 'Slaap lekker, Nora Kelly,' mompelde ze. Toen draaide ze zich om en even later hoorde Nora haar serene en regelmatige ademhaling. Maar Nora lag nog lange tijd stil naar de sterren te kijken.

24

Nora schrok wakker. Ze had zo diep geslapen dat ze even niet wist waar ze was. In paniek ging ze rechtop zitten. Het licht van de eerste dageraad begon de randmorene boven haar hoofd net rood te kleuren. Het bonzen van haar verbonden vingers bracht al snel de herinneringen aan de vorige dag boven: de verschrikkelijke tocht over de rotsrichel, de ontdekking van de bergspleet en deze verborgen vallei aan de andere kant daarvan, het ontbreken van ieder teken van een ruïne. Ze keek om zich heen. De slaapzak naast haar was leeg.

Ze stond op, met pijnlijke en protesterende spieren, en porde in de as van het vuur. Ze sneed wat droog gras en vouwde dat tot een pakketje dat ze in de houtskool schoof. Er kringelde een draadje rook omhoog en toen vlamde het gras op. Snel gooide ze wat stokjes op het vuur. Ze rommelde in haar rugzak, vulde een klein twee-kops-espressopotje met koffie en water, zette dat op het vuur en ging naar de beek om zich te wassen. Toen ze terugkwam, stond de koffie te sissen op het vuur. Ze schonk zich net een kop in toen Sloane kwam aanlopen. De eeuwige glimlach was verdwenen. 'Hier, een kop koffie,' zei Nora.

Sloane nam de aangeboden kop en ging naast haar zitten. Zwijgend dronken ze hun koffie, terwijl de zon over de canyonwanden omlaag kroop.

'Er is hier niets, Nora,' zei Sloane uiteindelijk. 'Ik heb net een uur lang met een vlooienkam zitten zoeken. Die Holroyd van jou kan het hele terrein scannen met zijn magnetometer, maar ik heb nog nooit een ruïne onder het zand of op een rots zien liggen die niet érgens een spoor op het oppervlak achterliet. Ik heb nog geen potscherf, nog geen vuursteenschilfer kunnen vinden.' Nora zette haar koffie neer. 'Dat geloof ik niet.'

Sloane haalde haar schouders op. 'Ga zelf maar kijken.'

'Dat zal ik doen.'

Nora liep naar de voet van de rotswand en begon met de klok mee de vallei rond te lopen. Ze zag de vele voetstappen waar Sloane in de bodem had gezocht naar artefacten. In plaats daarvan nam Nora haar verrekijker en zocht ze systematisch de rotsen, richels en randmorene boven haar hoofd af. Om de twintig passen bleef ze staan en zocht ze opnieuw. De ochtendinvasie van licht in de vallei ging door, zodat er per minuut nieuwe hoeken en schaduwen op het rotsoppervlak ontstonden. Bij iedere pauze dwong ze zich dezelfde rotsvlakken te doorzoeken, vanuit steeds nieuwe hoeken. Ze spande zich in om iets herkenbaars te vinden: een houvast voor tenen, een uitgehouwen muurblok, een vervaagde rotstekening, enig teken van menselijke bewoning. Toen ze het hele circuit had afgemaakt, stak ze de vallei van noord naar zuid en van oost naar west over, onbekommerd keer op keer de beek over. Ze tuurde omhoog naar de wanden en probeerde de hoge rotsen boven haar vanuit iedere mogelijke hoek te bestuderen.

Anderhalf uur later kwam ze terug naar het kamp, nat en uitgeput. Zwijgend ging ze naast Sloane zitten. Ook Sloane zweeg en zat met gebogen hoofd in het zand te staren. Gedachteloos trok ze met een tak een kring in het zand.

Nora zei niets. Ze dacht aan haar vader en aan alle vreselijke dingen die haar moeder over hem gezegd had in de loop der jaren. Was het dan mogelijk dat ze toch gelijk gehad had? Was hij inderdaad onbetrouwbaar en lichtzinnig geweest, niet meer dan een fantast?

Ze bleven een minuut of tien, twintig, naast het stervende vuur zitten, woordeloos, terwijl ze de consequenties van de verpletterende tegenslag tot zich lieten doordringen.

'Wat moeten we tegen de anderen zeggen?' vroeg Nora ten slotte. Sloane wierp met een hoofdgebaar haar haar naar achteren. 'We doen het volgens de regels,' zei ze. 'We kunnen nu niet omkeren zonder de formaliteiten in acht te nemen. Zoals je gisteravond al zei, we halen de apparatuur op en we voeren een archeologische survey van de vallei uit. En dan gaan we naar huis. Jij naar je kantoor. En ik...' Ze zweeg even. 'Naar mijn vader.'

Nora wierp een blik op Sloane. Er was een gekwelde blik in haar lichtbruine ogen gekomen. Sloane beantwoordde haar blik en haar gezichtsuitdrukking verzachtte zich.

'Maar hier zit ik te simmen als een kind,' zei ze, terwijl de oude glimlach terugkeerde. 'Terwijl jij degene bent die echt getroost moet worden. Het spijt me meer dan ik je zeggen kan, Nora. Je weet hoezeer we allemaal geloofden in jouw droom.'

Nora keek op naar de donkere rotsen rondom hen, de gladde zandstenen oppervlakken die geen spoor van een pad vertoonden. Er waren in het hele canyonstelsel geen andere ruïnes te zien geweest, en deze canyon vormde geen uitzondering. 'Ik kan het gewoon niet geloven,' zei ze. 'Ik kan niet geloven dat ik jullie hier allemaal heen gesleept heb, je vaders geld verspild, levens geriskeerd, paarden gedood, en dat alles voor niets.'

Sloane pakte een van Nora's handen en gaf er een geruststellend kneepje in. Toen stond ze op. 'Kom op,' zei ze. 'De anderen wachten op ons.' Nora stuwde de kookspullen en haar slaapzak in haar rugzak en hees die met vermoeide gebaren op haar rug. Haar mond voelde pijnlijk droog aan. De gedachte aan de komende dagen, als ze zonder hoop zouden doen wat het boekje voorschreef, was bijna onverdraaglijk. Nogmaals keek ze omhoog naar de rotswand. Ze zag dezelfde herkenbare punten als gisteren. Het ochtendlicht kwam nu onder een andere hoek binnen en harkte langs de lager gelegen wanden. Instinctief zochten haar ogen de stenen af, maar die gaven nog steeds niets prijs. Ze hief haar ogen hoger.

En toen zag ze iets: één kleine, ondiepe inkeping in de rots, ruim twaalf meter boven de grond. Het licht streek er precies langs. Het kon een natuurlijke uitholling zijn. Waarschijnlijk was het dat ook. Maar ze merkte dat ze desondanks in haar rugzak naar haar kijker aan het zoeken was. Ze concentreerde zich en keek nogmaals. Daar was hij: een kleine uitholling die zo'n dertig centimeter in de ruimte leek te hangen onder een smalle richel. Door de verrekijker zag het geheel er iets minder natuurlijk uit. Maar waar was dan de rest van het pad?

Ze richtte haar verrekijker omlaag en zag het antwoord: onder de eenzame inkeping was kortgeleden een stuk van de rotswand afgevallen - het vernis, de oxidatielaag die in de loop der eeuwen op zandsteen ontstond, had daar een lichtere, frissere kleur. Aan de voet van de rotswand lag het bewijs: een kleine hoop rotspuin. Haar hart begon te bonzen. Ze draaide zich om en zag dat Sloane haar nieuwsgierig stond aan te kijken. Ze gaf haar de kijker. 'Kijk daar eens.'

Sloane bestudeerde de aangewezen plek. Plotseling verstrakte haar lichaam.

'Een moqui-stap,' zei ze ademloos. 'De bovenste tree van een pad. De rest moet weggevallen zijn. Jezus, moet je dat puin daar op de bodem zien. Hoe heb ik zo stom kunnen zijn? Ik heb daar nota bene gestaan, maar ik was zo druk naar scherven aan het zoeken dat ik nooit heb gedacht aan...'

'Die landverschuiving moet gebeurd zijn nadat mijn vader het pad had gezien,' zei Nora. Maar Sloane zat al in haar rugzak te graven, waar ze een touw uit haalde dat versterkt was met zwarte vezel. 'Wat doe jij nou?' vroeg ze.

'Geen probleem,' kwam het antwoord. 'Het is een frictieklim.' 'Ga je naar boven?'

'Jazeker, ik ga naar boven.' Koortsachtig trok ze haar complete uitrusting te voorschijn, schopte haar bergschoenen uit en trok klimschoenen aan. 'En ik dan?' vroeg Nora. Sloane keek naar haar op. 'Jij?'

'Ik ga toch zeker niet staan toekijken terwijl jij daar zonder mij omhoog gaat.'

Sloane stond op en begon het touw op te rollen. 'Heb je weieens geklommen?'

'Een beetje. Vooral klauterpartijen van één pitch en uitstekende rotsen.'

'En je handen dan?'

'Daar is niets mis mee,' hield Nora vol. 'Ik doe mijn handschoenen aan.'

Sloane aarzelde even. 'Ik heb niet veel spullen bij me, dus dan moet jij me zonder harnas beleggen.' 'Geen probleem.'

'Dan gaan we dan,' zei Sloane met een plotselinge, stralende glimlach.

Even later stonden ze aan de voet van de rots. Sloane begon met een acht, hielp Nora toen haar positie te kiezen en liet haar zien hoe ze de klamp moest gebruiken. Nora bond het touw rond haar middel, terwijl Sloane haar handen inwreef met zand en zich omdraaide naar de steile wand. 'Klimmen,' riep ze met heldere stem. Nora keek hoe Sloane met voorzichtige en precieze gebaren de rots op klom en instinctief houvast vond in de piepkleine richeltjes in het rotsoppervlak. Terwijl ze aan het klimmen was, bungelde de kleine lus steunen, cams en karabijners in de stille lucht. Nora liet het touw spaarzaam vieren. Vijf meter hoger bleef Sloane even hangen om een klamp te selecteren. Ze stak hem in een rotsspleet en gaf er een ferme neerwaartse ruk aan om te kijken of hij goed vast zat. Nadat ze zich daarvan overtuigd had, maakte ze een beugel aan de kabel vast en clipte daar het klimtouw aan vast. Ze klom verder de wand op, hier een bout plaatsend, daar een steun. Plotseling riep ze 'Steen!' en Nora kon nog net wegduiken voor een stortbui van steenschilfers. Nog even later had Sloane de eenzame teensteun bereikt en vervolgens de rand daarboven. Ze zette het anker vast en bond zich vast, terwijl ze 'Los!' riep. Toen hing ze voorover in haar ankers en riep naar Nora: 'Vast!'

Even bleef het stil. Toen riep ze: 'Ik zie een pad!' Het geluid echode eindeloos heen en weer door de vallei. 'Het gaat nog een meter of zeventig omhoog en dan verdwijnt het over de rand van het eerste plateau. Nora, de stad moet in een nis recht hierboven liggen!' 'Ik kom eraan!' schreeuwde Nora.

'Langzaamaan,' kwam de stem van boven. 'Volg mijn krijtmarke-ringen voor het beste houvast. Ram je voet niet recht naar binnen, gebruik de binnenkanten van je voeten. De vingergrepen zijn heel klein.'

'Oké,' zei Nora, terwijl ze het touw losmaakte van de klamp. 'Los!' Ze begon zich omhoog te werken tegen de rotswand, zich pijnlijk bewust van het feit dat haar manier van klimmen niets had van Sloanes elegante zelfverzekerde klimstijl. Binnen enkele minuten begonnen de spieren in haar armen en kuiten te verkrampen van de inspanning om de magere richeltjes vast te grijpen. Ondanks de handschoenen deden haar vingertoppen verschrikkelijk pijn. Ze wist dat Sloane het touw strakker hield dan normaal, maar ze was dankbaar voor de extra ondersteuning.

Toen ze bij de enige zichtbare oeroude tree aankwam, voelde ze dat haar rechtervoet zijn greep op de rots verloor. Met haar verbonden handen kon ze het extra gewicht niet opvangen en ze begon te glijden. 'Kijk uit!' riep ze. Meteen werd het touw aangetrokken. 'Weg-leunen van de rots!' hoorde ze Sloane roepen. 'Ik hijs je omhoog!' Met korte ademstoten kwam Nora half klimmend, half omhooggetrokken de laatste paar meters naar de rand op. Bibberend kwam ze overeind en masseerde haar vingers. Vanaf dit hoog gelegen punt zag ze dat de canyonwand onder een angstwekkende hoek terugweek. Maar hij was tenminste niet verticaal, en de hoek werd minder steil toen ze verder kwamen. Sloane had gelijk: vanaf de grond was het pad onzichtbaar, maar hiervandaan was het duidelijk aanwezig.

'Gaat het?' vroeg Sloane. Nora knikte en haar metgezel begon een tweede klim de berg op, het touw vanuit haar harnas achter haar aan bungelend. Het klimpad was hier nog aanwezig, zodat het een eenvoudige klim was. Na nog een meter of vijftien verankerde ze zichzelf en een paar minuten later stond Nora naast haar, ademloos van de inspanning. Het terugwijkende terras boven hen was nu veel dichterbij, de verborgen geheimen waren nog maar één klim verwijderd.

Nog tien minuten klimmen en toen liep het pad een heel stuk rechter. 'De rest doen we solo,' zei Sloane, de opwinding duidelijk hoorbaar in haar stem.

Nora wist dat ze, technisch gesproken, de extra beveiliging van de touwen moesten gebruiken. Maar zij had evenveel haast als Sloane om het terras te bereiken. Op een onuitgesproken signaal maakten ze beiden hun touwen los en liepen ze zo snel ze konden het pad op. Een laatste stuk rots was binnen een minuut genomen. Het terras was circa vijf meter breed, liep iets af en was begroeid met gras en cactusplanten. Roerloos stonden ze voor zich uit te staren.

Er was niets. Geen stad, geen nis, niets dan het naakte rotsplateau dat eindigde in een zoveelste rotswand, zeven meter verderop, die minstens honderdvijftig meter steil omhoogliep.

'O, shit,' kreunde Sloane. Ze zakte zichtbaar ineen. Ongelovig speurde Nora opnieuw het hele plateau af. Niets, maar dan ook niets. Haar ogen begonnen te prikken en ze wendde haar blik af.

En toen keek ze voor het eerst naar de overkant van de canyon. Daar, in de rotswand tegenover hen, vormde een gigantische nis een boog over de hele lengte van de canyon, halverwege de aarde en de hemel. De ochtendzon scheen er onder een perfecte hoek in en schoot een wig van bleek licht in de verste uithoeken onder de enorme boog. En daarin lag de ruïne van een stad. Vier grote torens rezen op vanuit de hoeken van de stad en daartussen lag een ingewikkeld stelsel van huizen en ronde kiva's, gestippeld met zwarte ramen en ingangen. De ochtendzon verguldde de wanden en torens tot een droomstad: onstoffelijk, een luchtspiegeling die zomaar kon verdampen in de woestijnlucht.

Het was de meest perfecte Anasazi-stad die Nora ooit gezien had: mooier dan Cliff Palace en even groot als Pueblo Bonito. Sloane keek naar Nora. En toen draaide ook zij zich langzaam om naar de overkant van de canyon. Haar gezicht trok lijkwit weg. Nora sloot haar ogen, kneep ze dicht en opende ze weer. De stad lag er nog. Langzaam liet ze haar blik over het panorama glijden en dronk ze de aanblik in. Midden in de stad zag ze de ronde omtrek van een Grote Kiva: de grootste die ze ooit had gezien, en met het dak er nog op. Een intacte Grote Kiva... zoiets was nog nooit gevonden.

Ze zag hoe de nis zelf een eind achter de rand van het plateau begon, zodat hij vanaf de grond onzichtbaar was. De grote zand-steenrots boven de nis bolde naar voren in een boog die minstens vijftien meter uitstak boven de bodem van de nis. Door deze gelukkige samenloop van geologie en erosie kon de stad zo verborgen liggen, niet alleen onzichtbaar vanaf de grond en van bovenaf, maar ook vanaf de tegenover gelegen canyonrand. Even schoot er een gedachte door haar heen: Ik hoop dat mijn vader dit gezien heeft. Plotseling begaven haar knieën het. Langzaam liet ze zich op de grond vallen. Vanuit haar zittende houding bleef ze naar de overkant van de vallei staren. Er klonk een ritselend geluid toen Sloane naast haar knielde.

'Nora,' kwam de stem, de eerbiedige toon wat verlicht door een heel klein spoortje ironie, 'volgens mij hebben we Quivira gevonden.'

25

'Wat denk jij?' mompelde Sloane tegen Nora.

Lange tijd bleef het stil. Nora's ogen volgden het plateau dat rond de canyon liep. Waar het plateau een smalle richel glijvlakken vormde, zag ze dat er een ondiepe groef was uitgesleten in de zandsteen, ontstaan door talloze prehistorische voeten. Een deel van haar registreerde dit alles gevoelloos. Een ander deel van haar was mijlenver weg, nog steeds geschokt, niet in staat de gigantische omvang van de ontdekking te bevatten.

Het gevoelloze deel zei dat ze terug moesten naar de anderen, de apparatuur meebrengen en een formele survey beginnen. 'Waarom ook niet,' antwoordde ze. 'Kom op.'

Bevend stond ze op, gevolgd door Sloane. Een snelle wandeling als in een droom bracht hen naar het uiteinde van de canyon en de rand van de grote nis. Hier bleef Nora staan. Ze keken nu vanaf de andere kant op de ruïne neer, onder een scherpe hoek. De ochtendzon drong alleen door tot de voorste muren van de stad. De rest vervaagde in het donker onder de zware overhangende rots, een spookachtige ruïne die wegsmolt in purperen schaduw. Quivira bezat een elegante stijl en gaf een gevoel van evenwicht dat in tegenspraak was met de massieve stenen constructie. Het leek wel of de stad was gepland en aangelegd als eenheid, en niet langzamerhand gegroeid zoals de meeste andere grote Anasazi-rotswoningen. Er zaten nog resten van witkalk op de buitenmuren, en de Grote Kiva vertoonde sporen van wat ooit een op de buitenkant geschilderde blauwe schijf geweest moest zijn.

De vier torens stonden twee aan twee aan weerszijden van de nis, met de stad zelf er tussenin en de ronde Grote Kiva exact in het midden. Elke toren was circa zestien meter hoog. De voorste twee stonden op zichzelf en de achterste twee waren vastgemetseld aan het natuurstenen plafond van de nis.

De ruïne verkeerde in een schitterende staat, maar bleek bij nadere inspectie verre van perfect. Nora zag een aantal lelijke breuklijnen over de zijkanten van de vier torens lopen. Op een plaats was het metselwerk van een bovenverdieping afgepeld, zodat het donkere interieur zichtbaar werd. In de terrasbouwstad tussen de torens in was een aantal van de vertrekken op de tweede verdieping ingestort. Andere leken uitgebrand te zijn. Maar in het algemeen was de stad opmerkelijk goed bewaard gebleven, de gigantische muren opgetrokken uit rijen steen, gepleisterd met adobe. Tegen sommige muren stonden nog houten ladders. Honderden vertrekken lagen er intact bij, de daken nog op hun plaats - een ingewikkeld samenstelsel van vertrekken en kleinere ronde kiva's, bespikkeld met zwarte vensters en deuropeningen - de grote Kiva in het midden leek bijna ongerept. Het was een stad die voor de eeuwigheid gebouwd was.

Nora's ogen dwaalden naar de donkere uithoeken van de nis. Achter de torens, de terrasvormige huizenblokken en pleinen lag een smalle gang die tussen de achterkant van de stad en een lange rij brede graantorens door liep. De gang was laag en schemerig. Achter de graantorens leek een tweede, nog smallere doorgang te lopen, in feite niet meer dan een verzonken kruipruimte, die in duisternis gehuld was. Dat was ongebruikelijk: zoiets had Nora zelfs nog nooit gezien. In de meeste Anasazi-steden waren de graantorens rechtstreeks in de achterwand van de grot ingebouwd. Hoewel de archeoloog in haar deze observaties registreerde, merkte Nora dat haar handen beefden en dat haar hart bonsde met een furieuze snelheid.

'Is dit echt?' hoorde ze Sloane schor mompelen. Terwijl ze langzaam op de stad afliepen, werd op de rotswand naast hen een opmerkelijke serie rotstekeningen zichtbaar. Ze waren in verschillende lagen aangebracht, figuren over figuren heen geschilderd, een palimpsest van Anasazi-afbeeldingen in rood, geel, zwart en wit. Er waren handafdrukken, spiralen, sjamanistische figuren met gigantisch brede schouders en machtslijnen die vanuit hun hoofden uitwaaierden; antilopes, herten, slangen en een beer, samen met geometrische motieven waarvan ze de betekenis niet kenden. 'Kijk eens omhoog,' zei Sloane.

Nora volgde haar blik. Daar, zeven meter boven hun hoofden, stonden rijen negatieve handafdrukken: verf aangebracht over een hand die tegen de rots gehouden werd, een enorme menigte die ten afscheid zwaaide. Daarboven, op het koepelvormige dak zelf, hadden de Anasazi een ingewikkeld patroon geschilderd van kruisen en stippen in diverse formaten. Het geheel had iets vaag bekends. Toen drong het door. 'Mijn god, dat is een Anasazi-planetarium.' 'Ja. Dat is het sterrenbeeld Orion. En dat daar is Cassiopeia, geloof ik. Het lijkt op het planetarium van Canyon de Chelly, maar dan veel uitgebreider.'

Instinctief hief Nora haar camera. Meteen liet ze het toestel echter weer zakken. Later zou daar nog tijd voor zijn, meer dan genoeg tijd. Nu wilde ze het gewoon ervaren, meer niet. Ze deed een stap naar voren, aarzelde toen en wierp een blik op haar metgezel.

'Ik weet wat je bedoelt,' zei Sloane. 'Zo voel ik het ook. Het lijkt wel of wij hier niet thuishoren.'

'Dat is ook zo,' hoorde Nora zichzelf zeggen.

Sloane keek haar even aan. Toen draaide ze zich om en begon naar de ruïne te lopen. Nora volgde langzaam.

Toen ze de koele duisternis in liepen, versmolten hun schaduwen met die van de steen. Een vlucht zwaluwen barstte te voorschijn uit een reeks moddernesten boven hun hoofd en zwermden het zonlicht in, duikvluchten makend en kwetterend van ongenoegen over de inbreuk op hun privacy.

Ze liepen naar een groot plein voor de torens. Hun voeten zonken weg in het zachte zand. Nora keek omlaag en zag dat er bijna geen overblijfselen te zien waren aan de oppervlakte: een centimeters-dikke laag fijn, door de wind opgestoven zand bedekte alles. Voor de eerste toren bleef Nora staan en ze legde haar hand tegen het koele metselwerk. De toren was recht en secuur gebouwd, met een lichte helling naar binnen. Er waren geen deuren aan de voorzijde, waarschijnlijk zat de ingang aan de achterkant. Een paar gaten hoog bovenin zagen eruit als schietgaten voor pijl en boog. Ze tuurde naar binnen door een van de scheuren aan de onderzijde van de toren en zag dat het metselwerk minstens drie meter dik was. De torens waren duidelijk bestemd voor verdediging. Sloane liep om de voorzijde van de toren heen met Nora in haar kielzog. Vreemd, dacht ze, hoe ze instinctief bij elkaar bleven. De stad had iets verontrustends, iets dat ze niet direct onder woorden kon brengen. Misschien was het de defensieve aard van de plek: de massieve muren, het gebrek aan deuren op de begane grond. Er lagen zelfs hopen ronde stenen opgestapeld op enkele van de voorste daken, duidelijk bestemd om als wapens op de hoofden van indringers te worden gegooid. Of misschien was het de absolute stilte in de stad, de poederige geur van het stof, de zwakke geur van bederf die haar parten speelde.

Ze keek naar Sloane. Die had zich van de schok hersteld en stond in haar schetsboek te krabbelen. Haar kalme aanwezigheid was een geruststelling.

Ze keek weer naar de toren. Aan de achterkant zag ze op de eerste verdieping een kleine sleutelgat ingang, gedeeltelijk ingestort. De ingang was te bereiken vanaf een plat dak waarop een houten ladder stond, perfect bewaard gebleven. Ze liep naar de ladder en klom voorzichtig het dak op. Sloane klapte het schetsboek dicht en volgde haar. Even later doken ze de deuropening door en stonden ze in het donker van de toren omhoog te staren.

Zoals ze al verwacht had, was er binnen geen trap. In plaats daarvan stond in het midden, op een stelsel van planken, een reeks palen met inkepingen. Vanuit de binnenwanden staken stenen uit als voetsteunen. Nora had een dergelijke constructie al eerder gezien, bij een ruïne in New Mexico, het Shaft House. Om de toren in te klimmen moest je met gespreide benen omhoog, één voet op de inkepingen in de palen, de andere over de stenen die als voetsteunen in de muur gemetseld waren. Het was een weloverwogen moeizame en onveilige manier van klimmen waarbij alle vier de ledematen van de klimmer gebruikt werden. Van boven af konden verdedigers de omhoogklimmende indringers naar beneden schieten met stenen of pijlen. Helemaal boven in de toren stak de laatste paal-ladder door een kleine opening in een vertrekje vlak onder het dak: de laatste toevlucht wanneer de stad werd aangevallen.

Nora keek naar de enorme scheuren in de wanden en naar de paal-ladders, waarvan het hout half vergaan was zodat ze broos en onstabiel geworden waren. Zelfs toen ze nieuw waren moest dit een afgrijselijke klimpartij geweest zijn, maar nu was het ondenkbaar dat de toren beklommen kon worden. Ze knikte naar Sloane en ze doken terug door de deuropening. Ze keerden terug naar de achteruitgeschoven voormuur van de stad zelf. Een verkenning van de torens zou moeten wachten.

Toen Nora wegliep van de toren, kwam ze aan bij de voet van het dichtstbijzijnde huis. In de loop der eeuwen was stuifzand hoog opgewaaid tegen de voormuren. Hier en daar lag het zand zo hoog dat je naar het vlakke dak boven de hogere verdiepingen kon klimmen, en daarvandaan naar de verdiepingen van de huizen zelf. Achter de huizen zag ze de ronde vorm van de Grote Kiva en de gestileerde blauwe schijf die in de gevel was uitgehakt, onder een witte band. Sloane kwam zwijgend aanlopen en keek van Nora naar de zandhoop. Opnieuw besefte Nora dat ze volgens het protocol nu terug moesten om de anderen op te halen en een formeel verkenningspatroon moesten aanhouden. Maar ze besefte ook dat niemand, zelfs Richard Wetherill niet, ooit een dergelijke Anasazi-stad had gevonden. De drang om op verkenning uit te gaan was zo sterk dat ze er geen weerstand aan konden bieden.

Ze krabbelden de zandberg op naar de daken boven de begane grond. Voor hen lag nu een rij donkere, kleine ingangen. Toen Nora omkeek zag ze langs de rand van het dak, gedeeltelijk begraven in het zand, acht schitterende St. Johns polychroom-potten in perfecte conditie staan. Drie ervan hadden hun zandstenen deksels nog. De vrouwen bleven bij de dichtstbijzijnde ingang staan. Weer voelden ze die vreemde aarzeling. 'Kom, we gaan naar binnen,' zei Sloane uiteindelijk.

Nora bukte zich om de deur door te gaan. Langzamerhand, toen haar ogen gewend raakten aan het schemerlicht, zag ze dat het vertrek niet leeg was. Aan de overkant lag een vuurplaats met een stenen comal. Daarnaast stonden twee geribbelde kookpotten, zwartgeblakerd van de rook. Een ervan was opengebroken zodat er piepkleine Anasazi-maïskolven over de grond gerold waren. Hamsterratten hadden een nest gebouwd in een van de hoeken, een slordige hoop stokken en cactushulzen onder een dikke laag stront. Het hele vertrek was gevuld met de bijtende geur van hun urine. Toen Nora verder naar binnen stapte, zag ze aan een haak bij de deur een paar sandalen van geweven yuccavezel hangen.

Sloane knipte haar zaklamp aan en liet het licht op een donkere deuropening in de verste muur schijnen. Nora stapte de tweede kamer in en zag dat die een gecompliceerd geschilderd patroon langs de gepleisterde muren vertoonde. 'Een slang,' zei ze. 'Een gestileerde ratelslang.'

'Ongelooflijk.' Sloane liet de stralenbundel langs het motief glijden.

'Alsof het gisteren geschilderd is.' Het licht bleef rusten in een nis in een van de wanden. 'Kijk eens, Nora, hier ligt iets.'

Nora kwam dichterbij. Het was een bundel van geitenleer, ter grootte van een vuist, strak opgerold en vastgebonden.

'Een medicijnbundel,' fluisterde ze. 'Een berggrondbundel, zo te zien.'

Sloane staarde haar aan. 'Ken jij iemand die ooit een intacte Anasazi-medicijnbundel heeft gevonden?' vroeg ze.

'Nee,' antwoordde Nora. 'Volgens mij is dit de eerste.'

Ze bleven even in het vertrek staan en ademden de eeuwenoude lucht in. Toen merkte Nora een derde deuropening op. Die was kleiner dan de vorige en leek toegang te bieden tot een voorraadkamer.

'Jij eerst,' zei Sloane.

Nora liet zich op haar handen en knieën vallen, kroop de lage deuropening door en kwam overeind in een muffe ruimte. Sloane volgde haar. De gele lichtstraal prikte door een sluier van stof heen, opgeworpen door hun binnenkomst. Langzamerhand begonnen er voorwerpen en kleuren zichtbaar te worden vanuit de schemering, en Nora's verstand begon dingen te herkennen temidden van de chaos.

Tegen de achterwand stond een rij heel bijzondere potten: glad, gepolijst, beschilderd met fantastische geometrische motieven. Uit de opening van een van de potten stak een bundel gebedsstokjes met houtsnijwerk, veren aan het uiteinde en beschilderd. Zelfs in het matte licht glansden de kleuren hen tegemoet. Daarnaast lag een lang, stenen palet in de vorm van een enorm blad, waarop een tiental fetisjen van verschillende dieren stond, gemaakt van halfedelsteen. Op elke rug was met een streng pezen een pijlpunt vastgebonden. Daarnaast stond een kom vol perfecte, heel kleine vogelpijlpunten, stuk voor stuk van het zwartste obsidiaan gemaakt. Daar vlakbij stond een stenen wandbank waarop zorgvuldig een aantal artefacten was gerangschikt. Terwijl Nora's blik met stijgend ongeloof ronddwaalde, zag ze een vergane geitenleren zak waaruit een verzameling wonderstenen was gerold, een aantal wiegplanken en een stel schitterende tassen, geweven van apocynumvezels en gevuld met rode oker.

Hier in het binnenste van de ruïnestad heerste absolute stilte. In dit vertrek ligt meer, dacht Nora, dan de grootste musea in hun hele collectie hebben.

Ze volgde de lichtbundel die steeds opmerkelijker objecten bescheen. De schedel van een grizzlybeer, versierd met blauwe en rode verf-banen, bundels gras in de oogkassen gepropt. De ratels van een ratelslang vastgebonden aan het uiteinde van een beschilderde stok waaraan een menselijke schedel was bevestigd. Een groot stuk mica, uitgesneden in de vorm van een angstaanjagend grijnzende schedel, de tanden ingelegd met bloedrode kornalijn. Een kwartskristal in de vorm van een maïskever. Een schitterend geweven mand, de buitenzijde bekleed met honderden kleine, iridiserende borstveren van kolibries.