Brand in Scheveningen

 

Mijn meest heikele uurtjes – of moet ik zeggen: hete minuten – vonden plaats op 27 augustus 2007.

Als hij die dag tien minuten eerder was geweest om mij af te lossen, had ik collega Pieter Hengel de sleutels overhandigd, medegedeeld dat het wederom “een kalm zeetje” was en het pand verlaten.

Nu zou ik met een absolute primeur voor Holland Casino worden geconfronteerd.

De floormanager speelautomaten belde. Zijn stem klonk overduidelijk ongerust.

“Marco, we hebben rookontwikkeling aan een sign van de speelautomaten op de tweede verdieping. Kan jij even komen kijken?”

Terwijl ik mij richting de speelzaal spoedde, toetste ik het nummer van de SRC in.

Deze waren gelukkig al op de hoogte gebracht door de collega’s van de Lokale Beveiliging Groep (LBG), die intern als een soort conciërge/portier fungeerden vanuit hun kantoor tegenover de personeelsingang beneden in het gebouw.

Op een groot scherm had men gezien dat de rookmelders nummer zoveel en zoveel waren afgegaan. Dankzij de automatische doormelding betekende dit dat de plaatselijke brandweer ook al onderweg moest zijn.

Toen ik in het desbetreffende gedeelte aankwam waren zojuist twee floormanagers druk bezig in een poging de neon reclame-uiting met behulp van een poederblusser te doven, aangezien de rook nu grotendeels had plaatsgemaakt voor een aantal vlammen, die de Sizzling Hot machines – zo heetten ze echt! – wel heel letterlijk probeerden te promoten.

Aanvankelijk leken de blusapparaten afdoende. De vlammen leken bedwongen en al wat overbleef was een overschot aan rook, blusschuim en waterschade. De machines konden morgenochtend meteen met het grof vuil mee, zo bedacht ik, de rotzooi aanschouwend.

Ik wilde juist de beide leidinggevenden een compliment maken voor hun kordate optreden toen bleek dat de Sizzling Hot nog niet helemaal afgeschreven was: uit het niets laaide het vuur weer op. De voorzichtige vlammen hadden nu plaatsgemaakt voor een uitslaande brand. En de rookontwikkeling was nu met een factor 10 vergroot.

Op dat moment verscheen de brandweercommandant ter plaatse, begeleid door Ab van Duren, die op die avond de SRC leidde.

“Dit ziet er niet goed uit,” aldus de korpschef. “We gaan ontruimen!

Nu!”

In al die jaren van haar bestaan had Holland Casino natuurlijk wel eerder te maken gehad met ontruimingen. Maar in vrijwel alle gevallen betrof het een situatie waarbij absoluut geen acuut gevaar was voor gasten en personeel. Soms viel de stroom uit, soms schoot de sprinklerinstallatie om volstrekt onverklaarbare redenen in storing, of liet de airco ons zo hopeloos in de steek dat de temperatuur binnen gewoonweg te hoog opliep en de dienstverlening moest worden gestaakt.

Ook was er wel eens een klein brandje geweest, vaak in de keuken en een heel enkele keer in de speelzaal zelf.

Een onverlaat had namelijk ooit in Zandvoort het idee opgevat om eens uit te zoeken of de aldaar aanwezige decoratieve palmbomen konden branden. Nou, dat konden ze. Die dingen kwamen nog uit een tijd toen over brandbestendig decoratiemateriaal nog niet eens werd nagedacht. Een ware steekvlam was het gevolg en wanneer er niet meteen afdoende was opgetreden, nou, dan had Zandvoort waarschijnlijk een paar jaartjes eerder moeten gaan verbouwen.

Vrijwel iedere leidinggevende van het middenkader had de desbetreffende zwart-witbeelden uit de oudste vestiging inmiddels wel een keer gezien en begreep dat op dergelijke momenten het bewaren van kalmte en het tonen van leiderschap en overtuiging van evident belang waren bij dergelijke calamiteiten.

Verder konden we op het gebied van situaties waarbij sprake was van een brand(je) alleen putten uit de ervaring van ontruimingsoefeningen die keurig ieder jaar werd ingepland.

De balorigheid droop tijdens dergelijke trainingen werkelijk van de verzamelde massa af, waardoor de effectiviteit van de oefening – om het metaforisch te stellen – vrijwel altijd in rook opging.

Maar nu was het geen oefening.

Nu was het voor het echie.

Wat er toen allemaal gebeurde ging zo verschrikkelijk snel dat ik de dag daarop niet eens meer precies kon navertellen wie-watwaar-wanneer-waarom had gedaan. Ik weet nog wel dat ik me realiseerde dat we te maken hadden met een pand waar op dat moment op vier verschillende verdiepingen tegelijk werd gespeeld.

Daarom maakte ik voor ieder van die verdiepingen een van de floormanagers verantwoordelijk, met de opdracht aan eenieder om het zojuist aan hen toegewezen gebied direct te ontruimen.

Nadat gasten en medewerkers die area verlaten hadden, zouden zijzelf als laatste de ruimte checken en mij daar telefonisch van op de hoogte brengen.

Bijkomend probleem was ook nog dat de eerste tot en met de derde verdieping van het aanpalende pand eveneens door Holland Casino Scheveningen – van de plaatselijke politie – werd gehuurd. Hierin bevonden zich onder meer de kantoren, de kleedkamers en de bedrijfskantine.

Over de verdieping waar het kantoorpersoneel dagelijks bivakkeerde hoefde ik me geen zorgen te maken. In navolging van het hoofdkantoor is deze etage altijd om klokslag vijf uur compleet verlaten.

In de personeelsruimte waren uiteraard nog wel personen aanwezig, genietend van hun pauze. Snel informeerde ik bij de korpschef of dit pand ook moest worden ontruimd. Ik neem aan dat de brandweerbaas tijdens de rit naar de Kurhausweg 1 de plattegrond goed in zijn hoofd had geprent, want hij reageerde meteen met de opmerking dat voor deze groep vooralsnog “geen enkel gevaar” was.

Nog geen tien seconden daarna hoorde ik door de omroepinstallatie voor het eerst sinds mijn carrière een echte (!) code voor acute ontruiming.

Bij Holland Casino wordt, in geval van een calamiteit, voor de algehele communicatie gebruikgemaakt van twee verschillende vaste uitspraken.

Indien er sprake is van een situatie waardoor de speelzaal moet worden ontruimd, maar wanneer er daarbij geen haast is vanwege het ontbreken van direct gevaar voor gasten en/of medewerkers, klinkt er een minder urgente codetekst door het luidsprekersysteem.

Het is er bij iedereen binnen de organisatie werkelijk ingestampt dat na een dergelijke call de speelzaal over vijf minuten moet worden ontruimd. Concreet betekent dit dat de croupiers aan de speeltafels tegen hun respectieve gasten mededelen dat “dit de laatste speelronde is, waarna de zaal zal worden ontruimd”.

Indien men zojuist een spelronde heeft beëindigd, wordt de speeltafel onmiddellijk gesloten.

Een floormanager helpt snel met het ontgrendelen van de cash- en troncboxen die onder begeleiding van een tablemanager naar de kluis worden gebracht. In deze ijzeren kistjes zitten de bankbiljetten welke aan de speeltafels door de gasten zijn gewisseld voor speelfiches (cashbox) en de fooien die door het personeel in dank zijn aanvaard (troncbox).

Bij de speelautomaten wordt naast de omroepinstallatie eveneens gebruikgemaakt van de persoonlijke interactie tussen medewerker en gast om laatstgenoemde richting uitgang te doen bewegen.

Natuurlijk zal het personeel op andere afdelingen ook de clientèle richting uitgang dirigeren, maar voor de fruitautomaten is de stevigere aanpak een stuk effectiever.

Achterliggende gedachte hierbij is dat wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat spelers aan de gokkasten het moeilijkst zijn te overreden om hun machine los te laten en het pand te verlaten.

Een luguber voorbeeld hiervan is de brand in het voormalige MGM Grand casino aan de Strip in Las Vegas, in 1990. Daar brak brand uit in een van de vele restaurants van het hotel, niet eens in de speelzaal zelf. Het vuur greep razendsnel om zich heen, volgens de plaatselijke brandweer met een snelheid van 4,5 tot 5,5 meter per seconde.

Zwart-witbeelden lieten gasten zien die, in tegenstelling tot anderen die in paniek langs hen heen renden, heel relaxed hun spelletje op de fruitautomaat bleven spelen. Af en toe met hun handen wapperend om hun immer tanende zicht op de blinkende machines door de steeds dikker wordende rook een halt toe te roepen.

Er was zelfs een heerschap die heel eenvoudig een machientje opschoof wanneer de wild om zich heen slaande vlammen het apparaat naast hem hadden bereikt.

In de puinhopen werd later een dame geheel verkoold aangetroffen, vast gesmolten aan haar automaat... op nog geen vijf meter van de uitgang.

Overigens, van Aziaten is algemeen bekend dat het gokken om geld in het bloed zit en daarom zou kunnen worden gedacht dat deze bevolkingsgroep het moeilijkste uit een gokhol te verwijderen is in het geval van een calamiteit. Het tegendeel is waar.

Bij de eerste rookontwikkelingen in het MG Grand brak het voltallige segment oostelijk halfrond een wereldrecord gezien het tempo waarmee de uitgang werd opgezocht. Daarnaast spelen Aziaten ook niet of nauwelijks op een fruitkast, maar hebben het hart verpand aan Blackjack en vooral Punto Banco.

Grote spelers zijn meer dan gemiddeld aan de roulette terug te vinden. Hoewel de emoties hier door de enorme inzetten soms hoog kunnen oplopen, bleef er toch nog genoeg gezond verstand over om de waardechips onbeheerd achter te laten en zo snel mogelijk het casino te verlaten.

Spelers met een geringer budget kunnen over het algemeen prima bij de slotmachines terecht. Zelfs voor de kleinste beurs is er nog wel een automaat te vinden.

Daarnaast mag een floormanager bij de speelautomaten zich ook verheugen in de aanwezigheid van relatief veel senioren. De reden hiervoor is eenvoudig: men kan aan de automaat niet alleen zelf het tempo bepalen, wat dus een stuk lager ligt dan bij tafelspelen, maar men hoeft zich ook geen zorgen te maken dat andere spelers hen onheus gaan bejegenen indien er in de ogen van de andere gasten een ‘fout’ wordt gemaakt bij het kopen of passen aan de Blackjack.

Deze laatste groep is nauwelijks van de plaats te krijgen. Men leek in trance achter hun persoonlijke blinkende automaat en wenste niet gestoord te worden. Ook niet voor zoiets onbeduidends als een brandje. Pfff, dat beetje rook, daar konden ze heus wel tegen, hoor!

Gedurende het gehele proces van ontruiming zijn verschillende medewerkers van het casino tot het allerlaatste moment bezig geweest om de gasten ertoe te bewegen het pand te verlaten.

Sommigen van hen hebben die heldendaad met hun leven moeten bekopen, want aan het eind van het liedje waren er ruim zevenhonderd gewonden en vijfentachtig doden te betreuren, waaronder een relatief groot aantal fanaten aan de fruitmachines.

En medewerkers!

In een flits schoten dergelijke doemscenario’s door mijn hoofd en gaf daarom de leidinggevenden de extra opdracht mee om individuen die weigerden de speelzaal te verlaten “desnoods een dreun te verkopen. Naar buiten, allemaal!”

“Maar wat nou als een of andere gek dan toch niet wil vertrekken,” wilde iemand nog weten.

“Dan is het jammer, maar dan moet je echt aan jezelf denken.

Oké, rennen nu!”

Ongeveer een tweetal minuten na het startsein voor de ontruiming werd ik aangeklampt door de korpschef van de brandweer.

Uit verschillende metingen bleek dat er geen stoffen waren vrijgekomen die gevaarlijk zouden kunnen zijn voor de volksgezondheid.

“Er is geen koolmonoxide aangetroffen, meneer Rosman. Nu het vuur definitief is geblust, hoeft u dus niet verder te ontruimen. Wat mij betreft mag iedereen zelfs nu alweer naar binnen.”

Een welkome boodschap.

Ik heb vlug nog even met een floormanager overlegd, maar toen toch maar besloten om het pand alsnog geheel te ontruimen.

Ik had hiervoor twee redenen. Ten eerste zag ik geen heil in de totale chaos die ongetwijfeld zou gaan ontstaan wanneer ik nu ging rondbellen met de tekst dat iedereen gewoon binnen mocht blijven.

Praktisch zou dat sowieso een raar schouwspel worden omdat vrijwel alle medewerkers niet in het bezit waren van een telefoon.

Aan de ene kant de gasten naar buiten duwende tafelleider en drie meter verderop zijn collega, die de croupier weer opdracht geeft om de kaarten te gaan schudden.

“Het gevaar is geweken, we gaan weer pokeren, mensen.”

Het personeel mocht via persoonlijk contact wel worden geïnformeerd over het feit dat er geen dreiging meer was, maar daarbij moest wel worden vermeld dat de gasten hierover vooralsnog niet mochten worden geïnformeerd.

In het verlengde hiervan maakte ik me grote zorgen indien in de rookkanalen alsnog het vuur zou oplaaien. Een tweede verzoek tot verlaten van de speelruimte zou zeker minder serieus worden genomen of in ieder geval een stuk minder snel worden opgevolgd.

Snel wendde ik me tot de bedrijfskantine, waar een aantal collega’s opgelucht adem konden halen nu bekend werd dat het gevaar geweken was. Ik legde zo rustig mogelijk uit wat er precies aan de hand was zodat de massa hun collega’s in de speelzaal konden gaan assisteren. Men mocht daarbij aangeven dat het gevaar geweken was, maar een en ander moest wel discreet worden medegedeeld, zodat de clientèle onze aanwijzingen gedwee zouden blijven opvolgen.

Een tablemanager bleek echter geenszins van plan te zijn om de rest te gaan helpen. De laatste minuten had hij angstig uit het raam staan staren, waarbij hij de aanrijdende brandweerauto’s en de naar buiten stromende massa had gadegeslagen. Hoewel ik refereerde aan de woorden van de brandweercommandant, bleef hij weigeren.

“Ik wil eruit, ik wil eruit. Al die mensen gaan er toch ook uit? Ik wil naar buiten,” spuide hij in een welhaast panische angst.

Zijn reactie viel me tegen. Hier was sprake van iemand die torenhoge ambities had. Iemand die altijd gevraagd en ongevraagd mededeelde dat “een leidinggevende voorop moet gaan, vooraan moet staan, wanneer de situatie daarom vraagt.”

Deze jongen heeft in een later stadium nog meerdere malen tevergeefs gesolliciteerd naar een hogere functie, zoals die van pokermanager en floormanager.

Ik heb daar iedere keer persoonlijk een stokje voor gestoken. Afgewezen.

Angsthazen kun je in een dergelijke functie nu eenmaal niet hebben.

Mijn belangrijkste overweging om de ontruiming tot de laatste gast door te laten gaan, was echter een heel andere. Eentje die eigenlijk geheel niet gastvriendelijk was.

Tenminste, geheel niet gastvriendelijk op dat moment, maar in mijn ogen misschien wel op de (middel)lange termijn.

Tientallen keren had het personeel van Holland Casino in de daarvoor liggende decennia meegedaan aan ontruimingsoefeningen.

Iedere keer waren de rapportages van de afnemende instantie vrijwel identiek. Een geordend geheel; rustig en bekwaam personeel; duidelijke communicatie; wel enigszins lacherig reageren op calamiteiten; enzovoort.

Nu – zonder gevaar (!) – hadden we dan eindelijk eens de mogelijkheid om te bekijken hoe gasten en medewerkers echt zouden reageren op een dergelijke situatie. Ik had er voor mijzelf al wel eentje genoteerd: de ambitieuze tafelleider was er eentje die tijdens dergelijke trainingen het hoogste woord voerde, naar iedereen aanwijzingen schreeuwde, altijd vooraan stond, “gewoon omdat de situatie daarom vraagt”.

Het was een vreemde gewaarwording: links en rechts passeerden medewerkers mij. Soms vriendelijk de gasten begeleidend, soms half sjouwend en duwend aan een bejaarde dame en een enkele keer (gespeeld?) boos over het feit dat de gast in kwestie weinig tot geen zin had om richting het opvangpunt voor dergelijke calamiteiten te gaan.

Voor dergelijke gevallen hadden we een samenwerkingsverband met het Kurhaus, onze oude huisvesting aan de overzijde van de straat. Vanuit het enorme raam in de Cercle Privé – een met koordjes en oplettende tablemanager half afgesloten ruimte, die alleen vrijelijk toegankelijk is voor de allergrootste spelers – kon ik zien dat reeds een flinke rij mensen die kant op ging.

Snel maakte ik nog een ronde over de tweede verdieping.

In Slot City, op nog geen tien meter van de plaats waar de brand was ontstaan, had een medewerker speelautomaten grote problemen om een gast ertoe te bewegen om het pand te verlaten.

“Weet je wel hoe koud het is, buiten? En die teringkasten begonnen net een beetje te lopen! Jullie doen het expres, het is een groot complot. Een complot!”

Een korte dreiging met een entreeverbod voor onbepaalde tijd was gelukkig voldoende om meneer alsnog voor de collega uit de roltrap af te gaan.

Nu de tweede etage ontruimd was rende ik de trap af naar de eerste. Hier was door de verantwoordelijke leidinggevenden prima werk verricht. Alle gasten waren reeds weg en slechts een klein aantal medewerkers was achtergebleven om de waardechips met hun aanwezigheid te bewaken. Uiteraard waren zij op de hoogte van het feit dat er geen gevaar meer was.

“De toiletten zijn gecheckt en vervolgens afgesloten,” aldus de floormanager.

Prima, zo bedacht ik me. Nu alleen de begane grond nog.

Ik ging vanaf de eerste verdieping met de roltrap naar beneden, richting de ontvangstruimte. Hoewel ik daar een vrijwel lege ruimte verwachtte aan te treffen, was het nog een drukte van belang. De bedrijvigheid op de Albert Cuyp was er niets bij.

De floormanager front office was klaarblijkelijk nog niet op de hoogte van de huidige situatie, want deze liep volledig onsystematisch in de rondte. Het ene moment roepende dat men zich richting de uitgang moest begeven,

Zeg dan meteen dat ze naar het Kurhaus moeten gaan
het volgende moment uiterst beleefd en geduldig een jas aangevend, aan een oudere dame bij de garderobe.

Godverdomme! Ze hebben toestemming gegeven om eerst hun jas bij de garderobe op te halen. Tering!

Rap hebben we toen alsnog iedereen de voordeur uitgezet met de mededeling dat hun jas in goede handen was. Bovendien was het geen slecht weer en bedroeg de afstand naar het Kurhaus slechts een krappe honderd meter. De draaideur werd stop gezet. De deur ging op slot. Klaar, stop de tijd.

Geen doden, noch gewonden.

Binnen een kwartier was iedere medewerker op de hoogte gebracht van de geruststellende woorden van de brandweer en werden de gasten weer verwelkomd. Toen ik weer een halfuur later een laatste ronde door de speelzaal maakte, werd er alweer luid gekankerd over de ongelukkige uitkomst van het spel, draaiden de speelautomaten weer op volle toeren en bleek de stank van gesmolten ijzer en plastic geen beletsel voor het bestellen van een broodje kroket of – zoals een grapjas het verkondigde – “een portie vlammetjes graag. Het kan mij niet heet genoeg zijn.”

Kortom, het was alsof de brand nooit had plaatsgevonden.

Thuis bekeek ik later die avond de uitzendingen van Shownieuws, Hart van Nederland en de meer serieuze media. De brandweerauto’s maakten meer lawaai dan in het echt en de twee of drie gasten die men aan het woord liet, hadden nauwelijks een goed woord over voor de acties van het personeel. Verder had men “uit betrouwbare bron” vernomen dat er in totaal zo’n tweehonderdvijftig gasten binnen waren ten tijde van het ontstaan van de brand. De precieze cijfers zijn mij nooit verteld, maar – om in hetzelfde jargon te blijven – ik steek mijn handen ervoor in het vuur dat het getal duizend veel dichter bij de waarheid zat. Behoorlijk negatieve berichtgeving dus.

Ik realiseerde me toen overigens wel meteen dat ik had verzuimd om een representatieve collega buiten te posteren. Deze had in ieder geval de toegestroomde media onze kant van de zaak kunnen laten belichten.

Terwijl ik in bed kroop, meldde ik deze misser aan Anita. Zij kon er hartelijk om lachen.

“Hahaha. Luister schat, er zijn geen doden of gewonden gevallen. Nog nooit was er zoiets gebeurd bij Holland Casino. Nu gebeurde het en jij was verantwoordelijk. Alles is toch goed gegaan? Maak je niet druk, ze zullen je morgen een aantal veren in je reet steken.”

De volgende dag moest ik me inderdaad bij de directeur melden.

Ik hoopte op een levendige discussie over de zaken die we als personeel allemaal goed hadden gedaan en welke zaken we bij een eventuele volgende calamiteit nog beter zouden kunnen organiseren.

En stiekem, heel stiekem hoopte ik op een lofuiting waaraan de grootste waardering vanuit de organisatie, voor een medewerker, was gekoppeld: de incentive. Oftewel, een gratis studiereis naar het Mekka voor alle casinofreaks: Las Vegas.

De directeur begon echter meteen met het aanstippen van de afwezige collega voor het casino.

Die had ik zien aankomen, niks aan de hand. Maar nu zouden goud, mirre en wierook feestelijk aan mij worden overhandigd door een emotionele vestigingsdirecteur.

“De roltrappen waren niet uitgezet, Marco! Daardoor had een gevaarlijke situatie kunnen ontstaan. Verder...”

Ik had al eerder geschreven dat mijn gehoor zeker niet top is, maar nu overstemde het suizen in mijn oren het complete relaas van mijn baas. Ik heb echt geen flauw benul wat de man mij nog meer heeft toevertrouwd, maar ik weet alleen zeker dat daar niet de woorden “bedankt” of “gelukkig geen slachtoffers, goed gedaan” tussen zaten. Laat staan de gehoopte zinsnede waarin in ieder geval de woorden “incentive” en “gefeliciteerd” voorkwamen.

Toen ik even later weer buiten het kantoor stond, moest ik onwillekeurig terugdenken aan de woorden van mijn Anita.

Nee, er waren geen veren in mijn achterste gestoken, maar ik had daarentegen wel het gevoel dat er zojuist iets hard(s) in mijn derrière was geschoven.

Ik keek op mijn horloge.

De hele ‘levendige discussie en alle loftuitingen’ hadden dezelfde tijd in beslag genomen als het ontruimen van de speelzaal die avond daarvoor.

Vier minuten.